• No results found

De inheems-Romeinse begraafplaats van Wijshagen-Plokrooi (gem. Meeuwen-Gruitrode, prov. Limburg). Interimverslag

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De inheems-Romeinse begraafplaats van Wijshagen-Plokrooi (gem. Meeuwen-Gruitrode, prov. Limburg). Interimverslag"

Copied!
13
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

D e inheems-Romeinse begraafplaats

van Wijshagen-Plokrooi

(gem. Meeuwen-Gruitrode, prov. Limburg)

Interimverslag

G u i d o Creemers & Luc Van I m p e

1 Inleiding

O p het grondgebied van de gemeente Meeuwen- Gruitrode, met haar voormalige entiteiten M e e u w e n , G r u i t r o d e , N e e r -glabbeek, Ellikom en Wijshagen, ligt een merkwaardig aantal archeologische m o n u -menten en vondstkompleksen die binnen ons oudheidkundig patrimonium een v o o r -aanstaande plaats innemen. We denken hier onder meer aan de laat-Mesolithische kampementen In den Damp 1, de eind vorige

eeuw onderzochte grafheuvel uit de B r o n s -tijd - de Tuudsheuvel2 - en enkele sinds lang

bekende, maar slecht gedokumenteerde protohistorische begraafplaatsen Gielisheide, Perriten, Luythegge, Donderslag en Soete-beek 3. Enkele jaren geleden kwam de d e e l

-gemeente Wijshagen dan weer in het nieuws ter gelegenheid van het onderzoek op de Rieten. Niet alleen de resultaten van het onderzoek in de grafheuvelnekropool met de enkele Keltische adelsgraven en de groep brandgraven uit de latere Ijzertijd, maar ook de resten van de Romeinse kultusplaats met de grote kollektie metalen votiefgaven

1 Creemers & Vermeersch 1986 en 1987; Vermeersch & Creemers 1987. 2 Dens 1897, 234, 243-245, 249 en pi. 7; Marien 1947; Roosens 1960. 3 BamPsl886,123.Id. 1887,55,75 en82; ld. 1894, 30;Dens

1897,234;Schuer-mans 1898; Huybrigts 1900, 129; De Loë 1931, 68-69, 117; Claassen 1971; Meex 1972.

4 Maes & Van Impe 1985 en 1986; Van Impe 1989 & 1992; Van Impe & Creemers 1987 en 1991; Thirion 1958, 166-167 en 1967, 175.

5 Van Impe 1977. 6 Creemers 1985.

munten, bronzen armbanden en m a n t e l -spelden - droegen bij tot een vernieuwd beeld van het verleden van de s t r e e k4.

Meerdere akkerkompleksen, zgn. Celtic Fields, op luchtfoto's o.a. waargenomen op de Muisvennerheide en de Ophovenerheide, hebben zonder twijfel een belangrijke rol gespeeld in de ekonomie van de streek gedurende de Ijzertijd en de Romeinse periode 5.

Veel van de vermelde vondsten zijn onvoldoende gekend en geïnventariseerd, bevinden zich in o u d e , bijna vergeten of in recentelijk o p g e b o u w d e privc-kollekties en zijn slechts gedeeltelijk onderzocht, bewerkt en gepubliceerd. O p korte termijn is het bijgevolg moeilijk o m een coherent beeld van de bewoningsgeschiedenis van dit deel van het Kempens Plateau te schetsen. Bij gelegenheid van de enkele recente o p g r a -vingen konden een aantal vindplaatsen ge— prospekteerd en omschreven worden. Deels mochten we bij deze inventarisatie v o o r t -bouwen op bestaande vondstkarteringen, vooral in het zuidelijk gedeelte van de g e -meente Meeuwen-Gruitrode en de naburige gemeente Opglabbeek. Voor de Steentijd beschikken we er over een overzicht d o o r een van ons samengesteld 6. In het kader

van een B.T.K-projekt, toegekend aan de ' A r c h e o l o g i s c h e V e r e n i g i n g M i d d e n -L i m b u r g ' en wetenschappelijk begeleid door het Laboratorium voor Prehistorie van de Katholieke Universiteit Leuven en het GalloRomeins M u s e u m van de P r o -vincie L i m b u r g , werd in 1 9 8 4 - 8 5 een

(2)

G. CREEMERS & L. VAN IMPE

ruimere veldkartering opgezet. Bijaldien waren enkele sites onderwerp van een nood— onderzoek. H e t onderzoek op de begraafplaats dat we in deze bijdrage kort v o o r -stellen kaderde in deze reeks aktiviteiten.

2 D e begraafplaats t e W i j s h a g e n -P l o k r o o i

H e t n o o d o n d e r z o e k werd uitgevoerd op het goed Donderslag, gelegen op het gehucht Plokrooitc Wijshagen (fig. 1). H e t l a n d g o e d Donderslag ( 1 1 8 6 : dunreslo) onder Wijshagen ( 1 1 5 7 : Wiscath, 1230:

Wiveseche, 1314: Wisharen) werd in 1209 d o o r de abdij van H e r k e n r o d e afgekocht van het kapittel van Saint-Bartholomée te Luik. In 1219 verwierf de abdij eveneens dat gedeelte van het bos van Donderslagdzt tot dan toe in bezit gebleven was van het kapittel van Sint-Servaas te Maastricht. In 1330 liet de abdij haar goed Donderslag te Pleurode (Plokroy-Plokrooi) versterken. O n d e r meer in 1330 kreeg de abdij van de graaf van L o o n toestemming o m het l a n d -goed m e t grachten te omringen 7. Over de

oudste geschiedenis is echter weinig meer bekend.

Reeds op het einde van de 19de eeuw werden er op Donderslag 'voor-romeinse urnen' gevonden 8. D e begraafplaats werd

toen gesitueerd onder Gruitrode, maar o m -dat de gemeentegrenzen op de uitgestrekte heidevelden in die tijd niet altijd even d u i d e -lijk gemarkeerd waren, menen we dat die vondsten evengoed onder Wijshagen g e -beurd kunnen zijn. H e t goed Donderslag ligt trouwens integraal onder Wijshagen, in een sektor waar het grondgebied van Wijs-hagen een bijna noord-zuid gerichte smalle korridor vormt, waarvan de westelijke en oostelijke grenzen mekaar zeer dicht n a d e -ren. O f deze u r n e n nu van de begraafplaats afkomstig zij n waarover we het verder zullen h e b b e n dan wel van een naburig urnenveld is n o g niet uitgemaakt.

D e begraafplaats op Plokrooiwerd g e l o -kaliseerd d o o r de heer N . Knevels, een vrijetij ds-archeoloog die tot voor enkele jaren de streek vrij intensief prospekteerde en destijds als lid van de vermelde a r c h e o logische vereniging bij veldkartering b e -trokken was. O p het noordelijkuiteinde van een lage noord-zuid gerichte dekzandrug ontdekte hij een koncentratie van o p g e ploegde aardewerkscherven, alle van e e n

-1 Situatiekaart Carte de situation. zelfde kom afkomstig. O m d a t we vreesden

dat andere archeologische resten bij een nieuwe ploegbeurt helemaal verloren z o u -den gaan de-den we er in april 1986 een noodonderzoek en groeven we de vindplaats over een kleine oppervlakte vrij. Hierbij bleek dat alle scherven van de kom in de ploegvoor lagen. Eronder zagen we een 1 x 1,60 m grote grijze vlek met wat h o u t s -kool. Juist onder de schervenkoncentratie tekende zich centraal in de vlek een 2 0 x 2 5 cm grote donkerbruine kern af met k r e -matieresten en ijzerklompen. Uit deze laat-ste werden later de relaat-sten van twee ijzeren /ïZ?M/»e gerestaureerd 9. Enkele geoxydeerde

vezels op de spiraal van een der m a n t e l -spelden kunnen restjes zijn van het lijkkleed van de overledene of van een doek waarin de gekremeerde hottesten verpakt werden (fig. 2-3). Blijkbaar had de kom aanvankelijk omgekeerd over het krematiepakket gestaan. O p dit graf komen we verder nog terug.

Na deze vondst werd de akker en de omgeving verder afgelopen door de heer J. Neyens, hobby-archeoloog en in de b u u r t woonachtig. Benevens een aantal protohis— torische en Romeinse aardewerkscherven.

7 Van de Weerd 1 9 2 3 / 24; De Wit 1927.

8 Bamps 1894, 30; De Loe 1931, 68; Meex 1972, 19.

9 Creemers, Knevels & Van Impe 1986.

(3)

2 De kom en de ijzeren

fibulae uit het in 1986 onderzochte gra.f. Sch. 1:3.

Céramique et fibules en fer, de la tombe fouillée en 1986. Éch. 1:3.

10 Topografische opnamen: L. Van Impe & Y. l m -pens.

kon hij ook aan de hand van verspreide krematieresten enkele nieuwe verploegde brandgraven lokaliseren. Zijn nauwkeurige kartering van de oppervlaktevondsten wees uit dat het o m een vrij beperkte zone ging. Hoewel we ons al een ruimer onderzoek ter plekke voorgenomen hadden, vernamen we slechts bij toeval dat de eigenaar een g e -deeltelijke nivellering van de bewuste akker plande. D e noordelijke uitloper van de dekzandrug werd immers omgeven door een kleine drassige laagte, die via de kleine Donderslagbeek in westelijke richting naar de Abeek - vaak ook Molenbeek genoemd - afwatert. Over deze laagte moet m e n zich echter niet al te veel voorstellen: het niveau-verschil tussen top en voet van de zandrug bedroeg amper 1 m (fig. 4 )1 0. De

drassig-heid van deze zone veroorzaakte elk jaar opnieuw problemen bij het werk op de akker en reduceerde de rendabiliteit a a n -zienlijk, een probleem dat alleen opgelost kon worden d o o r de dekzandrug af te toppen en de laagte aan te vullen. Deze terreinwijziging bedreigde echter de hele zone m e t oppervlaktevondsten.

Van de eigenaar, de N . V . Lambert G e e r -kens, vertegenwoordigd door de heer L. Geerkens zelf, kregen we toestemming o m een onderzoek in te stellen. Dit gebeurde

telkens na de oogst, tijdens de winters van 1 9 9 0 - 1 9 9 1 ( 5 . 1 1 t o t 2 0 . 1 2 . 1 9 9 0 , 1 t o t 2 9 . 3 . 1 9 9 1 ) en 1 9 9 1 - 1 9 9 2 ( 4 . 1 1 . 1 9 9 1 t o t 14.2.1992). Tijdens de eerste kampagne konden we beschikken over 4 , in de laatste over 5 werkkrachten, aangeworven bij Geco-kontrakt. O p het Gemeentebestuur van MeeuwenGruitrode, met haar a d m i n i -stratieve en technische diensten, konden we telkens beroep doen voor logistieke steun. H e t spreekt voor zich dat dit o n d e r -zoek z o n d e r de mede-werking van eigenaar en gemeentebestuur niet mogelijk geweest zou zijn, wat ruim voldoende reden is o m alle betrokkenen onze erkentelijkheid te betuigen.

De ploegvoor werd machinaal verwij-derd, waarna het opgravingsvlak verder manueel afgeschaafd werd. Onmiddellijk onder de ploegzool, amper 2 5 cm diep, tekenden zich de sporen af. Middels een negental parallelle sleuven legden we in totaal z o ' n 6 6 2 0 m2 vrij, een oppervlakte

die blijkbaar de hele begraafplaats dekt. In zuidelijke richting, waar de zandrug iets breder uitwaaiert waren geen scherven aan de oppervlakte te bespeuren en bleek o o k de dichtheid aan bodemsporen af te nemen. Voor het onderzoek hebben we ons beperkt tot dat gedeelte van de akker dat genivelleerd

(4)

G. C R E E M E R S & L. V A N I M P E

zou worden. O f de afname van het aantal vondsten en sporen d o o r de eeuwenlange akkerbouw en de normale erosie verklaard moeten worden of we met een lege zone te maken hebben, die twee sektoren op de begraafplaats scheidt zoals vaak gebeurt, kunnen we op dit ogenblik niet zeggen.

3 B r a n d g r a v e n

Afgezien van het in 1 9 8 6 uitgespitte brandgraf legden we tijdens ons onderzoek nog 14 andere brandgraven bloot. Over het algemeen vonden we de bij zettingen dicht onder de ploegzool en meestal zelfs half weggeploegd. Slechts één graf bevatte nog de bodem van een klein Romeins maar niet nauwkeuriger dateerbaar potje, een ander kleine klompjes versmolten glas. T e n -slotte was er n o g één met enkele voorlopig niet geïdentificeerde ijzerfragmenten. H e t graf m e t h e t urnbodempje en waarschijnlijk ook dat met de versmolten glasresten d a t e -ren uit de Romeinse periode. H e t best dateerbaar is echter het in 1986 uitgespitte graf met de beide ijzeren fibulae en de komvormige urn (fig. 2 ) , waarvan de scherven boscherven het krematiepakket t e r u g g e v o n -den wer-den. D e u r n , waarvan we aannemen dat ze het grafkuiltje afdekte, verdient de vergelijking m e t aardewerk uit Oss-Ussen ( N L ) . Hier vinden we ze terug in de fasen M N van het d o o r P. van den Broeke v o o r -gestelde schema voor de ontwikkeling van het aardewerk. Zowel naar vorm als naar versiering - een typische kamversiering in vertikale bundels - zou ze konnekties hebben met gelijkaardige v o r m e n in Westfalen en Hessen, waar een o u d e r woongebied van de Bataven gelokaliseerd wordt " . Deze konnektie heeft enig verband met de i m -migratie van de Bataven in de Lage Landen gesuggereerd.

D e kom uit Wijshagen w o r d t gedateerd door 2 ijzeren drznd-fibulae. Dit type werd al gedragen tijdens de tweede helft van de 1ste eeuwv. Chr. zoals blijkt uit de verspreiding doorheen NoordoostGallische n e d e r -zettingen en oppida 12. Hoewel de typische

draadstruktuur en de scherpe rechthoekige beugelknikeen eerder aangehaalde verwantschap met de hronzen fibulae vzn het N a u -heim-type enigszins tegenspreekt, komen beide typen in ijzer voor in de kleine b e -graafplaats van Ursel-Wulpsberghe (gem. Knesselare), evenals in een kuil in de late

3 Geoxydeerde vezels op de spiraalveer van een der fibulae. Sch.: ca. 2:1. Traces de fibres oxydées sur Ie ressort. Ech.: ca. 2 : 1 .

Ijzertijd-versterking te Cherain-Brisy 13.

Typokronologische en 14Cdateringen w i j -zen op een bezetting van de begraafplaats te Ursel in de loop van de 1ste eeuw v.Chr. en hoogstens t o t rond het midden van de 1ste eeuw na Chr. H e t type wordt blijkbaar vanaf het midden van de 1ste eeuw niet meer op het lijkkleed van de doden o p g e -speld, zoals kan blijken uit h u n afwezigheid in de graven op het nabijgelegen grafveldje van Ursel-Konijntje. Deze begraafplaats werd pas vanaf het midden van de 1ste eeuw in gebruik g e n o m e n 14. Dat de dracht

van het type mantelspeld n o g t o t in de e e r -ste helft van de 1-ste eeuw na Chr. in zwang bleef kan ook blijken uit haar associatie met een bronzen knik-fibula (variante A) en een kamversierde k o m in graf 91a te Maaseik 15.

4 G r a f m o n u m e n t e n

Dominant binnen de begraafplaats is een grote vierhoekige greppelstruktuur, die een areaal van ruim 6 0 0 m2 omsluit (fig. 5 ) .

De vierhoek is licht trapezoïdaal, ca. 2 0 m breed en 34 t o t 36,5 m lang. De breedte van de greppel bedroeg gemiddeld z o ' n 80 cm, terwijl de grootste genoteerde diepte tot ongeveer 50 cm onder de ploegzool reikte. Afgezien van een aantal latere versto-ringen lijkt de greppel nergens met opzet onderbroken. Hier en daar merkten we aan de vulling dat hij slechts geleidelijk d i c h t -slibde. In ieder geval was het een open greppel, zeker geen standgreppel voor een palissade.

De lengteas van het omheinde areaal ligt Z Z W - N N O . Ongeveer centraal, d.w.z. ca. 1 m ten N W van het centrum, lag een brandgraf, zonder bijgaven maar in t e g e n

-11 van den Broeke 1 9 8 7 , 1 1 0 - 1 1 2 en afb. 1 0 : l l ; m e t verwijzingen naar de n e d e r -zetting P a d e r b o r n - H e c k é r (cf.Wilhelmi 1981,afb. 37b) en de A m ö n e b u r g (cf. W e i s -h a a r l 9 8 4 ) . 12 Perrin 1 9 9 0 , 4 0 - 4 1 en fig. 29; nr. 126. V o o r België: zie c a . Cahen 1 9 8 1 , 1 6 (fig. 7 ) , 1 7 , 2 0 - 2 1 .

13 Werner 1 9 5 5 ; B o u r geois, Semey & V a n m o e r -kerke 1 9 8 9 ; C a h e n , ibid. Over k r o n o l o g i e van de late La Tèneperiode en de N a u -heim-fibulae en afgeleiden: cf. M i r e n 1 9 9 1 .

14 B u n g e n e e r s , D e l c o u r t & Rommelaere 1 9 8 7 . 15 van der Roest 1 9 8 8 , 150-15 l;Haalebos 1 9 8 4 - 8 5 , 3 0 - 3 4 ; cf. Almgren 1 9 2 3 : type 1 9 ; Janssens 1 9 7 7 , 2 3 en PI. l X : g r a f 9 1 a l - 3 .

(5)

4 Driedimensionele rekonstruktievim de duin-ru0, met lokalisering van de greppels binnen de grenzen van het

onder-zochte areaal.

Reconstitution 3-D du ter-rain, montrant la zone fouil-lée et les endos funéraires.

stelling t o t alle andere graven met een behoorlijke hoeveelheid verbrande b o t r e s -ten. Een tweede graf lag ongeveer 5 m meer naar het N O : het gaat hier om het graf ontdekt in 1986 en gedateerd door de kamversierde kom en de ijzeren m a n t e l -spelden. O f beide brandgraven intentioneel binnen de greppelomheining aangelegd werden of we een louter toevallige associa-tie voor ons zien is moeilijk te zeggen. Er is immers geen stratigrafische verbinding.

T e n noordoosten en ten oosten van de grote greppel tekenden zich in het d o n k e r -gele lemige zand een tiental, misschien zelfs elf, vierhoekige greppelstrukturen af, waarvan enkele een eenvoudig brandgraf omsloten (fig. 6 ) . D e oriëntatie van deze omheiningen volgt strikt deze van de grote rechthoek. D e bodem van de greppels zelf reikte gemiddeld tot 10 tot 30 cm onder de ploegzool, terwijl de breedte tussen 25 en 50 cm schommelde. Hoewel een aantal greppelsegmenten verstoord zijn of door uitloging of sekundaire, bodemvormende processen moeilijk leesbaar waren, konden we bij een aantal strukturen toch duidelijke onderbrekingen o f ' t o e g a n g e n ' vaststellen. Deze liggen tweemaal aan de oostkant en een enkele keer in het noorden. In twee gevallen werd de noordoostelijke hoek open gelaten, maar of deze openingen werkelijk als toegang bedoeld waren dan wel door geleidelijke erosie van het oppervlak o n t staan zijn en hier dus een vals beeld o n t -stond, is moeilijk na te gaan. De vierkante greppelomheiningen meten op de zijde

tussen 4 en 8 m; twee rechthoekige s t r u k t u -ren halen ongeveer 3,20 x 5 m en 5 x 7 m.

In de helft van de gevallen stelden we binnen de omheinde ruimte een vierposten-struktuur vast: vier palen, één in elke hoek en met een onderlinge tussenafstand s c h o m -melend tussen 2,5 en 4 m. Hier gaat het zonder twijfel telkens o m een zgn. d o d e n -huisje, waaronder de stoffelijke resten van de overledene enige tijd opgesteld bleven en dat mogelijk ook als permanent g r a f m o -n u m e -n t i-ngericht was.

Waar binnen de vierhoekige g r e p p e l o m -heiningen graven voorkomen, liggen ze meestal iets excentrisch, slechts éénmaal exakt in het midden. Binnen een r e c h t h o e kige omheining, met toegang aan de z u i d -oostzijde, werden twee graven bijgezet, één in elke helft. Waar graven binnen de omheiningen ontbreken kon tijdens het veldonderzoek niet uitgemaakt worden of het cenotafen waren dan wel of de bijzettingen er weggeploegd waren. De l a m e n -tabele bewaringstoestand van de andere brandgraven maakt de laatste v e r o n d e r -stelling t o t de meest aannemelijke.

Ongeveer 4 m zuidelijk van de Z O -hoek van de grote greppelomheining lag een kleine smalle ringsloot, blijkbaar met een o p e n i n g naar het zuidoosten gericht. D e binnendiameter bedraagt amper 3,50 m. Van een begraving was geen spoor te bekennen, tenzij dan van een klein brandgraf dat de greppel zelf oversneden had.

Nergens vonden we aanwijzingen dat de bij zettingen en de omheinde arealen

(6)

G. CREEMERS & L. VAN IMPE

777SU-. \. &

1

i-C-^W

\ \ \ \ \ \

1 l \\\\\h

— 7 6 ? 5 ^

7 ^ — r

\ ; 4-/ I r / /

B

1 \ \ \ \ \ \x • , \ \ \ \ \ \ \

\\\K\\\\

X

rVdW

\ \ \ \ \ 5 Grondplan van de begraafplaats. 1: greppels. 2: brandgraven.

Plan general de la nécro-pole.

1: endos.

2: tombes a incineration.

door een aarden pakket, d.w.z. een h e u v e l -lichaam, overdekt waren.

Indien de aanwezigheid van scherven van handgemaakt 'IJzertijd'?-aardewerk in de vulling van de greppels als relatief d a t e -ringskriterium mag gelden dan is de grote greppelstruktuur er een van de oudste m o -numenten geweest, samen met een van de vierkante greppels overigens. Slechts in een klein segment van de grote greppelstruktuur langs de zuidoostzijde lagen enkele R o -meinse scherven in de bovenste vulling. D e grote rechthoek kan bijgevolg aan de o p p e r -vlakte nog gedeeltelijk zichtbaar geweest zijn of open gelegen h e b b e n op het o g e n -blik dat in noordoostelijke en zuidoostelijke richting al de andere vierkante grafmonu-menten ingericht werden. Van deze laatste

volgt de datering uit de aanwezigheid van Isteeeuwse Romeinse scherven in de v u l -ling van de greppels zelf. Deze aarde— werkscherven, waarvan de typokronolo— gische implikaties n o g niet ten gronde uitgewerkt zijn, lijken de aanleg van de meeste vierkante grafmonumenten eerder vanaf het tweede kwart of het midden van de 1ste eeuw te situeren.

Twee vierkante greppels, in de n o o r d e -lijke sektor gelegen, en de kleine kringgrep— pel leverden geen bruikbare dateringsele-menten.

Hoewel de oppervlakteprospektie wat protohistorische scherven opgeleverd had en de kleine kringgreppel ons aan de late Bronstijd of de vroege Ijzertijd deed d e n -ken, zijn er toch geen argumenten voor—

(7)

16 Recentelijk Haalebos 1990, 200-201; Roymans 1990, 217-261; Vanmoer-kerkel985. 17 DeLaetrt«/. 1986,79-82;Verlinde 1985,274-276; Wilhelmi 1981a; ld. 1981b, 16-18,fig. 12-13;ld. 1987. 18 Stead 1991; Whimster 1981,81 87,117-128,310-344. 19 Freidin 1982, I, 228-229; Flouest & Stead 1979; Lambot 1989;Leman-Dele-rive 1990; Rozoy 1987, 71-96,399-418;Pautreau 1983. 20 Roymans 1990, 220-228; Haffner 1989; Bonen-fantl961.

21 Modderman & Isings 1961; Hulst 1964; Roymans 1982;Verwersl981;Slofstra 1981 en 1991; Haalebos 1990; Roymans 1990. e.a.; Cf. ook nota's 21-24. 22 Haalebos 1990,192-202; VanVinckenroye 1984; Slofstra 1991,148-152. 23 van der Sanden 1987a-b; Slofstra & van der Sanden 1987.

24 Bourgeois 1989 & 1990; Bourgeois 8c Romme-laere 1991; Bourgeois 8c Se-mey 1991; Bourgeois, SeSe-mey 8c Vanmoerkerke 1989.

handen o m de oorsprong van de begraaf-plaats al tot die perioden terug te voeren. Anderzijds heeft men vroeger ook wel eens de neiging gehad o m vierkante grafmonu-menten eerder tot de latere La Tène- en de Romeinse periode te beperken. H e t aantal onderzochte begraafplaatsen uit diverse perioden, waar kring- en vierkantgreppels gemengd voorkomen, heeft zich de laatste decennia zo uitgebreid dat een heel ander beeld ontstaat. Meerdere auteurs hebben bij diverse gelegenheden de spreiding van zulke grafmonumenten in ruimte en tijd geschetst1 6. Vierhoekige grafmonumenten

worden vrij regelmatig vanaf de vroege Ijzertijd in Noord-Nederland, Noordwest-Duitsland en zelfs Vlaanderen aangelegd. Deze op het urnenveld van Destelbergen-Eenbeekeinde gelden zelfs als de oudst gekende 17. In de loop van de La

Tèneperiode raakt dit type grafmonument v e r -spreid in Engeland (vooral Yorkshire)1 8, in

het SeineAisneMarnegebied en het B e k -ken van Parijs 19. Naar het einde van de

Ijzertijd en de Romeinse periode toe zien we het type m o n u m e n t vooral opduiken in het gebied van Maas, Rijn en Moezel met een sterke koncentratie in Treviers g e -bied 20. Terwijl de protohistorische

vierhoe-kige m o n u m e n t e n overwegend individuele grafmonumenten zijn zien we ze vanaf de Romeinse periode en vooral in Treviers gebied t o t familiegraven uitgebouwd.

In dit verslag willen we ons tot enkele voorbeelden uit Laag-België en Zuid-Nederland beperken. Sinds het onderzoek op de begraafplaatsen van Nijnsel-iÏMwaMer (gem. St.-Oedenrode) en Schayk-Ga«/.re Heide is het aantal onderzochte begraaf-plaatsen met vierhoekige greppelstrukturen en grafmonumenten sterk aangegroeid2 1.

O p enkele van deze dodenakkers zien we grotere vierhoekige greppelstrukturen v e r -schijnen. H e t is niet ongewoon dat deze grotere greppelomheiningen op de begraaf-plaats een bevoorrechte begraaf-plaats innemen. Ze liggen dan opvallend gescheiden van de andere graven, of centraal midden een groep bijzettingen of binnen een duidelijk afge-scheiden sektor. Waar deze grotere greppels bijzettingen omsluiten kan men zonder veel twijfel denken aan graven van v o o r a a n -staande personen. Vaak blijkt deze sociale kwalifikatie dan ook uit de rijkdom van de grafuitzet.

Zowel de kleinere als de grote grafmonu-menten vindt men zowel op begraafplaatsen

van landelijke nederzettingen als o p de grafvelden bij de stedelijke centra terug 22.

In een aantal gevallen heeft men echter geen direkte relatie tussen de grotere g r e p -pelstruktuur en de graven binnen deze greppel kunnen vaststellen. Vaak waren die graven ouder of jonger dan de greppel die hen omringt. Soms komen binnen de g r e p -pel helemaal geen bijzettingen voor of wordt hij op korte afstand begeleid door een groep palen of een restant van iets dat op een palissade kan lijken. De manier waarop deze greppelstrukturen tussen de andere aangelegd zijn wijst er toch op dat ze g e n e -tisch met de begraafplaats verbonden zijn: men voelt zelfs intuïtief dat zij de kern v o r -men van alles wat zich daar destijds af-speelde. Vaak is zulke greppelstruktuur er zelfs het oudste of een van de oudste m o n u m e n t e n en hield men er bij de aanleg van andere grafmonumenten rekening mee. Indien zulke vierhoekige greppels niet als omheining voor een bijzetting gegraven werden kan men bijgevolg denken aan een funktie als rituele omheining voor de b e g r a -fenis, bij latere dodenherdenkingen of bij ceremonies waarin de wereld van o v e r l e -denen en goden tot één enkele versmolten.

De interpretatie van zulke vierhoekige omheiningen als kultusplaatsen steunt niet alleen op hun centrale ligging op de begraaft plaatsen, maar ook op gelijkenissen m e t struktureel verwante m o n u m e n t e n en g e a s -socieerde vondstkompleksen uit zuidelijk Nederland, NoordBelgië en N o o r d F r a n k -rijk. Deze kultusplaatsen kunnen evengoed door greppels als palissaden omgeven zijn en liggen zowel o p begraafplaatsen als vlakbij of in de landelijke nederzettingen. De aanwezigheid van enkele in rij opgestelde zware palen - 'totempalen'(?) - en sporen van een grote boomkuil binnen enkele van die omheiningen gelden als argumenten voor de rituele funktie 23.

In Laag België treffen we zulke g r e p p e l -strukturen aan op de begraafplaatsen van Ursel- Wulpsbergrhe{gcm. Knesselare), Aalter en Kemzeke (gem. Stekene)2 4. In Ursel

mat het m o n u m e n t 16 x 49 m en werden er naderhand kleine eenvoudige brandgraven overheen aangelegd. In Kemzeke is de volgorde andersom en wordt de groep brandgraven o u d e r gedateerd dan het m o n u m e n t zelf. Dit laatste mat 19 x ca. 30 m. Ook binnen de omheining te Aalter, 2 5 / 2 6 x 4 5 , 5 m g r o o t , lagen enkele verstoorde kleine kuiltjes met houtskool en

(8)

G. CREEMERS & L. VAN IMPE

6 Een der werksleuven

met de vage aflijning van 2 vierhoekige greppels, zichtbaar onder de ploeg— zool.

Deux des enclos carrés, visi-bles immédiatement sous la couche arable.

verbrande hottesten, maar hier ontbreken goede dateringsgegevens. Zowel in Ursel als in Aalter was er een kleine rij of groep paalgaten langs de binnenkant van de g r e p -pel merkbaar. Deze kunnen zowel de resten van een gebouw als van een toegang (brug?) voorstellen. H e t belang van deze 'konstruk— tie' wordt in beide gevallen gesuggereerd door de aanwezigheid van relatief rijkere aardewerkvondsten in de direkte nabijheid.

Tenslotte willen we op een nieuwe en recent onderzochte parallel in Zuid N e d e r -land wijzen. O p een uitgestrekte begraaft plaats bij Mierlo-Hout-AfW.sr ( N L ) ligt een rechthoekige ruim 80 m lange en ca. 2 0 m brede greppelstruktuur. Binnen de r u i m -te, die door de greppel omgeven wordt, heeft men t o t op heden geen bijzetting ontdekt. H e t onderzoek wees bovendien uit dat de binnenzijde van de greppel d o o r een aarden wal vergezeld was. Een rituele, eerder dan een funeraire fimktie lijkt bijge-volg voor de hand te liggen. Tegen de lange noordoostzijde van dit m o n u m e n t werden vierkante grafmonumenten van u i t e e n l o pende afmetingen aangelegd. In de o n t -wikkeling van de begraafplaats is het grote m o n u m e n t wel degelijk de oudste struktuur die er in de vroeg Romeinse tijd ingericht werd. Deze bleef in het begin van de 1ste eeuw richtinggevend voor de verdere u i t -bouw van de nekropool 2S.

H o e de grote vierhoekige greppelstruk-tuur op de begraafplaats van Wijshagen-P/oèroo* geïnterpreteerd m o e t w o r d e n blijft een moeilijkheid. Binnen de greppel liggen immers de twee al eerder beschreven b r a n d -graven. Eén ervan, zonder bijgaven, ligt ongeveer centraal binnen de rechthoek, ca. 1 m ten N W van de snijding van de d i a g o -nalen. H e t tweede, m e t de kamversierde kom en de ijzeren/ïèw/ae, ligt ongeveer 5 m meer in noordoostelijke richting. W e h e b -ben geen enkel geldig argument o m de relatie tussen greppel en één of beide graven als louter toevallig in te schatten en o m elke direkte band bijgevolg af te wijzen. Maar evenmin hebben we argumenten o m ze als intentioneel te bevestigen. In ieder geval behoren zowel het tweede graf - m e t k o m en fibulae - als de greppel zelf tot de oudste elementen op de nekropool, althans in de toestand zoals we h e m bij de opgraving terugvonden.

D e struktuur en de topografie van de rechthoekige greppel te Wijshagen vertoont echter zodanige gelijkenissen met de andere uit Vlaanderen en zuidelijk Nederland dat, zo menen we niet zonder enige subjektiviteit, een gelijkaardige funktionele i n t e r p r e -tatie - d.w.z. als kultusplaats - overwogen m o e t worden.

25 cf. Roy mans & Tol 1993.

(9)

4 E e n toemaatje uit de t o p o n y m i e RESUME

2 6 Gysseling 1 9 6 0 , 1 : 2 7 8 , II: 1076; Molemans 1 9 7 3 , 2 9 3 - 2 9 4 ; cf. Beek 1 9 8 5 . 2 7 Identifikatie A. V a n -derhoeven (I.A.P.) & W. Vanvinckenroye( Prov. GalloR o m e i n s M u s e u m , T o n -geren), waarvoor dank. 28 D e t e r m i n a t i e J. V a n Heesch (Koninklijke M u s e a voor Kunst en Geschiedenis, Brussel), waarvoor dank.

Etymologisch wordt Donderslag/dun-reslo verklaard als punaras lauho-{germ.): 'bosje op hoge zandgrond toegewijd aan de god punar'26. Of deze naamsverklaring

en de archeologische waarnemingen, die totaal onafhankelijk van elkaar gebeurden, iets gemeen hebben willen we graag n o g even in het midden laten. Als koïncidentie vinden we het wel amusant.

5 Recentere vondsten en structuren

Enkele vondsten, verspreid over het t e r -rein teruggevonden, dateren ook uit de Romeinse periode, maar zijn duidelijk jonger dan de eerder beschreven begraaf-plaats. Enkele stukken aardewerk zijn zeker niet ouder dan het begin van de 2de eeuw 27.

Bij deze oppervlaktevondsten bevinden zich ook twee sestertii, één van Trajanus, de andere van Antoninus Pius 28.

Meer dan waarschijnlijk h e b b e n deze vondsten te maken met de nederzetting die 2 0 0 tot 300 m meer naar het noorden en n o o r d o o s t e n ligt. O p deze nederzetting, eveneens door de heer J. Neyens geloka-liseerd, deden we in februari 1992 een klein proefonderzoek. Benevens een aantal n o k staanders, zonder de bijhorende w a n d k o n -strukties evenwel, tekenden we een aantal kuilen in en verzamelden we een zeer klein aantal aardewerkscherven. Deze kunnen niet ouder dan de 2de eeuw zijn, zodat elk verband met de eerder beschreven begraaf-plaats afgewezen moet w o r d e n .

Willekeurig verspreid noteerden we een reeks ondiepe ronde 1 tot 1,2 m grote k u i -len, gevuld met houtskool maar verder zonder vondsten. In enkele kuilen kan vuur gestookt zijn. Gelijkaardige kuilen komen o o k voor in de vermelde jongere n e d e r z e t ting. O p dit ogenblik kunnen deze s t r u k t u -ren n o g niet met de begraafplaats noch met de nederzetting verbonden worden. Samen met een aantal greppels en grachten, vaak tot 2 m breed en tot 1 m onder de ploegzool uitgegraven, kunnen de kuilen te maken h e b b e n m e t de middeleeuwse uitbating van het goed Donderslag of zelfs met de recentere bosontginning ter plaatse.

Cimetière a e n d o s quadrangulaires de l'époque romaine précoce a Wijshagen ( c o m m . de Meeuwen-Gruitrode, prov. d u Limb our g)

Rapport provisoire

U n e prospection de surface en 1 9 8 6 permit delocaliserunetombea incineration. Celle-ci fut l'objet d ' u n sauvetage rapide (fig. 1). Parmi lesossements calcines, d e p o -ses dans la fosse de toutes petites dimensions, se trouvaient les fragments de 2 fibules en fer filiformes. Les fragments d'une grande écuelle, décorée aupeigne (fig. 2 - 3 ) , fiirent récupérés au-dessus de la t o m b e partielle— ment saccagée par la charme.

Le cimetière occupait Textrémité s e p t e n -trionale d'une dune sableuse apiatie par l'érosion et par les activités agricoles depuis le haut moyen age. Cette extrémité est en— tourée d'une zone marécageuse oü un petit ruisseau prend sa source (fig. 1 & 4 ) . Rendue nécessaire par un nivellement partiel du terrain, une fouille de sauvetage fut effectuée pendant l'hiver en 1 9 9 0 / 9 1 et 1 9 9 1 / 9 2 .

14 autres tombes a incineration et les fossés d'une bonne douzaine d'enclos furent découverts en cours de fouille. Deux t o m bes, d o n t celle fouillée en 1 9 8 6 , se t r o u vaient a l'intérieur d ' u n vaste enclos r e c t a n -gulaire de 2 0 x 3 4 / 3 6 , 5 m. T o m b e s et enclos peuvent être dates de la transition age du f e r / é p o q u e romaine, voire m ê m e du début de notre ère. La relation entre les tombes et l'enclos n'a pas encore pu être élucidée jusqu'a présent.

10 ou 11 enclos carrés, larges de 4 a 8 m , o n t été aménagés au nord-est et a l'est du grand enclos. Quelques-uns entouraient une t o m b e , parfois surmontée d'une c o n -struction a 4 pieux - maison mortuaire? - et montraient une interruption sur le cóté ou dans un des angles (entree?). La plupart des tombes retrouvées soit a l'intérieur des e n -clos, soit en dehors de toute structure péri— phérique peuvent être datées a partir du 2e quart ou du milieu du Ier siècle de notre ère.

La majorité des enclos quadrangulaires presents dans les nécropoles du sud-est de l'Angleterre, du nord et de l'ouest de l'Alle-magne, du nord de la France, des Pays-Bas, de la Belgique et même de l'Europe centrale, ont été aménagés comme monuments

(10)

funé-G. CREEMERS & L. VAN IMPE

raires. L e s d a t a t i o n s v a r i e n t d u I e r A g e d u F e r a u H a u t E m p i r e R o m a i n .

P a r c o n t r e , les g r a n d s e n c l o s r e c t a n g u laires, p r e s e n t s d a n s les z o n e s les p l u s a n -c i e n n e s d e q u e l q u e s -c i m e t i è r e s d u s u d d e s Pays-Bas e t d u n o r d d e la B e l g i q u e q u i d a t e n t d e la t r a n s i t i o n A g e d u F e r / E p o q u e R o m a i n e , s e m b l e n t p l u t ó t avoir é t é amé— n a g é s c o m m e lieux d e c u l t e d ' i m p o r t a n c e locale o u r é g i o n a l e . L a p r e s e n c e d e 2 t o m b e s a 1'intérieur d u g r a n d e n c l o s a W i j s h a g e n p o u r r a i t s u s c i t e r BIBLIOGRAFIE

A L M G R E N O . 1 9 2 3 : Studiën über

Nord-europdische Fibelformen, Mannus-Bibliothek 3 2 ,

Leipzig.

B A M P S C . 1886: Aper^u sur les découvertes de monnaies et d'autres antiquités au Moyen Age faites dans Ie N o r d , l ' O u e s t et Ie Centre de la province de L i m b o u r g beige, Société chorale et

littéraire des Mélophiles Hasselt. Bull. sect. litt.

2 3 , 7 3 - 1 6 0 .

BAMPS C . 1887: LeLimbourgprimitifouApergu

sur les découvertes d'antiquités a-ntérieures d la domination romaine faites dans Ie Limbourg beige (Ajje de la Pierre - Epoque celtique, gallo-belge et beljjo-germaine) dl. I , Hasselt.

BAMPS C . 1894: Idem, dl. 4 , Hasselt.

B E C K H . 1985: Donar-{5Órr. In: B E C K H . et.al. (eds.). Hoops'—Reallexikon der Germanischen Altertumskunde,Berlin-NewYork, 6 - 1 / 2 , 1 - 7 . B O N E N F A N T P . P . 1 9 6 1 : Sepultures Tréviresa Tbwre/aw/fe, Archaeologia Belgica 5 7 , Bruxelles. BOURGEOIS J. 1989: Grafrituclen in de Ijzertijd in de Provincie OostVlaanderen. Nieuwe g e g e -vens uit de opgravingen van Ursel en Kemzeke,

Handelingen XLIXe Congres Federatie Kringen Oudheidkunde & Geschiedenis België - Congres de N«WMr 18-21 . V I I I . 1 9 8 8 , I I , 7 9 - 9 2 .

BOURGEOISj. 1990: Nécropoles et'sanctuair es' de La T è n e en Flandre. In: Les Celtes en France

du Nord et en Belgique. Vle-Ier siècle avant

J.-C . , 1 1 7 - 1 1 9 .

BOURGEOIS J. &ROMMELAEREJ. 1 9 9 1 : Bij-drage t o t de kennis van h e t Meetjesland in d e Mctaaltijden. D e opgravingen te Ursel ( 1 9 8 5

-1989) en Aalter ( 1 9 8 9 - 1 9 9 0 ) , Appeltjes van het

Meetjesland. Jaarboek 42, 5 9 - 8 8 . d e s difficultés a m a i n t e n i r c e t t e i n t e r p r e -t a -t i o n d a n s ce cas-ci. Par c o n -t r e , Ie -t o p o n y m e d u site o ü la n é c r o p o l e a é t é a m é n a g é e , s e m b l e a p p o r t e r u n a r g u m e n t e n faveur d e l ' i n t e r p r é t a t i o n d ' u n e f o n c t i o n p r i m a i r e r i t u e l l e . E n effet, Ie l i e u - d i t Donderslag est d é r i v é d e dunreslo{\ 1 8 6 ) , e x p l i q u é é t y m o — l o g i q u e m e n t c o m m e ' b o s q u e t , s i t u é s u r t e r r a i n s a b l e u x e t d é d i é a u d i e u punar". C e t t e e x p l i c a t i o n fut déja p u b l i é e il y a q u e l q u e s d é c e n n i e s . B O U R G E O I S J . & S E M E Y J . 1 9 9 1 : Contribution

de la photographic aérienne a l'étude de l'age du fer en Flandre intérieure. In: T H O E N H . et. al. (cds.), Studia Archaeolotfica. Liber Amicorum

J.A.E. Nenquin, Gent, 8 9 - 1 0 0 .

BOURGEOIS J.,SEMEYJ. &VANMOERKERKE J. 1989: Ursel. Rapport provisoire des fouilles

1986-1987. Tombelle de l'age du bronze et monuments avec nécropole de Vage dufer{z\c(i la

coll. de H E I M J., L A N G O H R R , PIETERS M . & VAN STRYDONCK M . ) , Scholae Archaeolo-gicae 1 l , G e n t .

BUNGENEERS J., DELCOURT A. & R O M M E -LAERE J. 1 9 8 7 : Excavations at Ursel (East

Flanders) 1985-1986. Prehistorie occupation and Roman cemetery {with contrib. by D E G E Y T E R

G. & LANGOHR R ) , Scholae Archaeologicae 7, Gent.

CAHEN A. 1 9 8 1 : Lesforteressesde l'age du Fer a

Brisy et Alhoumont{zvee contrib. d e GAUTIER

A.), Archaeologia Belgica244, Bruxelles. CLAASSEN A. 1 9 7 1 : H e t Bronstijdgraf o p de Gielisheide te Meeuwen, Limburg 50, 2 4 1 -257.

CREEMERS G . 1 9 8 5 : Steentijdmateriaal van

het zuidoostelijk Kempens Plateau (Limburg),

ongepubliceerde licentiaatsverhandeling K . U . -Lcuven.

C R E E M E R S G . , K N E V E L S N . & V A N I M P E L .

1986: Krematiegraf uit de Late Ijzertijd te Plokrc)oi-Donderslagbeek(Meeuwen-Gruitrode,

lAmh.), Archeologie, 1 2 8 - 1 2 9 .

CREEMERS G . & V E R M E E R S C H P . M . 1986: H e t jong-Mesolithisch site van Meeuwen- In den D a m p 1, NotaePraehistoricae6, 1 0 7 - 1 1 2 .

(11)

CREEMERS G. & V E R M E E R S C H P . M . 1987: De laat-Mesolithische vindplaats van Meeuwen-In den D a m p 1 (gem. M e e u w e n - G r u i t r o d e ) ,

Archaeolqgia Beljjica n.r 111, 7 1 - 7 2 .

D E LAET S. J., T H O E N H. & BOURGEOIS J. 1986: Lesfouilles du Séminaire d'Archéolojjie de

la Rijksuniversiteit te Gent d Destelbergen-Eenbeekeinde (1960-1984) et l'histoire la plus ancienne de la region de Gent (Gand) 1. La période préhistorique, Dissertationes A r c h a e o

-logicae Gandenses XXIII, Gent.

D E LOË A. 1 9 3 1 : Belgiqueancienne. Catalogue

descriptif et raisonné II. Les Ages du Métal,

Bmxelles.

DENS C h . 1 8 9 7 : E t u d e sur les tombelles de la Campine, Annates de la Société d'Archéologie de

Bruxelles 11,233-255.

D E W I T J. 1927: Geschiedkundige gegevens aangaande Meeuwen en Wyshagen, LimburgS, 201-202.

FLOUEST J . - L . & S T E A D I . M . 1979: IronAge

cemeteries in Champagne. The third interim Report, Britisch M u s e u m Occasional Paper 6,

London.

F R E I D I N N . 1982: The Early Iron Age in the

ParisBasin, Hallstatt CandD, British

Archaeo-logical Reports S 1 3 1 , Oxford.

G Y S S E L I N G M . 1 9 6 0 : Toponymisch

woor-denboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (voor 1226),

Bouwstoffen en studiën voor de geschiedenis en de lexicografie van het Nederlands VI. 2,s.l. HAALEBOSj.K. 1 9 8 4 - 8 5 : Fibulae uit Maurik,

Oudheidkundige Mededelingen Leiden 6 5 .

HAALEBOS J . K . 1 9 9 0 : Het grafveld van

Nijmegen-Hatert. Een begraafplaats uit de eerste drie eeuwen na Chr. op het platteland bij Novio-magus Batavorum, Beschrijving verzamelingen

Prov.MuseumG.M.Kam NijmegenXI, Nijmegen. HAFFNER A. 1 9 8 9 : Das Graberfeld von Wederath-Belginum vom 4. Jahrhundert vor bis 4. Jahrhundert nach Christi Geburt. In:

Graber-Spiegel des Lebens. Zum Totenbrauchtum der Kelten und Romer am Beispiel des Treverer-Graberfeldes Wederath-Belginum, Schriftenreihe

des Rheinischen Landesmuseums Trier 2, Mainz, 37-128.

HULST R . S . 1964: Een grafreld uit de

voor-Romeinse Ijzertijd te Nijnsel, gem. St. -Oeden— rode,prov. Noord-Brabant,Berichtcn Rijksdienst

Oudheidkundig Bodemonderzoek 1 4 , 7 4 - 8 3.

HUYBRIGTS F . 1900: A T o n g r e s , au Pays des E b u r o n s , se trouvait, au sommet de la colline, la forteresse des Atuatiques et tout récemment nous avons découvert, a proximité, Ie l o n g du versant d'une colline voisine, les sepultures o u tombeaux de cette nation oriëntale. Bulletin de la Société

scientiftque et littéraire du Limbourg 18, 1 2 1

-168.

JANSSENSD. 1977: EenGallo-Romeinsgrajveld ^Af»ajet^I,ArchaeologiaBelgica 1 9 8 , Brussel. LAMBOT B. 1989: Les sanctuaires de Bronze final et premier Age du Fer en France septen— trionale. In: La civilisation de Hallstatt.

Ren-contre internationale Liège 1987, Etudes et

Recherches Archéologiques Université Liège 3 6 , 201-274.

L E M A N - D E L E R I V E G. 1990: Les rites funéraires dans Ie N o r d d e l a F r a n c e . I n : Les Celtes en France

du Nord et en Belgique. Vle-Ier siècle avant J.-C,

120-124.

MAES K. & VAN IMPE L. 1 9 8 5 : Een p r e h i s t o -rische begraafplaats t e W i j s h a g e n ( G e m . M e e u w e n - G r u i t o d e ) , Archaeologia Belgica n.r. 1-2,29-31.

MAES K. & VAN IMPE L. 1986: Begraafplaats uit de Ijzertijd en Romeinse vondsten o p ' d e Rieten' te Wijshagen (Gem. M e e u w e n G r u i t -r o d e ) , A-rchaeologia Belgica n.-r. 1 1 - 1 , 4 7 - 5 6 . MARIEN M . E . 1 9 4 7 : 'Bell B a r r o w ' et 'Disc Barrow' en Belgique, L'Antiquité Classique 1 6 , 358-359.

MEEX F . 1972: De Urnenveldenkultuur in het

gebied tussen Beneden-Maas en Schelde in de Ijzertijd, ongepubliceerde licentiaatsverhandeling

K. U.Leuven.

M l R O N A. 1 9 9 1 : Die spate Eisenzeit im H u n s -rück-Nahe-Raum. Mittel- und spadatènezeitliche Graberfelder. In: HAFFNER A . & M l R O N A . (ed.). Studiën zur Eisenzeit im

Hunsrück-Nahe-Raum. SymposiumBirkenfeld 1987, Trierer Zeit—

schrift-Beiheft 1 3 , 1 5 1 - 1 6 9 .

M O D D E R M A N P . J . R . & I S I N G S C . i 9 6 i : H e t grafveld uit de Romeinse tijd op de Gaalse H e i d e , gem. Schayk ( N . - B r . ) , Berichten R.O.B. 1 0 - 1 1 , 318-346.

MOLEMANS J. 1973: Bijdrage t o t de bewonings-en ontginningsgeschiedbewonings-enis van de Limburgse Kempen voornamelijk in het licht van de n a m e n -voorraad, Naamkunde5,1973,270-332. PAUTREAU J . P . 1 9 8 3 : Les enclos p r o t o h i s t o -riques dans Ie Centre-Ouest de la France. In:

(12)

G. CREEMERS & L. VAN IMPE

Enclosfunéraires et structures d'habitat en Europe du Nord-Ouest. Table Ronde du C.N.R.S.Rennes 1981, Travaux Laboratoire d ' A n t h r o p o

-l o g i e - P r é h i s t o i r c - P r o t o h i s t o i r e - Q u a t e r n a i r e Armoricains', 199-222.

P E R R I N F . 1990: Un depot d'objetsgaulois A

Larina, HièressurAmby, Isère, DARA D o c u

-ments d'Archéologie en Rhóne-Alpes4, Lyon. ROOSENS H . 1 9 6 0 : Wijchmaal en Wijshagen ( L i m b u r g ) , UAntiquité Classique29,4l6. ROYMANSN. 1982: Een veekraal uit de Ijzertijd en een inheems-Romeins grafveldje op de Krie-keschoor bij Bladel. In: SLOFSTRA J., VAN R E G T E R £ N A L T E N A H . H . , ROYMANS N . & T H E U W S FV HetKempenprojekt. Een

regionaal-ar cheolo—gisch onderzoeksprogramma. Bijdragen

t o t de studie van het Brabantse H e e m 2 2 , 9 4 -101.

ROYMANSN. 1990: Tribal societies in Northern

Gaul. An anthropological perspective, Cingula

12, Amsterdam.

ROYMANSN. & T H E U W S F . (ed.) 1991: Images

of the past. Studies on ancient societies in north-western Europe, Studies in Pre- en Protohistorie

7, Amsterdam.

R O Y M A N S N . & T O L A . 1 9 9 3 : N o o d o n d e r -zoek van een dodenakker te M i e r l o - H o u t . In: R O Y M A N S N . & T H E W S F . (ed.), Een en al

zand. Twee jaar graven naar het Brabantse Verleden (in druk).

ROZOY J . - G . 1987: Les Celtes en Champagne.

Les Ardennes au second Age du Fer: Ie Mont Troté, lesRouliers, Mémoires Société A r c h é o l o

-gique Champenoise 4 , Charleville-Mézières-Reims.

SCHUERMANS H . 1 8 9 8 : Découvertes d ' a n t i -quités en Bclgique, Westdeutsche Zeitschriftfür

Geschichte und Kunst 17, 4 0 2 .

SLOFSTRA J. 1 9 8 1 : Bladel. In: V E R W E R S W . J. H . (ed.), Archeologische Kroniek van

Noord-Brabant 1977-1978, Bijdragen t o t de studie van

het Brabantse H e e m 1 9 , 4 6 - 4 7 .

SLOFSTRA J. 1991: Changing setdement systems in t h e Meuse-Demer-Scheldt area during the Early Roman periode. In: Roymans & Theuws 1 9 9 1 , 1 3 1 - 1 9 9 .

SLOFSTRA J. & VAN DER SANDEN W . A . B . 1987: Rurale cultusplaatsen uit de Romeinse tijd in het Maas-Demer-Scheldegebied, Analecta

Praehistorica Leidensia 2 0 , 1 2 5 - 1 6 8 .

STEAD I . M . 1 9 9 1 : Iron Age cemeteries in East

Yorkshire. Excavations at Burton Fleming, Rudston, Garton-on-the-Wolds, and Kirkburn, English Heritage, Archaeological Report 2 2 ,

London.

T H I R I O N M . 1 9 5 8 : Trouvaille de monnaies romaines a Wijshagen, Revue beige de Numis—

matique et de Sigillographie 104, 1 6 6 - 1 6 7 .

T H I R I O N M . 1 9 6 7 : Les trésors

monétairesgau-loisetromainstrouvisen Belgique, Cercle d'Etudcs

numismatiques. Travaux 3.

VAN DEN BROEKE P . W . 1987: Oss-Ussen: het handgemaakte aardewerk. I n : VAN D E R S A N D E N W . A . B . & VAN DEN BROEKE P . W . (red.).

Getekend zand. Tien jaar archeologisch onderzoek in Oss-Ussen, Bijdragen tot de studie van het

Brabantse H e e m 3 1 , 1 0 1 - 1 1 9 .

VAN DER ROEST 1988: Die römischen Fibeln von ' D e H o r d e n ' . Fibeln aus einer Zivilsiedlung am niedergermanischen Limes, Berichten

Rijks-dienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek

3 8 , ( 1 9 9 0 ) , 1 4 1 - 2 0 2 .

VAN DERSANDEN W . A . B . 1987a: Oss-Ussen: de grafvelden. In: VAN DER SANDEN W . A . B . & VAN DEN BROEKE P . W . (red.). Getekend

zand. Tien jaar archeologisch onderzoek in Oss-Ussen , Bijdragen tot de studie van het Brabantse

H e e m 3 1 , 6 9 - 8 0 .

VAN DERSANDEN W . A . B . 1987b: T h e Ussen project: large-scale setdement archaeology of the period 7 0 0 B C - A D 2 5 0 , a preliminary report,

Analecta Praehistorica Leidensia 2 0 , 9 5 - 1 2 4 .

V A N D E W E E R D H . 1 9 2 3 / 2 4 : H e t Landdeke-naat E y c k , L t w è M ^ 5 , 2 4 9 - 2 5 4 , 2 6 7 - 2 7 0 . VAN IMPE L. 1977: Sporen van o u d e akker-systemen in de Limburgse Kempen. In: ROYMANS N . , BlEROYMANS J., SLOFSTRA J. & V E R -WERS W . J . H , (red.), Brabantse Oudheden,

opgedragen aan G. Beex, Bijdragen tot de Studie

van het Brabantse H e e m 1 6 , 1 0 1 - 1 0 9 .

VAN IMPE L . 1989: Découvertes récentes de tombes 'aristocratiques' de la transition Hallstatt/ La Tène dans Ie nord-est de la Belgique. Rapport préliminaire. In: U L R I X - C L O S S E T M . & O T T E

M..{éd.),La civilisation de Hallstatt, bilan d'une rencontre, Liège 1987, Etudes et Recherches

ArchcologiquesUnivcrsitéLiège 3 6 , 2 7 5 - 2 8 9 . VAN IMPE L. 1992: Wijshagen-'de Rieten' (Gem. M e e u w e n - G r u i t r o d e ) : n o o d o n d e r z o e k v a n een begraafplaats van Keltische aristokraten en van een Romeinse kultusplaats. In: Spurensicherung.

(13)

Maas-Rhein, Kunst u n d Altertum am Rhein.

Führer des Rheinischen Landesmuseum Bonn u n d des Rheinischen Amtes fiir Bodendenkmal-pflege 1 3 6 , 5 4 0 - 5 4 9 .

VAN IMPE L. & CREEMERS G. 1987: Keltische adel op de ' R i e t e n ' te Wijshagen. In: NOUWEN R. & V A N D E K O N I J N E N B U R G R. ( e d . ) . De

Ijzertijd in Limburg (tentoonstellingProvinciaal Gallo-RomeinsMuseum Tongeren 20.11.87-14. 02.1988), Publicaties Provinciaal Gallo-Romeins

M u s e u m T o n g e r e n 36, Tongeren, 2 7 - 3 3 . VAN IMPE L. & CREEMERS G. 1991: Aristokxa-tische graven uit de 5 d e / 4 d e eeuwen v. Chr. en Romeinse cultusplaats op de 'Rieten' te Wijshagen (gem. M e e u w e n - G r u i t r o d e ) . Interimverslag,

Archeologie in Vlaanderen I, 5 5 - 7 3 .

VANMOERKERKEJ. 1985: Vierkante grafstruc-tuur uit de Ijzertijd aan de H o g e w e g ,

Stads-archeologie. Bodem en monument in Gent9, nr.

2 , 4 2 - 5 1

VAN VINCKENROYE W . 1 9 8 4 : De Romeinse

zuidwest-begraafplaatsvan Tongeren, Publikaties

Provinciaal Galo-Romeins Museum Tongeren 2 9 , T o n g e r e n .

VERLINDE A . R . 1 9 8 5 : Die Graber u n d G r a b -flinde der spaten Bronzezeit und frühen Eisenzeit in Overijssel IV, Berichten Rijksdienst voor het

Oudheidkundig Bodemonderzoek 3 5 , 2 3 1 - 4 1 1 .

V E R M E E R S C H P . M . & CREEMERS G. 1 9 8 7 : Een uitvalsbasis voor de jacht? H e t j o n g M e s o -lithisch site van Meeuwen-In den D a m p 1. In: CREEMERS G . (ed.). Potten kijken. Een blik op

het archeologisch onderzoek te

Meeuwen-Gruit- mfcr,Tentoonstelling24.10-2.1I.1987),Meeu-wen-Gruitrode, 1 8 - 2 1 .

VERWERS G . J , 1981: Oss, Ussen. In: VERWERS W . J . H , (cd.). Archeologische Kroniekvan

Noord-Brabant 1977-1978, Bijdragen t o t de studie van

hetBrabantse H e e m 19, 3 5 - 3 8 .

WEISSHAAR H . - J. 1984: Ausgrabungen auf der A m o n e b u r g . In: Studiën zu Siedlungsfragen der

Latènezeit. W. Dehn zur 75. Geburtstag, V e r

-öffentlichung des vorgeschichtlichen Seminars M a r b u r g , S o n d e r b . 3, Marburg, 6 5 - 8 8 .

WERNER J. 1 9 5 5 : Die N a u h e i m e r F i b e l , / « ^ r

-buch des Römisch-Germanischen Zentralmu-seumsMainzl, 1 7 0 - 1 9 5 .

W H I M S T E R R . 1981: Burial Practices in Iron

Age Britain. A Discussion and Gazetteer of the Evidence c. 700B.C.A.D. 43, British A r c h a e o

-logical Reports 9 0 , Oxford, 2 vols.

WiLHELMI K. 1981a: DievorrömischeEisenzeit

zwischen Sieg und Mittelweser, Kleine Schriften

aus dem vorgeschichtlichen Seminar Marburg 8, Marburg.

WILHELMI K. 1981 b:Siedlungsarchaologische Bezüge zwischen den nördlichen Niederlanden u n d Nordwestdeutschland von 1500 vor bis Chr. Geb., Nachrichten aus Niedersachsens

Urgeschi-chte50,l-42.

WILHELMI K. 1 9 8 7 : Z u r Besiedlungswesen Englands u n d des nordwestlichen Kontinents von 1 5 0 0 vor bis Christi G e b u r t , Acta

Prae-historica et archaeologica 19, 7 1 - 8 4 .

WlGHTMAN E . M . 1970: Rhineland ' G r a b g a r -t e n ' and -their con-tex-t, Bonner Jahrbiicher 1 7 0 , 211-232.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wanneer echter het on- kruid niet snel genoeg en op het juiste moment is opgeruimd wordt de beno- digde inspanning groter en is de kans groot dat het goede moment in het volgende

De vruchten (besachtige steenvruchten) zijn wit, rond en ca. 6 mm in dia- meter; ze contrasteren sterk met de rozerode steeltjes. De steen in de bes is rood en breder dan

Grote vraag naar lokstof Tuta absoluta Frans Griepink, de manager van Pherobank,.. promoveerde ooit op een onderzoek naar de mot die destijds alleen een probleem vormde

Dierenwelzijn kan volgens dit onderzoek beschouwd worden als een on- derbouwing van de propositie 'betere smaak.' In combinatie met communicatie die aansluit bij deze overtuiging

Concluderend kan worden gezegd dat de grootste verschillen in ontwikkeling tussen deze twee jaren met name worden bepaald door verschillen in de aan- en afvoer van organische mest

Goodlite heeft een, voor de Nederlandse situatie, aangepaste  logaritmische E-Haken kaart gemaakt met links de decimale, lineaire visuswaarden bij gebruik op 4  meter en rechts

- Bij O-benen met uitgesproken grote kniehoeken vóór de leeftijd van twee jaar of O-benen na de leeftijd van twee jaar die bij controle na 9-18 maanden persisteren;.. - Bij

Het is van groot belang om met betrokkenen bij het leertraject overeenstemming te bereiken over de vraag: Wanneer is er voldoende vertrouwen dat de studenten in deze situaties en