• No results found

Innovatie en vernieuwing in de land- en tuinbouw in 2010 gedaald

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Innovatie en vernieuwing in de land- en tuinbouw in 2010 gedaald"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Innovatie en vernieuwing in de land- en tuinbouw in 2010 gedaald

Michiel van Galen

Het aandeel vernieuwende bedrijven in de land- en tuinbouw is in 2010 gedaald ten opzichte van de twee voorgaande jaren. Het percentage kwam dat jaar uit op ruim 14% (zie figuur 1). Wel steeg het aandeel innovatoren tot 3%. Dit zijn bedrijven die een innovatie in productieprocessen of producten hebben uitgevoerd, waarmee zij de eerste in Nederland waren. De daling van het totale percentage bedrijven met een bedrijfsvernieuwing is daarmee geheel bepaald door een daling van het aantal ‘volgers’. Deze bedrijven investeren in nieuwe productieprocessen of productvernieuwingen waarmee ze niet de eerste in Nederland waren. De daling van het aantal ‘volgers’ wordt deels verklaard door de slechte bedrijfsresultaten van de voorgaande twee jaar, waardoor de investeringsruimte van bedrijven is teruggelopen. Ondanks de daling in 2010 ten opzichte van 2008 en 2009, is het aandeel vernieuwende bedrijven nog wel hoger dan in daaraan voorafgaande jaren.

Figuur 1 Percentage bedrijven met een product- of

procesvernieuwing, in % van het totaal aantal bedrijven

0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 2005 2006 2007 2008 2009 2010 Volgers Innovatoren

Bron: LEI Informatienet; Innovatie enquête.

In de pluimveehouderij is relatief veel vernieuwd in verband met de aangescherpte huisvestingsregels. Voor de leghennen geldt een verbod op traditionele kooihuisvesting vanaf 2012. Verschillende huisvestingssystemen worden door de bedrijven geïmplementeerd. Deze omschakeling is al enkele jaren aan de gang en dient in 2012 te zijn voltooid. Nieuwe huisvestingssystemen beogen het dierenwelzijn te vergroten. In hun keuze voor het ene of het andere systeem maken pluimveehouders daarbij een inschatting van wat voor hun situatie de beste bedrijfseconomische prestaties oplevert. In de varkenshouderij werd in 2010 geïnvesteerd in nieuwe stallen en luchtbehandelings-installaties om de ammoniakuitstoot te beperken

.

(2)

In het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij zijn de emissienormen voor varkens en pluimveehouderij bepaald. Middelgrote varkensbedrijven moesten in eerste instantie op 1 januari 2010 aan de eisen voldoen. In 2010 was 59% van de gespeende biggen gehuisvest in emissiearme huisvesting; en 51% van de vleesvarkens en 52% van de zeugen (CBS, 2011). Tegelijkertijd speelt dat dragende zeugen per 2013 in groepen gehuisvest moeten worden. De verwachting is dat 90% van de bedrijven hieraan gaat voldoen (Hoste, 2011). De bedrijven die niet van plan zijn te stoppen hebben tot 2013 uitstel gekregen. In de andere sectoren van de land- en tuinbouw nam het aantal vernieuwende bedrijven in 2010 af. In de tuinbouw is al enkele jaren een dalende trend van vernieuwing waarneembaar, hoewel zowel de glastuinbouw- als de overige tuinbouwbedrijven nog steeds tot de meest vernieuwende delen van de Nederlandse land- en tuinbouw behoren.

Figuur 2 geeft weer welke motieven door de bedrijven belangrijk werden gevonden voor hun vernieuwingen en innovaties in 2010. De meeste bedrijfsvernieuwingen vinden plaats op het moment dat bestaande bedrijfsonderdelen worden vervangen, en vooral in combinatie met bedrijfsuitbreiding. Dierenwelzijn en -gezondheid en arbeid zijn in 62% respectievelijk 56% van de bedrijfsvernieuwingen in 2010 een belangrijk motief. Opvallend is dat het verbeteren van het imago van de sector in veel vernieuwingsprocessen belangrijk wordt gevonden. Ook het verbeteren van de marktpositie van de bedrijven blijkt een belangrijk motief voor vernieuwing. Dat wordt beoogd via productinnovatie, maar zeker ook door samenwerking en afzetbundeling. In 2010 werd het verbeteren van de marktpositie vaker genoemd als reden voor een vernieuwing dan kostprijsverlaging.

Figuur 2 Motieven voor vernieuwing in de land- en tuinbouw, in 2010

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% Gebruik duurzame energie

Wensen afnemers (bovenwettelijke) duurzaamheid Wensen afnemers overige wensen Meer contacten andere partijen en samenleving Verlaging energiegebruik Verbreding bedrijfsactiviteiten Bescherming natuur, landschap en biodiversiteit Risicospreiding Kostprijsverlaging Verbetering milieuprestaties Voldoen aan wettelijke eisen Verbetering imago bedrijf of sector Verbeteren marktpositie of benutten kansen Arbeidsbesparing of omstandigheden Verbetering dierwelzijn en gezondheid Vervanging of uitbreiding

a) percentage respondenten met een vernieuwing dat dit motief belangrijk of zeer belangrijk vond voor de belangrijkste bedrijfsvernieuwing; bedrijven kunnen echter meerdere soorten vernieuwing tegelijk uitvoeren. ‘niet van toepassing’ is niet meegenomen.

Bron: LEI Informatienet; Innovatie enquête 2011 (over het jaar 2010).

(3)

April 2012

Het LEI verzamelt jaarlijks informatie over het innovatiegedrag van ondernemers in de land- en tuinbouwsector. Van de 1.154 bedrijven in de steekproefpopulatie van de innovatiemonitor-enquête in 2011, zijn 978 enquêtes ingevuld. Daarmee was de respons 85%.

Literatuur:

CBS, Huisvesting van varkens en pluimvee 2010. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen, 2011.

Hoste, R., Stand van zaken van implementatie van groepshuisvesting voor dragende zeugen in Nederland. LEI-nota 11-139. Den Haag, LEI, 2011.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Nevertheless, the political leader needs the geopolitical factor to build his case, the economic inconveniences for the Bolivian nation have been clear ever

Hij bezit specialistische kennis en vaardigheden die nodig zijn om te kunnen werken met een breed arsenaal aan materialen en apparatuur tijdens de technische voorbereiding van

Vruchten van 3 komkommerrassen (Stereo, Farbio en Co­ rona) geteeld bij verschillende plantafstanden (40, 50 en 60 cm) zijn bewaard om de relatie plantafstand en houdbaarheid na

Therefore, the present study was undertaken to gain additional information on the effects of dietary levels of Ca in the rearing and laying periods on shell quality and egg

A1 die vleis moet ver- wyder word, raaar dra sorg dat geen liga- mente tussen die skeletdele verwyder word nie, anders sal die skelet disartiku- leer.. 2.3

The first praxis movement is an exploration of leadership in the rural congregations and communities of north-eastern Free State.. 2.4 Qualitative data: The first round of

This study was conducted to establish the key indicators contributing to social vulnerability to natural hazards using census data at the district level, as well as to apply the Liu

Mean latency vs λstation for a network with 4 level 2 stations and t = 20 ms and t = 110ms BO TTL CSMA model with 1% burst noise Mesured results Added state CSMA model with 1%