1
DE OPMARS VAN DEMOCRATIE IN DE ARABISCHE WERELD:
BESCHOUWINGEN VANUIT INTERNATIONAAL EN EUROPEES PERSPECTIEF
Prof. Dr. Jan WoutersLeuven Centre for Global Governance Studies / Instituut voor Internationaal Recht Lessen voor de XXIe eeuw, 21 november 2011
1. Onderliggende oorzaken van de ‘Arabische Lente’
• Economisch deficit
• Verslechterende levensomstandigheden • Groeiende ongelijkheid
• Politiek deficit
• Politieke repressie/gebrek aan politieke vrijheden
• Gebrek aan politieke rekenschapsplicht (‘crony capitalism’) • ‘Waardigheidsdeficit’
• Vervreemding demografisch relevante groepen
• Gelijkaardige patronen in Arabische wereld, maar verschillende intensiteit • Toch: ‘besmettingseffect’
• Aspirationele en emotionele factoren
• Gefaciliteerd door moderne technologie (satelliettelevisie, mobiele tel, internet, sociale media)
• E. Todd: “Allah n’y est pour rien!”
2. Reacties van de internationale gemeenschap
1. Arabische wereld 2. V.S. 3. Europa 4. VN-Veiligheidsraad 5. NAVO 6. G8
7. Contactgroep => Friends of Libya
3. Welk impact op de regio?
1. Nieuwe politieke realiteit in Midden-Oosten Lappendeken politieke systemen 2. Economisch impact
Neoliberale hervormingen? Arabisch neo-socialisme? 3. Regionaal machtevenwicht
1. “gematigde as”/”radicale as”; Arabische koude oorlog? 2. Pan-Arabische samenwerking / Arabisch nationalisme 3. Politieke islam
4. Effecten voor Iran en Israël
4. Welk impact op internationale relaties?
1. Fundamentele geopolitieke verschuiving: einde Westerse hegemonie en multipolariteit 2. Energie
3. Migratie 4. Veiligheid
2
5. Beschouwingen vanuit Europees perspectief• Initiële beleidsreactie: gezamenlijk initiatief Commissie/Hoge Vertegenwoordiger ‘Partnerschap
voor democratie en gedeelde welvaart’ (8 maart 2011) – de drie M’s (money, market access,
mobility)
• Gezamenlijke mededeling ‘A New Response to a changing Neighbourhood’, 25 mei 2011:
‘Vooruitgang naar diepe democratie steunen’
• ‘Spring’ Programma (Support for Partnership, Reform, and Inclusive Growth), 27 september 2011
• ‘European Endowment for Democracy’ • Erasmus Mundus
• Partnerschap met o.a. Egypte • Sanctiebeleid t.a.v. Syrië
6. Beschouwingen vanuit internationaal perspectief
• Universaliteit vs. regionale diversiteit van democratie en mensenrechten
• De rol en taakverdeling tussen globale en regionale intergouvernmentele organisaties • VN en VN-systeem; WTO
• EU
• AU, Arabische Liga, Organisatie van de Islamitische Samenwerking, Samenwerkingsraad Golf
• Het gerechtigheidsprobleem: strafrechtelijke benadering en verzoeningsbenadering • Welke toekomst voor de ‘responsibility to protect’?
7. Enkele referenties
• Jack A. Goldstone, “Understanding the Revolutions of 2011. Weakness and Resilience in Middle Eastern Autocracies”, Foreign Affairs, mei/juni 2011, 8-16.
• Jef Lambrecht, De Arabische Revolutie. Van het offer van Bouazizi tot de val van Kadhafi, Leuven, Van Halewyck, 2011.
• Europese Commissie / Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid, “Joint Communication to the European Council, the European Parliament, the Council, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions. A Partnership for Democracy and Shared Prosperity with the Southern Mediterranean”,11 maart 2011.
• Gezamenlijke Mededeling van de Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid, ‘A New Response to a Changing Neighbourhood: A Review of European Neighbourhood Policy’, 25 mei 2011
• Verklaring van de G8 over de Arabische Lente, G8 Summit of Deauville - 26-27 mei 2011 • Afrikaanse Unie, Communiqué van de 291ste vergadering van de Vredes- en Veiligheidsraad, 26
augustus 2011.
Examenvragen
1) Betekent de Arabische Lente voor u dat democratie en mensenrechten nu een daadwerkelijk universeel karakter hebben? Of liggen de zaken genuanceerder?
2) Wat vertelt de Arabische Lente ons over de rol en taakverdeling tussen globale en regionale intergouvernmentele organisaties?
3) Welke lessen kunnen we uit de Arabische Lente trekken voor wat betreft de toepassing van het beginsel van de ‘responsibility to protect’?