• No results found

Veel politiek beleid, maar minder tijd : een inhoudsanalyse naar de inhoud en lengte van soundbites

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Veel politiek beleid, maar minder tijd : een inhoudsanalyse naar de inhoud en lengte van soundbites"

Copied!
37
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Veel politiek beleid, maar minder tijd

Een inhoudsanalyse naar de inhoud en lengte van soundbites

Antonio Deda (10801715)

Afstudeerproject: Politieke Communicatie & Journalistiek Communicatiewetenschap

Universiteit van Amsterdam Thesisbegeleider: Jonas Lefevere 6 juni 2016

(2)

1

Samenvatting

In dit onderzoek is gekeken naar de soundbites die politici in het journaal krijgen als indicator voor de mate van journalistieke interventie in Nederlands televisienieuws. Soundbites zijn fragmenten waarin een persoon onafgebroken spreekt. Politici kunnen in deze spreektijd verschillende onderwerpen aanhalen, die in dit onderzoek zijn gereduceerd tot een drietal categorieën, te weten: issue-, horse-race- en hoopla-onderwerpen. Om te weten te komen hoe de soundbites van elkaar verschillen, is een kwantitatieve inhoudsanalyse uitgevoerd naar de lengte en de inhoud van soundbites in het NOS Journaal en het RTL Nieuws in de

campagneperiodes van 1994, 2003 en 2012. Het is voor het publiek belangrijk om te weten welk van de twee typen zenders hun fragmenten meer uit hun oorspronkelijke context halen: kortere soundbites duiden op een hogere mate van journalistieke interventie, waardoor minder overblijft van de daadwerkelijke tekst van een politicus. Hoewel dergelijk onderzoek wel uitgevoerd is in westerse landen, is Nederland vaak buiten beschouwing gelaten, waardoor de kennis rondom soundbites voor de Nederlandse media vrij beperkt is. Uit de resultaten blijkt dat er tussen de twee journaals echter geen verschil is in de lengte van soundbites of de onderwerpen die erin voorkomen. Deze lengte nam in de onderzochte periode wel af: van 27,2 seconden in 1994 tot 16,5 seconden in 2012. De inhoud van de soundbites veranderde door de tijd heen niet: het vaakst gingen soundbites in elk jaar over issue-onderwerpen.

(3)

2

Inhoudsopgave

1 Inleiding ………. 3

2 Theoretisch kader ………... 5

2.1 Mediatie en mediatisering van de politiek ………... 5

2.2 Ontwikkelingen in de media ……….... 6

2.3 Soundbites ………... 8

2.3.1 Lengte van soundbites ………. 8

2.3.2 Inhoud van soundbites ……… 9

2.4 Verschillende typen omroepen ……… 10

2.4.1 Publieke omroepen ……….. 10 2.4.2 Commerciële omroepen ……….. 11 2.5 Karakteristieken politici ……….. 12 3 Methode ………. 12 3.1 Steekproef ……….... 13 3.2 Variabelen ……… 14 3.3 Betrouwbaarheid ……….. 15 3.4 Analyses ………... 15 4 Resultaten ……….. 15

5 Conclusie & Discussie ………... 19

5.1 Conclusie ………. 19

5.2 Discussie ……….. 23

Referenties ……….. 25

Appendix A: Codeboek ……….. 33

(4)

3

1. Inleiding

In maart 2015 kwam het nieuwsprogramma Nieuwsuur met de feiten rondom de zogenaamde ‘Teevendeal’. In de dagen na de onthulling berichtten journalisten vaak over de deal. De berichtgeving bij de journaals van de commerciële en publieke omroep verschilden echter sterk. In het achtuurjournaal van de NOS op 9 maart 2015 werd een deel van een interview met minister Opstelten getoond, waarin hij zegt dat hij het prettig zou vinden als degene die de documenten van de deal heeft ze laat zien. Opstelten was hierbij ruim twaalf seconden ononderbroken aan het woord (NOS Journaal, 2015). Ter vergelijking: in het RTL Nieuws dat uitgezonden werd rond hetzelfde tijdstip, kreeg Opstelten geen zogenaamde soundbite, maar werden enkel andere politici aan het woord gelaten (RTL Nieuws, 2015). Hij kreeg hierdoor niet de kans om zijn mening met het publiek te delen, wat bij de NOS wel het geval was. Er is dus een duidelijk verschil te bemerken in de manier waarop de journalisten van beide

omroepen hun macht gebruiken; zij hebben immers het laatste woord over wat er in het journaal terechtkomt.

Een verklaring voor het verschil in selectie bij deze twee typen omroepen – publiek en commercieel – kan liggen in het feit dat de omroepen uiteenlopende doelen nastreven. De publieke omroep heeft sinds 1956 een journaal op de Nederlandse televisie. In hetzelfde jaar werd het ‘Televisiebesluit’ ingesteld, waarin bepaald werd hoeveel zendtijd de verschillende omroepen kregen. De Nederlandse Televisie Stichting (NTS), een omroep die opgericht was door de andere omroepen, werd hierbij verantwoordelijk gesteld voor programma’s die voor het hele publiek bedoeld zijn en verzorgde daarom ook het journaal (Beeld en Geluid, 2014). Tegenwoordig geldt dat de publieke omroep in heel Europa nog steeds een soortgelijke functie vervult: naast het zo objectief mogelijk brengen van nieuws, hebben deze omroepen toegang tot het hele publiek en verzorgen ze een zo divers mogelijk programma-aanbod, om alle groepen in de bevolking aan te spreken en zo de nationale cultuur te verrijken (Syvertsen, 2003).

Commerciële zenders worden sinds het begin van de jaren ’90 toegelaten op het Nederlandse televisienetwerk. Het aantal zenders met een commercieel oogmerk nam dan ook explosief toe, wat de concurrentie op het televisiebestel vergrootte. Het gaat deze omroepen om het behalen van het grootste marktaandeel: wanneer een zender veel kijkers trekt - en dus een groot aanbod heeft - wordt de waarde van de reclameblokken op de zender immers hoger; andersom bepaalt het aantal kijkers de prijs van de reclameblokken (Wilbur, 2008). Om deze reden produceren commerciële zenders programma’s die de aandacht trekken van het publiek.

(5)

4 Ondanks deze verschillen tussen de twee typen omroepen, willen de journaals van beide zenders op een zo begrijpelijk mogelijke manier nieuws aanbieden aan het publiek

(Kleinnijenhuis, Peeters, Hietbrink, & Spaans, 1991). Echter, omwille van het karakter van de zender waarop het journaal wordt uitgezonden, wordt dit doel bij de beide zenders

waarschijnlijk op een andere manier ingevuld.

In dit onderzoek zal gekeken worden naar de invloed van het type zender – publiek of commercieel – op de soundbites die in het journaal voorkomen: dit zijn fragmenten waarin een politicus spreekt zonder onderbroken te worden (Hallin, 1992). Deze worden vaak gebruikt om de interpretatie van de journalist te bevestigen: een soundbite kan makkelijk uit de context gehaald worden en in een compleet andere context geplaatst worden in het daadwerkelijke journaal (Schohaus, 2013). De lengte van soundbites wordt hierbij vaak gezien als indicator van journalistieke interventie: een korte soundbite kan makkelijker in een andere context geplaatst worden dan een langere, waardoor de daadwerkelijke bedoeling van de spreker niet terecht komt bij het publiek (Atkinson, 1994; Hallin, 1992). Echter, een korte soundbite kan wel belangrijker zijn dan een lange: wanneer Geert Wilders vertelt over zijn vakantie naar de Malediven, zegt dat minder over zijn politieke standpunten dan wanneer hij zegt dat we een “gigantisch probleem” hebben met moslims, terwijl het laatste fragment een stuk korter is.

Hoe korter soundbites zijn, hoe meer ruimte er voor de journalist is om diens verhaal aan het publiek te brengen (Esser, 2008). Tot op heden is niet duidelijk of de publieke of commerciële omroep het vaakst soundbites gebruikt die in mindere mate journalistieke interventie weerspiegelen. Voor het publiek is het belangrijk dit te weten: wanneer een journaal significant minder vaak vasthoudt aan de daadwerkelijke context, is het duidelijk dat dit geen goede weergave geeft van nieuwsfeiten: er wordt dan een meer gefragmenteerd beeld gegeven van de werkelijke situatie (Russomanno & Everett, 1995).

Esser (2008) vergeleek eerder al de lengte van soundbites bij publieke en commerciële omroepen in een aantal West-Europese landen, maar vond geen verschil. Nederland werd in zijn analyse echter niet meegenomen, waardoor niet duidelijk is of hier wel verschillen zichtbaar zouden zijn. Schohaus (2013) vergeleek wél Nederlandse media – specifiek eveneens de NOS en RTL – en vond een klein verschil tussen de twee: de RTL gaf politici minder lang de tijd om te antwoorden op vragen dan journalisten van de NOS. De inhoud van de soundbites werden echter door zowel Esser (2008) als Schohaus (2013) buiten

beschouwing gelaten. Om deze inhoud te belichten, wordt in dit onderzoek onderscheid gemaakt tussen drie soorten onderwerpen die politici kunnen bespreken, te weten: issue-,

(6)

5

horse-race- en hoopla-onderwerpen – een verdeling die in eerder onderzoek eveneens

gemaakt is (Van Praag Jr. & Van der Eijk, 1998; Van Praag & Brants, 1998).

Daarnaast is longitudinaal onderzoek, dat zich uitspreidt over een langere periode, nog niet uitgevoerd in Nederland, waardoor niet vast te stellen is of er zich in de afgelopen twee decennia een ontwikkeling heeft voortgedaan in soundbites van politici. Het onderzoek van Schohaus (2013) is weliswaar recent, maar hierin werd slechts één jaar bekeken. Naast het feit dat Esser (2008) in zijn onderzoek Nederland niet had meegenomen, is het laatste jaar dat hij heeft bekeken 2007, wat nieuw onderzoek relevant maakt.

Om zowel aandacht te besteden aan het technisch aspect – de lengte – als het contextuele aspect – de inhoud – van de soundbites, en om te kijken of er een trend in de ontwikkeling van soundbites te ontdekken is, staat in deze thesis de volgende

onderzoeksvraag centraal: “In hoeverre zijn er verschillen in lengte en inhoud van soundbites

van politici bij Nederlandse publieke en commerciële omroepen in de jaren 1994, 2003 en 2012?” De keuze voor deze periode ligt in het feit dat het verkiezingsjaren zijn, waarin meer

politiek nieuws te melden is dan in andere jaren.

Voor de beantwoording van de onderzoeksvraag zullen eerst de voor de

onderzoeksvraag relevante theorieën en concepten besproken worden. Vervolgens worden de onderzoeksmethode en het daarbij behorende meetinstrument behandeld, wat gevolgd zal worden door de resultaten en een conclusie. Tenslotte zal het onderzoek nogmaals in zijn geheel bekeken worden en zullen eventuele tekortkomingen worden aangegeven, evenals suggesties voor vervolgonderzoek.

2. Theoretisch kader

2.1 Mediatie en mediatisering van de politiek

Met de komst van goedkope massamedia in de vorige eeuw veranderde naast het media-aanbod ook de politieke handelswijzen. De politiek werd allereerst steeds meer gemedieerd; media gaven betekenis aan de discussie tussen politici, burgers en instituties en waren de belangrijkste informatiebron voor zowel het publiek als de politiek (Mazzoleni & Schulz, 1999; Strömbäck, 2008). Communicatie staat zowel bij deze media als in de politiek centraal; vaak wordt gesteld dat communicatie in de politiek in zodanige mate onmisbaar is, dat ze samenvallen (Almond & Powell, 1966; Meadow, 1980). Tegelijkertijd was er in groeiende mate sprake van mediatisering, een proces dat nauw samenhangt met de mediërende rol van de massamedia. Waar gemedieerde politiek slechts duidt op de communicatie via een

(7)

6 medium, kan gemediatiseerde politiek niet functioneren zonder de media (Mazzoleni &

Schulz, 1999). Deze ontwikkeling vond weliswaar plaats vanaf het begin van het radiotijdperk, maar nam pas in de laatste decennia van de vorige eeuw een hoge vlucht (Kepplinger, 2002; Kernell, 1986). Kepplinger (2002) geeft drie redenen voor deze versnelde ontwikkeling: allereerst werden media erg belangrijk voor het publiek, zij werden voor hun politiek nieuws afhankelijk van de media. Daarnaast zijn professionals op het gebied van media in de politiek erg belangrijk geworden; hoewel politici zelf het een en ander kunnen leren, zijn nog steeds personen nodig die ervoor zorgen dat bepaalde zaken wel of niet de media bereiken (Brint, 1994). Tenslotte heeft de ervaring van politici met de media een rol gespeeld in de toenemende mediatisering. Politici hebben geleerd om effectief van de media gebruik te maken en kunnen, sinds de opkomst van de sociale media, zelf berichten

doorsturen naar de media. Politici weten steeds beter hoe ze media kunnen beïnvloeden om kiezers te overtuigen (Van Aelst, Maddens, Noppe, & Fiers, 2008). Dit veranderende gedrag van politici is niet het enige punt waarin de mediatisering van de politiek terug te zien is: ook het gedrag van journalisten, aangeduid met de term journalistieke interventie, is veranderd, wat tevens een indicator is voor deze mediatisering (Cushion & Thomas, 2013).

2.2 Ontwikkelingen in de media

In West-Europa is de rol van de journalist de afgelopen decennia sterk veranderd (Brants & Van Praag, 2006; Kuhn & Neveu, 2013). Hallin en Mancini (2004) onderscheiden in deze landen drie verschillende mediasystemen, met ieder hun eigen kenmerken. Nederland valt volgens de auteurs – met een aantal omringende landen – binnen het Democratic Corporatist

Model. Media in deze landen streven naar extern pluralisme: het combineren van zoveel

mogelijk verschillende standpunten binnen één medium. Het journalistieke vak is geprofessionaliseerd en er is een grote persvrijheid; de overheid schenkt daarnaast veel waarde aan een toegankelijke, publieke omroep. De interactie tussen media, het publiek en de politiek loopt tegenwoordig volgens de medialogica, dat zich op de ontwikkelde journalistiek baseert. Media zijn in deze situatie de belangrijkste informatiebron voor het publiek

(Strömbäck, 2008). Omdat politici de media hierdoor als erg invloedrijk zien als het gaat om het bepalen van de politieke agenda en het imago van individuele politici, is het voor de politiek als geheel van belang om deze media op een strategische wijze te gebruiken (Van Aelst et al., 2008). Doordat de media handelen in dienst van het publiek, worden de

(8)

7 pure verslaggeving, wat in de decennia daarvoor anders verdeeld was (Brants & Van Praag, 2006).

Ten tijde van de eerste televisie-uitzendingen in de jaren ’50 van de vorige eeuw gold de partisan logic (Brants & Van Praag, 2006). De politiek was erg leidend in de onderwerpen die in debatten besproken werden en ook de media werden door de politiek gecontroleerd (Blumler & Kavanagh, 1999). Kranten waren in deze periode de belangrijkste nieuwsbron voor het publiek; omdat er slechts 50.000 televisietoestellen in Nederland waren, werd maar een klein deel van de bevolking via dit medium geïnformeerd (Wijfjes, 2015). Er was sprake van verzuiling; journalisten waren gelieerd aan bepaalde politieke partijen en dienden slechts als doorgeefluik voor deze partijen, eigen interpretatie van gebeurtenissen werd niet op prijs gesteld (Blumler & Kavanagh, 1999; Brants & Van Praag, 2006). Langzamerhand ontstond meer ruimte voor de journalist en brak de periode van de public logic aan. De ontzuiling was in gang gezet, waardoor journalisten meer vrijheid kregen bij de invulling van het door hun geproduceerde nieuws. Media bepaalden nu zelf welke berichten zij graag produceerden en richtten deze ook deels op bepaalde doelgroepen; de passiviteit van enkele decennia eerder was niet meer vanzelfsprekend (Strömbäck, 2008). De meeste mensen gebruikten eerder kranten om in hun nieuwsbehoefte te voorzien, de televisie was inmiddels het meest dominante medium; het NOS Journaal had elke avond ruim vier miljoen kijkers (Brants & Van Praag, 2006). Meestal werd echter op substantieve wijze bericht over nieuwsfeiten: van interpretatie was maar weinig sprake (Brants & Van Praag, 2006).

Hoewel het publiek binnen de fase van de medialogica in zekere zin bepalend is voor de nieuwsinhoud, ontbreekt in de literatuur de beschrijving van de communicatie tussen media en het publiek; alleen de link tussen de media en de politiek wordt veelvuldig genoemd (Altheide, 2004; Brants & Van Praag, 2006; Takens, Van Atteveldt, Van Hoof, &

Kleinnijenhuis, 2013; Van Aelst et al., 2008). Media identificeren zich wel met het publiek, maar van interactie tussen de twee is maar weinig sprake; er wordt vaak alleen contact gelegd als media het publiek willen overtuigen (Brants & Van Praag, 2015). Het publiek krijgt tegenwoordig echter steeds vaker een stem in de media, met name door de introductie van de reality-tv shows aan het begin van deze eeuw en door de opkomst van sociale media: een ontwikkeling die voornamelijk in het afgelopen decennium heeft plaatsgevonden (Brants & Van Praag, 2015; Pew Research Center, 2015). Er wordt om deze reden een onderscheid gemaakt tussen twee soorten medialogica: de eerste vorm, de massamedialogica, duidt op de sterke connectie tussen de media en de politiek; met de term sociale medialogica of netwerk

(9)

8 Van Dijck & Poell, 2013). Omdat nieuws zich niet meer alleen verspreidt via de traditionele media, maar ook het internet een grote rol speelt in de nieuwsdistributie, kunnen journalisten worden beïnvloed door de veranderende medialogica. Waar eerder alleen journalisten de macht hadden om media-inhoud te creëren, maakte de komst van het internet deze handeling voor het hele publiek toegankelijk. Het publiek wordt hierdoor niet slechts als consument van media-inhoud gezien, maar ook als een maker van deze inhoud; een zogenaamde “produser” (Bruns, 2008, p. 2). Daarnaast is binnen de sociale medialogica niet langer de journalist degene die selecteert wat belangrijk is; sociale media maken steeds vaker gebruik van algoritmes die bepalen welke inhoud een gebruiker te zien krijgt (Van Dijck & Poell, 2013). Omdat journalisten echter nog steeds de nieuwsuitzendingen verzorgen, is journalistieke interventie, doordat de journalisten in de wensen van het publiek moeten voorzien, in de laatste jaren belangrijker geworden.

2.3 Soundbites

2.3.1 Lengte van soundbites

De mate van journalistieke interventie is onder andere af te lezen in de lengte van soundbites (Esser, 2008): fragmenten in een nieuwsitem waarin een persoon onafgebroken spreekt (Hallin, 1992). De lengte van deze soundbites is in de afgelopen decennia sterk gedaald (Adatto, 1990; Hallin, 1992), waardoor de mediatisering aan de kant van de journalisten duidelijk wordt. Door een kortere spreektijd voor de politicus krijgt de journalist meer tijd om de feiten die de politicus genoemd heeft uit te leggen, samen te vatten en in een bepaalde context te plaatsen (Farnsworth & Lichter, 2007; Patterson, 1997). Journalisten zijn het meest zichtbaar in nieuwsitems; politici krijgen in mindere mate de kans om hun kijk op bepaalde zaken te geven (Patterson, 1996).

Journalisten hadden in de eerste decennia na het ontstaan van het nieuwe medium vooral als taak nieuws te verzamelen en door te geven aan het publiek; meer dan het inleiden en afsluiten van het onderwerp deden journalisten niet, het nieuws werd grotendeels

samengesteld uit fragmenten of quotes van anderen (Hallin, 1992). Langzamerhand ontstond een verschuiving in de spreektijd die politici kregen, wat ten gunste kwam van de spreektijd voor andere partijen; steeds vaker kregen mensen – veelal experts – die buiten de politiek stonden het woord (Adatto, 1990; Hallin, 1992). Het inkorten van soundbites hangt samen met een veranderende rol van de journalist: journalisten werden meer dan slechts een doorgeefluik van informatie. Een ontwikkeling die hier volgens Hallin (1992) invloed op uitgeoefend kan hebben is die van de technologie; het is voor journalisten makkelijker

(10)

9 geworden om in videofragmenten te knippen en deze tussen andere fragmenten te plaatsen. Dit hangt samen met het ontdekken van de mogelijkheden van het medium; lange tijd wist men niet goed wat de meest effectieve manier was om televisie in te zetten. Tijdens het proces van mediatisering zagen journalisten ook dat zij onafhankelijker konden opereren van de politiek: journalisten werden professioneler, meer pragmatisch en stonden kritischer

tegenover politici (Strömbäck, 2008) – een ontwikkeling die tevens heeft bijgedragen aan de ontdekking van de mogelijkheden van het medium. Dit is een trend die echter tot de

eeuwwisseling heeft plaatsgevonden: de lengte van soundbites is sindsdien maar marginaal afgenomen (Bucy & Grabe, 2007). Omdat dit een wereldwijde ontwikkeling betreft, is het waarschijnlijk dat het verkorten van soundbites in dezelfde periode ook in Nederland heeft plaatsgevonden. De eerste hypothese luidt daarom:

H1: Soundbites van politici zijn in 2012 korter dan in 1994.

2.3.2 Inhoud van soundbites

De lengte van soundbites is echter niet het enige punt waarmee de mate van journalistieke interventie aangetoond kan worden; hoewel dit vaak het onderwerp van onderzoek geweest is (Bucy & Grabe, 2007; Esser, 2008; Hallin, 1992), wordt door alleen dit aspect te bekijken foutief geconcludeerd dat een korte soundbite direct gekoppeld is aan slechtere politieke verslaggeving (Patterson, 1994; Russomanno & Everett, 1995). Soundbites zouden immers des te meer worden gebruikt om de interpretatie van journalisten te ondersteunen, van

interactie tussen politici en journalisten zou maar weinig sprake zijn (Schohaus, 2013). Naast soundbites die politieke inhoud bevatten, kunnen ook fragmenten voorkomen die gaan over de politieke strijd: zogenaamde horse-race-onderwerpen. Deze onderwerpen komen in

verkiezingsnieuws erg regelmatig voor (Esser & Hemmer, 2008; Kerbel, Apee, & Ross, 2000), maar geven het publiek weinig informatie over politiek beleid. Dit laatste gegeven geldt eveneens voor hoopla-onderwerpen, welke geen politieke inhoud bevatten en ook niet gaan over de strijd of de verkiezingen, maar te maken hebben met gebeurtenissen buiten de politiek. Het gebrek aan politieke informatie is voor het publiek in zekere zin ongewenst, aangezien men het journaal het vaakst gebruikt om politieke informatie in te winnen

(Robinson et al., 1986). Het is vanwege deze verscheidenheid aan onderwerpen die soundbites kunnen hebben belangrijk om te kijken naar wát journalisten selecteren om uit te zenden: de invloed van een lange soundbite kan immers minder groot zijn dan die van een korte

(11)

10 Door de eerder beschreven opkomende sociale medialogica, waarbinnen het publiek steeds meer invloed heeft op de inhoud die journalisten produceren, is het voor journalisten de afgelopen jaren steeds belangrijker geworden om te handelen vanuit de behoeften van het publiek. Omdat het publiek vaak behoefte heeft aan ‘soft news’ (Scott & Gobetz, 1992) – nieuwsberichten die in mindere mate informatief zijn (Curran, Iyengar, Lund, & Salovaara-Moring, 2009; Scott & Gobetz, 1992) – wordt er steeds minder bericht over nieuwsfeiten – en komen dus minder issue-onderwerpen voor – en meer over meer sensationele aspecten, – waarbij horse-race- en hoopla-onderwerpen meer voorkomen – wat ook terug zou kunnen komen in de soundbites die politici in journaals krijgen (Slattery, Doremus, & Marcus, 2001; Slattery & Hakanen, 1994). Hierop baseert zich de volgende hypothese:

H2: Soundbites van politici bevatten in 2012 minder ‘issue’-onderwerpen en meer ‘horse-race’- en ‘hoopla’-onderwerpen dan in 1994.

2.4 Verschillende typen omroepen

Een groot aantal landen kent een duaal omroepbestel; een situatie waarbij naast de publieke omroepen ook commerciële omroepen bestaan. Deze twee typen omroepen hebben

uiteenlopende eigenschappen welke in deze paragraaf zullen worden belicht.

2.4.1 Publieke omroepen

De eerste omroepen op het televisienet waren publieke omroepen: omroepen die gefinancierd werden door de overheid. Hierbij stond het ‘vermaken, informeren en onderwijzen’ van het volk centraal (Holtz-Bacha & Norris, 2000). De huidige publieke omroep kenmerkt zich op soortgelijke wijze; Syvertsen (2003) noemt een drietal punten die typerend zijn voor deze omroepen. Allereerst wordt een publieke omroep op een bepaalde manier bevoorrecht: competitie op de markt is immers niet mogelijk, maar tegenwoordig is concurrentie om inkomsten ook voor de publieke omroepen van belang (Raboy, 2003), waardoor zij vaak gesteund dienen te worden met subsidies vanuit de overheid. Een tweede kenmerk dat hier nauw mee samenhangt, is dat publieke omroepen daadwerkelijk toegankelijk dienen te zijn voor het hele publiek en alle doelgroepen in de bevolking moeten worden aangesproken. Tenslotte moet de publieke omroep bijdragen aan het versterken van de nationale cultuur.

(12)

11

2.4.2 Commerciële omroepen

In Europa worden sinds de jaren ’80 naast publieke omroepen ook zenders met commerciële doeleinden toegelaten tot het nationale televisienet (Steemers, 1999). Nederland legaliseerde binnenlandse commerciële omroepen in 1992, met de invoering van een nieuwe Mediawet. Deze omroepen worden, anders dan de publieke omroepen, gefinancierd met het geld van adverteerders. Het is voor deze partijen daarom erg belangrijk om een zo groot mogelijk marktaandeel in handen te hebben, wat zich op de televisiemarkt uit in de grootte van het kijkende publiek. De programma’s die commerciële zenders uitzenden, hebben dan ook als doel de aandacht van zoveel mogelijk kijkers te trekken (McManus, 2002). Dit doel toont zich in het type inhoud van de programma’s: waar de onderwerpen bij nieuwsuitzendingen van de publieke omroep vaak inhoudelijk relevant zijn, behoren onderwerpen in het nieuws van de commerciële omroepen vaker tot ‘soft news’ dan tot ‘hard news’ – het meer feitelijke nieuws (Curran et al., 2009; Scott & Gobetz, 1992).

Het verschil in belangen tussen publieke en commerciële omroepen heeft dus een grote invloed op de inhoud van beide typen aanbieders. Het is te verwachten dat de

nieuwsuitzendingen van de commerciële en publieke omroepen de doelen van de aanbieder weerspiegelen. Omdat het publiek zich minder interesseert in ‘hard news’ dan in ‘soft news’, zullen adverteerders hier ook minder graag geld aan willen besteden (Hamilton, 2010). Commerciële omroepen zijn door hun financiële afhankelijkheid en door de relatief hoge kosten voor het creëren van ‘hard news’ daarom vaak geneigd om in de wensen van het publiek te voorzien en dus minder ‘hard news’ in het nieuws op te nemen (Soroka et al., 2013). Als een zender geneigd is minder tijd te besteden aan items over politiek – die binnen de categorie ‘hard news’ vallen – is ook te verwachten dat de tijd dat politici aan het woord zijn in de journaals van de commerciële omroep korter is dan bij de publieke omroep. De belangen van de commerciële omroepen zouden eveneens door kunnen schemeren in de onderwerpen die de soundbites in het journaal hebben. Wanneer de commerciële omroep een politicus aan het woord laat, zullen dan waarschijnlijk ook meer sensationele quotes

geselecteerd worden, in plaats van inhoudelijke. Hierop baseren zich de volgende hypothesen:

H3: Soundbites van politici zijn in het RTL Nieuws korter dan in het NOS Journaal. H4: Soundbites van politici in het NOS Journaal bevatten meer issue-onderwerpen, in het RTL Nieuws zijn horse-race en hoopla-onderwerpen meer aanwezig.

(13)

12

2.5 Karakteristieken politici

Bij het samenstellen van nieuwsitems selecteren journalisten bepaalde mensen wel en anderen niet. Mensen die meer macht hebben, zullen vanzelf meer media-aandacht krijgen; een

fenomeen dat door Hopmann, De Vreese en Albæk (2011) bestempeld wordt als de

‘incumbency bonus’. Politici komen hierdoor vaker in nieuwsitems dan anderen (Korthagen,

2015). Binnen de groep politici gelden echter ook enkele criteria die bepalen hoeveel

aandacht een politicus krijgt (Schoenbach, Ridder, & Lauf, 2001). Eén van deze criteria is dat de politicus in zekere zin ‘relevant’ moet zijn; Galtung en Ruge (1965) schrijven deze

relevantie toe aan de macht die een politicus heeft. Een grotere macht uit zich in grotere consequenties voor het volk. Hoe meer macht een politicus heeft, hoe waarschijnlijker het is dat deze media-aandacht krijgt en hoe vaker deze in de media spreekt (Galtung & Ruge, 1965; Tresch, 2009). De nationale politiek wordt door het publiek meestal als meest belangrijk gezien, omdat hier meer op het spel lijkt te staan dan in de provinciale of lokale politiek (Lefevere & Van Aelst, 2014; Reif & Schmitt, 1980). Hierdoor zal door het publiek meer macht toegeschreven worden aan hogergeplaatste politici. De verschillende lagen waarin een politicus werkzaam kan zijn, worden in dit onderzoek aangeduid met ‘niveaus’. Een grotere aandacht in termen van soundbites uit zich in een langer spraakfragment, waardoor de volgende hypothese tot stand komt:

H5: Politici die werkzaam zijn in de nationale politiek krijgen langere soundbites dan politici uit de provinciale en lokale politiek.

3. Methode

Voor de beantwoording van de onderzoeksvraag is in dit onderzoek gebruikgemaakt van een kwantitatieve inhoudsanalyse. Met deze onderzoeksmethode werd een selectie van het NOS Journaal (20.00 uur) en het RTL Nieuws (19.30 uur) in de jaren 1994, 2003 en 2012 vanaf drie weken voor de Tweede Kamerverkiezingen in het betreffende jaar tot aan de dag van de verkiezingen meegenomen. Er is gekozen voor een kwantitatieve inhoudsanalyse omwille van de aard van de onderzoeksvraag: de verschillende kenmerken van de soundbites van politici kunnen zo vastgelegd worden. Ook trends kunnen met een dergelijke onderzoeksmethode aangetoond worden en de resultaten kunnen gegeneraliseerd worden (Riffe, Lacy, & Fico, 2014; Stemler, 2001). Bovendien maakte eerder onderzoek naar soundbites eveneens gebruik

(14)

13 van deze onderzoeksmethode (Brants & Van Kempen, 2002; Cushion, Rodger, & Lewis, 2014; Esser, 2008; Schohaus, 2013; Strömbäck & Dimitrova, 2011).

In dit onderzoek is gekeken naar televisiejournaals. Ondanks de grote populariteit van nieuwe media, wordt in Nederland de televisie het meest gebruikt om in de nieuwsbehoefte van het volk te voorzien (Schönbach & Waal, 2011). Dit kan komen doordat dit medium, in tegenstelling tot printmedia, relatief makkelijk te consumeren is (Salomon, 1984). Er is daarbij gekozen om te focussen op de avondjournaals van de NOS en de RTL, die om

respectievelijk 20.00 uur en 19.30 uur uitgezonden worden. Deze journaals zijn de twee meest gebruikte nieuwsbronnen voor alle nieuwsgebruikers in Nederland, waardoor de resultaten van dit onderzoek voor een groot deel van de Nederlandse bevolking relevant zijn (Schönbach & Waal, 2011). Tenslotte zijn de drie weken voor de verkiezingen in de betreffende jaren onderzocht, vanwege een verhoogd aantal politieke items in de journaals in die periode. Daarnaast is deze periode van groot belang voor de meningsvorming van de kiezer;

berichtgeving over politieke inhoud is daarbij het meest gewenst. Een steekproef verspreid over het hele jaar was daarnaast niet mogelijk, vanwege een gebrek aan beschikbaar beeldmateriaal.

3.1 Steekproef

Voor de televisiejournaals van beide zenders zijn verschillende bronnen geraadpleegd.

Allereerst is toegang verkregen tot het archief van het Beeld en Geluid Instituut in Hilversum; deze database bevat een groot aantal uitzendingen van de Nederlandse publieke omroepen uit de afgelopen zestig jaar. De uitzendingen van de NOS, die voor de analyse gebruikt zijn, komen hier dan ook vandaan. Het archief bleek onvoldoende uitzendingen van het RTL Nieuws te bevatten, waardoor voor deze uitzendingen gebruikgemaakt is van het privéarchief van de ASCoR (Universiteit van Amsterdam) en van het archief van de RTL via Remco Liscaljet, archiefbeheerder bij de RTL. Er werd een gestratificeerde steekproef getrokken, waarbij de volgende periodes de strata vormden:

- 1 april 1994 tot en met 23 april 1994;

- 31 december 2002 tot en met 21 januari 2003; - 21 augustus 2012 tot en met 11 september 2012;

Het stratum voor 1994 is niet compleet gelijk aan de strata van 2003 en 2012: in 1994 ontbraken de uitzendingen in de laatste campagneweek, terwijl deze voor de jaren 2003 en 2012 echter wel beschikbaar waren voor een steekproef. Om toch eenzelfde aantal

(15)

14 uitzendingen in elk jaar te hebben, is ervoor gekozen om de periode voor 1994 een week eerder te laten starten. Deze beslaat dan niet de laatste drie weken voor de verkiezingen, maar de vierde tot en met de een-na-laatste week voor de verkiezingen.

Voor de selectie van de geanalyseerde uitzendingen kon vervolgens een steekproef getrokken worden uit 166 uitzendingen: 63 van zowel het NOS Journaal en het RTL Nieuws en 21 uit elk jaar. Er werden voor elk van de beide journaals in elk jaar 9 afleveringen willekeurig geselecteerd voor de uiteindelijke analyse.

3.2 Variabelen

De variabelen die van belang zijn voor dit onderzoek, werden op actor-niveau gecodeerd. Eerst werd met een filter bepaald of in het item een Nederlandse politicus aan het woord was; hierbij kon logischerwijs slechts ‘ja’ of ‘nee’ gecodeerd worden. Alleen Nederlandse politici zijn meegenomen, omdat journalisten van de Nederlandse zender zelden interactie hebben met buitenlandse politici. Journalistieke interventie kan hierdoor, in bijvoorbeeld een interview, veel directer plaatsvinden. Daarnaast is het voor de toetsing van H5 alleen nodig om soundbites van Nederlandse politici te bekijken, omdat er geen verwachtingen zijn voor buitenlandse politici. De hierop volgende items konden alleen ingevuld worden bij het

verschijnen van een Nederlandse politicus, waardoor het niet nodig was om verder te coderen wanneer hiervan geen sprake was. Vervolgens werd de totale lengte van de soundbites die de politicus in het item kreeg vastgelegd in het aantal seconden. Er is gekozen voor het

vastleggen van de absolute lengte van de soundbites, omdat dit ook in eerder onderzoek gedaan is (Adatto, 1990; Esser, 2008; Farnsworth & Lichter, 2007; Hallin, 1992). Daarnaast was registratie van de relatieve lengte van de soundbites niet nodig, omdat de lengte van de items niet significant verschilde tussen de verschillende zenders, F(1, 183) = 0,67; p = 0,42, en de verschillende jaren, F(2, 182) = 0,88; p = 0,42.

De inhoud van de soundbites werd gecodeerd met behulp van een drietal items, gebaseerd op Van Praag en Brants (1998) en Van Praag Jr. en Van der Eijk (1998), welke elk eveneens met 0 (nee) of 1 (ja) konden worden gecodeerd. De drie items vroegen

respectievelijk naar het voorkomen van een issue-, horse-race-, en hoopla-onderwerp in de soundbites. Een laatste item werd meegenomen dat vroeg naar welk van de drie voorgaande onderwerpen het meest prominent naar voren kwam. Hierbij kon 0 (issue), 1 (horse-race) of 2 (hoopla) ingevuld worden.

Het niveau waarin de politicus werkzaam is diende eveneens te worden aangegeven. Hierbij werd onderscheid gemaakt tussen drie verschillende politieke niveaus, te weten: de

(16)

15 nationale politiek (1), provinciale politiek (2) en lokale politiek (3). Om de nieuwsitems van de verschillende journaals van elkaar te kunnen onderscheiden, zijn daarnaast de datum van de nieuwsuitzending – waarvan later slechts het jaar gebruikt is – en de nieuwsbron (NOS of RTL) geregistreerd.

3.3 Betrouwbaarheid

Voordat de voor de inhoudsanalyse geselecteerde journaals konden worden geanalyseerd is met de drie codeurs de intercodeurbetrouwbaarheid op de variabelen gemeten. Alle

variabelen, behalve de variabele die meet of een politicus in diens soundbites over een

hoopla-onderwerp spreekt, hadden een Krippendorff’s Alpha van 0,80 of hoger, wat duidt op

betrouwbare variabelen. De variabele soundbites: hoopla had een iets lagere alpha (α = 0,72), maar door een klein verschil tussen deze en de andere variabelen en door een vrij

ingewikkelde omschrijving van de variabele is deze toch meegenomen in de uiteindelijke analyse.

3.4 Analyses

Voor de analyse van de hiervoor genoemde variabelen is gebruikgemaakt van SPSS. H1 werd getoetst met een eenwegs-variantieanalyse met een ANOVA. Voor H2 en H4 zijn een

logistische regressie uitgevoerd, waarbij enkele controlevariabelen zijn meegenomen. H3 en H5 zijn beide getoetst met een t-toets op het verschil tussen twee gemiddelden.

4. Resultaten

De analyses werden uitgevoerd met een totaal van 258 soundbites, afkomstig uit 422 nieuwsitems. Van deze soundbites was 56,6% afkomstig uit het NOS Journaal (N = 146) en 43,4% uit het RTL Nieuws (N = 112).

H1: Soundbites van politici zijn in 2012 korter dan in 1994.

Er is gekeken naar de lengte van soundbites in de verschillende jaren. In de afgelopen twee decennia is de spreektijd die politici krijgen in het journaal sterk afgenomen. Hiertoe is een eenwegs-variantieanalyse uitgevoerd. Er werd een significant, maar zwak effect gevonden van het jaar op de lengte van de soundbites van politici, F(2, 256) = 9,450; p < 0,001, η2

= 0,07. Hoewel dit effect statistisch zwak is, is er door de jaren heen wel een grote daling zichtbaar. In 1994 waren de soundbites het langst (M = 27,24; SD = 20,62) en in 2012 het kortst (M = 16,52; SD = 9,85). In 2003 waren de soundbites gemiddeld korter dan in 2012,

(17)

16 maar langer dan in 1994 (M = 22,55; SD = 15,94). Een post-hoc Bonferroni-toets wees uit dat er alleen een significant verschil is tussen de soundbites van 2012 en 1994 (Mverschil = -10,72; p < 0,001). Wanneer de andere jaren met elkaar werden vergeleken, was er geen sprake van significante verschillen, wél is een duidelijke trend te herkennen door de verschillende jaren heen . H1 wordt aanvaard.

H2: Soundbites van politici bevatten in 2012 minder ‘issue’-onderwerpen dan in 1994.

Figuur 1 Onderwerpen in soundbites van politici

(in procenten)

Figuur 2 Onderwerpen in soundbites van politici per jaar

(in procenten)

Uit figuur 1 is af te leiden dat wanneer een politicus in een politiek nieuwsitem spreekt, deze het veruit het vaakst heeft over issue-onderwerpen. Het minst vaak gaan de soundbites over niet-inhoudelijke hoopla-onderwerpen. Wanneer deze percentages uit de verschillende jaren met elkaar worden vergeleken, lijkt maar weinig verschil te zijn (zie figuur 2). Een duidelijk zichtbare ontwikkeling is die van de horse-race-onderwerpen; in 2003 kwamen deze vaker voor dan in de andere jaren. Dit wordt verklaard doordat in dat jaar meer items over Tweede Kamerverkiezingen gingen dan in de andere twee jaren. In 2003 waren dit er 25, terwijl er in 1994 en 2012 respectievelijk maar 16 en 17 items over Tweede Kamerverkiezingen gingen. Om na te gaan of er sprake is van significante effecten van het jaar en de zender en eventuele andere variabelen die een rol zouden kunnen spelen, is een logistische regressie uitgevoerd.

72, 5 35, 3 25, 5

Issue Horse-race Hoopla

73, 3 69, 9 74,4 35, 6 44, 6 25, 6 22, 2 28, 9 25, 6 1 9 9 4 2 0 0 3 2 0 1 2

(18)

17

Tabel 1 Logistische regressie van de mate van issue-, horse-race- en hoopla-onderwerpen in soundbites van

politici. Bij de variabele ‘bron’ geldt 0 = NOS, 1 = RTL. De coëfficiënten zijn ongestandaardiseerd, met de standaardfout tussen haakjes.

Onafhankelijke variabele Issue Horse Race Hoopla

Coëf. S.E. Coëf. S.E. Coëf. S.E.

Dummy – 2003 0,58 (0,42) -1,20* (0,49) 0,17 (0,40) Dummy – 2012 0,68+ (0,40) -1,14** (0,45) 0,15 (0,40) Bron -0,17 (0,31) 0,01 (0,32) -0,10 (0,30) Lengte item -0,00 (0,00) 0,01*** (0,00) 0,00 (0,00) Lengte soundbites 0,03* (0,01) 0,02* (0,01) 0,01 (0,01) Coalitie/kabinet/verkiezingen -1,30** (0,42) 2,84*** (0,57) 0,30 (0,38) Dummy – Nationale politiek 1,90** (0,67) -0,83 (0,80) -0,80 (0,63)

Constant -0,36 (0,69) -3,51*** (0,93) -0,98 (0,67)

Pseudo R2 0,14 0,35 0,03

*** = p < 0,001; ** = p < 0,01; * = p < 0,05; + = p < 0,10

De mate van issue-onderwerpen in de soundbites van politici kan aan de hand van de tijd niet significant voorspeld worden, hoewel, wanneer soundbites uit 2012 worden vergeleken met die uit 1994, een positief verband wordt gevonden dat significantie nadert. De lengte van de soundbite heeft echter wel significante invloed op de mate van issue-onderwerpen in de soundbites. De kans op een issue-onderwerp stijgt naarmate de politicus meer spreektijd krijgt.

Wanneer een item gaat over verkiezingen, voorspelt het model dat hetgeen de politicus zegt significant minder tot een issue-onderwerp behoort. Het niveau waarin de politicus werkzaam is (nationaal, provinciaal of lokaal) heeft eveneens een significante invloed op het voorkomen van een issue-onderwerp in de soundbite van een politicus. Wanneer een politicus werkzaam is in de nationale politiek, is de kans dat een soundbites van deze politicus een issue-onderwerp bevat maar liefst 74%, voor politici werkzaam in de andere politieke niveaus is deze kans slechts 38%. Er is dus sprake van een erg sterk effect van het niveau waarin de politicus werkzaam is op de mate van issue-onderwerpen in de soundbites. H2 wordt verworpen.

(19)

18

H3: Soundbites van politici zijn in het RTL Nieuws korter dan in het NOS Journaal.

Figuur 3 De gemiddelde lengte van soundbites van politici

per jaar per zender (in seconden).

In de verschillende jaren lijkt maar weinig verschil te zijn tussen de gemiddelde lengte van soundbites bij de NOS en de RTL (zie figuur 3). Om de spreektijd van politici in het NOS Journaal en het RTL Nieuws met elkaar te vergelijken, is een t-test op twee gemiddelden uitgevoerd. Bij het NOS Journaal lag de gemiddelde lengte van de soundbites iets hoger (M = 23,18; SD = 17,28) dan bij het RTL Nieuws (M = 21,26; SD = 16,30). De spreektijd van politici verschilde echter niet significant tussen de twee zenders, t(257) = 0,907; p = 0,365; 95%-CI [-2,25; 6,08]. H3 wordt verworpen.

H4: Soundbites van politici in het NOS Journaal bevatten meer issue-onderwerpen, in het RTL Nieuws zijn horse-race en hoopla-onderwerpen meer aanwezig.

Figuur 4 Onderwerpen in soundbites van politici per zender (in procenten)

69, 2 38, 5 27, 3 76, 8 31, 3 23, 2 I S S U E H O R S E - R A C E H O O P L A NOS RTL 26, 89 22, 84 18, 51 27, 76 22, 12 14, 54 1 9 9 4 2 0 0 3 2 0 1 2 NOS RTL

(20)

19 Bij vergelijking van de verschillende zenders, vallen eveneens geen grote verschillen op. Uit de hierboven beschreven logistische regressie (zie H2) komt ook een antwoord op deze hypothese; de modellen voorspellen geen significante invloed van de zender op de aanwezigheid van één van de drie onderwerpen in de soundbites van politici.

In 2012 en 2003 bevatten de soundbites significant minder horse-race onderwerpen in vergelijking met de soundbites in 1994. In 1994 is de gemiddelde kans op een horse-race-onderwerp in een soundbite 36%; in 2003 is deze kans 45% en in 2012 bedraagt de kans op een horse-race-onderwerp maar 26%. Het verschil tussen de verschillende jaren wat betreft horse-race-onderwerpen is dus in zekere mate aanwezig, maar er is geen stijgende trend in te herkennen. Daarnaast voorspelt het model dat wanneer een item langer is, de soundbites in het item significant vaker tot horse-race-onderwerpen behoren. Dit geldt ook voor de lengte van de soundbites: het model voorspelt dat horse-race-onderwerpen vaker voorkomen in langere soundbites. Tenslotte geldt ook hier dat wanneer een item over verkiezingen gaat, er door politici significant vaker gesproken wordt in horse-race-termen. H4 wordt verworpen.

H5: Politici die werkzaam zijn in de nationale politiek, krijgen langere soundbites dan politici uit de provinciale en lokale politiek.

Uit een t-toets op twee gemiddelden blijkt dat politici die werkzaam zijn in de nationale politiek aanzienlijk langere soundbites krijgen (M = 22,77; SD = 17,30) dan politici

werkzaam in de provinciale en lokale politiek (M = 14,69; SD = 5,30). Er is sprake van een middelmatig significant effect van het niveau waarin de politicus werkzaam is op de lengte van de soundbite die de politicus krijgt, t(29,20) = -4,383; p < 0,001; 95%-CI [-11,84; -4,31]; d = 0,48. H5 wordt aanvaard.

5. Conclusie & Discussie

5.1 Conclusie

In dit onderzoek stond de volgende onderzoeksvraag centraal: “In hoeverre zijn er verschillen

in lengte en inhoud van soundbites van politici bij Nederlandse publieke en commerciële omroepen in de jaren 1994, 2003 en 2012?” Om antwoord te krijgen op deze vraag, werd

gebruikgemaakt van een kwantitatieve inhoudsanalyse. Voor het onderzoeken van de lengte van de soundbites, werd gekeken naar de tijd die een politicus in een nieuwsitem kreeg om te spreken. De inhoud van de soundbites werd vastgelegd in drie categorieën, te weten: issue-,

(21)

20 politicus zei relevant was in de context van het nieuwsitem. Hoewel de spreektijd van politici in het journaal in eerder onderzoek wél bekeken is (Esser, 2008; Schohaus, 2013), geldt dit niet voor de inhoud van soundbites. Met dit onderzoek is daarom geprobeerd de verschillen en overeenkomsten tussen de soundbites die politici krijgen op de commerciële en de publieke omroep ook op dit gebied aan te tonen.

De beide journaals volgen eenzelfde ontwikkeling: de lengte van de soundbites neemt in zowel het NOS Journaal als het RTL Nieuws in de loop der jaren af. Gemiddeld werden soundbites in onderzochte periode ruim tien seconden korter. De opkomst van het internet en de sociale media, een ontwikkeling die in de onderzochte periode van grote invloed is

geweest, heeft een nieuwe soort medialogica doen ontstaan: de sociale medialogica (Klinger & Svensson, 2015; Van Dijck & Poell, 2013). Nieuwsorganisaties zijn er steeds meer naar gaan streven om met hun nieuwsartikelen op het internet een zo groot mogelijk publiek te bereiken (Anderson, 2011). Hierdoor is het voor journalisten belangrijker geworden om rekening te houden met de wensen van het publiek. Omdat het online nieuwsaanbod van een traditionele nieuwsorganisatie grotendeels overeenkomt met hetgeen zij via traditionele media verspreidt (Maier, 2010), wordt het televisienieuws eveneens door deze ontwikkeling

beïnvloed. Meer sensationele nieuwsinhoud wordt door het publiek meer gewaardeerd dan puur politiek nieuws en daarom door nieuwsorganisaties steeds meer in het journaal geplaatst (Hamilton, 2010; Slattery et al., 2001). Een minder lange soundbite duidt op minder puur politiek nieuws en meer ruimte voor de journalist (Esser, 2008), wat ook gevonden is in dit onderzoek. Naarmate soundbites korter worden, neemt de kans op issue-onderwerpen in de soundbites af (zie figuur 5). Hierdoor krijgt het meer sensationele nieuws meer ruimte krijgt en een ontwikkeling zoals gevonden is in dit onderzoek te verklaren is.

(22)

21

Figuur 5 Kans op issue-onderwerp in soundbites naar de lengte van de soundbites

In alle drie onderzochte jaren geldt dat soundbites het vaakst gaan over issue-onderwerpen; logischerwijs hebben politici het in verkiezingsperiodes meestal over het beleid dat zij graag zouden voeren na het winnen van de verkiezingen, of wordt er een reactie gegeven op het beleidspunten van andere politici. Horse-race- en hoopla-onderwerpen waren in de soundbites in veel mindere mate aanwezig. De verdeling van de onderwerpen in soundbites is in de drie verschillende jaren vrijwel hetzelfde gebleven. Hoewel in de literatuur een ontwikkeling richting een vermindering van issue-onderwerpen wordt verwacht en ook wordt gevonden (Slattery & Hakanen, 1994) – waarbij meer sensationele onderwerpen dus vaker aan bod komen – wordt een dergelijke ontwikkeling zowel in dit als in ander onderzoek niet aangetoond (Slattery et al., 2001).

Hoewel verwacht werd dat de commerciële omroep politici minder spreektijd zouden geven dan de publieke omroep, is in geen enkel onderzocht jaar een verschil tussen de twee journaals gevonden. Deze vindingen worden deels ondersteund door die van Esser (2008): hij vond slechts in één van de twee onderzochte perioden (2001-2002) dat de soundbites op de publieke omroepen langer waren dan op de commerciële omroepen. In de tweede periode, vier jaar later, waren deze verschillen echter niet aanwezig. Schohaus (2013), die eveneens het NOS Journaal en het RTL Nieuws onderzocht, had dezelfde verwachting, maar vond wél een verschil: soundbites van politici waren in het journaal van de NOS langer dan in dat van de RTL. Schohaus (2013) betrok in haar onderzoek echter alleen journaals uit de

verkiezingsperiode van 2010, waardoor verschillen zich alleen in dat jaar kunnen hebben voorgedaan. 64% 69% 74% 78% 89% 98% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% 0 - 5 6 - 15 16 - 30 31 - 60 61 - 100 101+ KA N S O P IS SUE -O N DE R W ER P IN S O UN DBIT E

(23)

22 De verschillende invloeden van het type omroep, die in het onderzoek van Esser (2008) gevonden worden, kunnen worden verklaard doordat de journalistieke stijl van de beide omroepen steeds meer op elkaar zijn gaan lijken (Esser, 2008). Omdat het

tegenovergestelde eveneens gevonden wordt in dit en in ander onderzoek (Cushion et al., 2014; Schohaus, 2013), is de tijd, die in de verklaring van Esser (2008) als invloedrijke factor genoemd wordt, niet de beste verklaring. Met uitzondering van dit onderzoek en dat van Schohaus (2013), vertoont geen enkel onderzoek gelijkenissen betreffende de onderzochte media, wat de verschillen in de resultaten van de onderzoeken zou kunnen verklaren.

Hoewel het RTL Nieuws en het NOS Journaal in theorie zouden verschillen in het type inhoud van de door hun geselecteerde soundbites, vanwege uiteenlopende doelen, lijkt er eveneens geen verschil te zijn tussen de verdeling van onderwerpen die in de soundbites in beide journaals voorkomen: de soundbites gaan in beide journaals het vaakst over issue-onderwerpen, iets minder vaak over horse-race-onderwerpen en het minst vaak over hoopla-onderwerpen. Ook hier kan een verklaring gevonden worden in het onderzoek van Esser (2008), die stelt dat de journalistieke werkwijzen van de verschillende omroepen steeds meer op elkaar zijn gaan lijken: de selectie van bepaalde soundbites zou dan ook op dezelfde manier verlopen, waardoor de inhoud ervan vaak overeenkomt. Hopmann et al. (2011)

ondersteunen deze verklaring; zij vonden dat zowel commerciële als publieke omroepen meer issue-onderwerpen dan horse-race of hoopla-onderwerpen laten voorkomen in hun journaals. Dit wordt door Sigelman en Bullock (1991) echter niet gevonden: in hun onderzoek werd televisienieuws over het algemeen juist meer wordt gebracht vanuit een horse-race of hoopla-perspectief. Sigelman en Bullock (1991) onderzochten daarentegen alleen Amerikaans verkiezingsnieuws, wat door de verkleinde focus en door geografische invloeden geleid zou kunnen hebben tot andere resultaten dan dit onderzoek.

Tenslotte blijken politici met meer macht in beide journaals inderdaad meer spreektijd te krijgen dan politici met minder macht. In dit onderzoek werd de spreektijd die een politicus kreeg gezien als de hoeveelheid media-aandacht voor de desbetreffende politicus. Korthagen (2015) toonde aan dat regerende politici vaker het hoofdonderwerp zijn van een nieuwsitem dan “gewone” burgers, maar vond binnen de groep regerende politici geen grotere media-aandacht naarmate de functie van de politicus hoger was – en dus de macht van de politicus groter was – wat wel door Galtung en Ruge (1965) verwacht werd en wat in dit onderzoek is aangetoond.

(24)

23

5.2 Discussie

Hoewel dit onderzoek erg secuur is uitgevoerd, kent het een aantal beperkingen, welke hier zullen worden belicht.

Allereerst is, door gebrek aan tijd, een relatief klein aantal afleveringen onderzocht. Van de zeven Tweede Kamerverkiezingen die sinds 1994 gehouden zijn, zijn slechts drie campagneperiodes onderzocht. Ook is maar een tweetal journaals onderzocht in één land, waardoor de statistische kracht van de resultaten erg beperkt blijft. In vervolgonderzoek is het daarom belangrijk om meerdere campagneperiodes mee te nemen uit meerdere landen: de neerwaartse trend in de lengte van de soundbites die in dit onderzoek is gevonden wordt dan betrouwbaarder.

Hoewel de theorie voorschrijft dat er door de verschillende doelen die publieke en commerciële omroepen stellen grote verschillen zouden moeten zijn in de lengte van soundbites bij de beide typen omroepen, lijkt deze ontwikkeling pas in de laatste vijf jaar zichtbaar te worden. Schohaus (2013) gebruikte in haar onderzoek uitzendingen van het NOS Journaal en het RTL Nieuws uit de campagneperiode van 2010 en vond significante

verschillen tussen de twee omroepen in de lengte van de soundbites van politici. In dit onderzoek is het verschil tussen de omroepen in 2012, het laatst onderzochte jaar, groter dan in de andere jaren. Esser (2008) vond echter dat de verschillen tussen de twee soorten omroepen in de loop der jaren kleiner zou moeten worden, waardoor niet duidelijk is welke ontwikkeling zich momenteel afspeelt. Met deze vindingen lijkt het voor vervolgonderzoek daarom van belang om, wanneer de verschillen in de lengte van soundbites tussen de twee soorten omroepen onderzocht worden, de focus te leggen op de laatste jaren. Resultaten uit dergelijk onderzoek zijn dan meer generaliseerbaar naar de hedendaagse situatie.

Daarnaast waren de data voor H5 – een hypothese die het niveau waarin de politicus werkzaam is in verband bracht met de lengte van de soundbites – ontoereikend voor het adequaat uitvoeren van de analyses. Ter indicatie: van de 255 soundbites die politici in de beide journaals kregen, waren 242 soundbites voor politici uit de nationale politiek en slechts 13 voor politici uit de provinciale en lokale politiek. Hoewel deze verdeling wel toont dat politici werkzaam in de nationale politiek door de media als veel belangrijker worden gezien dan politici uit de andere twee niveaus, is geen correcte toets uit te voeren op de gemiddelde lengte van de soundbites van de verschillende niveaus. Toetsing leidde weliswaar tot

significante effecten, maar de betrouwbaarheid van de gevonden effecten valt te betwijfelen. Er is bovendien geen aandacht gegeven aan het feit of de politicus centraal staat in het nieuwsitem of niet. Het is immers waarschijnlijk dat politici die werkzaam zijn op

(25)

24 verschillende politieke niveaus evenveel spreektijd krijgen op het moment dat zij het

onderwerp van het nieuwsitem zijn. Het is daarom wenselijk om dit met een eenvoudige dichotome variabele te registreren.

Hoewel de verdeling van de verschillende niveaus die soundbites krijgen al een goede indicator is van het belang van elk politieke niveau, is het, om de lengte van de soundbites in vervolgonderzoek correct te kunnen toetsen en een scenario met scheef verdeelde variabelen in de toekomst te voorkomen, voor deze variabele van belang om te werken met een

quotasteekproef: op deze manier worden voor elk van de mogelijke politieke niveaus evenveel politici geselecteerd, waardoor er een betere vergelijking kan worden gemaakt tussen de gemiddelde lengte van de soundbites van elk politiek niveau.

Een suggestie voor vervolgonderzoek, dat voortbouwt op dit onderzoek, is om te kijken naar de partij die de sprekende politicus vertegenwoordigt. Het is tot op heden niet duidelijk of leden van coalitiepartijen meer of minder spreektijd krijgen dan leden van oppositiepartijen vanwege de macht die zij hebben: politici van regerende partijen zouden in die zin meer spreektijd moeten krijgen dan politici van oppositiepartijen, omdat

eerstgenoemden meer macht hebben (Galtung & Ruge, 1965; Tresch, 2009). Een grotere mate van journalistieke interventie blijkt uit een ongelijke verdeling in deze spreektijd, maar duidt ook op een verschuiving van issue-onderwerpen naar horse-race- en hoopla-onderwerpen in de soundbites, waardoor het nieuws bij commerciële of publieke omroepen minder objectief en minder informatief is dan door het publiek wordt gedacht.

Hoewel de literatuur rondom soundbites van politici in het journaal nog niet compleet blijkt te zijn, is met dit onderzoek een bijdrage geleverd aan de literatuur rondom de recente Nederlandse media en is een eerste stap gezet in het onderzoek naar de inhoud in Nederlandse soundbites: iets wat tot voorheen een minder belicht onderwerp bleef.

(26)

25

Referenties

Adatto, K. (1990). Sound bite democracy: Network evening news presidential campaign

coverage, 1968 and 1988. Joan Shorenstein Barone Center on the Press, Politics and

Public Policy, John F. Kennedy School of Government, Harvard University.

Almond, G. A., & Powell, C. P. (1966). A Developmental Approach. Boston: Little Brown &

Co.

Altheide, D. L. (2004). Media Logic and Political Communication. Political Communication,

21(3), 293–296. doi:10.1080/10584600490481307

Anderson, C. W. (2011). Between creative and quantified audiences: Web metrics and changing patterns of newswork in local US newsrooms. Journalism, 12(5), 550–566. doi:10.1177/1464884911402451

Atkinson, J. (1994). The State, the Media and Thin Democracy, 146–177. Beeld en Geluid. (2014, October 30). NTS. Retrieved February 24, 2016, from

http://www.beeldengeluidwiki.nl/index.php/NTS

Blumler, J. G., & Kavanagh, D. (1999). The third age of political communication: Influences and features. Political Communication, 16(3), 209–230.

Brants, K., & Van Kempen, H. (2002). The ambivalent watchdog. In R. Kuhn & E. Neveu (Eds.), Political Journalism: New challenges, new practices (p. 168).

Brants, K., & Van Praag, P. (2006). Signs of Media Logic Half a Century of Political Communication in the Netherlands. Javnost - The Public, 13(1), 25–40. doi:10.1080/13183222.2006.11008905

Brants, K., & Van Praag, P. (2015). Beyond Media Logic. Journalism Studies, 0(0), 1–14. doi:10.1080/1461670X.2015.1065200

Brint, S. (1994). In an age of experts: The changing role of professionals in politics and

(27)

26 Bruns, A. (2008). Blogs, Wikipedia, Second Life, and Beyond: From Production to

Produsage. Peter Lang.

Bucy, E. P., & Grabe, M. E. (2007). Taking Television Seriously: A Sound and Image Bite Analysis of Presidential Campaign Coverage, 1992–2004. Journal of Communication,

57(4), 652–675. doi:10.1111/j.1460-2466.2007.00362.x

Curran, J., Iyengar, S., Lund, A. B., & Salovaara-Moring, I. (2009). Media system, public knowledge and democracy A Comparative Study. European Journal of

Communication, 24(1), 5–26.

Cushion, S., Rodger, H., & Lewis, R. (2014). Comparing levels of mediatization in television journalism: An analysis of political reporting on US and UK evening news bulletins.

International Communication Gazette, 1748048514533860.

doi:10.1177/1748048514533860

Cushion, S., & Thomas, R. (2013). The Mediatization of Politics Interpreting the Value of Live versus Edited Journalistic Interventions in U.K. Television News Bulletins. The

International Journal of Press/Politics, 18(3), 360–380.

doi:10.1177/1940161213484522

Esser, F. (2008). Dimensions of political news cultures: Sound bite and image bite news in France, Germany, Great Britain, and the United States. The International Journal of

Press/Politics, 13(4), 401–428.

Esser, F., & Hemmer, K. (2008). Characteristics and dynamics of election news coverage in Germany. The Handbook of Election News Coverage around the World, 289–307. Farnsworth, S. J., & Lichter, S. R. (2007). The Nightly News Nightmare: Television’s

(28)

27 Galtung, J., & Ruge, M. H. (1965). The Structure of Foreign News The Presentation of the

Congo, Cuba and Cyprus Crises in Four Norwegian Newspapers. Journal of Peace

Research, 2(1), 64–90. doi:10.1177/002234336500200104

Hallin, D. C. (1992). Sound Bite News: Television Coverage of Elections, 1968–1988.

Journal of Communication, 42(2), 5–24. doi:10.1111/j.1460-2466.1992.tb00775.x

Hallin, D. C., & Mancini, P. (2004). Comparing Media Systems: Three Models of Media and

Politics. Cambridge University Press.

Hamilton, J. T. (2010). The (many) Markets for International News. Journalism Studies,

11(5), 650–666. doi:10.1080/1461670X.2010.502789

Holtz-Bacha, C., & Norris, P. (2000). “ To Entertain, Inform and Educate”: Still the Role of

Public Television in the 1990s? Joan Shorenstein Center on the Press, Politics and

Public Policy.

Hopmann, D. N., de Vreese, C. H., & Albæk, E. (2011). Incumbency Bonus in Election News Coverage Explained: The Logics of Political Power and the Media Market. Journal of

Communication, 61(2), 264–282. doi:10.1111/j.1460-2466.2011.01540.x

Kepplinger, H. M. (2002). Mediatization of politics: Theory and data. Journal of

Communication, 52(4), 972–986.

Kerbel, M. R., Apee, S., & Ross, M. H. (2000). PBS Ain’t So Different Public Broadcasting, Election Frames, and Democratic Empowerment. The Harvard International Journal

of Press/Politics, 5(4), 8–32. doi:10.1177/1081180X00005004002

Kernell, S. (1986). Going public: New strategies of presidential leadership Washington. DC: CQ Press.

Kleinnijenhuis, J., Peeters, A., Hietbrink, A., & Spaans, N. (1991). Het nieuwsaanbod van NOS en RTL4 en wat de kijkers ervan leren. Massacommunicatie, 19(3), 197–226.

(29)

28 Klinger, U., & Svensson, J. (2015). The emergence of network media logic in political

communication: A theoretical approach. New Media & Society, 17(8), 1241–1257. doi:10.1177/1461444814522952

Korthagen, I. (2015). Who Gets on the News? The relation between media biases and different actors in news reporting on complex policy processes. Public Management

Review, 17(5), 617–642. doi:10.1080/14719037.2013.822529

Kuhn, R., & Neveu, E. (2013). Political Journalism: New Challenges, New Practices. Routledge.

Lefevere, J., & Van Aelst, P. (2014). First-order, second-order or third-rate? A comparison of turnout in European, local and national elections in the Netherlands. Electoral Studies,

35, 159–170. doi:10.1016/j.electstud.2014.06.005

Maier, S. (2010). All the News Fit to Post? Comparing News Content on the Web to

Newspapers, Television, and Radio. Journalism & Mass Communication Quarterly,

87(3-4), 548–562. doi:10.1177/107769901008700307

Mazzoleni, G., & Schulz, W. (1999). “Mediatization” of Politics: A Challenge for Democracy? Political Communication, 16(3), 247–261.

doi:10.1080/105846099198613

McManus, J. H. (2002). Does serving the market conflict with serving the public. McQuails’

Reader in Mass Communication Theory, 270–275.

Meadow, R. G. (1980). Politics as communication / Robert G. Meadow. Norwood, NJ: Ablex PubCorp.

NOS Journaal. (2015). Retrieved from

http://www.npo.nl/nos-journaal/09-03-2015/POW_00941983

Patterson, T. E. (1994). Out of Order: An incisive and boldly original critique of the news

(30)

29 Patterson, T. E. (1996). Bad news, bad governance. The Annals of the American Academy of

Political and Social Science, 97–108.

Patterson, T. E. (1997). The news media: An effective political actor? Political

Communication, 14(4), 445–455.

Pew Research Center. (2015, October 8). Social Media Usage: 2005-2015. Retrieved from http://www.pewinternet.org/2015/10/08/social-networking-usage-2005-2015/ Raboy, M. (2003). Rethinking Broadcasting Policy in a Global Media Environment. In

Broadcasting & Convergence: New Articulations of the Public Service Remit (pp. 41–

55).

Reif, K., & Schmitt, H. (1980). Nine Second-Order National Elections – a Conceptual Framework for the Analysis of European Election Results. European Journal of

Political Research, 8(1), 3–44. doi:10.1111/j.1475-6765.1980.tb00737.x

Riffe, D., Lacy, S., & Fico, F. (2014). Analyzing media messages: Using quantitative content

analysis in research. Routledge.

Robinson, J. P., Levy, M. R., Davis, D. K., Woodall, W. G., Gurevitch, M., & Sahin, H. (1986). The main source: Learning from television news. Sage Publications Beverly Hills, CA.

RTL Nieuws. (2015). Retrieved from

http://www.rtlxl.nl/#!/rtl-nieuws-132237/c9dda20e-2050-36f3-bfd5-bf45e886953d

Russomanno, J. A., & Everett, S. E. (1995). Candidate Sound Bites: Too Much Concern over Length. Journal of Broadcasting & Electronic Media, 39, 408.

Salomon, G. (1984). Television is “easy” and print is “tough”: The differential investment of mental effort in learning as a function of perceptions and attributions. Journal of

(31)

30 Schoenbach, K., Ridder, J. D., & Lauf, E. (2001). Politicians on TV news: Getting attention in

Dutch and German election campaigns. European Journal of Political Research,

39(4), 519–531. doi:10.1023/A:1010855102917

Schohaus, B. (2013). The Perfect Cut. Journalism Practice, 7(4), 502–516. doi:10.1080/17512786.2013.802486

Schönbach, K., & Waal, E. (2011). Het nieuwe media-aanbod: een gevaar voor de

democratie? Medium: Tijdschrift Voor Studenten Communicatiewetenschappen Aan

de Universiteit van Amsterdam, 2009(S34), 16.

Scott, D. K., & Gobetz, R. H. (1992). Hard News/Soft News Content of the National Broadcast Networks, 1972–1987. Journalism & Mass Communication Quarterly,

69(2), 406–412. doi:10.1177/107769909206900214

Sigelman, L., & Bullock, D. (1991). Candidates, Issues, Horse Races, and Hoopla:

Presidential Campaign Coverage, 1888-1988. American Politics Quarterly, 19(1), 5– 32. doi:10.1177/1532673X9101900101

Slattery, K. L., Doremus, M., & Marcus, L. (2001). Shifts in Public Affairs Reporting on the Network Evening News: A Move Toward the Sensational. Journal of Broadcasting &

Electronic Media, 45(2), 290–302. doi:10.1207/s15506878jobem4502_6

Slattery, K. L., & Hakanen, E. A. (1994). Sensationalism versus Public Affairs Content of Local TV News: Pennsylvania Revisited. Journal of Broadcasting & Electronic

Media, 38, 205.

Soroka, S., Andrew, B., Aalberg, T., Iyengar, S., Curran, J., Coen, S., … Tiffen, R. (2013). Auntie Knows Best? Public Broadcasters and Current Affairs Knowledge. British

(32)

31 Steemers, J. (1999). Between Culture and Commerce The Problem of Redefining Public

Service Broadcasting for the Digital Age. Convergence: The International Journal of

Research into New Media Technologies, 5(3), 44–66.

Stemler, S. (2001). An overview of content analysis. Practical Assessment, Research &

Evaluation, 7(17).

Strömbäck, J. (2008). Four Phases of Mediatization: An Analysis of the Mediatization of Politics. The International Journal of Press/Politics, 13(3), 228–246.

doi:10.1177/1940161208319097

Strömbäck, J., & Dimitrova, D. V. (2011). Mediatization and Media Interventionism: A Comparative Analysis of Sweden and the United States. The International Journal of

Press/Politics, 16(1), 30–49. doi:10.1177/1940161210379504

Syvertsen, T. (2003). Challenges to Public Television in the Era of Convergence and Commercialization. Television & New Media, 4(2), 155–175.

doi:10.1177/1527476402250683

Takens, J., Van Atteveldt, W., Van Hoof, A., & Kleinnijenhuis, J. (2013). Media logic in election campaign coverage. European Journal of Communication, 28(3), 277–293. doi:10.1177/0267323113478522

Tresch, A. (2009). Politicians in the Media: Determinants of Legislators’ Presence and Prominence in Swiss Newspapers. The International Journal of Press/Politics, 14(1), 67–90. doi:10.1177/1940161208323266

Van Aelst, P., Maddens, B., Noppe, J., & Fiers, S. (2008). Politicians in the News: Media or Party Logic? Media Attention and Electoral Success in the Belgian Election Campaign of 2003. European Journal of Communication, 23(2), 193–210.

(33)

32 Van Dijck, J., & Poell, T. (2013). Understanding Social Media Logic (SSRN Scholarly Paper

No. ID 2309065). Rochester, NY: Social Science Research Network.

Van Praag Jr., P., & Van der Eijk, C. (1998). News Content and Effects in an Historic Campaign. Political Communication, 15(2), 165–183.

doi:10.1080/10584609809342364

Van Praag, P., & Brants, K. (1998). Het televisienieuws: inhoud en strijd. Tussen Beeld En

Inhoud. Politiek En Media in de Verkiezingen van, 58–85.

Wijfjes, H. (2015). De journalistiek van het journaal. Vijftig jaar televisienieuws in Nederland. Tijdschrift Voor Mediageschiedenis, 8(2), 7–29.

Wilbur, K. C. (2008). A Two-Sided, Empirical Model of Television Advertising and Viewing Markets. Marketing Science, 27(3), 356–378.

(34)

33

Appendix A: Codeboek

CODEBOEK JOURNALISTEN IN HET NIEUWS Instructies vooraf

In dit codeboek worden variabelen gecodeerd die gericht zijn op de analyse van soundbites. Het codeboek bestaat uit drie delen. Allereerst bevat het een algemeen deel waarin algemene informatie wordt gecodeerd op uitzending niveau (A). Daarnaast is er een deel dat gecodeerd wordt op item niveau (B/C) en als laatst is er een deel dat gecodeerd dient de worden op actor

niveau (D); dit zijn de variabelen die van toepassing zijn op de analyse van verschillende

actoren: Nederlandse politici.

Er wordt zowel een publieke zender als een commerciële zender gecodeerd. Het nieuwsprogramma van de publieke omroep dat wordt gecodeerd is het NOS Journaal van acht uur en het betreft het nieuwsprogramma RTL Nieuws van de commerciële omroep.

A: ALGEMENE INFORMATIE OP UITZENDING NIVEAU

A1: Wat is de datum van de uitzending (ddmmjjjj) A2: Codeur ID

1: Sophie 2: Joël 3: Antonio

A3: Uit welke nieuwsbron is het item afkomstig?

0. NOS-journaal van 20:00 1. RTL Nieuws van 19:30

A4: Tijdsduur van journaal / nieuws in seconden

→ (gemeten vanaf het eerste woord dat gezegd is na de leader tot en met het laatste woord

dat gezegd wordt door de presentator, VOOR het weer) …. seconden

B: SPECIFIEKE INFORMATIE OP ITEM NIVEAU

B1: Geef het item een nummer

→ (dit is niet per uitzending, maar per nieuwsitem; bij elk nieuwe journaal begint de nummering opnieuw)

…..

FILTERS

Filter voor politieke items

Alle berichten die aan één (of meerdere) van de volgende voorwaarden voldoen, worden gezien als politiek nieuws.

 Er is een politicus aan het woord;

 Er is een politicus het onderwerp van het item;

 Het item gaat over een politiek onderwerp.

B2: Betreft het item politiek nieuws?

0: Nee → stop met het coderen van dit item en ga verder met het volgende item 1: Ja → ga verder bij C1

(35)

34

Instructie: kijk het hele item en codeer daarna de volgende variabelen Interpretatie

Vorm

C1: Wat is de totale lengte van het item (gemeten in seconden)?

→ (Gemeten vanaf de inleiding van de presentator tot aan de overgang naar het volgende item. De items worden afgerond op hele seconden.)

….. seconden

C2: Heeft het item te maken met een toekomstige Nederlandse coalitie, kabinetsvorming of een verkiezing?

→ (Er moet over oorzaken, gevolgen of andere aspecten rondom een toekomstige coalitie of kabinetsvorming worden gesproken.

Verkiezing betreft de volgende verkiezingen: Tweede Kamerverkiezingen, Eerste Kamerverkiezingen, Provinciale Statenverkiezingen, Waterschapsverkiezingen, Gemeenteraadsverkiezingen of Europese verkiezingen.)

0. Nee 1. Ja

Soundbites FILTER

D1: Is een Nederlandse politicus aan het woord?

→ (Een politicus is aan het woord als zijn/haar stem duidelijk hoorbaar is.) 0: Nee → stop met coderen

1: Ja → ga verder bij F2

Instructie: F2-F8 worden voor iedere Nederlandse politicus die aan het woord komt opnieuw doorlopen.

D2: Lengte soundbites (in seconden)

→ (Start op het moment dat een politicus aan het woord is. Het is hierbij niet relevant of de politicus ook in beeld is. De soundbite komt ten einde wanneer het laatste woord van de politicus in het item uitgesproken is. Wanneer de politicus onderbroken wordt, wordt te tijdsmeting gepauzeerd; de meting gaat verder wanneer de politicus in hetzelfde item opnieuw het woord krijgt. De totale lengte van de soundbites wordt afgerond op hele seconden.)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De meeste ondertoezichtstellingen werden beëindigd volgens plan en dat aandeel nam ook toe in 2019 (figuur 1.5.1). Deze reden gold voor 8 005 beëindigde maatregelen, wat overeenkomt

Niet dat we in elke roman een andere eigen wereld tegenkomen, want iedere echte schrijver creëert maar één eigen wereld en alles wat hij of zij schrijft draagt daaraan bij;

While providing a foundation for further research, the present study highlights the need for further investigation and study into the conditions of precarity faced by women

Nog dringender word hierdie aardgebondenheid verbeeld in die gedig ~t~Ewene ( bl. En die raakpunt van hierdie tweo uiterstes is in die mens wat hierdie

National Lexicography Units (NLUs) were namely established and managed &#34;to make equitable provision for national general monolingual dictionaries for each of

Maatregel Om de aanvoercapaciteit van zoetwater voor West-Nederland te vergroten wordt gefaseerd de capaciteit van de KWA via zowel Gouda als Bodegraven uitgebreid.. Dit

Three fault conditions will be investigated: working fluid leakage from the heat pump, compressor failure, and fouling inside of the gas cooler on the water side.. These

This assessment is conducted with the aim to establish an understanding of how poverty alleviation and public participation programmes (unit of analysis) in the