• No results found

De bestrijding van islamitisch terrorisme in België en de Verenigde Staten: een analyse van de (straf)wetgeving. Een rechtsvergelijkend onderzoek

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De bestrijding van islamitisch terrorisme in België en de Verenigde Staten: een analyse van de (straf)wetgeving. Een rechtsvergelijkend onderzoek"

Copied!
141
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE BESTRIJDING VAN ISLAMITISCH

TERRORISME IN BELGIË EN DE

VERENIGDE STATEN: EEN ANALYSE

VAN DE (STRAF)WETGEVING

EEN RECHTSVERGELIJKEND ONDERZOEK

Aantal woorden: 49.934

Maxine Laerte

Studentennummer: 01407307

Promotor(en): Prof. dr. Wim Hardyns

Commissaris: Lana De Pelecijn

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de Rechten

(2)

2

ABSTRACT

De aanslagen op 11 september 2001 hebben het islamitisch terrorisme wereldwijd op de kaart gezet. De impact van deze aanslagen op de Verenigde Staten en elders ter wereld was enorm. Aan een ongeziene snelheid nam de Verenigde Staten de USA PATRIOT Act aan. Deze terreurdaden betekenden eveneens een keerpunt in de Belgische wetgeving. In het Belgische Strafwetboek werd een nieuwe titel Iter ingevoegd die voor het eerst voorzag in een specifieke rechtsgrond ter bestraffing van terroristische misdrijven. Dit betekende in de Belgische wetgeving het startschot van de uitbouw doorheen de jaren van een heus arsenaal aan terrorismewetgeving. Vervolgens waren de aanslagen op 22 maart 2016 in Brussel een nieuwe wake-up call voor de Belgische wetgever. Waarop de bestaande wetgeving opnieuw werd aangescherpt.

Het opzet van deze masterproef bestaat uit een analyse van de terrorismewetgeving die werd aangenomen in de Verenigde Staten en België na de aanslagen op 11 september 2001 tot op heden. De analyse gebeurt aan de hand van een rechtsvergelijkend onderzoek, met als doel een antwoord te vinden op de vraag in welke mate het Belgisch wetgevend kader inzake terreurbestrijding gelijkenissen en verschillen vertoont met het Amerikaans wetgevend kader inzake terreurbestrijding. Om tot een afdoende antwoord op deze vraag te komen werd het onderzoek gevoerd op drie vlakken. In eerste instantie werd nagegaan in hoeverre de mogelijkheid tot het uitroepen van een noodtoestand, wanneer zich een terroristische crisissituatie voordoet, wettelijk omkaderd is. Vervolgens werd een vergelijking gemaakt van de strafwetgeving inzake terrorisme. Ten slotte, werd onderzocht of de meest controversiële bepalingen uit de USA PATRIOT Act een tegenhanger vinden in het Belgische recht.

Dit onderzoek stelt vast dat de wetgevende landschappen worden gekleurd door een verschillende politieke achtergrond, wat vervolgens resulteert in verschillende contrasten op wetgevend vlak tussen België en de Verenigde Staten. In het algemeen worden de hiernavolgende tegenstellingen vastgesteld. De afwezigheid van een Belgisch wettelijk kader versus de aanwezigheid van een Amerikaans wettelijk kader inzake de noodtoestand. De steeds preventievere Belgische strafwet versus de repressieve Amerikaanse strafwet. De steeds verdergaande Belgische toezichtsbevoegdheden versus de te verregaande Amerikaanse toezichtsbevoegdheden. Doch wordt dit rechtsvergelijkend onderzoek voornamelijk gekenmerkt door nuances op de op het eerste zicht sterke tegenstellingen.

(3)

3

Dankwoord

Deze masterproef vormt het sluitstuk van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit van Gent. Ik voel mij vereerd dat ik mijn uitermate boeiende, leerrijke maar vooral heel amusante studententijd met deze masterproef mag afsluiten. In dit dankwoord grijp ik graag de kans om de personen die mij doorheen dit proces geholpen hebben, te bedanken.

Vooreerst richt ik mij graag tot mijn promotor, Prof. dr. Wim Hardyns, die me doorheen dit werk van lange adem geloodst heeft. Ik kreeg de kans om een masterscriptie te schrijven over een uiterst boeiend onderwerp dat me mateloos fascineert. De vrijheid die hij me gaf zowel bij de keuze als bij de invulling van dit onderwerp, stel ik ten zeerste op prijs. Eveneens wil ik mijn commissaris, Lana De Pelecijn, en contactpersoon, Marlies Sas, bedanken die mij op een constructieve en positieve wijze doorheen dit onderzoek begeleid hebben.

Vervolgens gaat een bijzonder woord van dank uit naar de Heer Paul Van Tigchelt, directeur van het OCAD, voor het interessant interview. Daarnaast bedank ik ook graag het team die het outreach-project mogelijk maakte. Deze expertise-uitwisseling tussen het OCAD en de academische wereld leverde naast een interessante dag, heel nuttige inzichten op voor het schrijven van deze masterproef.

Een groot woord van dank gaat uit naar mijn ouders die mij in eerste instantie de unieke kans gegeven hebben om de rechtenopleiding aan te vatten en mij vervolgens gedurende het volledige traject gesteund hebben.

Tot slot wil ik graag mijn medestudiegenoten en vriendinnen bedanken die mij gedurende mijn rechtenopleiding en in het bijzonder tijdens het schrijven van mijn masterproef onvoorwaardelijke steun geboden hebben.

(4)

4

Lijst met gebruikte afkortingen

Al-Shabaab AQAP AQIM

Arabisch voor ”Jongerenpartij” Al Qaeda in de Arabische Peninsula Al Qaeda in de Islamitische Maghreb BIM BOM CIA EVRM FTF FTO HTF Bijzondere inlichtingenmethoden Bijzondere opsporingsmethoden Central Intelligence Agency

Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens Foreign Terrorist Fighters

Foreign Terrorist Organization Homegrown Terrorist Fighters

IS Islamitische Staat ISIS/ISIL NSA OCAD VN 9/11

Islamitische Staat of Israël and Syria National Security Agency

Het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse Verenigde Naties

(5)

5

Inhoudsopgave

ABSTRACT ... 2

DANKWOORD ... 3

LIJST MET GEBRUIKTE AFKORTINGEN ... 4

ALGEMENE INLEIDING ... 9

1.SITUERING ... 9

2.PROBLEEMSTELLING ... 9

3.RELEVANTIE VAN HET ONDERZOEK ... 10

3.1 Maatschappelijke relevantie ... 10 3.2 Wetenschappelijke relevantie ... 10 4.ONDERZOEKSMETHODE ... 11 5.ONDERZOEKSOPZET ... 11 5.1 Centrale vraag ... 11 5.2 Deelvragen ... 12 6.AFBAKENING ... 12 7.OPBOUW ... 14

DEEL I: BEGRIPSOMSCHRIJVING TERRORISME ... 16

1.EEN OMSTREDEN BEGRIP ... 16

2.DEFINITIE IN DE RECHTSLEER ... 17

DEEL II: POLITIEKE PERCEPTIE VAN TERRORISME ... 18

1.VERENIGDE STATEN ... 18

1.1 Terreuraanslagen 11 september 2001 ... 18

1.2 Al Qaeda ... 18

1.3 Politiek discours ... 19

1.3.1 President George W. Bush ... 19

1.3.2 President Barack Obama ... 23

1.3.3 President Donald Trump ... 26

1.4 Institutioneel kader ... 29 1.4.1 Inlichtingendiensten ... 29 1.4.2 Fusion centers ... 30 2.BELGIË ... 31 2.1 Terreuraanslagen 22 maart 2016 ... 31 2.2 Islamitische Staat ... 31 2.3 Politiek discours ... 33 2.3.1 Vóór 22 maart 2016 ... 33 2.3.2 Na 22 maart 2016 ... 33 2.4 Institutioneel kader ... 36 2.4.1 Inlichtingendiensten ... 36

2.4.2 Het Orgaan voor de Coördinatie en de Analyse van de Dreiging ... 37

DEEL III: HET BELGISCH WETGEVEND KADER INZAKE TERRORISME ... 40

1.VÓÓR 11 SEPTEMBER 2011 ... 40

2.NA 11 SEPTEMBER 2001 ... 41

2.1 BOM-wet 2003 ... 41

2.2 Wet 19 december 2003 betreffende terroristische misdrijven ... 42

2.1.1 Artikel 137 Sw. ... 43

2.1.2 Artikel 138 Sw. ... 45

(6)

6 2.1.4 Artikel 140 Sw. ... 46 2.1.5 Artikel 141 Sw. ... 48 2.1.6 Artikel 141bis Sw. ... 48 2.1.7 Artikel 141ter Sw. ... 49 2.3 BOM-reparatiewet 2005 ... 49 2.4 BIM-wet 2010 ... 49

2.5 Wet 18 februari 2013 tot wijziging van boek II titel Iter van het Strafwetboek ... 52

2.5.1 Artikel 140bis Sw. ... 53 2.5.2 Artikel 140ter Sw. ... 54 2.5.3 Artikel 140quater Sw. ... 54 2.5.4 Artikel 140quinquies Sw. ... 55 2.6 Terro I ... 56 2.6.1 Artikel 140sexies Sw. ... 56 2.6.2 Uitbreiding telefoontaplijst ... 57

2.6.3 Artikel 23/2 Wetboek van de Belgische Nationaliteit ... 58

3.NA 22 MAART 2016 ... 58

3.1 Wettelijk kader noodtoestand ... 58

3.2 Terro II ... 59

3.3 Dataretentiewet 2016 ... 61

3.4 Terro III ... 62

3.5 Wet 14 december 2016 tot wijziging van het Strafwetboek wat betreft de bestraffing van terrorisme ... 64

3.6 Wet 25 december 2016 houdende diverse wijzigingen van het Wetboek van strafvordering en het Strafwetboek ... 67

3.7 Herziening BIM-wet 2017 ... 68

3.8 Wet 22 juli 2018 met het oog op de invoering van de bijzondere opsporingsmethode burgerinfiltratie ... 69

3.9 Wet 5 mei 2019 houdende diverse bepalingen in strafzaken ... 70

DEEL IV: HET AMERIKAANS WETGEVEND KADER INZAKE TERRORISME ... 72

1.VÓÓR 11 SEPTEMBER 2001 ... 72

2.NA 11 SEPTEMBER 2001 ... 73

2.1 Wettelijk kader noodtoestand ... 73

2.2 USA PATRIOT Act of 2001 ... 73

2.2.1 Titel VIII: materieel strafrecht ... 75

2.2.2 Titel II & V: controversiële bepalingen ... 83

2.3 USA PATRIOT Improvement and Reauthorization Act of 2005 ... 87

2.3.1 Sunset-clausules ... 88

2.3.2. Wijzigingen aan het materieel strafrecht ... 88

2.3.3 Wijzigingen aan de controversiële bepalingen ... 89

2.4 USA FREEDOM Act of 2015 ... 91

2.4.1 Wijzigingen aan het materieel strafrecht ... 92

2.4.2 Wijzigingen aan de controversiële bepalingen ... 93

2.5 USA FREEDOM Reauthorization Act of 2020 ... 94

2.5.1 Sunset-clausules ... 94

2.5.2 Wijzigingen aan de controversiële bepalingen ... 94

DEEL V: GELIJKENISSEN EN VERSCHILLEN TUSSEN HET BELGISCHE EN HET AMERIKAANSE WETGEVEND KADER .... 96

1.WETTELIJK KADER NOODTOESTAND ... 96

2.BELGISCHE TERRORISMEWETGEVING VERSUS USAPATRIOTACT ... 97

2.1 Algemeen ... 97

2.2 Strafwetgeving ... 98

2.2.1 Eerste vergelijking: reactie van de wetgever na de aanslagen ... 98

2.2.2 Tweede vergelijking: definitie terrorisme ... 99

2.2.3 Derde vergelijking: het verlenen van materiële hulp aan terroristen ... 100

2.2.4 Vierde vergelijking: nieuwe uitdagingen ... 102

(7)

7

2.3.1 Eerste vergelijking: huiszoeking ... 104

2.3.2 Tweede vergelijking: toezicht ... 105

3.SLOTBESCHOUWING ... 107

DEEL VI: KNELPUNTEN EN AANBEVELINGEN IN DE BELGISCHE WETGEVING ... 109

1.HET GEBREK AAN EEN WETTELIJK KADER BETREFFENDE DE NOODTOESTAND ... 109

1.1 Knelpunt ... 109

1.2 Aanbeveling ... 112

2.DE JURIDISERING VAN TERRORISTISCHE MISDRIJVEN ... 112

2.1 Knelpunt ... 112

2.2 Aanbeveling ... 113

3.IN DE VOETSPOREN VAN DE VERENIGDE STATEN: EEN STAP IN DE VERKEERDE RICHTING? ... 114

3.1 Knelpunt ... 114 3.2 Aanbeveling ... 114 CONCLUSIE ... 115 BIBLIOGRAFIE ... 118 WETGEVING ... 118 Internationale wetgeving ... 118 Europese wetgeving ... 118 Belgische wetgeving ... 118 Voorbereidende documenten ... 120 Amerikaanse wetgeving ... 122 Voorbereidende documenten ... 124 Deontologische documenten ... 124 RECHTSPRAAK ... 125 Belgische rechtspraak ... 125 Amerikaanse rechtspraak ... 125 RECHTSLEER ... 126 Boeken ... 126 Bijdragen in verzamelwerken ... 128 Bijdragen in tijdschriften ... 130 ONLINE BRONNEN ... 134 ANDERE BRONNEN ... 138 INTERVIEWS ... 138 BIJLAGEN ... 139

BIJLAGE 1:12 MAATREGELEN GENOMEN IN JANUARI 2015 IN DE STRIJD TEGEN TERREUR ... 139

(8)

8

“Ik ben een jihadist van de liefde. Vraag me niet om te haten, nog liever zou ik sterven.”

– Mohamed El Bachiri1

1 Mohamed El Bachiri is een Marokkaanse Belg, moslim, Molenbekenaar en man van Loubna Lafquiri, dodelijk slachtoffer van de

(9)

9

ALGEMENE INLEIDING

1. Situering

1. Deze masterscriptie omvat een analyse van de wetgeving inzake de bestrijding van islamitisch terrorisme door de Belgische federale overheid en door de Amerikaanse federale overheid. De uitgangspunten van dit onderzoek zijn de aanslagen op 11 september 2001 (hierna: 9/11) en de aanslagen in Zaventem en Maalbeek. Zowel 9/11 als de aanslagen in Brussel werden ingegeven door islamitisch terrorisme, dientengevolge ligt de nadruk in deze masterscriptie hoofdzakelijk op deze vorm van religieus geïnspireerde terreur.

2. Het opzet van deze masterscriptie is om de wetgeving die tot stand kwam als reactie op beide aanslagen in beide landen naast elkaar te plaatsen zodanig dat de gelijkenissen en verschillen naar voren komen. Aan de hand van een rechtsvergelijkend onderzoek wordt nagegaan in hoeverre het Belgische antiterreurbeleid van het Amerikaanse antiterreurbeleid verschilt.

2. Probleemstelling

3. 11 september 2001 vormt een ware katalysator die de problemen van een globale wereld heeft blootgelegd. Op het eerste zicht leek het er zelf op dat onaantastbare rechten en rechtssystemen aan het wankelen werden gebracht. Het voorbeeld bij uitstek hiervan is de Amerikaanse USA PATRIOT Act die werd aangenomen in de nasleep van de aanslagen en in een recordtijd, zonder werkelijk debat werd goedgekeurd.2 Het bleek niet evident een degelijke balans te vinden tussen veiligheid en vrijheid. Om deze reden is dit onderzoek langs Amerikaanse zijde toegespitst op de strafrechtelijke en controversiële bepalingen in de USA PATRIOT Act.

4. Opvallend is dat België geconfronteerd wordt met eenzelfde problematiek van islamitisch terrorisme. Op dit ogenblik vormt de terreurgroep Islamitische Staat voor België en andere westerse democratieën de grootste terroristische bedreiging.3 Radicalisering en terrorisme staan in de publieke en

2 A. ELLIAN, “Oorlogsrecht en strafrecht in de strijd tegen het terrorisme: hoop en wanhoop van de nieuwe oorlog” in M. DOLMAN

(ed.), Terrorisme, Europa en strafrecht, Amsterdam, Amsterdam University Press, 2003, (16) 19.

3 W. HARDYNS en W. BRUGGEMAN, “De aanpak van radicalisering en terrorisme door Belgische en internationale overheden” in W.

(10)

10 politieke belangstelling en de bestrijding van terrorisme is een primaire aangelegenheid op de politieke agenda sinds de aanslagen in Parijs en Brussel. Voornoemde aanslagen hebben bewezen dat de Belgische justitie heeft gefaald. Gevolg van de aanslagen is dat de wetgevende macht een zeer intense activiteit ter zake heeft ontwikkeld, hoofdzakelijk op het domein van het strafrecht en het strafprocesrecht sensu lato. Daarnaast werden nieuwe of reeds bestaande wettelijke of bestuursrechtelijke bevoegdheden, zoals bijvoorbeeld de intrekking van de Belgische nationaliteit, ingezet in de strijd tegen het terrorisme.4

3. Relevantie van het onderzoek

3.1 Maatschappelijke relevantie

5. Zelden was het schrikbeeld van het terrorisme zo dichtbij, zo tastbaar en zo voelbaar als de voorbije jaren.5 De aanslagen in 2016 hebben angst ingeburgerd in de westerse maatschappij. Bovendien heeft het probleem van islamitisch terrorisme een niet te onderschatten impact op de maatschappij. Het geeft aanleiding tot polarisering van onze maatschappij waardoor de tegenstelling tussen ‘wij’ en ‘zij’ helaas onoverkomelijk lijkt te worden.6 Met het oog op het voorkomen van dergelijke polarisering, wordt het belang van onderzoek naar de wetgeving inzake (islamitisch) terrorisme onmiskenbaar duidelijk. Het is cruciaal om de meest efficiënte en doeltreffende aanpak van terrorisme na te streven aangezien een polarisering als gevolg van islamitisch terrorisme nefast is voor een multiculturele samenleving. Idealiter, veruitwendigt de maatschappelijke relevantie van dit werkstuk zich in het feit dat het bijdraagt aan de strijd tegen het islamitisch terrorisme doordat het inzicht verschaft in de wetgevende aanpak van terrorismebestrijding in België en in de Verenigde Staten.

3.2 Wetenschappelijke relevantie

6. Vermits de aanslagen in Brussel in 2016 vrij recent plaatsvonden en de link met de aanslagen op 11 september 2001 nog niet expliciet werd gelegd in eerdere masterscripties, heeft dit een zekere wetenschappelijke relevantie. Door het nog steeds actuele thema en de rechtsvergelijkende invalshoek tracht dit onderzoek vernieuwende inzichten bloot te leggen. Gelijkenissen en verschillen tussen het

4 A. WINANTS, “De invloed van terrorisme op de strafwetgeving: actualia materieel strafrecht”, NC 2019, afl. 5, (343) 344. 5 Ibid.

6 X., “De volledige speech van president Barack Obama (Nederlandstalige versie)”, De Standaard 4 juni 2009,

(11)

11 Belgische en het Amerikaanse wetgevend beleid moeten verduidelijkt worden en bijdragen aan nieuwe denkpistes.

4. Onderzoeksmethode

7. De gehanteerde onderzoeksstrategie is het klassiek juridisch-dogmatisch onderzoek, ook wel literatuurstudie of bureauonderzoek genaamd. Het klassiek juridisch-dogmatisch onderzoek baseert zich op beschrijvende, vergelijkende en evaluerende onderzoeksvragen. De masterproef kwam tot stand door het analyseren en vervolgens vergelijken van wetenschappelijke en juridische literatuur zoals wetgeving, rechtsleer en rechtspraak. Daarnaast vormen secundaire data eveneens een nuttige bron van informatie in dit onderzoek. Ter aanvulling fungeert een expertinterview met Paul Van Tigchelt, directeur van het OCAD, eveneens als kennisbron. Dit interview is een interessante meerwaarde die deze masterscriptie een extra dimensie geeft.

Deze rechtsvergelijkende masterscriptie spitst zich voornamelijk toe op breedte en minder op diepgang wegens de uitgebreide opsomming van de bestaande wetgeving. Desalniettemin beoogt dit onderzoek eveneens te voorzien in een kritische noot met betrekking tot dit onderwerp in de vorm van aanbevelingen dat derhalve enige diepgang vergt. Er werd dus toch enigszins getracht om een combinatie van breedte en diepgang aan te bieden aan de lezer. Vooral de rechtsvergelijkende invalshoek maakt het mogelijk om tot nieuwe inzichten te komen op basis van de beschikbare literatuur en zodoende via reflectie bij te dragen aan de rechtswetenschap.

5. Onderzoeksopzet

5.1 Centrale vraag

8. De algemene onderzoeksvraag luidt als volgt: “In welke mate verschilt en gelijkt het Belgische wetgevend kader inzake terreurbestrijding van het Amerikaanse wetgevend kader inzake terreurbestrijding?”. Vanuit deze rechtsvergelijkende analyse met de Verenigde Staten worden nieuwe suggesties, voorstellen, opportuniteiten en inzichten bekomen en onderliggende verbanden gelegd.

(12)

12

5.2 Deelvragen

9. Teneinde een antwoord te kunnen bieden op de hoofdvraag leent deze zich tot het stellen van enkele ondergeschikte vragen. Vooreerst wordt enerzijds geanalyseerd welke Belgische benadering van terrorismebestrijding gehanteerd wordt en anderzijds welke juridische maatregelen de Belgische overheid neemt in verband met terrorisme.

Vervolgens veronderstelt de hoofdvraag eveneens een analyse van de Amerikaanse benadering van terrorismebestrijding en wordt nagegaan welke juridische maatregelen de Amerikaanse overheid neemt in verband met terrorisme. Deze deelvraag is analoog aan de eerste deelvraag maar dan toegespitst op het Amerikaanse perspectief.

Ten derde is het belangrijk om door middel van dit onderzoek een antwoord te vinden op de vraag wat de knelpunten in het Belgische wetgevend antiterreurbeleid zijn. Op deze manier kan worden vastgesteld op welk (juridisch) vlak het beter kan én moet.

Ten slotte, gaat bijzondere aandacht uit naar de vraag of België al dan niet tekortschiet op wetgevend vlak en of er lessen kunnen worden getrokken uit de Amerikaanse wetgeving. Dit uit zich in aanbevelingen voor de Belgische wetgever ter besluit van dit onderzoek. Door de vergelijking te maken die eveneens een beknopte evaluatie van de verzamelde antwoorden op de verschillende deelvragen omvat, worden daardoor problemen blootgelegd die vervolgens van antwoord kunnen gediend worden door middel van eventuele aanbevelingen. Het beoogde doel is hier om na onderzoek eventuele lacunes in de wetgeving op te sporen. De eventuele verschillen met de Verenigde Staten zouden mogelijkerwijs een nieuw perspectief kunnen opleveren met betrekking tot het Belgisch terrorismebeleid.

6. Afbakening

10. Terrorisme is een heel breed gegeven en vereist daarom een duidelijke afbakening. Om tot een afdoende antwoord op de onderzoeksvraag te komen wordt het onderzoek gevoerd op drie vlakken. In eerste instantie wordt nagegaan in hoeverre de mogelijkheid tot het uitroepen van een noodtoestand, wanneer zich een terroristische crisissituatie voordoet, wettelijk omkaderd is. Vervolgens wordt een vergelijking gemaakt van de strafwetgeving inzake terrorisme. Ten slotte, wordt onderzocht of de meest controversiële bepalingen uit de USA PATRIOT Act een tegenhanger vinden in het Belgische recht.

(13)

13 De aanslagen op 11 september 2001 en de aanslagen op 22 maart 2016 vormen de aanknopingspunten binnen dit onderzoek en dienen bij het lezen van deze scriptie steeds in het achterhoofd gehouden worden.

11. Hoewel de Belgische wetgeving vaak een omzetting vormt van Europese richtlijnen, is het niet de bedoeling om dieper in te gaan op het Europees wetgevend kader omdat dit de breedvoerigheid van dit onderwerp te buiten gaat. Dit onderwerp leent zich nu eenmaal tot onderzoek op veel verschillende wetgevende niveaus, daarom werd gekozen voor een vrij algemene benadering van de wetgeving waarbij abstractie wordt gemaakt van de complexe Belgische staatsstructuur. Bijgevolg wordt in casu enkel wetgeving op federaal niveau in kaart gebracht. Lokale initiatieven worden in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten.

De antiterrorismewetgeving is bovendien verspreid over meerdere rechtstakken. De nadruk ligt hoofdzakelijk op de straf(proces)rechtelijke- en toezichtwetgeving. Het gaat echter om een niet-exhaustieve uiteenzetting. Het moet worden benadrukt dat enkel de relevante wetten in aanmerking genomen worden die nodig zijn om een volwaardige vergelijking met de Amerikaanse wetgeving te maken. Bijgevolg wordt wetgeving uit andere rechtstakken niet in beschouwing genomen. Een analyse van bijvoorbeeld de witwaswetgeving, die ook gesitueerd kan worden binnen de strijd tegen terrorisme, zou een te verre verwijdering betekenen van de kern van dit onderzoek.

12. In tegenstelling tot België, wordt in de Verenigde Staten het strafrecht zowel op federaal als statelijk niveau gereguleerd. Het federaal strafrecht bestraft inbreuken op federale wetten, de zogenaamde federal

offences, terwijl de staten de ‘gewone’ misdrijven of zogenaamde state offences reguleren.7 In de Verenigde Staten betreft het terrorisme een federale aangelegenheid en het wordt aldus gereguleerd door de federale overheid. Derhalve wordt wetgeving van de Amerikaanse deelstaatregeringen en lokale overheden in casu evenmin in beschouwing genomen. Aan de Amerikaanse zijde analyseert deze masterscriptie de relevante bepalingen van de USA PATRIOT Act. Gezien de uitgestrektheid van deze wet is een selectie van de relevante bepalingen voor dit onderzoek vereist. Dit onderzoek valt bijgevolg uiteen in de analyse van twee delen langs Amerikaanse zijde. In eerste instantie wordt het materieel strafrecht zoals vervat in titel VIII van de USA PATRIOT Act uiteengezet. Daarnaast worden secties 213, 215 en 505 van de USA PATRIOT Act onderzocht.

(14)

14 Er werd gekozen voor de studie van deze bepalingen omwille van het controversiële karakter waarmee de USA PATRIOT Act onlosmakelijk geassocieerd wordt. Om deze reden is het een meerwaarde dat deze secties verder worden toegelicht om vervolgens eventuele tegenhangers te vinden in de Belgische terrorismewetgeving. De voornaamste latere wijzigingen aan de USA PATRIOT Act door de USA PATRIOT Improvement and Reauthorization Act en de USA FREEDOM Act met betrekking tot voornoemde aspecten worden eveneens kort toegelicht.

7. Opbouw

13. Teneinde een overzicht te bewaren wordt de structuur kort toegelicht. Deze masterproef wordt opgedeeld in vijf grote delen, deze algemene inleiding buiten beschouwing gelaten.

Het eerste deel (deel I) omvat een oriënterend gedeelte waarbij het kernbegrip terrorisme uiteengezet wordt.

In het tweede deel (deel II) wordt de politieke perceptie van terrorisme toegelicht. Om de chronologie te waarborgen vangt dit deel logischerwijze aan met de aanslagen in 2001 en het daaropvolgende politieke discours in de Verenigde Staten. Daarna werd voorzien in een korte schets van het institutionele kader. Vervolgens worden de aanslagen in 2016 en het daarbij behorende politieke discours in België aangehaald. Ten slotte, werd ook hier voorzien in een kort overzicht van het Belgisch institutionele landschap.

Het derde deel (deel III) geeft een juridisch overzicht weer van de Belgische wetgeving inzake de strijd tegen terreur.

Aansluitend op het derde deel, zet het vierde deel (deel IV) het Amerikaanse wetgevend kader uiteen.

In het vijfde deel (deel V) worden de meest prominente gelijkenissen en verschillen op de drie onderzochte vlakken, namelijk het wettelijke kader inzake noodtoestand, de strafwetgeving en de controversiële bepalingen, toegelicht.

(15)

15 Tot slot, worden in het zesde deel (deel VI) de knelpunten in de Belgische wetgeving blootgelegd aan de hand van de vergelijking met de Amerikaanse wetgeving. Hier gaan enkele aanbevelingen mee gepaard die werden gevonden in de rechtsvergelijkende analyse. Ter afsluiting is er een conclusie voorzien.

(16)

16

DEEL I: Begripsomschrijving terrorisme

1. Een omstreden begrip

14. Er is nog steeds een grote conceptuele verwarring omtrent het begrip terrorisme. Daarom moet hierover vooreerst duidelijkheid worden geschept met als doel de leeservaring van deze masterproef te optimaliseren. Een gebrek aan gemeenschappelijke duiding en definitie onder degenen die dit fenomeen bestrijden staat een meer succesvolle aanpak in de weg.8 De verdeeldheid omtrent het begrip terrorisme is toe te schrijven aan de morele veroordeling die gepaard gaat met het bestempelen van een bepaalde groep of persoon als terroristisch.9

De perceptie van het begrip terrorisme is relevant voor de beleidsmatige aanpak. Indien men terrorisme namelijk als een vorm van oorlogsvoering beschouwt, ligt de inzet van de strijdkrachten voor de hand. Ziet men het echter als een misdrijf, dan is een politiële en justitiële benadering logischer. Wanneer men terrorisme primair definieert als een bedreiging voor de democratische rechtsorde of voor de nationale veiligheid, dan is er vooral een taak weggelegd voor inlichtingen- en veiligheidsdiensten. En als men het veeleer als een maatschappelijk probleem ziet, dan zijn huisvestings-, onderwijs- en werkgelegenheidsbeleid aangewezen instrumenten.10 Naast de perceptie, oefenen concrete, directe belangen eveneens invloed uit op de definiëring van terrorisme.11

Een algemeen geaccepteerde definitie is daarnaast noodzakelijk om politieke onduidelijkheid of misbruik van de term in te perken.12 Het begrip terrorisme heeft een pejoratieve connotatie en houdt een krachtige intuïtie in, met als gevolg dat de term een buitengewone status in het publieke discours verworven heeft. Hierdoor wakkert het gebruik van deze term het wederzijds onbegrip aan en worden debatten gepolariseerd.13

8 B. DE GRAAFF, “Ze hebben het op ons gemunt, maar wie zijn het nu weer? De telkens wisselende fenomenen van terrorisme,

radicalisering, extremisme en fanatisme, Cahiers Politiestudies 2017, afl. 42, (23) 23.

9 E.R. MULLER, “Terrorisme en terreurbestrijding voor en na 11 september 2001” in B. PATTYN en J. WOUTERS (eds.), Schokgolven.

Terrorisme en fundamentalisme, Leuven, Uitgeverij Davidsfonds, 2002, 25-35.

10 B. DE GRAAF, ”Hoe breed? Contraterrorisme- en radicaliseringsbeleid onder de loep”, in J. VAN DONSELAER en P.R. RODRIGUES

(eds.), Monitor Racisme & Extremisme. Achtste rapportage, Amsterdam, Amsterdam University Press, 2008, (125) 126.

11 B. DE GRAAFF, “Radicalisering en terrorisme: een diffuus probleem”, in W. HARDYNS en W. BRUGGEMAN, Radicalisering en

terrorisme. Van theorie naar praktijk, Antwerpen, Maklu, 2016, (33) 43.

12 E. BAKKER en J. DE ROY VAN ZUIJDEWIJN, Terrorisme, Amsterdam, Amsterdam University Press, 2016, 20-21.

13 T. VAN DE VOORDE, “Terrorisme in de context van academisch onderzoek: een leeg concept?”, Ethiek & maatschappij 2006, afl.

(17)

17 Bovendien heeft de wetenschap baat bij een duidelijk omlijnde definitie van terrorisme aangezien dit zorgt voor de bevordering van het vergelijken van cijfers en data uitgevaardigd door verschillende staten en instituties. Door het hanteren van verschillende definities kan het gebeuren dat sommige gewelddadige activiteiten in de ene databank wel worden opgenomen terwijl diezelfde gewelddadige activiteiten in een andere databank niet worden opgenomen. Tot slot, is een eengemaakte definitie eveneens van belang om internationale samenwerking in de strijd tegen terrorisme te bevorderen.14

2. Definitie in de rechtsleer

15. Schmid en Goldman analyseerden meer dan honderd definities van terrorisme om vervolgens de volgende wetenschappelijke definitie vast te stellen: “Terrorisme is een angstaanjagende methode van

herhaalde gewelddadige actie, die wordt toegepast door semi-clandestiene, individuele, groeps- of staatsactoren, om sterk persoonlijke, criminele of politieke redenen, waarbij – in tegenstelling tot moordaanslagen – de directe doelwitten van geweld niet de hoofddoelwitten zijn. De directe menselijke slachtoffers zijn in het algemeen per toeval uitgekozen (opportuniteitsdoelwitten) of duidelijk geselecteerd uit een populatie (representatieve of symbolische doelwitten) en dienen als overbrengers van een boodschap. Dreigings- en op geweld gebaseerde communicatieprocessen tussen terrorist(ische) (organisatie), (in gevaar gebrachte) slachtoffers, en de hoofddoelwitten worden gebruikt om het hoofddoelwit (toeschouwers) te manipuleren en het veranderen in een doelwit van terreur, een doelwit van eisen of een doelwit van aandacht, afhankelijk van het feit of gestreefd wordt naar intimidatie, dwang of propaganda.”15

16. Wat het islamitisch terrorisme in het bijzonder betreft, kan dit omschreven worden als een vorm van terrorisme dat zich beroept op de Islam, de Koran en Islamitische wetten. Het huidige islamitisch terrorisme heeft een totalitair karakter. Het beoogt immers een vorm van staatsterrorisme tot stand te brengen, dat zowel op het ideologische niveau als op het gebied van de internationale betrekkingen een totale staat voorstelt.16

14 E. BAKKER, J. DE ROY VAN ZUIJDEWIJN, Terrorisme, Amsterdam, Amsterdam University Press, 2016, 20-21.

15 A.P. SCHMID & A.J. JONGMAN, Political Terrorism: a new guide to actors, authors, concepts, data bases, theories and literature,

Amsterdam, 1988, 28.

16 A. ELLIAN, “Sociale cohesie en islamitisch terrorisme”, Universiteit Leiden 18 april 2006,

https://openaccess.leidenuniv.nl/bitstream/handle/1887/12992/Oratie+Ellian.pdf?sequence=1 (geconsulteerd op 11 november 2019).

(18)

18

DEEL II: Politieke perceptie van terrorisme

17. Alvorens over te gaan tot de analyse van de terrorismewetgeving wordt, met het oog op een optimale leeservaring, de (politieke) achtergrond van het islamitisch terrorisme in dit deel geschetst. Omwille van de veel eerdere confrontatie met het islamitisch terrorisme in de Verenigde Staten, werd gekozen voor een chronologische uiteenzetting te beginnen bij de Verenigde Staten om vervolgens te eindigen met België.

1. Verenigde Staten

1.1 Terreuraanslagen 11 september 2001

18. De terreuraanslagen op 11 september 2001 waren een wake-up call voor de internationale gemeenschap. Op die dag vlogen twee gekaapte vliegtuigen in de Twin Towers van het World Trade Center in New York waardoor er 184 dodelijke slachtoffers vielen. Een derde gekaapt vliegtuig boorde zich in de gevel van het Pentagon in Washington. Een vierde vliegtuig stortte neer in Pennsylvania. Met een totaal van zo’n 3000 dodelijke slachtoffers, zijn dit tot op heden de dodelijkste aanslagen in de geschiedenis van de Verenigde Staten. Het hoeft weinig betoog dat 11 september 2011 een belangrijk keerpunt werd in de westerse geschiedenis en derhalve als één van de meest noemenswaardige data de geschiedenisboeken inging. De aanslagen waren het werk van het terreurnetwerk Al Qaeda. In de nasleep van deze aanslagen richtte toenmalig president George W. Bush The National Commission on Terrorist Attacks Upon the United States op, ook gekend als de 9/11 Commission.17 Deze commissie kreeg de taak om een volledig verslag op te stellen inzake de omstandigheden waarin de aanslagen werden gepleegd en aanbevelingen te doen om dergelijke aanslagen in de toekomst te vermijden.

1.2 Al Qaeda

19. Al Qaeda werd opgericht door Osama Bin Laden in 1988. De islamitische achtergrond van zowel Al Qaeda als zijn toenmalige leider, Osama Bin Laden, valt niet te ontkennen. Zonder de Islam zou Al Qaeda niet bestaan.18 Al Qaeda is een terreurorganisatie die ernaar streeft het Westen te bestrijden. Daar de organisatie zich oorspronkelijk verzette tegen de invloed van de Verenigde Staten in de islamitische wereld, is dit verschoven naar een verzet tegen de westerse landen in het algemeen.19 Eén van de objectieven was de

17 Intelligence Authorization Act for Fiscal Year 2003, H.R.4628, 107th Cong. (2002). 18 A. ATWAN, The Secret History of Al Qaeda, University of California Press, 2006, 64.

19 A. K. CRONIN, How Terrorism Ends: Understanding the Decline and Demise of Terrorist Campaigns, Princeton University Press,

(19)

19 zogenaamde bevrijding van moslimminderheden in andere delen van de wereld. Ondanks het feit dat Bin Laden en zijn medestanders religieus geïnspireerde aanslagen uitvoeren, voeren zij in het bijzonder oorlog tegen de Verenigde Staten. Hieruit vloeit voort dat het gaat om een politieke oorlog. Daarom zijn de aanslagen gericht tegen de symbolen van de politieke macht van de Verenigde Staten in de wereld.20

Het terreurnetwerk Al Qaeda kreeg later nog meer ideologische aanhang en kreeg filialen zoals AQIM, AQAP en Al-Shabaab. Osama Bin Laden, de leider van het terreurnetwerk, werd gedood in 2011 tijdens de eerste ambtstermijn van president Obama. In datzelfde jaar volgde Ayman al-Zawahiri hem op. Heden ten dage werd Al Qaeda echter vrijwel achterhaald door de opkomst van het rivaliserende terreurnetwerk IS.21

1.3 Politiek discours

1.3.1 President George W. Bush

1.3.1.1 Reactie op islamitisch terrorisme

20. Het Bushtijdperk werd gedefinieerd door de aanslagen op 11 september 2001. De Republikeinse president George W. Bush (ambtstermijn 2001 – 2009) sprak, als reactie op 11 september 2011, het volk toe met de woorden “Terrorist attacks can shake the foundations of our biggest buildings but they cannot touch

the foundation of America”.22 Enkele dagen later, op 20 september 2011, hield de Amerikaanse president een toespraak voor het Congres waarin hij kordaat optrad door middel van de volgende historische woorden:

“Every nation, in every region, now has a decision to make. Either you’re with us, or you are with the terrorists”. Deze “you’re either with us, or against us”-speech is sterk unilateristisch getint waardoor Amerika

zelf het heft in handen hield.23 Bush legt de nadruk op het vormen van een internationale alliantie tussen natiestaten met de Verenigde Staten als leider.24 De oorlogstaal van Bush werd ervaren als een aanzet om het volk te overtuigen een kant te kiezen in het conflict. Neutraliteit werd bijgevolg niet geaccepteerd. Als reactie op de aanslagen introduceerde president Bush de war on terror. De regering Bush verklaarde de oorlog aan elke staat die het terrorisme aanmoedigde en stelde enkele niet-onderhandelbare eisen voor aan

20 C. FIJNAUT, “De aanslagen van 11 september 2001 en de reactie van de Europese Unie”, Justitiële Verkenningen 2002, afl. 4, 30. 21 Infra 31, nr. 44.

22 X., “From the archives: George W. Bush’s Oval Office speech on 9/11”, NBC NEWS 12 september 2019,

www.nbcnews.com/now/video/from-the-archives-george-w-bush-s-oval-office-speech-on-9-11-68719685777 (geconsulteerd op 16 oktober 2019).

23 J. WOUTERS, 11 september 2001 en het internationaal recht. Nooit meer hetzelfde?, Working paper nr. 21, 2002, Instituut voor

internationaal recht, K.U.Leuven, 7.

(20)

20 de Taliban.25 Het werd al snel duidelijk dat de strijd tegen het terrorisme de ambitie zou worden van zijn presidentschap.26 Door de idee van de war on terror en de daarbij horende metaforen zoals “we will smoke

them out of their holes”, kaderde Bush de strijd tegen terrorisme consequent binnen een oorlogsretoriek.27

1.3.1.2 Antiterreurbeleid

21. De maatregelen die president Bush nam als reactie op de aanslagen vertaalden zich op verschillende vlakken. In eerste instantie kondigde de president drie dagen na de aanslagen de noodtoestand af waardoor de president ruime bevoegdheden verkreeg inzake de inzet en organisatie van het leger.28

Daarnaast veruitwendigde de reactie op de aanslagen in 2001 zich in de oprichting van het Department of Homeland Security. Dit Amerikaans ministerie voor Binnenlandse Veiligheid werd in 2002 ingesteld door president Bush met als doel de nationale veiligheid te vrijwaren.29 De oprichting van het Departement of Homeland Security is het resultaat van de grootste federale reorganisatie sinds Wereldoorlog II.30 Bestaande federale diensten werden door deze reorganisatie onderdeel van het Departement of Homeland Security. Vanaf dat moment ressorteren alle diensten die met binnenlandse veiligheid te maken hebben onder het Department of Homeland.31 De FBI en de CIA zijn niet in de fusie betrokken en blijven respectievelijk ressorteren onder het Department of Justice en het State Department.32

25 D. KELLNER, “Bushspeak and the politics of lying: presidential rhetoric in the “War on terror”, Presidential Studies Quarterly, 2007,

afl. 4, (622) 627.

26 R. COOLSAET, De wereld na 11 september, Gent, Academia Press, 2002, 17.

27 T. VAN DE VOORDE, “Terrorisme in de context van academisch onderzoek: een leeg concept?”, Ethiek & maatschappij 2006, afl.

3, (34) 34.

28 M. NOORDEGRAAF, M-J SCHIFFELERS, S. DOUGLAS, J.W. VAN ROSSEM, N. TERPSTRA, B. DE GRAAF en H. KUMMELING, Nood breekt

wet: Terroristische dreiging, noodtoestand en maatschappelijke effecten, Utrecht, WODC, 2017, 37; G. BUSH, “Proclamation 7463 -

Declaration of National Emergency by Reason Of Certain Terrorist Attacks”, Govinfo 14 september 2001, www.govinfo.gov/content/pkg/WCPD-2001-09-17/pdf/WCPD-2001-09-17-Pg1310.pdf (geconsulteerd op 1 april 2020).

29 Homeland Security Act of 2002, Pub. L. No. 107-296, 116 Stat. 2135.

30 J. AE. VERVAELE, “De anti-terrorismewetgeving in de VS: inter arma silent leges?”, Tijdschrift voor onderneming en strafrecht

2004-05, afl. 5, (120) 120.

31 R. NEVE, L. VERVOORN, F. LEEUW en S. BOGAERTS, Eerste inventarisatie van contraterrorismebeleid: Duitsland, Frankrijk, Italië,

Spanje, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten – ‘research in progress’, Den Haag, WODC, 2006, 52.

32 J. AE. VERVAELE, “De anti-terrorismewetgeving in de VS: inter arma silent leges?”, Tijdschrift voor onderneming en strafrecht

(21)

21 Tevens betekende 9/11 de start van langdurige militaire campagnes in Afghanistan en Irak.33 De Verenigde Staten verzocht ten tijde van president Bush de uitlevering van Osama Bin Laden aan Afghanistan. De Afghaanse regering was daartoe bereid behoudens twee voorwaarden. De eerste voorwaarde hield in dat dat de rechtszaak openbaar moest zijn. Daarnaast eiste Afghanistan dat de rechtszaak in een neutraal land zou gevoerd worden. De Amerikaanse regering ging hiermee niet akkoord en verklaarde daarop de oorlog aan de Taliban met het oog op het uitschakelen van Al Qaeda en zijn leider Osama Bin Laden alsook op het ten val brengen van de Taliban.

Op wetgevend vlak betekende 9/11 de incentive voor het invoeren van de USA PATRIOT Act, die reeds in oktober 2001 in werking trad.34 In het teken van de war on terror werd deze wet aan een ongeziene snelheid door het parlement gejaagd. Dit betekende een substantiële wijziging van het counterterrorismebeleid dat tot dan toe werd gevoerd in de Verenigde Staten. Bovendien werden fundamentele burgerrechten ingeruild voor veiligheid waardoor de USA PATRIOT Act eerder berucht dan beroemd werd.

President Bush kwalificeerde de terroristische agressie in eerste instantie als oorlogsdaden begaan door buitenlandse aanvallers en dus niet als criminele feiten.35 Terroristen werden bestempeld als unlawful enemy

combatants en vijanden van de staat.36 Doordat terroristen niet gekwalificeerd werden als prisoners of war of burgers, konden ze geviseerd worden, zelfs indien ze niet rechtstreeks verwikkeld waren in een conflict of niet rechtstreeks van plan waren terroristische daden te plegen.37 Dergelijke terroristen konden eveneens vervolgd worden door een militaire commissie of worden vastgehouden voor de duur van het conflict.38

Ten slotte stond de war on terror gelijk aan de marteling van gedetineerden, de opsluiting van verdachten in geheime detentiecentra en in Guantánamo Bay. De regering speelde in op een bange bevolking en een even angstig Congres om zijn extremistische agenda door te drijven door middel van de media die hielp om deze

33 R. MALLEY en J. FINER, “The Long Shadow of 9/11. How Counterterrorism Warps U.S. Foreign Policy”, Foreign affairs 2018, (58)

58.

34 Uniting and Strangthening America by Providing Appropriate Tools Required to Intercept and Obstruct Terrorism Act of 2001, Pub.

L. No.107-56.

35 J. AE. VERVAELE, “De anti-terrorismewetgeving in de VS: inter arma silent leges?”, Tijdschrift voor onderneming en strafrecht

2004-05, afl. 5, (120) 122.

36 Military Commissions Act of 2006 Pub. L. No. 109-366, §3(a)(1), 120 Stat. 2600, 2601, geamendeerd door Military Commissions

Act of 2009, Pub. L. No. 111-84, §§ 180-07, 123 Stat. 2190; 10 U.S.C. § 948a.

37 J. RALPH, America’s war on terror: The State of 9/11 Exception from Bush to Obama, Oxford University Press, 2013, 4. 38 Ibid.

(22)

22 angst te genereren.39 In 2002 werd voorzien in een Amerikaanse terreurgevangenis op een Amerikaanse marinebasis te Cuba, Guantánamo Bay. Deze gevangenis in de koloniale zone bevindt zich bewust buiten de Verenigde Staten, buiten elke rechtsorde, buiten elke internationale overeenkomst en buiten elke nationale humanitaire overeenkomst.40 Met als gevolg dat de Amerikaanse overheid van oordeel is dat de gevangenen niet onder het Amerikaans recht vallen. Evenmin kunnen de gevangenen beroep doen op het oorlogsrecht, zoals vervat in de Conventies van Genève, omdat ze niet worden beschouwd als buitenlandse militairen noch als krijgsgevangenen maar als vijanden van de staat.41 Zowel de toegepaste praktijken als de werking van deze gevangenis zorgden vanaf het ontstaan reeds voor de nodige controverse. De ondervragingstechnieken worden in twijfel getrokken vermits men gebruik maakt van folteringstechnieken, zoals waterboarding.42 Bovendien is de rechtsmacht van de Amerikaanse rechtbanken uitgesloten waardoor de gevangenen uitsluitend berecht worden door militaire rechtbanken.43

22. Tijdens de tweede ambtstermijn van George W. Bush werden drone-aanvallen geïntroduceerd als de voornaamste vorm van terreurbestrijding. Deze methode zwakt het terrorisme af en werd gezien als een goed alternatief voor het geval de Amerikaanse grondoperaties onhaalbaar waren in niet-gereguleerde regio’s.44 Naar schatting werden er tijdens de regeerperiode van George W. Bush zo’n 57 aanvallen uitgevoerd.45

23. Na verloop van tijd werd de zogenaamde “Bush-doctrine” ontwikkeld. De Bush-doctrine is het beleid dat gevoerd wordt in de Verenigde Staten onder president Bush waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen terroristen en personen en/of landen die hen steunen. De oorlog in Afghanistan die startte in 2001 als reactie op 9/11 kan gezien worden als een directe toepassing van deze doctrine. De krachtlijnen van de doctrine zijn preventie, unilaterisme en verspreiding van vrijheid. Onder de slagzin “we cannot let our enemy

39 D. KELLNER, “Bushspeak and the Politics of Lying: Presidential Rhetoric in the “War on terror”, Presidential Studies Quarterly, 2007,

afl. 4, (622) 627.

40 J. STEYN, “Guantanamo Bay: The Legal Blackhole”, The international and Comparative Law Quarterly 2004, afl. 53, (1) 8. 41 X., “Sluiting gevangenis Guantánamo Bay duurt al een decennium”, NOS 16 augustus 2016,

https://nos.nl/artikel/2126054-sluiting-gevangenis-guantanamo-bay-duurt-al-een-decennium.html (geconsulteerd op 25 oktober 2019).

42 Een omstreden harde verhoortechniek waarbij de vastgebonden verhoorde een natte doek over het gezicht krijgt gelegd waarover

telkens water wordt uitgegoten.

43 J. STEYN, “Guantanamo Bay: The Legal Blackhole”, The international and Comparative Law Quarterly 2004, afl. 53, (1) 8.

44 R. MALONE, “Trump’s First Year: Analyzing the Trump Administration’s Use of Drone Strikes as a Counterterrorism Strategy in

2017” in R. KENNEL, Georgetown Security Studies Review, 2018, afl. 6, (6) 7.

(23)

23

strike first” voert de Verenigde Staten een “pre-emptive war”.46 Het is van belang dit te onderscheiden van een “preventive war” die, in tegenstelling tot een “pre-emptive war”, niet dient om een vijand te bestrijden die een directe, meteen uitvoerbare aanval aan het plannen is.47 Dit is onderscheid is cruciaal vermits een “preventive war” verboden is op grond van het internationaal recht. Het tweede kenmerk van deze doctrine is dat de Verenigde Staten alleen kan optreden, indien dit noodzakelijk is, ondanks het feit dat de Verenigde Staten voorstander is om op te treden in samenwerking met de bondgenoten en internationale instellingen zoals de VN. Tot slot, dient deze doctrine als basis voor het verspreiden van vrijheid en democratie over de hele wereld door niet-onderhandelbare eisen te stellen aan de menselijke waardigheid.48

1.3.2 President Barack Obama

1.3.2.1 Reactie op islamitisch terrorisme

24. Obama werd tijdens zijn presidentschap (ambtstermijn 2009 – 2017) eveneens geconfronteerd met verscheidene terreuraanslagen geïnspireerd op de Islam. Na terreurgroep Al Qaeda, kwam in het Westen een nieuwe speler op het toneel, beter gekend als IS of Islamitische Staat.49 Deze terreurorganisatie handelt eveneens in naam van de Islam met het oog op de stichting van een wereldwijd salafistisch kalifaat en wordt eveneens geclassificeerd onder het Islamitisch terrorisme. In tegenstelling tot zijn voorganger, George W. Bush, is Obama een democraat en dit verschil wordt weerspiegeld in zijn antiterreurbeleid. Obama beschouwt terroristen niet meer uitdrukkelijk als vijanden van de staat doch eerder als gewone criminelen.

25. Het is opmerkelijk dat President Obama de term ‘islamitisch’ terrorisme niet in de mond neemt. Tijdens een interview geeft Obama volgend antwoord op de vraag waarom hij weigert de term ‘islamitisch terrorisme’ te hanteren:“What I have been careful about when I describe these issues is to make sure that we do not lump these murderers into the billion Muslims that exist around the world, including in this country, who are peaceful, who are responsible, who, in this country, are fellow troops and police officers and fire fighters and teachers and neighbors and friends. If you had an organization that was going around killing and blowing people up and said, 'We're on the vanguard of Christianity.' As a Christian, I'm not going to let them claim my religion and say, 'you're killing for Christ.' I would say, that's ridiculous, that's not what my religion

46 X., “The Bush Doctrine”, Constitutional Rights Foundation, www.crf-usa.org/bill-of-rights-in-action/bria-19-3-c-the-bush-doctrine

(geconsulteerd op 23 oktober 2019)

47 Ibid. 48 Ibid.

(24)

24

stands for. Call these folks what they are, which is killers and terrorists."50 Hieruit blijkt de voorzichtigheid die Obama hanteert in zijn strijd tegen het terrorisme. Bovendien benadrukt de president dat de strijd tegen terrorisme geen wedstrijd is tussen het Westen en de Islam. Het contrast met de gehanteerde oorlogsretoriek van zijn voorganger, president Bush, wordt bijzonder groot wordt.

1.3.2.2 Antiterreurbeleid

26. Obama beloofde een nieuwe aanpak, één zonder folteringen. Dit vloeide reeds voort uit zijn verkiezingscampagne waarin hij het volgende zei: "Torture is how you create enemies, not how you defeat

them. (...) Torture is how you get bad information, not good intelligence. Torture is how you set back America's standing in the world, not how you strengthen it."51 Obama zijn antiterreurbeleid werd ook wel een careful war on terrorism genoemd.52 Hij trachtte een eindeloze war on terror terug te brengen tot een veel kleiner gewapend conflict waarin drones en andere instrumenten worden ingezet om specifieke niet-statelijke transnationale netwerken uit te schakelen die een bedreiging vormden voor de Verenigde Staten.53 Hoewel de ontmanteling van de hoekstenen van het oorlogsbeleid van Bush het vooropgezette doel was van Obama’s antiterreurbeleid, vond dit nooit werkelijke weerklank tijdens zijn ambtstermijn.54

27. Zijn strategie om het terrorisme terug te dringen bestond onder andere uit het verstoren van de economie en de financiële middelen van Islamitische Staat, pogingen tot een wapenstilstand in Syrië, het beëindigen van de oorlog in Irak, het trainen en uitrusten van lokale troepen alsook het uitschakelen van terroristen door middel van drones. Wat de luchtaanvallen door middel van drones betreft, heeft de Obama-administratie deze aanzienlijk uitgebreid en genormaliseerd.55 Gedurende zijn tweede ambtstermijn alleen al vonden er meer dan 500 aanvallen plaats. Deze aanvallen waren enkel geautoriseerd in “gebieden van actieve vijandelijkheden”.

50 D. DIAZ, “Obama: Why I won’t say ‘Islamic terrorism’”, CNN Politics 29 september 2016,

https://edition.cnn.com/2016/09/28/politics/obama-radical-islamic-terrorism-cnn-town-hall/index.html (geconsulteerd op 1 oktober 2019).

51 H. KOH, “The Trump administration and international law”, Washburn L.J. 2017, afl. 56, (413) 434.

52 M. GERSON, “President Obama’s careful war on terrorism”, The Washington Post 11 september 2014,

www.washingtonpost.com/opinions/michael-gerson-president-obamas-careful-war-on-terrorism/2014/09/11/0bcb387e-39e4-11e4-bdfb-de4104544a37_story.html (geconsulteerd op 18 oktober 2019).

53 H. KOH, “The Trump administration and international law”, Washburn L.J. 2017, afl. 56, (413) 454.

54 J.F. ADDICOTT, “Prosecuting the War on Terror in the Trump Administration: the Trump doctrine: is there really a new sheriff in

town”, Alb. Gov’t L. Rev. 2018, afl. 11, (209) 221.

55 R. MALONE, “Trump’s First Year: Analyzing the Trump Administration’s Use of Drone Strikes as a Counterterrorism Strategy in

(25)

25 28. Bij zijn aantrede als president vaardigde Obama een Executive Order uit die enkele van de meest aanstootgevende misbruiken van de Bush-administratie verwierpen.56 Marteling werd uitdrukkelijk verboden, de praktijk van de geheime gevangenzetting werd buiten de wet gesteld en overzeese CIA-gevangenissen werden gesloten.57 Daarnaast werd er een memorandum uitgevaardigd waardoor de memo’s van President Bush met betrekking tot het martelprogramma uitdrukkelijk werden ingetrokken. Obama verbood controversiële ondervragingstechnieken vermits deze een ondermijning van de morele autoriteit uitmaakten en de Verenigde Staten niet veiliger maken.58

29. Tenslotte, behoorde het sluiten van Guantánamo Bay tot één van de objectieven tijdens zijn ambtstermijn. Hij hanteerde bovendien duidelijkere richtlijnen voor het gebruik van geweld en verbeterde de transparantie inzake burgerslachtoffers, doch breidde hij het gebruik van drone-aanvallen sterk uit.59 Hoewel hij reeds tijdens zijn verkiezingscampagne in 2008 aangekondigd had Guantánamo Bay te sluiten, bestaat de beruchte gevangenis te Cuba tot op heden nog steeds. Obama is er niet in geslaagd komaf te maken met de erfenis die George W. Bush achterliet. In januari 2009, één dag na zijn aantreden als president, ondertekende Obama nochtans een Executive Order tot sluiting van Guantánamo Bay binnen een termijn van één jaar.60 Ondanks het feit dat deze Executive Order kracht van wet had, werd dit geen werkelijkheid. Desalniettemin was Obama bereid en vastberaden om door te zetten op basis van zijn moto “Yes we can”. Zo verbood hij waterboarding als verhoortechniek.61 Daarnaast schortte hij de berechting van terreurverdachten door militaire tribunalen op. In concreto, wou hij de gevangenen uit Guantánamo Bay laten overplaatsen naar een zwaarbewaakte gevangenis in Illinois. Eveneens wou hij vijf prominente terreurverdachten, waaronder ook het vermeende brein achter de aanslagen van 9/11, voor de federale rechtbank laten verschijnen.62 Echter, in 2011 doet Obama dan toch afstand van zijn verkiezingsbelofte om de gevangenis in Guantánamo Bay te sluiten door de ondertekening van een defensiewet waarin werd vastgelegd dat personen die ervan verdacht worden een aanslag te beramen onbeperkt in hechtenis kunnen

56 Executive Order No. 13492 (2009); Executive Order No. 13491 (2009).

57 W. SMIT, Onveilige burger en bange politiek? Van 9/11 tot Edward Snowden en verder, Garant, Antwerpen- Apeldoorn, 2015, 31. 58 Ibid.

59 R. MALLEY en J. FINER, “The Long Shadow of 9/11. How Counterterrorism Warps U.S. Foreign Policy”, Foreign affairs 2018, (58)

58.

60 Executive Order No. 13492 (2009). 61 Executive Order No. 13491 (2009).

62 J. PLANTINGA, “Het falen van Obama”, Trouw 11 januari 2012, www.trouw.nl/nieuws/het-falen-van-obama~b8e264b8/

(26)

26 worden genomen door militairen. Ondanks het feit dat Obama dreigde zijn veto te gebruiken, ging hij akkoord met een afgezwakte versie die tot stand kwam in de Senaat en werd goedgekeurd door het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden.63 Hoewel hij voornoemde wet ondertekende, had hij ernstige bezwaren tegen een aantal bepalingen in deze wet.64 Doordat Obama instemde met het congressionele verbod om gevangenen naar de Verenigde Staten te laten overbrengen, werd eveneens de mogelijkheid om over te gaan tot de sluiting van het kamp ontnomen.65

30. Eén van Obama’s grotere verwezenlijkingen in zijn strijd tegen terreur is het uitschakelen van Osama Bin Laden, de leider van Al Qaeda en het brein achter de aanslagen van 9/11.

1.3.3 President Donald Trump

1.3.3.1 Reactie op islamitisch terrorisme

31. Donald Trump (ambtstermijn 2017 – 2020) haalde reeds vóór hij aantrad als president in 2017, meermaals uit naar president Obama omreden dat hij nooit de woorden ‘radicaal islamitisch terrorisme’ hanteerde. Trump is van mening dat daardoor het probleem niet benoemd werd en het bijgevolg evenmin efficiënt en effectief werd aangepakt.66 A fortiori meende Trump dat eenieder die onze vijand niet kan benoemen, niet geschikt is om dit land te leiden en niet in staat is om deze vijand uit te roeien.67

32. Bij zijn aantrede als president wordt Trump geconfronteerd met de teloorgang van IS. Doch ontstaat in het Westen de nieuwe tendens van binnenlandse jihadisten die aanslagen plegen, geïnspireerd op de ideologie van IS.68 Tijdens zijn presidentschap roept President Trump op tot een gezamenlijke aanpak in de strijd tegen terreur.69 Opvallend hierbij is dat hij spreekt over de strijd tegen ‘islamitisch extremisme’ eerder

63 National Defense Authorization Act for Fiscal Year 2012, H.R.1540, 112th Cong. (2011). 64 National Defense Authorization Act for Fiscal Year, §§ 1021-1022.

65 D. JOHNSEN, “The lawyers’ war. Counterterrorism from Bush to Obama to Trump”, Foreign Affairs november 2016,

www.repository.law.indiana.edu/cgi/viewcontent.cgi?article=3406&context=facpub (geconsulteerd op 11 oktober 2019).

66 I. DE ZWAAN, “Hoe ‘islamistisch’ in de toespraak van Trump veranderde in ‘islamitisch’”, De Morgen 22 mei 2017,

www.demorgen.be/nieuws/hoe-islamistisch-in-de-toespraak-van-trump-veranderde-in-islamitisch~bc72a12c/ (geconsulteerd op 11 oktober 2019).

67 D.G. STARR-DEELEN, Counter-terrorism from the Obama administration to president Trump, Palgrave, 2018, 2.

68 J.F. ADDICOTT, “Prosecuting the War on Terror in the Trump Administration: the Trump doctrine: is there really a new sheriff in

town”, Alb. Gov’t L. Rev. 2018, afl. 11, (209) 240.

69 X., “President Trump’s Speech to the Arab Islamic American Summit”, The White House 21 mei 2017,

www.whitehouse.gov/briefings-statements/president-trumps-speech-arab-islamic-american-summit/ (geconsulteerd op 11 oktober 2019).

(27)

27 dan ‘islamistisch extremisme’.70 Waardoor hij terrorisme aldus associeert met het geloof en niet met de politieke ideologie. Wat zijn antiterreurbeleid betreft, is hij een meester in het inburgeren van (irrationele) angst voor het islamitisch terrorisme door middel van zorgwekkende retoriek.71 Echter, angst is geen strategie.72 Trump maakt, meer dan zijn voorgangers, een hype van de terroristische dreiging.73

1.3.3.2 Antiterreurbeleid

33. De angst voor het islamitisch terrorisme werd begin 2017 vertaald in de afkondiging van een inreisverbod voor terroristen. Krachtens deze Executive Order werden onderdanen van islamitische landen – Iran, Libië, Somalië, Soedan, Syrië en Jemen – de toegang tot het Amerikaanse grondgebied ontzegd omdat ze een bedreiging vormen.74 De bedreiging is te wijten aan het feit dat deze landen terroristische organisaties financieren, in hun functioneren beperkt zijn door terroristische organisaties of zich geconfronteerd zien met actieve conflictgebieden binnen hun grenzen, waardoor ze niet de nodige informatie over de potentiële reizigers kunnen of willen delen.75 Het verbod hield echter niet lang stand en werd door verschillende rechtbanken aangevochten met als gevolg dat de uitwerking van dit inreisverbod werd opgeschort.76 Opvallend en zorgwekkend tegelijk is dat religie een belangrijk criterium geworden is in het antiterreurbeleid.77 Door dit initiatief was de toon van Trump’s antiterreurbeleid reeds bij het begin van zijn ambtstermijn gezet.

34. Trump is een uitgesproken voorstander van foltermethodes als aspect van het antiterreurbeleid. Reeds meermaals liet Trump zich uit omtrent het gebruik van foltermethodes als reële en effectieve middelen in de strijd tegen terrorisme. Zo liet hij weten dat hij de omstreden verhoortechniek waterboarding

70 I. DE ZWAAN, “Hoe ‘islamistisch’ in de toespraak van Trump veranderde in ‘islamitisch’”, De Morgen 22 mei 2017,

www.demorgen.be/nieuws/hoe-islamistisch-in-de-toespraak-van-trump-veranderde-in-islamitisch~bc72a12c/ (geconsulteerd op 11 oktober 2019).

71 R. MALLEY en J. FINER, “The Long Shadow of 9/11. How Counterterrorism Warps U.S. Foreign Policy”, Foreign affairs 2018, (58)

58-59.

72 A.K. CRONIN, “U.S. grand strategy and counterterrorism”, Orbis 2012, afl. 56, (192) 194.

73 R. MALLEY en J. FINER, “The Long Shadow of 9/11. How Counterterrorism Warps U.S. Foreign Policy”, Foreign affairs 2018, (58)

62.

74 Executive Order No. 13769 (2017); Executive Order No. 13780 (2017).

75 Executive Order No. 13769 (2017); Executive Order No. 13780 (2017); W. DE BONDT en N. AUDENAERT, “Met de wielen aan de

grond. De gevolgen van het Amerikaanse inreisverbod”, NC 2017, afl. 6, (539) 539.

76 States of Washington & Minnesota v. Trump, 847 F.3d 1151 (9th Cir. 2017).

77 P. HUYGHEBAERT, Trump bant inwoners uit 7 landen van het Midden-Oosten, VRTNWS 28 januari 2017,

www.vrt.be/vrtnws/nl/2017/01/28/trump_bant_inwonersuit7landenvanhetmidden-oosten-1-2876923/ (geconsulteerd op 1 mei 2020).

(28)

28 zou herintroduceren. Hij deed dat met de volgende woorden: “[w]ould I approve waterboarding? You bet

your ass I would. In a heartbeat. I would approve more than that. It works. […] … and if it doesn’t work, they deserve it anyway for what they do to us”.78

35. In september 2019 zet president Trump zijn antiterreurbeleid kracht bij door een Executive Order

“Modernizing Sanctions To Combat Terrorism” uit te vaardigen.79 De maatregelen vervat in deze Executive Order vallen uiteen in drie delen. Vooreerst is er een modernisering van de sancties. Donald Trump neemt maatregelen voor een betere strafvervolging om terroristen en hun geldschieters wereldwijd adequater te sanctioneren. Ten tweede versterkt de regering Trump de capaciteit van de Verenigde Staten om zich te kunnen verdedigen tegen terrorisme. Tenslotte, zijn Trump en zijn administratie vastbesloten om ervoor te zorgen dat de Verenigde Staten veilig is en haar burgers altijd veilig zullen zijn voor de dreiging van het wereldwijde terrorisme.80

36. “America First” is de populaire slagzin waarmee Donald Trump zijn ambtsperiode aanvatte en dit moto bleef hij sindsdien getrouw.81 De 45e president van de Verenigde Staten heeft ondertussen zijn eigen Trump-doctrine ontwikkeld, die eveneens werd omschreven als de “We’re America, bitch”-doctrine door een Witte Huis-medewerker.82 In tegenstelling tot wat ten tijde van Obama het geval was, excuseert Amerika zich niet meer voor wat het doet en voor wie het is. Onder Trump zijn bewind komen de Verenigde Staten prominent op de eerste plaats.83 Vanuit dit perspectief, wordt dit ook wel de “Fuck Obama”-doctrine genoemd. De welgekende rode draad in de Trump-doctrine bestaat uit het verstoren van de bestaande

78 B. JACOBS, “Donald Trump on waterboarding: 'Even if it doesn't work they deserve it’”, The Guardian 24 november 2015, via

www.theguardian.com/us-news/2015/nov/24/donald-trumpon-waterboarding-even-if-it-doesnt-work-they-deserve-it (geconsulteerd op 19 november 2019).

79 Executive Order No. 13886 (2019).

80 X., “President Donald J. Trump is protecting the nation by modernizing and expanding sanctions to combat terrorism”, The White

House 10 september 2019, www.whitehouse.gov/briefings-statements/president-donald-j-trump-protecting-nation-modernizing-expanding-sanctions-combat-terrorism/ (geconsulteerd op 19 november 2019).

81 R. COOLSAET, “Macht en regels in de wereldpolitiek: Von Clausewitz, Wilhelm II en Trump tegen Grotius, Wilson én Rietjens” in P.

RIETJENS (ed.), Een momentopname in veranderende wereldbeelden. Paul Rietjens, veertig jaar actief in de wandelgangen van

buitenlandse zaken, VUB Press, 2019, (41) 47.

82 Ibid., 48.

83 B. SOENENS, “We’re America, bitch!”, VRTNWS 15 juni 2018, www.vrt.be/vrtnws/nl/2018/06/15/_we_re-america-bitch/

(29)

29 orde.84 Daarnaast bestaat Trump zijn handelsmerk uit zijn consistente inconsistentie en zijn onvoorspelbaarheid.85

1.4 Institutioneel kader

37. In de nasleep van de aanslagen op 9/11 werd in 2002 een Joint House-Senate Intelligence Committees Inquiry ingesteld, een gezamenlijke onderzoekscommissie van het Huis van Afgevaardigden en de Senaat. Uit het rapport van deze onderzoekscommissie blijkt dat de FBI aanzienlijk tekortgeschoten heeft.86 Ook de 9/11 Commission stelde vast dat er omvangrijke fouten werden gemaakt zowel bij de FBI als bij de CIA.87 Vermits beide inlichtingendiensten reeds vóór 11 september 2001 beschikten over informatie waaruit geconcludeerd kon worden dat Al Qaeda plannen had om aanslagen te plegen op het Amerikaanse grondgebied, doch deze niet met elkaar deelden.88 De gebrekkige onderlinge samenwerking tussen beide instellingen en de laakbare interne structuren hadden tot gevolg dat de informatie versnipperd bleef. Aangezien het gebrek aan samenwerking binnen de inlichtingengemeenschap aangeduid wordt als één van de prominente oorzaken die ten grondslag liggen aan de aanslagen op 11 september 2001, worden de instanties die het Amerikaanse inlichtingenlandschap beheersen en vandaag een bijdrage leveren in de strijd tegen het terrorisme in dit onderdeel beknopt in kaart gebracht.

1.4.1 Inlichtingendiensten

38. Een eerste actor is het Federal Bureau of Investigation, beter gekend onder de naam FBI. Dit is een aloude federale instelling voor wetshandhaving. In wezen is dit een federale politiedienst die sedert 2002 van de bestrijding van terrorisme de hoogste prioriteit heeft gemaakt. Vóór de aanslagen op 11 september 2001 trad deze instelling hoofdzakelijk op als een reactieve wetshandhavingsinstantie. Reeds begin jaren ’90 lag de focus van de FBI op de strijd tegen het terrorisme. Na 11 september 2001 voer de FBI echter een andere koers door voortaan meer proactief en flexibeler op te treden op basis van verkregen informatie.89 De USA PATRIOT Act was een cruciaal instrument waardoor aan de FBI meer slagkracht en macht werd gegeven op het vlak van terrorismebestrijding. Hoewel de FBI verschillende prioriteiten heeft, is de

84 J. GOLDBERG, “We’re America, bitch”, De Standaard 16 juni 2018, https://www.standaard.be/cnt/dmf20180615_03565235

(geconsulteerd op 19 november 2019).

85 O. HASSAN, “Trump, Islamophobia and US-Middle East relations”, Critical Studies on Security 2017, 187. 86 H. MATTHIJS, De Verenigde Staten: van Columbus tot heden, Mortsel, Intersentia, 2012, 500.

87 U.S. Congress, 9/11 Commission Report, Washington D.C., 2004, 576.

88 H. MATTHIJS, De Verenigde Staten: van Columbus tot heden, Mortsel, Intersentia, 2012, 500. 89 J.P. BJELOPERA, The Federal Bureau of Investigation and Terrorism Investigations, CRS 2012, 26.

(30)

30 hoofdprioriteit vandaag de dag kennelijk terrorisme.90 In het bijzonder is deze dienst erop gericht terrorisme op te sporen op het eigen grondgebied. In tegenstelling tot wat het geval is bij de Central Intelligence Agency, de zogenaamde CIA.

39. De CIA werd opgericht in 1947. Dit is de buitenlandse inlichtingendienst van de Verenigde Staten die terroristische incidenten buiten het Amerikaanse grondgebied bestrijdt. De National Security Act91 en de CIA Act92 liggen aan de grondslag van deze huidige buitenlandse geheime dienst. Het doel van deze instelling bestaat erin informatie in te winnen, te analyseren en speciale operaties te ondersteunen. In principe komt de taak van de CIA neer op het verkrijgen en analyseren van allerlei informatie over regeringen, bedrijven en personen in het buitenland die een mogelijk gevaar vormen voor de Verenigde Staten.93

40. Vervolgens moet ook het National Security Agency worden toegelicht. Dit is een geheime dienst die werd opgericht in 1952 en gespecialiseerd is in het vergaren, afluisteren en analyseren van elektronische informatie uit communicatie via telefonie, internet en het ontcijferen van cryptoanalyse. Dat het niet altijd even evident is om uit de enorme hoeveelheden verzamelde data de effectieve gevaren te filteren, werd duidelijk uit twee onderschepte Arabische berichten op 10 september 2001 van Afghanistan naar Saoedi-Arabië. Ondanks het feit dat de berichten boodschappen als “De wedstrijd begint morgen” en “morgen is het nul uur” bevatten, kon 9/11 niet worden voorkomen.94 De gebeurtenissen op 11 september 2001 waren voor de NSA een ware katalysator om zowel de bevoegdheid als de reikwijdte van het toezicht door de inlichtingendiensten uit te breiden.95

1.4.2 Fusion centers

41. Fusion centers werden opgericht in de nasleep van de aanslagen op 11 september 2011 met als doel het delen van informatie met het oog op het bestrijden van terrorisme.96 Het oogmerk van deze centra is de bevordering van het delen van informatie tussen instanties zoals de Federal Bureau of Investigation, het U.S. Department of Homeland Security, het U.S. Department of Justice en statelijke en lokale wetshandhaving.

90 A. B. ZEGART, Spying blind. The CIA, the FBI, and the Origins of 9/11, Princeton University Press, 2007, 189. 91 National Security Act of 1947, Pub. L. No. 80-253, 61 Stat. 495.

92 CIA Act of 1949, Pub. L. No. 81-110, 63 Stat. 208.

93 H. MATTHIJS, De Verenigde Staten: van Columbus tot heden, Mortsel, Intersentia, 2012, 510.

94 K. CLERIX, Geschiedenis van de machtigste inlichtingendienst ter wereld, MO 7 augustus 2013,

www.mo.be/artikel/portret-van-de-machtigste-inlichtingendienst-ter-wereld (geconsulteerd op 29 oktober 2019).

95 D. RIVES-EAST, Surveillance and Terror in Post-9/11 British and American Television, Palgrave Macmillan, 2019, 30. 96 T. MONAHAN en N. PALMER, “The Emerging Politics of DHS Fusion Centers”, Security Dialogue 2009, afl. 40, (617) 617.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

inrichtingen, terwijl sommige (o.m. Georgia) bedreigd werden met een algehele overname van het gevangenissysteem door het federale gerechtshof wegens schending van

De benutting van drijfmest N kan bij voldoende klaver op sommige bedrijven mogelijk nog omhoog, door mest nog meer aan te wenden voor de eerste snede(n), mits de voorziening met

The literature review focuses on the prevalence of overweight and obesity, the influence of marketing on the food behaviour of children, children’s role in marketing,

In the idea generation phase firms are rather develop- ing ideas within the firm and experiment with their business model that might lead to changes in all four components of

Daar moet de pers zich mee bezighouden, en niet alleen maar de emotionele kant van de zaak belichten. We hebben het hier verdorie toch niet

Van de naar schatting 419.000 Assyriers wonen er zo'n 110.000 in de Verenigde Staten en Canada, bijna net zoveel als op dit moment in Irak.' De grootste gemeenschap van Assyriers

Het moet dus altijd bekend zijn welke soorten worden uitgezet en of aan de eisen die deze soorten stellen aan de beek voldaan is; het lukraak overzetten van bijvoorbeeld 5-m

Wat betreft de exportprodukten, zoals tarwe, voergranen, rijst, sojabonen en katoen, staan de Verenigde Staten een vrij handelsbeleid voor, maar dit wil helemaal niet zeggen dat