• No results found

De relatie tussen trauma, psychopathie en hostiliteitsbias

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De relatie tussen trauma, psychopathie en hostiliteitsbias"

Copied!
22
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Relatie tussen Trauma, Psychopathie en Hostiliteitsbias

Kelsey Alice Timmer

Naam begeleider: Lieke Nentjes Studentnummer: 10581383 Studieonderdeel: Bachelorproject Aantal woorden abstract: 119 Aantal woorden literatuur: 4668

(2)

Abstract

In deze studie werd onderzocht of een hostiliteitsbias de relatie tussen trauma en psychopathie verklaart. Het onderzoek werd uitgevoerd bij 62 deelnemers uit een niet-forensische populatie, allen van mannelijk geslacht. Bij alle deelnemers werd de Jeugd Trauma Vragenlijst en de Self-report psychopathy scale afgenomen. Daarnaast moesten alle deelnemers de faces-taak doorlopen, waarin de hostiliteitsbias werd gemeten. Uit de resultaten bleek er geen significante correlatie te zijn tussen trauma, hostiliteitsbias en psychopathie. Uit de mediatieanalyse bleek hostiliteitsbias geen verklaring te zijn voor de relatie tussen trauma en psychopathie. Op basis van deze resultaten lijken trauma, hostiliteitsbias en psychopathie niet gerelateerd te zijn aan elkaar en lijkt de aanwezigheid van een hostiliteitsbias geen mechanisme in de relatie tussen trauma en psychopathie.

(3)

De Relatie tussen Trauma, Psychopathie en Hostiliteitsbias

Wat is psychopathie?

Psychopathie is een persoonlijkheidsstoornis die wordt gekenmerkt door

tekortkomingen in persoonlijkheid en gedrag. Tekortkomingen in persoonlijkheid zijn onder te verdelen in een interpersoonlijk en affectief aspect, waaronder pathologisch liegen, gevoel van grandiositeit, gevoelloosheid en gebrek aan berouw. Tekortkomingen in gedrag zijn onder te verdelen in tekortkomingen op het gebied van levensstijl en antisociaal gedrag, zoals

impulsiviteit, slechte gedragscontrole en criminele veelzijdigheid (Thompson et al., 2014). Deze omschrijving van psychopathie is gebaseerd op de Revised Psychopathy Checklist (PCL-R) van Hare (2003), zie Tabel 1. Dit is momenteel de meest betrouwbare en valide manier om psychopathie te meten in de forensische populatie.

Psychopathie wordt ook wel gezien als een aparte variant van de antisociale

persoonlijkheidsstoornis. Desondanks is het belangrijk deze termen goed uit elkaar te houden. De antisociale persoonlijkheidsstoornis wordt gekenmerkt door tekortkomingen in gedrag, waar gekeken wordt naar de geschiedenis van antisociaal en crimineel gedrag. Bij

psychopathie wordt niet alleen gedrag opgenomen in het concept, maar ook het affectieve en interpersoonlijke aspect, zoals emotionele disfunctie en manipulatief gedrag (Blair, J., Mitchell, & Blair, K, 2005).

Psychopathie en de verwoestende maatschappelijke gevolgen

Psychopathie is een stoornis die veelal wordt gekenmerkt door manipulatief gedrag, gevoelloosheid, criminaliteit en gebrek aan berouw (Thompson, Ramos, & Willet, 2014). Aangezien psychopathie in de algemene populatie niet veel voorkomt lijkt het in eerste instantie een klein probleem. In de forensische populatie komt het echter veel vaker voor. Een prevalentie van 1% in de algemene populatie (Coid, Yang, Ullrich, Roberts, & Hare, 2009) maakt plaats voor een prevalentie van 20-35% in de forensische populatie (Harpur & Hare,

(4)

1994). Uit onderzoek is gebleken dat psychopathische kenmerken veel voorkomen onder seksuele misdadigers en moordenaars. Uit onderzoek bleek maar liefst 64% van de seksuele misdadigers psychopathische kenmerken te hebben. Dit ging om seksuele misdadigers met zowel kind als volwassen slachtoffers (Porter, Fairweather, Drugge, Hervé, Birt, & Boer, 2000). Het onderzoek van Laurell en Daderman (2007) liet onder moordenaars een prevalentie zien van 31.4%.

Tabel 1.

Items in de revised psychopathy checklist (PCL-R) (Hare, 2003) en gesorteerd op factor, facetten en items

Factor 1: Interpersoonlijk-affectieve schaal

Interpersoonlijk facet (Facet 1) Oppervlakkig charmant/welbespraakt Egocentrisme

Pathologisch liegen

Manipulatief en sluw gedrag Affectieve facet (Facet 2) Gebrek aan berouw of schuld

Ontbreken van emotionele diepgang Kill en/of gebrek aan empathie Geen verantwoordelijkheid nemen voor eigen gedrag

Factor 2: Antisociale schaal

Levensstijl facet (Facet 3) Prikkelhongerig en afkeer van verveling Impulsief

Onverantwoordelijk gedrag Parasitaire levensstijl

Gebrek aan realistische doelen op lange termijn

Antisociaal facet (Facet 4) Gedragsproblemen in jeugd Gebrekkige beheersing van gedrag Jeugdcriminaliteit

Schending van voorwaardelijke invrijheidstelling of proeftijd Criminele veelzijdigheid

Mensen met psychopathische kenmerken zijn niet alleen verantwoordelijk voor een groot gedeelte van de hoeveelheid criminaliteit, maar de misdaden die ze begaan zijn ook nog eens gewelddadiger en agressiever dan bij criminelen zonder psychopathische kenmerken (Hare & McPherson, 1984). De agressie die zij laten zien is primair instrumenteel en dit houdt in dat de agressie geassocieerd wordt met voorbedachte rade, gemotiveerd door een extern doel en niet reactief is. Dit is de reden dat mensen met psychopathische kenmerken veelal als

(5)

koelbloedig worden beschouwd (Woodworth & Porter, 2002). Psychopathie is daarnaast ook een risicofactor voor recidivisme (Laurell & Daderman, 2005), wat de noodzaak voor

preventie en interventie nog groter maakt.

De problematiek waarmee psychopathie gepaard gaat kent verregaande gevolgen voor zowel individu als maatschappij. Mensen met deze problematiek en mensen in de

maatschappij kennen dan ook een grote hulpvraag. In het geval van het individu is er een hulpvraag voor een betere kwaliteit van leven, gemoedstoestand en algemeen functioneren. In het geval van de maatschappij is de hulpvraag het behouden en/of bevorderen van een veilige samenleving. Een passende oplossing vraagt om meer dan alleen kennis van de problematiek die met psychopathie gepaard gaat en vraagt om meer inzicht in de mechanismen die een rol spelen bij het ontwikkelen van psychopathie.

Het lijkt er op dat psychopathie zich al op jonge leeftijd ontwikkelt.

Gedragsstoornissen in de kindertijd en jeugdcriminaliteit zijn bijvoorbeeld kenmerken van psychopathie. Hierom wordt in het huidige onderzoek gekeken naar trauma in de jeugd als voorspeller van psychopathie. Er is inmiddels al veel onderzoek gedaan naar neurobiologische afwijkingen bij psychopathie. In dit onderzoek is er gekozen om naar een eventuele

cognitieve afwijking te kijken: de hostiliteitsbias (HAB). Een HAB is de neiging om de intentie van anderen als vijandig te interpreteren. The model of the development of hostile attributional biases (Dodge, 2006) stelt dat onder andere fysiek misbruik (een trauma) eerst leidt tot een hostiliteitsbias en vervolgens tot agressie. Hiernaar is tot op heden nog maar weinig onderzoek gedaan. Vandaar dat in dit onderzoek gekeken zal worden gekeken of hostiliteitsbias de relatie tussen trauma en psychopathie verklaart. Het blootleggen van mechanismen kan bijdragen aan het ontwikkelen van passende interventie- of

(6)

Trauma, hostiliteitsbias en psychopathie

Het meemaken van een trauma op jonge leeftijd heeft vaak verregaande gevolgen, niet alleen op het moment zelf, maar ook op latere leeftijd. Zo blijkt uit meerdere onderzoeken dat trauma in de kindertijd hogere scores op psychopathische kenmerken voorspelt op latere leeftijd. Bij gevangenen van adolescente leeftijd die blootgesteld zijn aan geweld binnenshuis en in de levensomgeving, is er sprake van hoge scores op psychopathische kenmerken

(Schraft, Kosson, & Mcbride, 2013). Daarnaast demonstreren misdadigers met

psychopathische kenmerken op volwassen leeftijd een hoge mate van traumatische ervaringen in de kindertijd (Cima, Smeets, & Jelicic, 2008). Zowel fysieke als emotionele trauma’s zijn voorspellers van psychopathische kenmerken (Krischer, & Sevecke, 2008). De heftigheid van de mishandeling in de kindertijd hangt samen met de heftigheid van psychopathische

kenmerken op latere leeftijd (Dargis, Newman, & Koenigs, 2015).

Trauma wordt niet alleen geassocieerd met een stoornis zoals psychopathie, maar ook met een meer algemene bias in de verwerking van sociale informatie, namelijk de hostile attributional bias (HAB). Een HAB is de neiging om de intentie van anderen te interpreteren als vijandig wanneer signalen in een sociale situatie ambigue zijn (Milich, & Dodge, 1984). Mishandelde kinderen lijken veel sneller geneigd vijandige intenties toe te schrijven aan verschillende bestaande relatiefiguren, zoals moeder of beste vriend, in tegenstelling tot kinderen die niet mishandeld zijn (Price, & Glad, 2002). Uit onderzoek bleek dat emotioneel mishandelde kinderen voor een hele lange tijd de omgeving op een anticiperende manier in de gaten hielden nadat agressie werd geïntroduceerd aan een situatie. Kinderen die niet

mishandeld waren lieten meer arousal zien bij de introductie van agressie, maar gingen daarna sneller weer naar de baseline. Deze langdurige anticiperende houding wijst in de richting van de aanwezigheid van een HAB. Daarnaast zijn trauma’s in de kindertijd goede voorspellers voor een hostiele dimensie van persoonlijkheid op volwassen leeftijd (Roy,

(7)

2001). Het blijft nog onduidelijk of trauma in de kindertijd geassocieerd is met een HAB op volwassen leeftijd.

Naar de relatie tussen HAB en psychopathie is vooralsnog weinig onderzoek gedaan. Alleen het onderzoek van Vitale, Newman, Serin en Bolt (2005) heeft aangetoond dat de aanwezigheid van psychopathische kenmerken goede voorspellers zijn van HAB. Ander onderzoek brengt HAB wel regelmatig met agressie in verband. HAB lijkt ten grondslag te liggen aan agressief-impulsief gedrag en agressief-instrumenteel gedrag. Er zijn associaties gevonden tussen agressief-impulsief gedrag en de voorkeur om ambigue situaties waarin lichtelijke boosheid werd getoond als vijandig te interpreteren (Schönenberg, & Jusyte, 2014; Helfritz-Sinville, & Stanford, 2014). Aangezien vormen van agressie en geweld regelmatig in verband worden gebracht met psychopathische kenmerken, is de relatie tussen HAB en psychopathie ook aannemelijk. Vandaar dat in dit onderzoek ook gekeken zal worden naar de relatie tussen HAB en psychopathie.

Welke richting de relaties tussen trauma, psychopathie en HAB oplopen is niet eenduidig. Aan de hand van “The model of the development of hostile attributional biases” wordt echter verondersteld dat trauma leidt tot negatieve schema’s, die leiden tot een HAB en een HAB leidt tot agressie (Dodge, 2006). Zie Figuur 1. Agressie is niet hetzelfde als

psychopathie, maar wel een belangrijk onderdeel van de gedragscomponent van psychopathie. Het zou kunnen zijn dat HAB leidt tot psychopathie en dan voornamelijk tot de

gedragscomponent, bestaande uit antisociaal gedrag en onberekenbare levensstijl.

Eerdere studies hebben al aangetoond dat trauma, HAB en psychopathie geassocieerd zijn met elkaar. Geen enkele studie onderzocht deze drie constructen tot op heden echter samen. De huidige studie zal proberen het mechanisme bloot te leggen door te kijken of HAB de relatie tussen trauma en psychopathie gedeeltelijk verklaart. De verwachting is dat er

(8)

relaties worden gevonden tussen trauma en psychopathie, trauma en HAB en HAB en psychopathie. Ook wordt verwacht dat de relatie tussen trauma en psychopathie gedeeltelijk verklaard zal worden door een HAB.

Figuur 1. The model of the development of hostile attributional biases (Dodge, 2006).

Methoden

Deelnemers

Poweranalyse liet zien dat er 68 proefpersonen nodig waren voor een power van 0.8 en een medium effectsize. Uiteindelijk namen drieënzestig volwassen mannen in de leeftijd vanaf 18 jaar deel aan dit onderzoek, waardoor de power achteraf 0.76 was. De deelnemers waren afkomstig uit een niet-forensische populatie en waren enkel van mannelijk geslacht. Hoewel voorgaand onderzoek naar psychopathie vooral is gedaan in forensische populaties, blijkt uit recent onderzoek dat psychopathie geen categorische variabele is, maar een

dimensionele (Guay, Knight, Ruscio, & Hare, 2007). Dit houdt in dat ieder mens in bepaalde mate scoort op psychopathische kenmerken. Op basis hiervan is gekozen voor een niet-forensische populatie. Daarbij is ook gekozen voor het rekruteren van alleen mannen. De forensische populatie bestaat grotendeels uit mannen en om enigszins te kunnen generaliseren naar een forensische populatie is daarom gekozen om alleen mannen te betrekken in het onderzoek. De werving van deelnemers vond plaats via het eigen netwerk van de

(9)

onderzoekers en de proefpersonen-website van de Universiteit van Amsterdam (UvA). Daarnaast was een goed begrip van de Nederlandse taal en een minimale leeftijd van achttien jaar inclusiecriteria. De gemiddelde leeftijd van de steekproef was 21.77 met een SD van 2.69. Van de deelnemers had 48.4% een universiteitsopleiding en had 88.7% een Nederlandse nationaliteit. Als beloning voor deelname ontvingen de deelnemers 2 onderzoeks-credits en in andere gevallen werden ze vriendelijk bedankt voor hun deelname aan het onderzoek.

Materialen

Het huidige onderzoek heeft gebruik gemaakt van twee vragenlijsten om trauma en psychopathie te meten en één taak om hostiliteitsbias te meten. De twee vragenlijsten en de taak zijn allen afgenomen op de computer.

Trauma

Om trauma te meten werd gebruik gemaakt van de Jeugd Trauma Vragenlijst (JTV). De JTV bestaat uit 28 vragen die zijn verdeeld over vijf domeinen: emotioneel misbruik (5 items), fysiek misbruik (5 items), seksueel misbruik(5 items), emotionele verwaarlozing (5 items), lichamelijke verwaarlozing(5 items). Naast deze 25 vragen zijn er nog 3

minimalisatie/ontkenning vragen. De antwoorden worden gegeven op een schaal van 1 tot 5, waarbij 1= nooit waar en 5= zeer vaak waar. De score loopt van 5-25. De vragenlijst kent een goede betrouwbaarheid bij zowel klinische als niet-klinische populaties, Fysiek misbruik α = .91, Emotioneel misbruik α = .89, Seksueel misbruik α = .95, Fysieke verwaarlozing α = .63, en Emotionele verwaarlozing α = .91 (Thombs, Bernstein, Lobbestael, & Arntz, 2009). Een voorbeeld van een vraag is: Tijdens mijn jeugd ben ik door iemand uit mijn gezin zo hard geslagen dat ik naar een dokter of naar het ziekenhuis moest gaan.

Psychopathie

Om psychopathie te meten is gebruik gemaakt van de Self-report psychopathy scale (SRP). In deze studie is de PCL-R niet gebruikt, omdat deze alleen geschikt is voor

(10)

forensische populaties. De SRP is afgeleid van de PCL-R en is geschikt voor het meten van psychopathische kenmerken in niet-forensische populaties (Gordts, Uzieblo, Neumann, Bussche, & Rossi, 2015). De SRP correleert positief met de PCL-R (Forth, Brown, & Hare, 1996). De SRP bestaat uit 64 vragen die verdeeld zijn over vier domeinen; interpersoonlijke manipulatie (16 items), harteloos/gevoelloos affect (16 items), onvaste levensstijl (16 items) en criminele tendensen (16 items). De antwoorden worden gegeven op een schaal van 1 tot 5, waarbij 1= helemaal oneens en 5= helemaal mee eens. De betrouwbaarheid van deze

vragenlijst is goed tot heel goed, namelijk α = .90 en voor de subschalen was het acceptabel tot goed, namelijk α = .69-.90 (Gordts et al., 2015). Een voorbeeld van een vraag is: Ik heb iemand erin geluisd om mij geld te geven.

Hostiliteitsbias

Om HAB te meten is gebruik gemaakt van de faces-taak. Aan het begin van de taak wordt een portretfoto gemaakt van de proefpersoon. Deze foto wordt in de taak gebruikt. Vervolgens krijgt de proefpersoon telkens een foto zien op het computerscherm in één van de vier kwadranten. Dit kan een foto zijn van de proefpersoon zelf, een portretfoto van een andere (onbekende) man of een foto van een neutraal object; een ei dat de vorm van een gezicht benadert. De proefpersoon wordt gevraagd om gelijk op de foto te klikken als hij/zij deze ziet. Nadat er geklikt is wordt er een groep portretfoto’s getoond voor 400 ms. De portret foto’s zijn geselecteerd uit de NimStim Facial Stimuli Set en bestaan uit negen foto’s van mannen en negen foto’s van vrouwen. Deze 18 foto’s tonen boosheid, vrolijkheid, of een neutrale

uitdrukking. Er is een gelijke verdeling van de boze, vrolijke en neutrale foto’s. In totaal zijn er dus 54 portretfoto’s. Na afloop van de taak moet de proefpersoon nog een vragenlijst invullen waarin hij/zij een schatting moet geven van de hoeveelheid boze, vrolijke en neutrale gezichten. De schatting die wordt gemaakt over hoeveel boze gezichten er werden getoond na een foto van de proefpersoon zelf, is de maat voor hostiliteitsbias. De schattingen van de neutrale en vrolijke

(11)

gezichten werden meegenomen voor het vaststellen van de specificiteit van een eventuele relatie tussen trauma en psychopathie enerzijds en HAB anderzijds. Om het doel van de taak te verbloemen werd er ook naar andere schattingen gevraagd, zoals het percentage vrouwelijke gezichten of haarkleur(Alleva, Lange, Jansen, & Martijn, 2014).

Procedure

De huidige studie maakt deel uit van een groter, overkoepelend onderzoek naar trauma, psychopathie, hostiliteit en agressie. Er zijn bij de testafname meerdere taken en vragenlijsten afgenomen, maar alleen de taken die relevant zijn voor het testen van de hypotheses van het huidige onderzoek worden besproken. De studie is goedgekeurd door de ethische commissie van de afdeling Psychologie aan de UvA. Na de werving werden de deelnemers uitgenodigd om naar het lab te komen. Bij aankomst in het lab kregen de

deelnemers informatie over het huidige onderzoek door middel van een informatiebrochure en werd ze gevraagd een informed consent te tekenen. Er is duidelijk aangegeven dat deelname aan het onderzoek geheel vrijwillig is en dat proefpersonen ten alle tijden mogen ophouden met het onderzoek zonder opgaaf van reden.

Vervolgens werd ze gevraagd de Jeugd Trauma Vragenlijst in te vullen op de

computer. Na het invullen van de Jeugd Trauma Vragenlijst, werd de deelnemers gevraagd de Self-report psychopathy scale op de computer in te vullen. Na het invullen van de twee vragenlijsten, moesten de deelnemers nog de faces-taak uitvoeren op de computer.

Voorafgaand aan deze taak werd een duidelijke instructie gegeven. Het gehele onderzoek nam ongeveer een uur tijd in beslag.

Na afloop werden de deelnemers vriendelijk bedankt voor hun deelname aan het onderzoek. Ook werd aangegeven dat als zij interesse hadden in de resultaten van het onderzoek ze hun email-adres konden achterlaten.

(12)

In de huidige studie was psychopathie de afhankelijke variabele, trauma de onafhankelijke variabele en HAB de mediator.

Als eerst werden de beschrijvende statistieken in kaart gebracht. In een tabel zijn de gemiddelde scores op psychopathie, trauma en HAB weergeven. Ook de bijbehorende

standaarddeviaties en ranges zijn berekend. Daarbij is er een betrouwbaarheidsanalyse gedaan voor de JTV, faces-taak en de SRP. Ook van de bijbehorende subschalen is een

betrouwbaarheidsanalyse gedaan. Als blijkt dat bepaalde subschalen laag scoren op betrouwbaarheid kan er voor gekozen worden om met deze subschalen niet verder te analyseren. Voorafgaand aan de betrouwbaarheidsanalyse is gekeken of aan de assumpties van lineairiteit, onafhankelijkheid, normaliteit en homoscedasticiteit is voldaan. Als de assumptie van normaliteit is geschonden zal de data getransformeerd worden, om zo de variabelen normaler te krijgen.

Vervolgens zijn de correlaties berekend voor de relatie tussen trauma, HAB en psychopathie. Om zo de samenhang, die in voorgaande onderzoeken is aangetoond, te bevestigen. In SPSS is dit gedaan aan de hand van een bivariate correlatie.

Om na te gaan of HAB de relatie tussen trauma en psychopathie verklaard, is een mediatie-analyse uitgevoerd in SPSS aan de hand van het programma proces.

Resultaten

Van de 63 personen die deelnamen aan het onderzoek hebben 62 deelnemers het onderzoek succesvol doorlopen en afgerond. Er was één deelnemer waarvan de reactie op de vragenlijsten niet goed was opgeslagen, waardoor deze deelnemer is verwijderd uit de steekproef en resultatensectie. Er zijn drie outliers geconstateerd op de JTV. Om deze reden zijn analyses gedaan met outliers en zonder outliers en is gekeken of de resultaten op basis van deze analyses van elkaar verschilden. Er is één outlier geconstateerd bij de SRP. Deze bevinding heeft echter geen reden gegeven om mensen uit te sluiten van het onderzoek. De

(13)

aangegeven outlier lag namelijk niet heel ver van de andere scores en werd waarschijnlijk als outlier gezien omdat de rest van de scores zo dicht bij elkaar lagen. De gemiddelde scores, standaarddeviaties en ranges van scores op de JTV, SRP en faces-taak staan weergegeven in Tabel 1, Tabel 2 en Tabel 3.

Tabel 1

Gemiddelden, standaarddeviaties en ranges van scores op de Jeugd Trauma Vragenlijst

Subschalen Gemiddelde SD Range

Emotioneel misbruik 7.03 2.95 5-18 Fysiek misbruik 5.34 0.85 5-9 Seksueel misbruik 5.29 1.22 5-13 Emotionele verwaarlozing 9.44 3.89 5-22 Fysieke verwaarlozing 6.24 2.24 5-15 Trauma in totaal 33.34 8.6 25-72 Tabel 2

Gemiddelden, standaarddeviaties en ranges van scores op de Self-report Psychopathy scale

Factorschalen Gemiddelde SD Range

Factor 85.73 14.74 55-124

Factor 2 72.63 50-92

Psychopathie in totaal 158.35 19.86 125-212

Tabel 3

Gemiddelden, standaarddeviaties en ranges van scores op de faces-taak

Factorschalen Eigen foto Foto van ander Foto van ei Vijandigheid Gem.= 40.18 Gem.= 35.55 Gem.= 37.34

SD= 18.01 SD= 18.05 SD= 19.48 Range= 0- 84 Range= 0- 82 Range= 0- 84

Blij Gem.=38.74 Gem.= 40.73 Gem.= 37.29

SD = 17.34 SD = 20.18 SD= 16.79 Range = 0-73 Range= 0- 80 Range= 0- 80 Neutraal Gem.= 39.34 Gem.= 38.56 Gem.= 40.27 SD= 14.53 SD= 15.88 SD= 15.07 Range=10-80 Range= 7- 73 Range= 10-75 Noot: Gem. = gemiddelde

(14)

Na testafname is de betrouwbaarheid van de JTV, SRP, faces-taak en de bijbehorende subschalen vastgesteld door middel van een betrouwbaarheidsanalyse. In Tabel 4 is te zien dat de betrouwbaarheid van de SRP en JTV acceptabel zijn, terwijl de betrouwbaarheid van de faces-taak matig is. Opvallend is dat de subschalen fysiek misbruik en fysieke verwaarlozing een slechte betrouwbaarheid hebben, zie Tabel 5. Om deze reden werden analyses gedaan met enkel de subschalen emotioneel misbruik, emotionele verwaarlozing en seksueel misbruik. De Cronbach’s alpha’s van de subschalen van de SRP zijn weergegeven in Tabel 6. De vier facetten van de SRP hebben een lage betrouwbaarheid, waardoor er in deze studie niet gekeken zal worden naar het vier-facetten model (interpersoonlijk, affectief, levensstijl en antisociaal), maar naar het twee-factoren model (Interpersoonlijk-affectief en antisociaal). De betrouwbaarheid van factor 1 en factor 2 liggen in vergelijking met de facetten hoger.

Tabel 4

Berekende Cronbach’s alpha’s voor de afgenomen vragenlijsten en taak Vragenlijsten Cronbach’s alpha

Self-report psychopathy scale 0.691 Jeugd Trauma Vragenlijst 0.689

Faces-taak 0.591

Tabel 5

Berekende Cronbach’s alpha’s voor de subschalen van de Jeugd Trauma Vragenlijst

Subschalen Cronbach’s alpha

Emotioneel misbruik 0.798 Fysiek misbruik 0.099 Seksueel misbruik 0.854 Emotionele verwaarlozing 0.863 Fysieke verwaarlozing 0.511 Tabel 6

Berekende Cronbach’s alpha’s voor de subschalen van de Self-report Psychopathy scale

Subschalen Cronbach’s alpha

Interpersoonlijke facet 0.414

(15)

Levensstijl facet 0.267

Antisociale facet 0.545

Factor 1 (interpersoonlijk + affectief) 0.642 Factor 2 (Levensstijl + antiscoiaal) 0.534

Samenhang tussen trauma, HAB en psychopathie

In eerste instantie is gekeken in hoeverre trauma, HAB en psychopathie met elkaar samenhangen door middel van correlatieanalyses. Alvorens is vastgesteld dat er is voldaan aan de assumpties van lineairiteit, normaliteit, homoscedasticiteit en onafhankelijkheid. Tegen de verwachtingen in is er geen significante relatie gevonden tussen de totaalscores op de JTV en totaalscores op de SRP, r = .059, p =.65. Er is ook geen significante relatie gevonden tussen de totaalscores op de JTV en scores op de faces-taak en er is geen significante relatie gevonden tussen de scores op de faces-taak en scores op de SRP, zie Tabel 7.

Er is daarnaast ook geen samenhang gevonden tussen trauma en psychopathie enerzijds en scores op de blije gezichten en neutrale gezichten van de faces-taak anderzijds, zie Tabel 7. Dit is volgens verwachting.

Tabel 7

Correlaties en bijbehorend significantieniveau voor de JTV en SRP enerzijds en de blije, neutrale en boze gezichten van de faces-taak anderzijds

Blije gezichten Neutrale gezichten Boze gezichten Trauma r = .138, p = .29 r = .127, p = .32 r = -.059, p =.65

Psychopathie r = -.069, p = .59 r = -.017, p = .90 r = -.124, p =.338. Noot: JTV = Jeugd Trauma Vragenlijst en SRP = Self-Report Psychopathy scale

In Tabel 8 staan de correlaties voor de subschalen van de JTV en factoren van de SRP. Ook hier is er geen sprake van samenhang. Analyses waarbij outliers in de data waren

verwijderd gaven soortgelijke resultaten in termen van significantieniveau, waardoor er uiteindelijk geen reden was om ze te verwijderen.

(16)

Tabel 8

Correlaties en bijbehorend significantieniveau voor de subschalen van de JTV en factoren van de SRP Emotioneel misbruik Seksueel misbruik Emotionele verwaarlozing Factor 1 r = .106, p =0.41 r = -.047, p =.71 r = .084, p =.52

Factor 2 r = .120, p =0.35 r = -.188, p =.14 r = -.046, p =.72 Noot: JTV = Jeugd Trauma Vragenlijst en SRP = Self-Report Psychopathy scale

Mediatie-analyse

Om na te gaan of HAB een mediator is in de relatie tussen trauma en psychopathie is er een mediatie-analyse uitgevoerd. Alvorens is vastgesteld dat er is voldaan aan de

assumpties van lineairiteit, normaliteit, homoscedasticiteit en onafhankelijkheid. Er is sprake van een mediatie als aan de volgende vier voorwaarden is voldaan: 1. Trauma voorspelt psychopathie (pad C), 2. Trauma voorspelt HAB (pad A), 3. HAB voorspelt psychopathie (pad B) en 4. De relatie tussen trauma en psychopathie zou kleiner moeten zijn wanneer HAB in het model is opgenomen, dan wanneer dat niet zo is (pad C’), zie Figuur 2. Uit de resultaten blijkt dat trauma geen significante voorspeller is van HAB, b = -.16, t = -.6 , p = .55.

Figuur 2. Mediatie-model HAB PSYCHOPATHIE TRAUMA

A

C’ Direct effect

B

TRAUMA PSYCHOPATHIE C Totaal effect A*B Indirect effect

(17)

Aan voorwaarde 2 is dus niet voldaan. Daarnaast blijkt trauma geen significante voorspeller van psychopathie, b = .053, t = 1.77 , p = .86, en blijkt HAB geen significante voorspeller van psychopathie, b = -.135, t = -0.946 , p = .347. Aan voorwaardes 1 en 3 is ook niet voldaan. Uiteindelijk is er geen indirect effect van trauma, via HAB, op psychopathie gevonden, b = 0.22, 95% BI [-0.05,0.24]. Het betrouwbaarheidsinterval omvat een 0, wat aangeeft dat het gevonden verschil niet significant is. Aan voorwaarde 4 is dus niet voldaan. Tegen verwachting in verklaard HAB niet de relatie tussen trauma en psychopathie.

Discussie

In deze studie is onderzoek gedaan naar de relatie tussen trauma, HAB en

psychopathie. De belangrijkste focus was of HAB de relatie tussen trauma gedurende de kindertijd en psychopathie verklaart. In tegenstelling tot voorgaande onderzoeken is er in dit onderzoek geen samenhang gebleken tussen trauma, HAB en psychopathie. Daarnaast lijkt HAB de relatie tussen trauma en psychopathie niet te verklaren. Dit resultaat is tegen alle verwachtingen in.

Dit zou betekenen dat het meemaken van een trauma in de kindertijd het ontwikkelen van psychopathische kenmerken niet voorspelt, maar ook niet het ontwikkelen van een hostiliteitsbias in het verwerken van sociale informatie. Dit strookt niet met The model of the development of hostile attributional biases, die stelt dat onder andere fysiek misbruik leidt tot het ontwikkelen van schema’s, vervolgens leidt tot een HAB en uiteindelijk leidt tot agressief gedrag (Dodge, 2016). Het komt ook niet overeen met de onderzoeken die trauma als goede voorspeller van psychopathie aanmerken (Schraft et al., 2013; Krischer et al., 2008; Cima, Smeets et al., 2008).

Dat er in het huidige onderzoek geen relatie is gevonden tussen trauma, HAB en psychopathie zou kunnen worden verklaard door de aanwezigheid van beschermende factoren. Het kan zo zijn dat trauma niet heeft geleid tot een hostiliteitsbias of psychopathie, vanwege een hoog

(18)

intelligentieniveau en/of extraverte persoonlijkheid van het kind. Extraverte kinderen zijn eerder geneigd hun emoties te uiten en ervaringen te delen met anderen, waardoor zij minder risico lopen om klachten en psychopathologie te ontwikkelen. Hoe hoger het IQ van het kind, hoe kleiner de kans dat agressie zich ontwikkelt(Beerthuis, Berckelaer-Onnes, Daalen, Gaag, Grietens, Haan et al., 2009). Aangezien de steekproef grotendeels hoogopgeleid was is de kans groot dat de gemiddelde IQ ook hoger ligt, waardoor trauma niet heeft geleid tot psychopathie of HAB.

Een alternatieve verklaring voor deze resultaten zou kunnen zijn dat deelnemers niet serieus hebben meegedaan aan het onderzoek. Dit zou ertoe geleid kunnen hebben dat er geen consistente of waarheidsgetrouwe antwoorden zijn gegeven en daarom geen verbanden zijn gevonden. Veel deelnemers hebben echter het onderzoek gedaan zonder vergoeding en meer als gunst voor de onderzoekers. Als zij het niet serieus wilde doen, konden ze het ook gewoon niet doen. Daarnaast hebben meerdere deelnemers de onderzoekers nog succes gewenst en hoopte dat er wat goeds uit kwam. Een andere alternatieve verklaring zou kunnen zijn dat psychopathie toch een categorische variabele is en geen dimensionele en om die reden niet voorkomt in een niet-forensische populatie. Er is echter steeds meer bewijs die de

dimensionele kijk op psychopathie ondersteunt (Guay et al, 2007). Daarnaast blijkt uit het onderzoek van Gordts et al. (2015) dat de SRP geschikt is om psychopathische kenmerken te meten in niet-forensische populaties.

Een opmerking bij dit onderzoek is dat de resultaten uitsluitend correlationeel zijn en causale uitspraken niet kunnen worden gedaan. Correlationeel onderzoek kan zeker heel nuttig zijn, vooral bij het vormen van hypotheses en ideeën voor vervolgonderzoek. Het geeft informatie over relaties en samenhang, maar zegt niks over welke richting deze relaties opgaan. Het vaststellen van associaties is niet voldoende en vooral niet wanneer het informatie moet verschaffen voor interventies voor psychopathie. Dit is iets wat in acht

(19)

genomen moet worden bij het bekijken van dit onderzoek. In vervolgonderzoek is het aan te raden om ook naar de temporele relatie te kijken van de mediator en de uitkomstvariabele. Men zou bijvoorbeeld HAB en psychopathie herhaald kunnen meten. Op deze manier kan worden vastgesteld of de mediator daadwerkelijk eerder optreedt dan de uitkomstvariabele en kan de richting van effect worden bepaald.

Een andere opmerking bij dit onderzoek is dat op basis van de resultaten het moeilijk is om uitspraken te doen over de forensische populatie. In dit onderzoek is binnen een niet-forensische steekproef getest en grotendeels bestaande uit studenten. Hierdoor zal het intelligentieniveau, welvaartsniveau en de levensomstandigheden in grote mate verschillen van de forensische populatie. Dit zorgt er voor dat getrokken conclusies niet te generaliseren zijn naar deze forensische populatie. De noodzaak van dit onderzoek is om op basis van nieuwe inzichten over de mechanismen nieuwe interventies te ontwikkelen of bestaande interventies binnen de forensische setting te verbeteren. Het huidige onderzoek is vooral van belang voor het opstellen van hypothesen en het opzetten van vervolgonderzoek.

De uitkomst van dit onderzoek is dat er geen samenhang is tussen trauma, HAB en psychopathie. Ook is HAB geen verklaring voor de relatie tussen trauma en psychopathie. Onderzoek met niet-significante resultaten is echter even waardevol als onderzoek met wel significante resultaten. Wellicht zegt de uitkomst van dit onderzoek dat het tijd is om andere factoren te relateren aan psychopathie en niet meer alleen te kijken naar risicofactoren, maar ook beschermende factoren, zoals IQ en persoonlijkheidstrekken. Om te voorkomen dat trauma tot psychopathie leidt kan ingespeeld worden op beschermende factoren tijdens de behandeling. Conclusies uit het huidige onderzoek zullen niet direct bijdragen aan het verhelpen of voorspellen van psychopathie, alhoewel er wel een eerste stap is gezet en dat zeker van belang is voor vervolgonderzoek.

(20)

Literatuurlijst

Alleva, J.M., Lange, W., Jansen, A., & Martijn, C. (2014). Seeing ghosts: Negative body evaluation predicts overestimation of negative social feedback. Body Image, 11, 228-232.

Beerthuis, R.J., Berckelaer-Onnes, I.A. van, Daalen, E. van, Gaag, R.J. van der, Grietens, H., Haan, E. de, et al. (2009). Kinderen en adolescenten; Problemen en risicosituaties. Houten, Bohn Stafleu van Loghum.

Blair, J., Mitchell, D., & Blair, K. (2005). The psychopath: emotion and the brain. Oxford, UK: Blackwell.

Cima, M., Smeets, T., & Jelicic, M. (2008). Self-reported trauma, cortisol levels and aggression in psychopathic and non-psychopathic prison inmates. Biological Psychology, 78, 75-86.

Coid, J., Yang, M., Ullrich, S., Roberts, A., & Hare, R.D. (2009). Prevalence and correlates of psychopathic traits in the household population of Great Britain. International Journal of Law and Psychiatry, 32, 65-73.

Dargis, M., Newman, J., & Koenigs, M. (2015). Clarifying the link between childhood abuse history and psychopathic traits in adult criminal offenders. Personality Disorders: Theory, Research, and Treatment, 15, 1949-2715.

Dodge, K.A. (2006). Translational science in action: Hostile attributional style and t

development of aggressive behavior problems. Development and Psychopathology, 18, 791-814.

Forth, A., Brown, S. L.,& Hare, R. D. (1996). The assessment of psychopathy in male and female noncriminals: Reliability and validity.Personality and Individual Differences, 20, 531-543.

(21)

the self-report psychopathy scales (SRP –III full and short versions) in a community sample. SAGE, 1-18.

Guay, J., Ruscio, J., Knight, R.A., & Hare, R.D. (2007). A taxomtric analysis of the latent structure of psychopathy: Evidence for dimensionality. Journal of Abnormal Psychology, 116, 701-716.

Hare, R.D., & McPherson, L.M. (1984). Violent and aggressive behaviour by criminal psychopaths. International Journal of Law and Psychiatry, 7, 35-50.

Hare, R.D. The Hare Psychopathy Checklist-Revised. Toronto, Canada: Multi-Health System, 2003.

Harpur, T.J., & Hare, R.D. (1994). Assessment of psychopathy as a function of age. Journal of Abnormal Psychology, 103, 604-609.

Helfritz-Sinville, L.E., & Stanford, M.S. (2014). Hostile attribution bias in impulsive and premeditated aggression. Personality and Individual Differences, 56, 45-50.

Krischer, M.K., & Sevecke, K. (2008). Early traumatization and psychopathy in female and male juvenile offenders. International Journal of Law and Psychiatry, 31, 253-262. Laurell, J., & Daderman, A.M. (2005). Recidivism is related to psychopathy (PCL-R) in a

group of men convicted of homicide. International Journal of Law and Psychiatry, 28, 255-268.

Laurell, J., & Daderman, A.M. (2007). Psychopathy (PCL-R) in a forensic psychiatric sample of homicide offenders: Some reliability issues. International Journal of Law and Psychiatry, 30, 127-135.

Milich, R., & Dodge, K.A. (1984). Social information processing in child psychiatric populations. Journal of Abnormal Child Psychology, 12, 471-490.

Porter. S., Fairweather, D., Drugge, J., Hervé, H., Birt, A., & Boer, D.P. (2000). Profiles of incarcerated sexual offenders. Criminal Justice and Behavior, 27, 216-233.

(22)

Price, J.M., & Glad, K. (2003). Hostile attributional tendencies in maltreated children. Journal of Abnormal Child Psychology, 31, 329-343.

Roy, A. (2001). Childhood trauma and hostility as an adult: relevance to suicidal behaviour. Psychiatry Research, 102, 97-101.

Schönenberg, M., & Jusyte, A. (2014). Investigation of the hostile attribution bias toward ambiguous facial cues in antisocial violent offenders. European Archives of Psychiatry and Clinical Neuroscience, 264, 61-69.

Schraft, C.V., Kosson, D.S., & Mcbride, C.K. (2013). Exposure to violence within home and community environments and psychopathic tendencies in detained adolescents. Criminal Justice and Behavior, 40, 1027-1043.

Thombs, B.D., Bernstein, D.P., Lobbestael, J., & Arntz, A. (2009). A validation study of the dutch childhood trauma questionnaire-short Form: Factor structure, reliability, and known-groups validity. Child Abuse and Neglect, 33, 518-523.

Thompson, D.F., Ramos, C.L., & Willet, J.K. (2014). Psychopathy: clinical

features, developmental basis and therapeutic challenges. Journal of Clinical Pharmacy and Therapeutics, 39, 485-495.

Vitale, J.E., Newman, J.P., Serin, R.C., & Bolt, D.M. (2005). Hostile attributions incarcerated adult male offenders: An exploration of diverse pathways. Aggressive Behavior, 31, 99-115.

Woodworth, M., & Porter, S. (2002). In cold blood: Characteristics of criminal homicides as a function of psychopathy. Journal of Abnormal Psychology, 111, 436-445.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• (a) special and sustainable assistance to, and acknowledgement of, the persons and groups that have taken part in the research; (b) access to quality health care; (c) provision

Blue water scarcity level in maize fields and percentage of blue water footprints in maize production located in severe blue water scarce area in blue virtual water exporting

However, not until Everett Rogers [2] introduced the Diffusion of Innovations Theory (DOI) did adoption and diffusion research gain widespread recognition. Rogers

Bootstrap hypothesis testing for some common statistical problems: A critical evaluation of size and power properties, Computational Statistics and Data Analysis 51: 6321-6342.

The Black Economic Empowerment Act 17 of 2003, largely failed to meet its objectives - even after being changed to broad based, it failed to address the ownership patterns

Het programma van de opleiding Technische Geneeskunde is gebaseerd op onderwijskundige kennis en inzichten verkregen tijdens een periode, waarin door

Since additional data on passenger behaviour and flows become available (via smartcards for instance), service reliability impacts per passenger per stop may be calculated

including habitat use and movement patterns, of animals in general and brent geese in particular (Rouleau et al 2002; Fahrig 2007; chapter 4).. Interactions between species and