• No results found

Invoering bronheffing op rente en royalty's

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Invoering bronheffing op rente en royalty's"

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

2018

Invoering bronheffing

op rente en royalty’s

NAAM: SVEN LIPPINKHOF

STUDENT NUMMER: 11009454 ADRES: HOGENENDSEWEG 56, DIDAM MAIL: SVENLIPPINKHOF@LIVE.NL BEGELEIDER: DR. MR. N.G.H. SPEET RA DATUM: 25 juni 2018

(2)

Verklaring eigen werk

Hierbij verklaar ik, Sven Lippinkhof, dat ik deze scriptie zelf geschreven heb en dat ik volledige verantwoordelijkheid draag voor de inhoud ervan. Ik bevestig dat de tekst en het werk dat in deze scriptie gepresenteerd wordt origineel is en dat ik geen gebruik heb gemaakt van andere bronnen dan in de tekst en de referentie genoemd. De Faculteit Economie en Bedrijfskunde is alleen verantwoordelijk voor de begeleiding tot het inleveren van de scriptie, niet voor de inhoud.

(3)

Inhoudsopgave

AFKORTINGENLIJST 6 INLEIDING VAN HET ONDERZOEK 7 1.1. AANLEIDING VAN HET ONDERZOEK 7 1.2. CENTRALE VRAAG EN SUBVRAGEN 8 1.3. ONDERZOEKSOPZET 8 HOOFDSTUK 2: DIVIDEND, RENTE EN ROYALTY’S IN NEDERLAND 10 2.1. INLEIDING 10 2.2. DIVIDEND, RENTE EN ROYALTY GEDEFINIEERD 10 2.2.1. HET BEGRIP DIVIDEND 10 2.2.2. HET BEGRIP RENTE EN ROYALTY 11 2.3. NEDERLAND ALS VESTIGINGSLAND 11 2.3.1. HET NEDERLANDSE VERDRAGENNETWERK 11 2.3.2. DE DEELNEMINGSVRIJSTELLING 12 2.3.3. HET ONTBREKEN VAN EEN BRONHEFFING OP RENTE EN ROYALTY’S 12 2.3.4. EEN BETROUWBARE BELASTINGDIENST 12 2.3.5. EEN CONCURREREND BELASTINGTARIEF 13 2.3.6. HET BELANG VAN EEN GOED VESTIGINGSKLIMAAT 13 2.4. DE NEDERLANDSE POSITIE MET BETREKKING TOT HET BELASTEN VAN RENTE EN ROYALTY’S IN VERGELIJKING MET EUROPA 14 2.4.1. NEDERLAND 14 2.4.2. EUROPA 14 2.5. MISBRUIKSITUATIES 15 2.5.1. ALGEMEEN 15 2.5.2. STRUCTUREREN VAN DIVIDENDEN 15 2.5.3. STRUCTUREREN VAN RENTESTROMEN 15 2.5.4. STRUCTUREREN VAN ROYALTYSTROMEN 16 2.6. DE NIEUWE KABINETSPLANNEN 16 2.6.1. ALGEMEEN 16

2.6.2. HET DOEL VOLGENS HET REGEERAKKOORD “VERTROUWEN IN DE TOEKOMST” 16

2.6.3. DE VORMGEVING 16 2.6.3.1. BRONBELASTING OP UITGAANDE RENTE 17 2.6.3.2. BRONBELASTING OP UITGAANDE ROYALTY 17 2.6.3.3. BRONBELASTING OP UITGAANDE RENTE NAAR ‘LOW TAX JURISDICTIONS’ 17 2.6.3.4. BRONBELASTING OP UITGAANDE ROYALTY NAAR ‘LOW TAX JURISDICTIONS’ 17 2.6.3.5. DE MOTIE LODDERS 17 2.7. CONCLUSIE 18 HOOFDSTUK 3: VOOR- EN NADELEN VAN EEN BRONHEFFING 19 3.1. INLEIDING 19 3.2. ALTERNATIEVE VORMGEVING VOOR EEN BRONHEFFING 19

3.2.1. HET VOORSTEL VAN VLEGGEERT EN VORDING 19

3.2.2. VLEGGEERT EN VORDING IN VERGELIJKING MET DE VOORSTELLEN VAN HET KABINET 19 3.2.3. VLEGGEERT EN VORDING IN HET KADER MOTIE LODDERS 20 3.3. AFSCHAFFING VAN DE DIVIDENDBELASTING TER VERBETERING VAN HET VESTIGINGSKLIMAAT 20

3.3.1 ALGEMEEN 20

(4)

3.3.3. BELASTINGDERVING 22 3.3.4. NEGATIEVE ECONOMISCHE EFFECTEN VAN DE DIVIDENDBELASTING 23 3.3.5. ONDERZOEK DOOR VAN ’T RIET EN LEJOUR 23

3.3.5. VERREKENING VAN DIVIDENDBELASTING 24 3.3.6. VERSCHUIVING BELASTINGDRUK 25 3.3.7. KANS OP NIEUW SOORT BRIEVENBUSMAATSCHAPPIJEN 25 3.3.7. ADMINISTRATIEVE LASTENVERLICHTING BELASTINGPLICHTIGEN 26 3.4. EEN BRONHEFFING IN MISBRUIKSITUATIES TER BESTRIJDING VAN BELASTINGONTWIJKING 26 3.4.1. ALGEMEEN 26

3.4.2. SAMENLOOP MET MOEDER- EN DOCHTERRICHTLIJN EN RENTE- EN ROYALTY RICHTLIJN 26

3.4.3 SAMENLOOP MET BELASTINGVERDRAGEN 27 3.5. BRONHEFFING ALS VERBETERING VOOR DE BELASTINGMORAAL NEDERLAND 28 3.6. GEVOLGEN VOOR DE FISCALE BELEGGINGSINSTELLING 28 3.7. UITVOERBAARHEID BELASTINGDIENST 29 3.8. OVERZICHT VAN HOOFDSTUK 3 30 3.9 CONCLUSIE 31 HOOFDSTUK 4: RECHTSVERGELIJKING MET DUITSLAND, BELGIË, DE VERENIGDE STATEN EN JAPAN 33 4.1. INLEIDING 33 4.2 DUITSLAND 33 4.2.1. ALGEMEEN 33 4.2.2. BRONHEFFING OP DIVIDEND 34 4.2.3. BRONHEFFING OP RENTE 34 4.2.4. BRONHEFFING OP ROYALTY’S 35 4.2.5. ANTIMISBRUIKBEPALINGEN 35

4.2.5.1. DE ANTI-TREATY/DIRCTIVE-SHOPPING RULE 35 4.2.5.2. NIET-COÖPERATIEVE STATEN EN TERRITORIA 36 4.3. BELGIË 37 4.3.1. ALGEMEEN 37 4.3.2. BRONHEFFING OP DIVIDENDEN 37 4.3.3. BRONHEFFING OP RENTE 37 4.3.4. BRONHEFFING OP ROYALTY’S 37 4.3.5. ANTIMISBRUIKREGELINGEN 38 4.3.5.1. BETALINGEN AAN BEPAALDE NIET-INWONERS 38 4.3.5.2. VERPLAATSEN VAN BEPAALDE ACTIVA NAAR BELASTINGPARADIJZEN 38 4.4. DE VERENIGDE STATEN 38 4.4.1. ALGEMEEN 38 4.4.2. SPECIAL TAX REGIMES 39

4.4.3. BRONHEFFING OP DIVIDEND-, RENTE- EN ROYALTYSTROMEN. 39

4.4.4. ANTIMISBRUIKBEPALINGEN 39 4.5. JAPAN 40 4.5.1. ALGEMEEN 40 4.5.2. BRONHEFFING OP DIVIDEND 40 4.5.3. BRONHEFFING OP RENTE 41 4.5.4. BRONHEFFING OP ROYALTY’S 41 4.5.5. ANTI-MISBRUIKREGELINGEN 41 4.6. INTERNATIONALE SAMENWERKING 41

4.6.1. HET BEPS-PROJECT 42

4.6.2. INFORMATIE-UITWISSELING TUSSEN BELASTINGDIENSTEN 42

(5)

HOOFDSTUK 5: CONCLUSIE 45 5.1. INLEIDING 45 5.2. SUBCONCLUSIES EN CONCLUSIE 45 5.3. AANBEVELINGEN 47 LITERATUURLIJST 48

(6)

Afkortingenlijst

BEPS Base Erosion and Profit Shifting CBS Centraal Bureau voor de Statistiek CPB Centraal Plan Bureau DB De wet op de dividendbelasting 1965 EU Europese Unie EATR Effective average tax rate OECD Organisation for Economic Co-operation and Development IRC Amerikaanse Vennootschapsbelasting ITC Belgische Vennootschapsbelasting ITEP Institute on Taxation and Economic Policy STML Japanse Vennootschapsbelasting

(7)

Inleiding van het onderzoek

1.1. Aanleiding van het onderzoek Van oudsher heeft Nederland haar fiscaal beleid gericht op internationale handel. Nederland faciliteert de deelnemingsvrijstelling, waar onder voorwaarden geen winstafrekening hoeft plaats te vinden tussen verbonden lichamen, daarnaast heeft Nederland met een groot aantal landen belastingverdragen gesloten ter voorkoming van dubbele belasting. Deze faciliteiten en het ontbreken van een bronheffing op rente en royalty’s heeft ervoor gezorgd dat zogenoemde “brievenbusmaatschappijen” zich in Nederland hebben gevestigd.1 Uit een publicatie van het ITEP blijkt dat de helft van de Amerikaanse bedrijven, opgenomen in de Fortune 500, een dochtermaatschappij hebben in Nederland.2 Deze dochtermaatschappijen gebruiken Nederland om bronbelasting in het buitenland te reduceren en door te voeren naar laag belaste jurisdicties. Immers heft Nederland niet middels een bronbelasting over uitgaande rente en royalty stromen. Naar verluidt ‘stroomt’ 23% van het totaal bedrag aan geld naar laag belaste jurisdicties door Nederland.3 Het moge duidelijk zijn dat dit zowel binnen als buiten Nederland tot de nodige kritiek leidt. Recentelijk is er een voorstel neergelegd in het Action 6 Final Report 2015 van de OECD,4 die vergelijkbaar is met de wijziging in het VS-Modelverdrag van 2016 waarbij een bronheffing plaats vindt bij “special tax regimes”.5 Hieruit blijkt dat internationaal gezien steeds meer vraag is naar harmonisatie van belastingsystemen met betrekking tot rente en royalty’s. Mede door deze ontwikkelingen en de kritiek die Nederland te voorduren heeft zwicht het Kabinet voor een bronheffing op rente en royalty’s, zo blijkt uit het regeerakkoord. Het kabinet heeft in het regeerakkoord laten blijken dat zij de dividendbelasting willen wijzigen om het vestigingsklimaat in Nederland te verbeteren en daarvoor in de plaats een bronheffing op dividenden, rente en royalty’s willen invoeren om brievenbusconstructies tegen te gaan.6 De huidige plannen voor de wijziging van de dividendbelasting leiden effectief tot een afschaffing van de dividendbelasting. Nederland is voornemens enkel dividendstromen in misbruik situaties nog te belasten. 7 Onduidelijk is welke gevolgen de wijziging van de dividendbelasting en de invoering van een bronheffing gaan hebben. Premier Rutte heeft meermaals aangegeven de dividendbelasting te willen wijzigen om het Nederlandse vestigingsklimaat te verbeteren. Echter, uit een notie van het ministerie van Financiën blijkt dat de wijziging van de dividendbelasting weinig invloed heeft omdat in de meeste gevallen Nederlandse 1 Vrij Nederland 2017, p. 13. 2 ITEP 2017, p.11. 3 The conversation 2017. 4 OECD 2015, pp. 79- 81. 5 Preamble U.S. Income Tax Convention, 2016. 6 Vertrouwen in de toekomst, 2017. 7 Brief over aanpak belastingontwijking en belastingontwijking 2018.

(8)

dividendbelasting in andere jurisdicties wordt verrekend.8 Deze onduidelijkheid leidt tot het doen van mijn onderzoek naar de gevolgen van de wijziging van de dividendbelasting en de invoering van een bronheffing op rente en royalty stromen. 1.2. Centrale vraag en subvragen Zoals in de aanleiding omschreven wordt het Nederland kwalijk genomen dat zij het mogelijk maakt dat er fiscaal neutrale constructies via haar land worden opgezet. Zo krijgt Nederland enerzijds kritiek vanuit zowel de eigen samenleving als Europa en anderzijds wil Nederland haar imago als vestigingsland juist behouden. Toch is het kabinet voornemens de dividendbelasting te wijzigen en een bronheffing op dividend, rente en royalty’s in misbruik situaties in te voeren. In deze scriptie zal de volgende vraag centraal staan: Wat zijn de gevolgen van de invoering van een bronheffing op dividenden, rente en royalty’s in misbruik situaties voor Nederland? Door middel van drie subvragen wordt naar een gegrond antwoord op de hoofdvraag toegewerkt. De subvragen die worden behandeld zijn: 1. Wat is de huidige situatie omtrent het belasten van dividenden-, rente- en royaltystromen en wat is de kritiek die Nederland krijgt? 2. Wat zijn de voor- en nadelen van een bronheffing op dividend, rente en royalty stromen? 3. Hoe geven Duitsland, België, de Verenigde Staten en Japan hun bronbelasting vorm en wat zijn andere internationale ontwikkelingen? 1.3. Onderzoeksopzet Aan de hand van kwalitatief literatuuronderzoek worden de subvragen beantwoord. Hierbij wordt vooral gebruik gemaakt van kamerstukken, besluiten, noten, het regeerakkoord “vertrouwen in de toekomst”, onderzoeksrapporten van onder andere de OECD en de literatuur omtrent rente en royalty’s. Aangezien er nog geen Nederlandse wet- en regelgeving omtrent een bronheffing op rente en royalty’s bestaat, zal als er wet- en regelgeving wordt gebruikt buitenlandse wet- en regelgeving zijn. Allereerst wordt in hoofdstuk 2 aandacht besteed aan wat onder dividend, rente en royalty’s wordt verstaan, de visie van Nederland op het gebied van dividend, rente en royalty’s en voorkomende misbruiksituaties. Tot slot zal in hoofdstuk 2 nog een paragraaf worden besteed aan de afschaffing van de dividendbelasting. In hoofdstuk 3 zullen de voor- en nadelen centraal staan. Het Kabinet Rutte-III heeft inmiddels een aantal voorstellen gedaan, die in hoofdstuk 3 uiteengezet worden. Daar kan meteen een kanttekening bij gemaakt worden door de inmiddels ingediende Motie Lodders. Vervolgens wordt gekeken naar andere mogelijkheden voor een bronheffing met als achtergrond de recente ontwikkelingen op internationaal vlak, mogelijke problemen die op kunnen treden en alternatieven voor een bronheffing. 8 Kamerbrief over dividendbelasting 2018, notitie 1.

(9)

Het laatste literatuur hoofdstuk, hoofdstuk 4, bestaat uit een rechtsvergelijking met Duitsland, België, de Verenigde Staten en Japan. Duitsland is hét toonaangevende land binnen Europa, met de grootste economie. Interessant is om te zien hoe Duitsland zich aan gaat passen naar de nieuwe ontwikkelingen wat betreft rente en royalty’s. Vervolgens wordt België onderzocht aangezien België een buurland van Nederland is. De Verenigde Staten zijn al decennia toonaangevend in de wereld, al dan niet het grootste land ter wereld met de meeste macht. Het laatste land dat onderzocht zal worden is zoals genoemd Japan. Zij hebben een anti-belastingparadijs systeem, dit komt erop neer dat in sommige gevallen belasting wordt geheven op niet-uitgekeerde winsten afkomstig van belastingparadijzen. Ten slotte volgt in hoofdstuk 5 de conclusie waarin aan de hand van de antwoorden op de subvragen een antwoord op de hoofdvraag wordt gegeven. In de conclusie wordt ook een aanbeveling gegeven ten aanzien van de invulling van de nieuwe bronheffing op dividenden, rente en royalty stromen.

(10)

Hoofdstuk 2: dividend, rente en royalty’s in Nederland

2.1. Inleiding Er is veel commotie ontstaan in Nederland toen het Kabinet haar plannen bekend maakte voor het wijzigen van de dividendbelasting en het invoeren van een bronbelasting in misbruiksituaties. In dit hoofdstuk staat de huidige situatie centraal, er wordt onderzoek gedaan naar de vraag: Wat is de huidige situatie omtrent het belasten van dividenden-, rente- en royaltystromen en wat is de kritiek die Nederland krijgt? Eerst wordt in paragraaf 2.2 de begrippen dividend, rente en royalty besproken. Hierna wordt in paragraaf 2.3 in gegaan op Nederland als vestigingsland en wordt de Nederlandse positie omtrent rente en royalty’s uiteengezet. In paragraaf 2.4 wordt dieper ingegaan op het verschil in visie tussen Nederland en andere landen. Vervolgens worden in 2.5 misbruiksituaties besproken. In 2.6 worden de nieuwe plannen van het Kabinet uiteengezet. Ten slotte wordt in 2.7 de subvraag beantwoord. 2.2. Dividend, rente en royalty gedefinieerd Ieder land heeft op basis van haar fiscale wetgeving dividend, rente en royalty’s op haar eigen manier gedefinieerd. Dit kan leiden tot dubbele (non)heffing. In dit onderzoek wordt allereerst gekeken naar de Nederlandse situatie. Vandaar dat nu kort de begrippen dividend, rente en royalty’s uiteen worden gezet. 2.2.1. Het begrip Dividend Op dit moment kent Nederland nog de Wet op de dividendbelasting 1965. Deze wet bepaalt dat er een directe belasting wordt geheven van degenen die gerechtigd zijn tot de opbrengsten van aandelen of winstbewijzen in een in Nederland gevestigde vennootschap, zo staat in artikel 1 van de Wet DB 1965.9 Deze opbrengsten staan gedefinieerd in artikel 3 wet DB. De meest voorkomende vorm van opbrengsten uit aandelen of winstbewijzen is een winstuitdeling. Winstuitdelingen worden ook wel dividend genoemd. Voluit luidt de definitie van dividend; onmiddelijke of middelijke uitdeling van de winst, onder welke naam of in welke vorm ook gedaan daaronder begrepen hetgeen ter gelegenheid van inkoop van aandelen, anders dan ter tijdelijke belegging, wordt uitgekeerd boven het gemiddelde op de desbetreffende aandelen gestorte kapitaal.10 Het begrip dividend is te splitsen in twee soorten, formeel dividend en informeel dividend, waaronder verkapt of vermomd dividend. Van belang is dat in de dividendbelasting een materieel dividendbegrip wordt gehanteerd, dit betekend dat er geen onderscheid wordt gemaakt in formeel of informeel dividend. Elke uitdeling van winst wordt onder de dividendbelasting gebracht. Zo valt ook te zien uit de definitie van dividend; onder welke naam of in welke vorm dan ook.11 Zoals gezegd is voor de 9 Artikel 1, wet op de dividendbelasting 1965. 10 Artikel 3, lid 1, wet op de dividendbelasting 1965. 11 Commentaar artikel 3 wet DB 1965, Pijnakker, Goudriaan, en Kroon.

(11)

heffing van dividendbelasting niet van belang of de uitkering dividend wordt genoemd. Naar vaste rechtspraak is er sprake van een dividenduitkering wanneer zich een winstuitdeling anders dan in geld voor doet waarbij de vennootschap haar aandeelhouder zodanig heeft willen bevoordelen en zich daarvan bewust is of bewust had moeten zijn. Daarnaast zijn er nog meer bijzondere vormen van dividend, echter gaat dat voorbij aan het doel van dit onderzoek. 2.2.2. Het begrip rente en royalty Rente is een vergoeding voor vreemd kapitaal. Een royalty is een vergoeding voor het mogen exploiteren van bijvoorbeeld een licentie op een merkrecht. De Nederlandse wetgever heeft ”rente en royalty” niet gedefinieerd in de wet. Vooralsnog ligt het voor de hand om aan te sluiten bij gesloten belastingverdragen, zo schrijft ook de heer van Nus in zijn commentaar bij art. 8c van de wet Vennootschapsbelasting, die ziet op rente en royalty’s.12 2.3. Nederland als vestigingsland Nederland doet het goed als vestigingsland. Nederland kent een aantal positieve factoren die bedrijven kunnen overhalen zich hier te vestigen. Te denken valt aan de geografische ligging, goede infrastructuur, institutionele kwaliteit en een goed opgeleide en productieve beroepsbevolking.13 Daarnaast heeft Nederland in Schiphol en in de Rotterdamse haven twee internationale (lucht)-havens. Voor de lange termijn is vooral stabiliteit en rust van belang. Dit geldt ook op het gebied van de fiscaliteit. Als het gaat om belastingheffing staat Nederland op de 26e plaats in de ‘Ease of doing Business’.14 Nederland kent een aantal

belangrijke onderdelen in haar fiscale wetgeving als het gaat om het fiscale vestigingsklimaat. Nederland kent een uitgebreid verdragennetwerk ter voorkoming van dubbele belasting, de deelnemingsvrijstelling, geen bronheffing op rente en royalty’s, specifieke regelingen voor hoogwaardig buitenlands personeel, een betrouwbare Belastingdienst en een concurrerend belastingtarief.15 Deze zullen achtereenvolgens kort besproken worden. 2.3.1. Het Nederlandse verdragennetwerk Uit onderzoek van de Algemene Rekenkamer blijkt dat Nederland tot de top 5 landen behoort met de meeste belastingverdragen.16 Voor een relatief klein land als Nederland met een kleine en open economie is het van belang om investeerders uit het buitenland naar Nederland aan te trekken. Een verdrag is daarbij van belang aangezien een verdrag zekerheid biedt. Daarnaast biedt het Nederlandse verdragennetwerk mogelijkheden om 12 Commentaar artikel 8c wet VpB 1969, van Nus. 13 Rapport Werkgroep Fiscaliteit 2016, p. 13. 14 Ranking Doing Business, 2016. 15 Rapport Werkgroep Fiscaliteit 2016, pp. 13-16. 16 Algemene Rekenkamer 2014.

(12)

investeringsstromen, die mogelijk eerst door het buitenland stroomden, nu via Nederland te laten stromen.17 2.3.2. De deelnemingsvrijstelling De deelnemingsvrijstelling heeft als doel dubbele heffing tegen te gaan. De vrijstelling moet voorkomen dat een internationaal opererende onderneming op meerdere niveaus aan heffing wordt onderworpen, waar een kleine/enkele onderneming dat niet heeft. Het grootste voordeel voor Nederlandse moedermaatschappijen met buitenlandse dochtermaatschappijen is dat zij enkel in het bronland aan heffing onderworpen zijn en aldaar lokaal kunnen concurreren. 2.3.3. Het ontbreken van een bronheffing op rente en royalty’s Het ontbreken van een bronheffing zorgt ervoor dat er nooit sprake is van een dubbele heffing in buitenlandse situaties. Er wordt immers niet door middel van een bronheffing over rente en royalty’s geheven. Nederland heeft er bewust voor gekozen om geen bronheffing in te voeren met ook als reden dubbele heffing tegen te gaan. Dit maakt Nederland aantrekkelijk als doorsluisland. Door rente en royalty’s betalingen in Nederland wordt de Nederlandse winstgrondslag lager. De ontvangen rente en royalty stromen worden in zogenoemde “low tax jurisdictions” ook nauwelijks belast, waardoor per saldo nauwelijks belasting wordt betaald. Hier wordt in hoofdstuk 2.4 nog dieper op in gegaan. 2.3.4. Een betrouwbare belastingdienst De Nederlandse belastingdienst kan bedrijven vooraf de mogelijkheid bieden zekerheid te geven over de toepassing van wet- en regelgeving op het gebied van belasting. Dat gebeurt binnen de kaders van de wet- en regelgeving, beleid en jurisprudentie, maar garandeert wel dat bedrijven vooraf zekerheid hebben. Toch is er ook kritiek op de Nederlandse rulingpraktijk. Meermaals zijn er Kamervragen gesteld over de afgegeven rulings. De Belastingdienst heeft een onderzoek gedaan naar de afgifte van 4462 rulings met een internationaal karakter. Van de 3101 rulings die de Belastingdienst heeft afgegeven kon in 6 gevallen niet worden vastgesteld of de juiste procedures waren gevolgd. Voor de overige 1361 rulings zijn bij 72 rulings fouten vastgesteld.18 Om de kwaliteit te verbeteren wordt de Nederlandse rulingpraktijk centraler gecoördineerd, dit zorgt er ook voor dat bestuurlijke informatie in het vervolg eenvoudiger voorhanden is. Dit draagt bij aan de wens voor meer transparantie. Zo is meermaals door de Kamer gevraagd specifieke rulings openbaar te maken, maar daar kan gelet op de geheimhoudingsplicht19 niet aan worden voldaan.20 Ook deskundigen zijn het niet eens over het openbaar maken van rulings. Zo schrijft Smit dat hij het bekijkt vanuit het Nederlands systeem van geschillenbeslechting met als regel het 17 Rapport Werkgroep Fiscaliteit 2016, p. 13. 18 Rijksoverheid 2018. 19 art. 67 AWR. 20 Brief met antwoord op vragen van het lid Leijten over de rulingpraktijk 2018.

(13)

publiceren van rechterlijke uitspraken. Hij stelt dat beslissingen van rechters kenbaar zijn omwille van rechtseenheid, rechtsgelijkheid en rechtszekerheid. Een ruling is in zijn ogen een vorm van ‘quasi-rechtspraak’: om geschillen over een juiste wetstoepassing achteraf te voorkomen, wordt de knoop vooraf doorgehakt. Hij ziet daarom geen verschil in een beslissing vooraf (ruling) en een beslissing achteraf (rechterlijke uitspraak), en stel dan ook dat een ruling zou moeten worden gepubliceerd.21 Tegenover Smit staan Elshof en Ubachs. Zij zijn sceptisch over het openbaar maken van rulings. Zij geloven niet in de positieve bijdrage. Ubachs stelt dat het zonder het benodigde inzicht in de relevante feiten en omstandigheden nagenoeg onmogelijk is om te beoordelen of de gemaakte afspraak passend is en in lijn met de geldende normen in een individuele casus, van bijvoorbeeld Nike of Shell. Elshof voegt hier nog aan toe dat transparantie positief is en niet meer weg te denken uit deze tijd, maar het openbaar maken van geanonimiseerde rulings lijkt hen hiervoor niet het meest geschikte instrument. Daarnaast leidt het tot een substantiële lastenverzwaring voor de Belastingdienst als zij elke ruling zouden moeten anonimiseren en publiceren.22 Ook benadrukken Elshof en Ubachs in hetzelfde artikel dat de rulings die de Belastingdienst afgeeft uitsluitend plaats vinden binnen de kaders van wet- en regelgeving.23 2.3.5. Een concurrerend belastingtarief Nederland neemt in vergelijking met andere Europese landen qua belastingtarief geen bijzondere positie in. Wel heeft Nederland een dermate concurrerend tarief dat zij mee kunnen concurreren met landen als het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk, Ierland, Luxemburg en België. Nederland kent een Vpb-top tarief van 25% en dit is belangrijk om op te vallen bij binnenlandse en buitenlandse investeerders. Voor de uiteindelijke keuze van een investeerder is de totale effectieve belastingdruk veel meer van belang, een maatstaf daarvoor kan de EATR zijn. Ook in dat geval komt Nederland er aantrekkelijk uit.24 2.3.6. Het belang van een goed vestigingsklimaat Het belang voor Nederland van de aanwezigheid van multinationals voor de Nederlandse economie is duidelijk. Internationale ondernemingen maken van de hiervoor genoemde regelingen gebruik door hier vennootschappen te vestigen voor het ontvangen van dividenden, rente en royalty’s.25 Uit onderzoek van het CBS blijkt dat multinationals verantwoordelijk zijn voor een groot deel van economische activiteit in Nederland.26 De helft van de toegevoegde waarde van alle bedrijven in Nederland is afkomstig van multinationals. Daarnaast beslaan zij ruim 80 procent van de internationale handel afkomstig uit Nederland. Als werkgever doen multinationals het ook goed, meer dan 40% van de werkende 21 Muller 2018. 22 Muller 2018. 23 Muller 2018. 24 European Commission 2015. 25 Algemene Rekenkamer 2014, p. 3. 26 CBS 2015.

(14)

Nederlander werkt bij een multinational. Buitenlandse multinationals zijn gemiddeld groter, winstgevender en productiever en zijn innovatiever wat betreft nieuwe technologieën. Naast directe invloeden vindt er ook kennisoverdracht plaats tussen (buitenlandse) multinationals en het mkb. 2.4. De Nederlandse positie met betrekking tot het belasten van rente en royalty’s in vergelijking met Europa 2.4.1. Nederland Zoals al eerder gezegd heft Nederland niet over rente of royalty’s door middel van een bronbelasting. Nederland is van mening dat rente en royalty’s in het land waar de ontvanger woont of gevestigd belast moet worden. Dit resulteert in een verrekening in de vennootschapsbelasting op het moment dat in het buitenland bronbelasting is ingehouden. Deze verrekening kan nooit meer bedragen dan de ingehouden bronbelasting of de in Nederland verschuldigde vennootschapsbelasting. In het geval dat de deelnemingsvrijstelling van toepassing is dan kan niet verrekend worden, omdat er ook geen belasting verschuldigd is. Daarnaast neemt Nederland ook weleens het standpunt in dat rente en royalty’s belast moeten worden in de woonstaat van de ontvanger. Meestal worden dan ook de bronbelasting tarieven verlaagd. 2.4.2. Europa Binnen de Europese Unie zijn rente en royalty uitkeringen aan een verbonden onderneming onbelast als het gaat om een bronbelasting.27 Binnen de Europese Unie geldt ook een vrijstelling van dividendbelasting binnen concernstructuren, indien de moedermaatschappij ten minste 10% belang heeft in haar dochter.28 Uitkeringen aan niet-verbonden lichamen binnen de EU of aan lichamen buiten de EU kunnen wel worden onderworpen aan een bronbelasting. De meeste Europese landen kennen een bronbelasting op dividenden, rente of royalty’s. Uit onderzoek van de Algemene Rekenkamer waarin zij voor 28 EU-landen hebben onderzocht welke belastingtarieven zij hanteren blijkt dat veertien landen door middel van een bronbelasting heffen over dividend, rente en royalty’s. Zes landen houden op twee van de drie inkomsten bronbelasting in. Vijf landen heffen één soort bronbelasting, waaronder dus Nederland en er zijn drie landen zonder bronbelasting.29 27 EG, 2003. 28 EEG, 1990. 29 Algemene Rekenkamer 2014, p. 26-27.

(15)

2.5. Misbruiksituaties 2.5.1. Algemeen De hiervoor beschreven onderdelen van de Nederlandse fiscale wetgeving maken Nederland ook aantrekkelijk als schakel in internationale structuren die de totale belastingheffing willen verminderen. Het CPB heeft onderzoek gedaan naar welke landen in theorie in aanmerking komen voor een rol als doorsluisland. Nederland staat op de derde/vierde plaats in dit onderzoek.30 Grote rol hierbij speelt het verdragen netwerk, maar ook het ontbreken van een bronheffing. De omvang van de totale stroom van in- en uitgaande buitenlandse investeringen was in Nederland in 2014 bijna $ 9000 miljard, dit is bijna 10 keer het Nederlandse BBP. Ook de OECD bevestigt dat de deelnemingsvrijstelling en het ontbreken van een bronheffing op rente en royalty’s een belangrijke redenen zijn voor de buitenlandse investeringsstromen door Nederland.31 Een reputatie als doorsluisland kan ten koste gaan van het vestigingsklimaat. Nederland is de laatste jaren veelvuldig in de publiciteit geweest. De kans bestaat dat bedrijven die hun ‘fair share’ willen betalen en zo bekend willen zijn bij de maatschappij, Nederland gaan mijden, omdat aanwezigheid in Nederland de indruk kan wekken dat belasting wordt ontweken. 2.5.2. Structureren van dividenden Wanneer een internationaal concern besluit om een buitenlandse investering te doen, kan het concern ervoor kiezen dit door middel van een Nederlandse vennootschap te doen. Dit kan gunstiger zijn als Nederland een belastingverdrag heeft gesloten met een lager dividendbelasting tarief dan in het land van de investering. Binnen het concern wordt verder geen belasting geheven omdat Nederland de dividendbelasting kent, die heeft als doel belastingheffing binnen het concern tegen te gaan. Door een combinatie van de deelnemingsvrijstelling en het eventuele lagere tarief door een verdrag zorgt voor een lagere totale belastingdruk dan het geval zou zijn geweest zonder structurering. 2.5.3. Structureren van rentestromen De winst van een onderneming wordt mede bepaalt door de manier van financieren. Financiering met eigen vermogen levert doorgaans een relatief hogere winst op, omdat hier weinig kosten aan verbonden zijn. Wordt er met vreemd vermogen gefinancierd, dan is de onderneming rente verschuldigd aan de geldverschaffer. Deze geldverschaffer kan extern, denk aan een bank, of intern zijn. Indien van een groepsmaatschappij wordt geleend dan wordt de grondslag in Nederland uitgehold omdat een deel van de winst verloren gaat aan de rentebetaling, en komt er in het buitenland een deel van die ‘Nederlandse’ winst bij. 30 CPB 2015. 31 OECD 2014.

(16)

Doorgaans zit de groepsmaatschappij in een ‘low tax jurisdiction’ en is de totale effectieve belastingdruk verminderd. 2.5.4. Structureren van royaltystromen Het structureren door middel van royaltystromen geschiedt op min of meer dezelfde manier als bij rentestromen. Door middel van royaltybetalingen wordt de Nederlandse grondslag uitgehold en wordt de winst verplaatst naar veelal low tax jurisdictions. Op deze manier wordt er effectief minder belasting betaald, omdat het tarief in low tax jurisdictions lager ligt dan in Nederland. 2.6. De nieuwe kabinetsplannen 2.6.1. Algemeen In het regeerakkoord “Vertrouwen in de toekomst” heeft het Kabinet haar plannen publiekelijk gemaakt. Uit “Vertrouwen in de toekomst” blijkt dat het Kabinet voornemens is de dividendbelasting af te schaffen en een bronbelasting op dividend-, rente- en royaltystromen in misbruiksituaties in te voeren.32 2.6.2. Het doel volgens het Regeerakkoord “Vertrouwen in de toekomst” Het nieuwe kabinet wil bereiken dat Nederland een land is waar het voor ondernemingen aantrekkelijk is om zich te vestigen en van waaruit Nederlandse bedrijven handel kunnen drijven over de hele wereld. Die bedrijven voegen werkgelegenheid, innovatie en kracht toe aan onze economie en daar profiteert Nederland van, aldus het kabinet. Voor veel multinationals is Nederland een aantrekkelijk vestigingsland. Om dat zo te houden in deze steeds verder globaliserende wereld zijn maatregelen nodig. De fiscale faciliteiten die wij nu kennen, leveren te veel toegevoegde waarde voor brievenbusmaatschappijen en daar wil het nieuwe kabinet zich niet meer op richten. De fiscale faciliteiten moeten meer worden gericht op actieve bedrijven, bedrijven die Nederland iets opleveren. Bedrijven die hier willen produceren.33 Over de doelstelling en de beweegredenen van het Kabinet voor de afschaffing van de dividendbelasting en de invoering van een bronheffing in misbruiksituaties is in april 2018 commotie ontstaan rondom de zogenoemde “belastingmemo’s”. Dit zal in hoofdstuk 3 meer aandacht krijgen. 2.6.3. De vormgeving In het rapport werkgroep Fiscaliteit van juli 2016 zijn vier verschillende bronbelastingen omschreven. Het gaat om een bronbelasting op uitgaande rentestromen, uitgaande royaltystromen, uitgaande rentestromen naar ‘low tax jurisdictions’ en royaltystromen naar ‘low tax jurisdictions’. Elke maatregel wordt nu kort behandeld. 32 Vertrouwen in de toekomst 2017, p. 36. 33 Vertrouwen in de toekomst 2017, p. 35-36.

(17)

2.6.3.1. Bronbelasting op uitgaande rente Deze maatregel gaat om een implementatie van een bronbelasting op rente vergelijkbaar met de dividendbelasting met een tarief van 15%. De Nederlandse wetgever wil heffen over rente stromen op basis van het bronlandbeginsel. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen binnenlandse- of buitenlandse belastingplichtigen.34 Belangrijk om in acht te nemen is dat deze vorm van belasten geldt voor elke onderneming binnen Nederland die te maken heeft met rentestromen. 2.6.3.2. Bronbelasting op uitgaande royalty Deze maatregel gaat om een implementatie van een bronbelasting op royaltystomen, belast tegen 15% vergelijkbaar met de dividendbelasting.35 Ook hier geldt dat deze vorm van belasten geldt voor elke onderneming binnen Nederland, deze geldt dus ook in niet-misbruiksituaties. 2.6.3.3. Bronbelasting op uitgaande rente naar ‘low tax jurisdictions’ Deze maatregel is nagenoeg hetzelfde als de maatregel geschetst in paragraaf 6.3.1, alleen geldt hier nog de extra eis dat het moet gaan om een rentestroom naar een land met een Vpb-tarief onder de 10%. 2.6.3.4. Bronbelasting op uitgaande royalty naar ‘low tax jurisdictions’ Deze maatregel is vergelijkbaar met de maatregel uiteengezet in paragraaf 6.3.2, ook hier geldt een extra eis dat de royalty stroomt naar een land met een Vpb-tarief lager dan 10%. 2.6.3.5. De motie Lodders Kamerlid Lodders heeft op 29 maart 2018 de regering verzocht bij de vormgeving van de maatregelen en beleid zich expliciet te richten op misbruiksituaties. Lodders stelt dat het niet de bedoeling is om de positie van het reële bedrijfsleven te verslechteren. Zij verzoekt de regering de effecten en consequenties van de maatregelen op het reële bedrijfsleven, ondernemers en personen zo minimaal mogelijk te laten zijn.36 Staatssecretaris Snel heeft aangegeven dat de nieuwe bronheffing op dividenden, rente en royalty wordt vormgegeven met inachtneming van de eventuele gevolgen van reële bedrijven. Het gaat om een conditionele bronbelasting, met als conditie dat de belasting wordt geheven in situaties waar betalingen worden verricht aan gelieerde lichamen in low tax jurisdictions of in misbruiksituaties.37 Toch heeft ook staatsecretaris Snel in een interview in het Financieel Dagblad aangegeven dat hij bedrijven met reële activiteiten, die een deel van hun winsten 34 Rapport Werkgroep Fiscaliteit 2016, p. 101. 35 Rapport Werkgroep Fiscaliteit 2016, p. 104. 36 Kamerstukken II 2017-2018, 25 087, nr. 199. 37 Kamerstukken II 2017/2018, 32 140, nr. 34.

(18)

wegsluizen, wil aanpakken.38 Dit betekent dat naar alle waarschijnlijkheid de maatregelen geschetst in paragraaf 2.6.3.1 en 2.6.3.2 niet geeffectueerd worden aangezien de Staatssecretaris misbruiksituaties wil aanpakken en de maatregelen genoemd in die paragraaf zien op een algemene bronheffing. In hoofdstuk 3 wordt verder onderzocht welke mogelijkheden voor een bronheffing er zijn. 2.7. Conclusie In dit hoofdstuk wordt onderzoek gedaan naar het antwoord op de vraag: Wat is de huidige situatie omtrent het belasten van dividenden-, rente- en royaltystromen en wat is de kritiek die Nederland krijgt. In dit hoofdstuk is naar voren gekomen dat Nederland op dit moment enkel dividendbelasting heft. De dividendbelasting geldt in beginsel voor iedereen die dividend uitkeert, waar geen sprake is van de deelnemingsvrijstelling. Voor de rente en royalty stromen geldt dat daar geen bronheffing in de wet is vastgelegd. Nederland is één van de weinige landen die niet door middel van een bronheffing heft over rente en royalty’s. Samen met een uitgebreid verdragennetwerk, de deelnemingsvrijstelling, een betrouwbare Belastingdienst en een concurrerend belastingtarief maakt dit Nederland tot een aantrekkelijk vestigingsland. Nederland als vestigingsland heeft daarnaast ook een keerzijde. Niet alleen actieve productie vennootschappen maken gebruik van Nederlandse fiscale faciliteiten, ook zogenoemde brievenbusmaatschappijen gebruiken Nederland als doorsluisland. Vooral rente en royalty’s zijn veelgebruikte geldstromen in misbruiksituaties. Om daar wat aan te doen is het nieuwe kabinet met plannen gekomen om de dividendbelasting af te schaffen en enkel nog te heffen in misbruiksituaties. Deze bronbelasting zal dividend-, rente- en royalty- stromen omvatten in misbruiksituaties.

38 Financieel Dagblad 2018.

(19)

Hoofdstuk 3: Voor- en nadelen van een bronheffing

3.1. Inleiding Het kabinet gaat een bronheffing op dividend, rente en royalty in misbruiksituaties invoeren. Het doel is om Nederland minder aantrekkelijk te maken voor brievenbusmaatschappijen en bedrijven met kunstmatige structuren. Een bronheffing op dividend, rente en royalty in misbruiksituaties kan een manier zijn om die brievenbusmaatschappijen en kunstmatige structuren te weren. Echter, kan een bronheffing ook neveneffecten hebben. In dit hoofdstuk staat de vraag centraal: Wat zijn de voor- en nadelen van een bronheffing op dividend, rente en royalty stromen? In paragraaf 3.2 wordt gekeken naar een alternatieve conditionele bronheffing. Vervolgens staat in paragraaf 3.3 de afschaffing van de dividendbelasting met betrekking tot het Nederlandse vestigingsklimaat centraal. Na het vestigingsklimaat wordt in paragraaf 3.4 de voor- en nadelen van een bronheffing met betrekking tot belastingontwijking onderzocht. Vervolgens in paragraaf 3.5 de verbetering van belastingmoraal van Nederland. In paragraaf 3.6. de gevolgen voor de fiscale beleggingsinstelling. In paragraaf 3.7 staat een overzicht van de voor- en nadelen. Ten slotte wordt in paragraaf 3.8 de subvraag beantwoord. 3.2. Alternatieve vormgeving voor een bronheffing 3.2.1. Het voorstel van Vleggeert en Vording Vleggeert en Vording hebben een voorstel gedaan voor een conditionele bronheffing.39 Vleggeert en Vording stellen voor een bronbelasting in te voeren van 15% op rente en royalty’s die worden betaald aan verbonden vennootschappen. In hun ogen is sprake van verbondenheid bij een belang van tenminste 50%. Om te voorkomen dat de conditionele bronheffing ontweken wordt, door ander soort betalingen te doen dan rente of royalty, zou overwogen kunnen worden om het bereik te vergroten. Vleggeert en Vording gaan uit van een tarief van 15% maar benadrukken wel het belang van een gemeenschappelijk minimumtarief binnen de OECD of de EU. Verder stellen Vleggeert en Vording voor om de rente- en royaltyrichtlijn alsmede de belastingverdragen zo aan te passen dat de daarin opgenomen vrijstellingen en tariefreducties van bronheffingen op rente en royalty’s niet gelden als de uiteindelijke gerechtigde wordt belast naar een effectief tarief dat lager is dan 15%.40 3.2.2. Vleggeert en Vording in vergelijking met de voorstellen van het Kabinet De voorstellen van het kabinet uit hoofdstuk 2.6 hebben twee duidelijke punten. Het gaat om een bronheffing van 15% en daarnaast moet het gaan om een betaling naar een “low tax jurisdiction” of terwijl een statutair tarief lager dan 10%. Dit is een wezenlijk verschil met het 39 Vleggeert & Vording 2018. 40 Vleggeert & Vording 2018.

(20)

voorstel dat Vleggeert en Vording hebben gedaan, zoals in de vorige paragraaf geschetst. Over het tarief van de bronheffing zijn ze het allebei eens, dat is in beide gevallen 15%. Echter de verdere invulling is afwijkend. Het kabinet spreekt van een low tax jurisdiction waar Vleggeert en Vording liever een bronbelasting zien bij betalingen aan verbonden lichamen. Dit beoordelend met in achtneming van het feit dat brievenbusmaatschappijen moeten worden tegen gegaan lijkt mij een bronbelasting op verbonden lichamen effectiever. 3.2.3. Vleggeert en Vording in het kader motie Lodders Een nadeel van een bronheffing op verbonden lichamen is dat het reële bedrijfsleven wordt geraakt. Dit is geen probleem wanneer een actief bedrijf door middel van kunstmatige constructies zijn grondslag uitholt. Maar in het geval van Vleggeert en Vording worden ook werkmaatschappijen belast die hun winst door willen schuiven naar topholdings ten behoeve van een normale bedrijfsvoering. Op die manier wordt het reële bedrijfsleven aangetast, ook in niet-misbruiksituaties. Aangezien het niet meer dan gebruikelijk is om met meerdere lichamen één onderneming te drijven. Aan de ene kant past dit dus niet bij de motie Lodders omdat het bedrijfsleven wordt geraakt, aan de andere kant heeft Lodders verzocht om het gehele bedrijfsleven niet aan te tasten en dat lijkt mij niet haalbaar. Reële bedrijven maken ook misbruik van Nederlandse wetgeving en die moeten ook aangepakt worden in de strijd tegen belastingontwijking. De plannen van Vleggeert en Vording, om de rente- en royaltyrichtlijn en de belastingverdragen aan te passen, passen beter bij de doelstelling om brievenbusmaatschappijen te weren, hier wordt in paragraaf 3.4.2. en paragraaf 4.6 verder onderzoek naar gedaan. 3.3. Afschaffing van de dividendbelasting ter verbetering van het vestigingsklimaat 3.3.1 Algemeen De afschaffing van de dividendbelasting heeft als grootste doel het vestigingsklimaat van Nederland te verbeteren, deze zou onder druk staan. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de belastingmemo’s waarin meer (on)duidelijkheid is ontstaan over de achterliggende gedachte van het Kabinet. Tevens wordt gekeken naar de negatieve invloeden van de dividendbelasting en een nadere blik op het verbeteren van het vestigingsklimaat. 3.3.2. Shell en Unilever Uit de belastingmemo’s van 24 april 2018, die openbaar zijn geworden door een Wob-verzoek, is duidelijk geworden dat het fiscale vestigingsklimaat van Nederland onder druk staat. In zijn algemeenheid schrikt de dividendbelasting beleggers af van het beleggen in aandelen omdat het een drempel opwerpt: dit kan zijn in de vorm van daadwerkelijke kostenpost, dan wel administratieve kosten.41 Hier wordt in latere paragrafen verder op 41 Kamerbrief over dividendbelasting 2018, notitie 12.

(21)

ingegaan. Concreet heeft het ministerie van Financiën en Algemene Zaken meermaals gesprekken gevoerd met Shell en Unilever. Beide multinationals hebben een hoofdkantoor gevestigd in Nederland en het Verenigd Koninkrijk, zij hebben aangegeven hier hinder van te ondervinden.42 Het Kabinet wil Shell en Unilever graag behouden, waar in eerste instantie is geprobeerd met maatwerk in de vorm van tussenoplossingen de hoofdkantoren voor Nederland te behouden bleek dit onvoldoende. Er moest dus met een andere oplossing worden gekomen. Hier heeft Financiën een aanbeveling voor gedaan. Kortgezegd zijn zij met twee afwegingen gekomen, namelijk: (I) de dividendbelasting laten bestaan en een grotere inzet op de Vpb-tariefsverlaging of (II) de afschaffing van de dividendbelasting in combinatie met de invoering van een bronheffing in misbruiksituaties. Voor de duidelijkheid is het goed te vermelden dat het Ministerie van Financiën bij de beantwoording van vragen over de dividendbelasting dat voor beursgenoteerde tophoudsters de dividendbelasting inderdaad een afschrikkende werking heeft, voor Shell en Unilever dus, maar dat bij de vestiging van andere activiteiten zoals regionale hoofdkantoren dit niet het geval is.43 Daarnaast schrijft Financiën dat naar hun mening een verlaging van het vennootschapsbelasting tarief voor de lange termijn een verantwoordere manier is om aantrekkelijk te blijven.44 Dit doet dus twijfelen aan de keuze van het kabinet om de dividendbelasting af te schaffen, wil het Kabinet het vestigingsklimaat in het algemeen verbeteren of wil het Kabinet specifiek Shell en Unilever behouden. Daar komt nog bij dat op 16 juni 2018 een artikel in Trouw is verschenen waarin naar voren komt dat Shell jarenlang geen dividendbelasting heeft afgedragen over een groot deel van zijn aandelen. Shell heeft met de Belastingdienst een zogenaamde ruling waardoor zij dividend vanuit haar Britse dochtermaatschappij en via een trust op Jersey belastingvrij uit kunnen keren aan haar aandeelhouders.45 Volgens van de Streek had de Belastingdienst hier nooit mee in mogen stemmen.46 Dit in samenhang met het voorgaande zorgt voor een hoop ophef. Zo schrijft GroenLinks-leider Klaver in hetzelfde Trouw dat de afschaffing van de dividendbelasting volgens hem “de geur van vriendjespolitiek” heeft en dat “dit niet is hoe een democratie hoort te werken”. Regeringspartijen VVD en D66 gaan er vooralsnog vanuit dat de wet is gevolgd.47 De tijd moet wijzen of er daadwerkelijk fouten zijn gemaakt destijds. Wel is duidelijk dat de afschaffing van de dividendbelasting het nodige stof heeft doen opwaaien. Tevens is er twijfel over de bedoelingen van het Kabinet of het om een betere belastingmoraal wil creëren of een beter vestigingsklimaat. Tevens kunnen vragen worden gesteld bij de vermeende invloed van twee van Nederlands grootste multinationals. 42 Kamerbrief over dividendbelasting 2018, notitie 4, p. 83. 43 Kamerbrief over dividendbelasting 2018, notitie 1, p. 7. 44 Kamerbrief over dividendbelasting 2018, notitie 1, p. 2. 45 Trouw 2018. 46 Van de Streek 2018. 47 Trouw 2018a.

(22)

3.3.3. Belastingderving De opbrengst van de dividendbelasting die wij nu kennen is behoorlijk conjunctuurgevoelig zo laat het Ministerie van Financiën zien. Met name in de financiële crisis heeft de dividendbelasting geleden. Voor de financiële crisis in 2007 is het tarief verlaagd van de dividendbelasting naar 15%, waardoor de opbrengsten lager werden. Daarnaast waren er nog enkele beleidsmatige maatregelen die voor een lagere opbrengst zorgen. Toch werd in 2016 de bruto-opbrengst voor 2017 geschat op 3,2 miljard euro (Miljoenennota 2017), na verrekening wordt de netto-opbrengst geschat op 1,4 miljard.48 Nu deze dividendbelasting hoogstwaarschijnlijk wordt afgeschaft gaan deze opbrengsten verdwijnen. Toch moet hier een kanttekening bij gemaakt worden, naar schatting zijn Shell en Unilever goed voor 850 miljoen euro per jaar aan dividendopbrengsten. Shell en Unilever zijn beide gevestigd in Nederland en het Verenigd Koninkrijk en dreigen Nederland nu te verlaten, mede om de dividendbelasting.49 Dus mocht de dividendbelasting gehandhaafd blijven, dan nog staan de opbrengsten op het spel. Ook lopen er op dit moment diverse gerechtelijke procedures bij het Europese Hof over de dividendbelasting. Buitenlandse beleggingsinstellingen menen dat zij vergelijkbaar zijn met fiscale beleggingsinstellingen, maar niet dezelfde behandeling krijgen. Buitenlandse beleggingsinstellingen kunnen de dividendbelasting namelijk niet verrekenen, waar fiscale beleggingsinstellingen dat wel kunnen. Dit is mogelijk in strijd met het EU-recht. De HR heeft in 2017 prejudiciële vragen gesteld aan het Europees Hof met betrekking tot bovenstaande. Op 22 juni 2018 heeft het Europees Hof in een soortgelijke zaak van vermogensbeheerder Fidelity tegen de Deens Belastingdienst. De vraag die in deze zaak centraal stond was de vraag of binnenlandse en buitenlandse beleggingsfondsen fiscaal gelijk behandeld moeten worden, voor zover deze beleggingsfondsen in de EU zijn gevestigd. In deze zaak heeft Fidelity gelijk gekregen van het HvJ EU, binnenlandse en buitenlandse beleggingsfondsen dienen gelijk behandeld te worden. Dit arrest is van invloed op de lopende zaken tegen de Nederlandse Belastingdienst. Dit vergroot de kans dat het Hof een soortgelijke uitspraak gaat doen in Nederlandse zaken. Dit heeft mogelijk tot gevolg dat Nederland ook verrekening moet geven aan buitenlandse beleggingsfondsen. Voor de Nederlandse schatkist dreigt een schadepost van € 1,7 miljard. Tevens zou in het meest ongelukkige geval de jaarlijkse belastinginkomsten jaarlijks structureel €225 miljoen lager uitvallen. Die tegenvaller is van minder belang als de dividendbelasting wordt afgeschaft.50 Ministerie van Financiën is van mening dat de dividendbelasting zoals wij die nu kennen niet onder druk staat, maar geeft wel aan dat de opbrengsten erg fluctueren, daarnaast benadrukken zij het belang van de uitkomsten van de procedures die nu lopen. Mogelijk is wijziging verplicht als de lopende procedures bij het Hof van Justitie van de Europese Unie worden verloren. Dit kan een extra motivatie zijn om de dividendbelasting effectief af te schaffen als niet wordt voldaan aan de Europese wetgeving.51 48 Kamerbrief over dividendbelasting 2018, notitie 1, p. 6. 49 Kamerbrief over dividendbelasting, notitie 10, p. 2. 50 Financieel Dagblad 2018a. 51 Kamerbrief over dividendbelasting 2018, notitie 4, pp. 3-4.

(23)

3.3.4. Negatieve economische effecten van de dividendbelasting Ondanks de onduidelijkheid over de effecten van de afschaffing van de dividendbelasting is er meer onderzoek gedaan naar de negatieve effecten van de dividendbelasting die Nederland nu kent. Zo hebben Hofland en Lorié in 2010 een economische analyse gedaan voor de afschaffing van de dividendbelasting. Volgens Hofland en Lorié moet bij de opbrengst van de dividendbelasting gedacht worden aan een opbrengst van € 1,1 – 1,2 miljard. Met netto-opbrengst wordt bedoeld de dividendbelasting waarover geen aanspraak op vrijstelling, vermindering of verrekening kan worden gemaakt. Deze opbrengsten die vooral op buitenlandse investeerders rust wordt volgens de plannen van het Kabinet misgelopen.52 Deze opbrengst rust vooral op buitenlandse aandeelhouders aangezien binnenlandse aandeelhouders de dividendbelasting kunnen verrekenen in de inkomstenbelasting, tevens bestaat er een mogelijkheid om de dividendbelasting terug te vragen of opteren voor een vrijstelling.53 De buitenlandse aandeelhouder met de minste verrekeningsmogelijkheden verstoort de aandelenprijs en dat is in de hele markt voelbaar, en werkt door in het niveau van de buitenlandse investeringen. Doordat uiteindelijk de marginale aandeelhouder de prijs van zijn aandeel bepaalt en daarmee rekening houdt met zijn betaalde dividendbelasting treedt een hefboom in werking. Een kleine belastingopbrengst heeft daarmee relatief grote verstoringen. Daarnaast maakt het de prijs van eigen vermogen duurder ten opzichte van vreemd vermogen. Dit verstoort de keuze tussen financieren met eigen of met vreemd vermogen.54 Te veel financieren met vreemd vermogen kan leiden tot overmatige schuldfinanciering en een hoger dan gewenst faillisementsrisico.55 3.3.5. Onderzoek door van ’t Riet en Lejour Van ’t Riet en Lejour hebben onderzoek gedaan naar de effecten van een bronbelasting. Zij stellen dat Europa belastingontwijking zelf mede mogelijk maakt door het ontbreken van een gezamenlijke bronbelasting. Handelsverdragen en importheffingen zijn Europees beleid, maar het belasten van dividendstromen is een nationale aangelegenheid.56 In een analyse voor 108 landen, waaronder alle grote economieën blijkt dat de optimale routes in twee derde van de gevallen via een derde land lopen en dat bedrijven hierdoor gemiddeld zes procentpunt minder belasting betalen.57 Verder tonen van ’t Riet en Lejour aan dat EU-landen de lijst domineren van landen die het meest gebruikt worden als doorsluisland. Vervolgens doen Van ’t Riet en Lejour een nieuwe analyse. Hierbij hanteert de EU een gezamenlijke bronheffing met een tarief van 5 procent op uitgaande dividendbetalingen naar landen buiten de EU. Met dit tarief van 5 procent berekenen zij opnieuw de optimale 52 Hofland en Lorié 2010, p. 1. 53 Hofland en Lorié 2010, p. 2. 54 Hofland en Lorié 2010, p. 4. 55 Van der Horst & de Mooij 2009. 56 Van ’t Riet & Lejour 2017. 57 Van ’t Riet & Lejour 2017, tabel 1.

(24)

routes. De winst uit ‘treaty shopping’ daalt met deze gezamenlijk bronheffing van 6 procent naar 5,4 procent. Van ’t Riet en Lejour stellen dat het effect relatief klein is, maar wijzen erop dat de bronheffing van 5 procent een relatief milde bronheffing betreft. Daarnaast is Europa maar een fractie van de wereldeconomie, waardoor het effect relatief afzwakt.58 De effecten zijn groter als bedrijven hun belastingroutes niet verleggen, maar de verwachting is dat ze dit wel gaan doen. De functie van EU-lidstaten als doorsluisland neemt substantieel af, door herstructurering. Bij een tarief van 5 procent blijven er drie EU-landen over in de top 10.59 3.3.5. Verrekening van Dividendbelasting Dividendbelasting is in binnenlandse situatie volledig verrekenbaar in de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting.60 Wanneer er meer dividendbelasting is ingehouden dan het bedrag aan belasting dat verschuldigd is in de IB of Vpb dan kan een verzoek om teruggaaf worden ingediend. Er is dus een mogelijkheid tot verrekening en tot teruggaaf, daarnaast kent de Nederlandse wet nog een mogelijkheid die een vrijstelling biedt. Indien de deelnemingsvrijstelling van toepassing is, is een dochtervennootschap die dividend uitkeert aan haar moedervennootschap geen dividendbelasting verschuldigd.61 Gezegd dient te worden dat Nederland geen onderscheid maakt tussen binnenlandse- of buitenlandse dochters.62 Hierdoor wordt economisch dubbele heffing voorkomen. Zoals in hoofdstuk 2 al is besproken komt dit ten gunste van het Nederlandse vestigingsklimaat. Voor binnenlandse situaties levert dit dus een voordeel op. Voor buitenlandse situaties kan dit echter wel een probleem opleveren. Buitenlandse aandeelhouders hebben in eerste instantie de mogelijkheid op een lager tarief door middel van belastingverdragen, ook een van de pijlers die Nederland tot een gunstig vestigingsland maken.63 Is er geen belastingverdrag van toepassing omdat of enerzijds de belastingplichtige geen toegang heeft of anderzijds er geen belastingverdrag tussen Nederland en het betreffende land is gesloten, dan moet het normaal tarief aan dividendbelasting worden voldaan. In zo’n geval kan het desbetreffende land een verrekening geven, dan ligt de belastingdruk van de dividendbelasting op een buitenlandse overheid. Daarnaast is er nog een groep aandeelhouders die wel dividendbelasting moet voldoen, maar op geen enkele manier gecompenseerd worden. De buitenlandse overheden die een verrekening moeten geven en buitenlandse aandeelhouders gaan naar alle waarschijnlijkheid het meest profiteren van de afschaffing van de dividendbelasting.64 58 Van ’t Riet & Lejour 2017. 59 Van ’t Riet & Lejour 2017. 60 Hofland & Lorié 2010, p. 2. 61 art. 4, lid 1, onderdeel a Wet Vpb 1969 jo. art. 5 Uitv. Besch. Wet Vpb 1969. 62 art. 13 Wet op de Vennootschapsbelasting 1969. 63 Country Analysis the Netherlands 2018. 64 Kamerbrief over dividendbelasting 2018, notitie 1, p. 2.

(25)

3.3.6. Verschuiving belastingdruk Zoals gezegd wordt de dividendbelasting afgeschaft in zijn huidige vorm en loopt de Nederlandse Staat daarmee naar schatting netto 1,4 miljard mis.65 Aangezien de nieuwe bronheffing op dividend, rente en royalty’s naar alle waarschijnlijkheid nihil oplevert en de staatskas gevuld moet blijven moet er een nieuwe inkomstenbron gecreëerd worden of genoegen nemen met minder inkomen en mogelijke bezuiniging. Een nieuwe inkomstenbron kan zijn in de vorm van een nieuwe belasting, hoger tarief of een bredere heffingsgrondslag. Naar gelang van de keuze zal er ook een groep belastingplichten extra belast worden. Naar alle waarschijnlijkheid wordt dit een binnenlands belastingplichtige. Dit zorgt voor een verschuiving van de belastingdruk aangezien de buitenlandse aandeelhouders nu verantwoordelijk zijn voor nagenoeg de gehele opbrengst van de dividendbelasting, zij zijn doorgaans de groep die niet kunnen verrekenen in Nederland.66 3.3.7. Kans op nieuw soort brievenbusmaatschappijen Het Kabinet heeft meermaals benadrukt dat de afschaffing van de dividendbelasting enorm belangrijk is voor ons vestigingsklimaat. Schaft Nederland de dividendbelasting niet af, dan vertrekken er meerdere multinationals uit Nederland.67 Toch pleit van de Streek voor meer empirisch onderzoek naar de gevolgen van de afschaffing. Zoals al eerder genoemd komt de afschaffing van de dividendbelasting potentieel enkel ten goede van Nederlandse multinationals als Shell en Unilever. Deze bedrijven hebben een topholding in Nederland van waaruit aandelen zijn uitgereikt en dividenduitkeringen worden gedaan. Hetgeen waaruit de verbetering van het vestigingsklimaat zichtbaar moet worden is de aandelenprijs. Volgens hem dient het aan te bevelen empirisch onderzoek te raadplegen en vast te stellen wat het effect van bronbelastingen is op aandelenkoersen en dan met name bij multinationals zonder aanmerkelijk belang.68 De vraag is, wat van de Streek betreft, waarom nou juist de dividendbelasting wordt gebruikt ter verbetering van het vestigingsklimaat en niet bijvoorbeeld de vennootschapsbelasting.69 Verder stelt van de Streek dat met de afschaffing van de dividendbelasting de kans optreedt dan Nederland juist meer brievenbusmaatschappijen aantrekt. Hij waarschuwt voor topholdings met enkel aandeelhouders van minder dan vijf procent, deze wijken af van de brievenbusmaatschappijen die Nederland nu rijk is, zij doen veelal betalingen binnen dezelfde groep. Deze topholdings gevestigd in Nederland krijgen dividend uitgekeerd vanuit de rest van de wereld. Als gevolg van het belastingverdragen netwerk en de Europese moeder/dochterrichtlijn zullen dividenduitkeringen veelal belastingvrij ontvangen worden. Deze worden via Nederland, zonder dividendbelasting, weer uitgekeerd naar de aandeelhouders. Deze transacties zullen ook onder de nieuwe bronheffing niet belast zijn, 65 Kamerbrief over dividendbelasting 2018, notitie 1, p. 6. 66 Kamerbrief over dividendbelasting 2018, notitie 1, p. 2. 67 Handelingen II, 2017-2018, 17, nr. 2, blz. 7. 68 Van de Streek 2017. 69 Van de Streek 2017.

(26)

want er is geen sprake van misbruik.70 Toch moet bij deze standpunten van Van de Streek een kanttekening worden geplaatst. Er is namelijk nog geen inhoudelijke invulling van de nieuw te heffen bronheffing bekend. Na bekendmaking van de definitieve plannen van het Kabinet blijkt of Van de Streek hier gelijk krijgt. Vooralsnog is het allerminst zeker. 3.3.7. Administratieve lastenverlichting belastingplichtigen Met de afschaffing van de dividendbelasting is geen dividendaangifte meer vereist en dit betekent dat bedrijven en aandeelhouders geen aangifte meer hoeven te doen. Ze besparen dus geld, tijd en wellicht zorgen. Toch met de invoering van de nieuwe bronheffing komt er een nieuwe verplichting voor terug. Voor organisaties die geen misbruik maken geldt dat zij een administratieve lastenverlichting ondervinden. Voor organisaties in misbruiksituaties geldt dat zij een administratieve lastenverzwaring ondervinden. Zij zijn nu waarschijnlijk niet belastingplichtig voor de dividendbelasting, maar dit verandert mogelijk na invoering van de bronheffing in misbruiksituaties. De verwachting is dan dat zij herstructureren. 3.4. Een bronheffing in misbruiksituaties ter bestrijding van belastingontwijking 3.4.1. Algemeen Enkel een afschaffing van de dividendbelasting verhoogt de kans op meer brievenbusmaatschappijen of fiscale structuren in Nederland.71 Dit is niet in lijn met de Nederlandse doelstelling.72 Vandaar dat het gaat om een afschaffing van de dividendbelasting in combinatie met een bronbelasting op dividend-, rente- en royaltystromen zoals in hoofdstuk 2 al besproken. Uit het Regeerakkoord ‘Vertrouwen in de Toekomst’ is gebleken dat de te verwachten opbrengsten van de nieuw in te voeren bronheffing op dividend, rente en royalty’s in misbruiksituaties nihil bedragen. Verwacht wordt dat bedrijven herstructureren en uit Nederland verdwijnen.73 3.4.2. Samenloop met moeder- en dochterrichtlijn en rente- en royalty richtlijn In de rente- en royaltyrichtlijn is tussen EU-lidstaten afgesproken om onder voorwaarden als bronstaat van de bronbelasting af te zien wanneer sprake is van een rente- en/of royaltybetaling aan een andere lidstaat.74 Eenzelfde regeling kennen we voor de dividenden in de moeder- dochterrichtlijn.75 Alle drie de geldstromen kunnen belastingvrij binnen de EU worden overgedragen. Door een dergelijke structuur aan te gaan kan belasting worden ontweken. Deze vormen van ontwijken kunnen ook door de nieuw in te voeren bronheffing niet aangepakt worden, omdat de richtlijn heffing nou eenmaal verbiedt. Daarnaast als er al 70 Van de Streek 2017. 71 Kamerbrief over dividendbelasting 2018, notitie 1, p. 1-2. 72 Kamerbrief over dividendbelasting 2018, notitie 1, p. 1-2. 73 Rapport Werkgroep Fiscaliteit 2016. 74 Richtlijn interest en royalty’s 2003, artikel 1. 75 Moeder-dochterrichtlijn 1990, artikel 1.

(27)

effectief geheven zou kunnen worden dan kan een internationaal opererende organisatie beter een ander EU-land kiezen dan Nederland om haar doorstroomentiteit te vestigen. Hiermee heeft Nederland wel haar probleem opgelost, maar is het probleem in werkelijkheid alleen verschoven. Die organisaties betalen nog steeds niet hun “fair share”. Daarom is internationale samenwerking van belang in de strijd tegen belastingontwijking. Over een aanpassing van de rente- en royaltyrichtlijn werd eerder gesproken binnen de EU-lidstaten, tot een overeenstemming is het nog niet gekomen. Er is gesproken over een voorstel om betalingen binnen de EU te belasten indien deze indirect worden overgeschreven naar een derde land op de uiteindelijke EU-lijst van niet-coöperatieve landen.76 Dit voorstel tot wijziging betrof een algemene anti-misbruik bepaling. Het ging om uitkeringen van rente of royalty’s die normaal gesproken niet belast zijn, nu toch te belasting als de uitkeringen in de ontvangende lidstaat niet werden belast tegen een tarief van 10 procent.77 Nederland heeft in de hoedanigheid als voorzitter van de Raad zich ingezet als voorstander van de regeling. Maar aan de andere kant in haar hoedanigheid als lid van de Raad tegengestemd.78 Op deze EU-lijst van niet-coöperatieve staan landen die niet aan de internationale fiscale standaard voldoen op het gebied van fiscale transparantie, geen schadelijke belastingconcurrentie en deelname aan de OESO/BEPS-standaard. Deze landen hebben de mogelijkheid gehad om toezeggingen te doen in hoeverre zij eind 2018 toch aan de standaarden gaan voldoen. Deze toezegging kan door Europa worden geaccepteerd en dan verdwijnt het land weer van de lijst, tot dat blijkt dat zij eind 2018 niet hebben voldaan aan de eisen.79 Het doel van deze lijst is om wereldwijd governance te bevorderen, om de inspanningen om belastingfraude en belastingontduiking te voorkomen te maximaliseren. Tõniste, de minister van Financiën van Estland en tevens voorzitter van de EU Raad heeft zich uitgesproken over het nut van de zwarte lijst en zegt: “Dit initiatief bewijst al zijn waarde, aangezien tal van landen hebben gewerkt om de deadline te halen voor het doen van toezeggingen op basis van onze criteria”. Zo zijn bijvoorbeeld Barbados, Panama, Mongolië en tal van andere landen weer van de lijst verdwenen nadat ze een toezegging hebben gedaan.80 Naar mijn mening laat dit zien dat een zwarte lijst, ondanks dat er via die lijst geen belasting kan worden geheven, wel van invloed is op andere landen. Zij voelen zich doordat ze worden opgenomen op de zwarte lijst genoodzaakt om hun wet- en regelgeving aan te passen. Dit toont tevens aan dat samenwerking binnen Europa in de strijd tegen belastingontwijking effectief is. 3.4.3 Samenloop met belastingverdragen Met de komst van de nieuwe bronheffing op dividend, rente en royalty’s in misbruiksituaties moeten belastingverdragen opnieuw onderhandeld worden. De afschaffing van de 76 Verslag aan de Raad 2017, p. 11. 77 Kamerstukken II 2016/2017, nr. 383. 78 Kamerstukken II 2016/2017, nr. 383. 79 Taxence 2017. 80 CM 2017.

(28)

dividendbelasting in “normale” situaties zorgt kan dan ook voor een verslechterde onderhandelingspositie. Zo schrijft ook van der Streek, het feit dat Nederland zelf geen dividendbelasting meer heft, zou afbreuk kunnen doen aan de bereidheid van landen om hun eigen bronheffingen op geldstromen richting Nederland op te geven dan wel te verlagen in het kader van verdragsonderhandelingen. De dividendbelasting kan niet meer gebruikt worden als uitruilmiddel. Vervolgens wijst van der Streek er nog op dat de nieuwe bronheffing op dividend, rente en royalty niet als uitruilmiddel gebruikt kan worden aangezien deze ook in situaties waarin een verdrag is gesloten geeffectueerd kan worden, namelijk in zogenoemde ‘misbruiksituaties’.81 3.5. Bronheffing als verbetering voor de belastingmoraal Nederland De ervaring met Nederland bij de OECD en de EU is dat wanneer nieuwe maatregelen dreigen het Nederlandse vestigingsklimaat dreigen te verslechteren kiest Nederland voor het vestigingsklimaat.82 Nederland wil enkel meedenken als de reputatieschade te groot wordt, aldus Vleggeert en Vording. Toch heeft Nederland als voorzitter van de Raad van de EU geprobeerd zich te profileren als voortrekker in de strijd tegen belastingontwijking. Zo is onder andere ATAD 1 tot stand gekomen. Nederland gaat bijvoorbeeld ATAD1 ook per 1-1-2020 invoeren.83 Dit is enigszins opmerkelijk en doet de vraag reizen of het Kabinet wellicht een ommezwaai heeft gemaakt. Toch is het niet helemaal duidelijk wat de beweegredenen voor het kabinet zijn om juist nu met het plan te komen om de dividendbelasting af te schaffen en een bronheffing in misbruiksituaties in te voeren. Zie hiervoor paragraaf 3.3.2. 3.6. Gevolgen voor de Fiscale beleggingsinstelling De afschaffing van de dividendbelasting heeft gevolgen voor de fiscale beleggingsinstelling. Dit fiscale regime is van toepassing op beleggingsinstellingen die in Nederland worden aangeboden aan het publiek. Ook institutionele beleggers maken gebruik van de fiscale beleggingsinstelling. Voor fiscale beleggingsinstellingen geldt een tarief van nihil. Uiteraard moet om te kwalificeren als FBI wel voldaan worden aan een aantal eisen. De belangrijkste eis is dat een FBI zijn jaarlijks gemaakt rendement in de vorm van dividend uitkeert aan zijn beleggers.84 De belangrijkste reden om geen vennootschapsbelasting te betalen en direct dividend uit te geven is dat de belastingdruk nu enkel bij de aandeelhouder ligt. Nederlandse beleggingsinstellingen mogen de ingehouden dividendbelasting verrekenen met buitenlandse belasting die wordt ingehouden op dividenden en rente die zij op hun eigen beleggingsportefeuille ontvangen. Echter na afschaffing van de dividendbelasting vervalt ook de verplichting tot het doen van dividendaangifte en daarmee vervalt de verrekening. De staatsecretaris heeft in een brief aan de Kamer een antwoord gegeven op vragen omtrent 81 Van de Streek 2017. 82 Vleggeert & Vording 2018a. 83 Vleggeert & Vording 2018a. 84 art. 28 lid 2 sub b van de wet Vpb.

(29)

dit onderwerp van de heer Omtzigt. De staatssecretaris benadrukt dat het vpb tarief voor fbi’s nihil blijft. Daarnaast geeft de staatssecretaris aan dat de afschaffing van de dividendbelasting ook voor fbi’s gaat gelden. Kamerlid Omtzigt heeft de staatsecretaris gevraagd of het niet beter is om voor fbi’s de dividendbelasting te handhaven, dit heeft de staatssecretaris niet gehonoreerd. De staatssecretaris wijst in zijn brief op het voordeel voor binnenlandse beleggers, die aangezien zij geen dividendbelasting meer voldoen, ook niks te verrekenen hebben. Wel is het bij de staatssecretaris bekend dat het problemen gaat opleveren bij buitenlandse beleggers. Zij voldoen geen Nederlandse dividendbelasting meer, maar kunnen als het desbetreffende buitenland wel een bronbelasting heeft ook niet verrekenen. De staatssecretaris vindt dit geen probleem en geeft daarvoor twee argumenten. Ten eerste kennen belangrijke concurrenten van Nederland met eenzelfde fiscale faciliteit ook geen vergelijkbare regeling. Ten tweede brengt het handhaven van de dividendbelasting op fbi’s grote uitvoeringstechnische problemen met zich mee. De handhaving van de dividendbelasting voor fbi’s zou betekenen dat de huidige relatie met de ib en de Vpb ook instant blijft, dit is niet uitvoerbaar voor de Belastingdienst in combinatie met de nieuwe bronheffing in misbruiksituaties. Over de onuitvoerbaarheid van de Belastingdienst wordt later nog dieper ingegaan. Ten derde is de verrekening niet meer te financieren aangezien algemene dividendbelastinginkomsten verloren zijn gegaan. De verrekening moet uit de staatskas betaald worden, die uitgaven zouden ongedekt zijn.85 Als laatste dien ik te vermelden dat de fiscaal gunstige behandeling van directe beleggingen in vastgoed door beleggingsinstellingen wordt opgeheven, blijkt uit het Regeerakkoord. Dit om neutraliteit te bevorderen en iedereen op gelijke wijze te belasten. De wijziging in dit fiscale beleid wijst erop dat het Kabinet zich bewust is van de problematiek.86 3.7. Uitvoerbaarheid Belastingdienst De Belastingdienst moet zorgdragen voor de bronheffing op dividend-, rente- en royaltystromen in misbruiksituaties. Een belasting, in dit geval een erg specifieke belasting, namelijk in misbruiksituaties, zeker in combinatie met andere belastingen zorgt voor een grotere druk op de Belastingdienst in tegen stelling tot een compact en overzichtelijk belastingstelsel.87 Tevens is onderzocht door de OESO dat het heffen van de inkomsten uit winsten relatief duurder zijn dan andere heffingen.88 Het is voor de nieuwe bronheffing in misbruiksituaties erg van belang dat Nederland een goede informatie uitwisseling tot stand weet te brengen met andere EU-lidstaten en ook niet-lidstaten. Dit achten Vleggeert en Vording ook cruciaal in de strijd tegen dubbele heffen als wel dubbel non-heffing.89 Wanneer goede informatie uitwisseling ontbreekt bestaat de kans dat landen hun nationale wetgeving 85 Brief met schriftelijke antwoorden beleidsagenda 2018, p. 3. 86 Financieel Dagblad 2017. 87 Rapport werkgroep fiscaliteit 2016, p. 6. 88 OESO 2010, p. 129-133. 89 Vleggeert & Vording 2018, p. 16.

(30)

niet voldoende kunnen toepassen.90 Daarnaast bestaat de vraag in hoeverre de computersystemen van de Belastingdienst toereikend zijn voor de nieuwe bronheffing. Het Kabinet kan mogelijk in 2019 geen substantiële wijzigingen meer doorvoeren in verschillende belastingen. Ook het invoeren van nieuwe belastingen wordt moeilijk en mogelijk onmogelijk geacht zo stellen belastingambtenaren tegenover de Volkskrant. Het systeem dat de Belastingdienst gebruikt voor de inning en teruggaaf van onder andere de dividendbelasting, de assurantiebelasting, de afvalstoffenbelasting en de overdrachtsbelasting wordt het Enterprise Tax Management genoemd. Het onderhoudscontract van de leverancier Oracle eindigt op 1 januari 2020, en Oracle wil dat liever niet verlengen. Zij zijn van mening dat het softwaresysteem te sterk verouderd is en daarnaast heeft het naast de Belastingdienst weinig andere gebruikers. Nog niet bekend is of het systeem daadwerkelijk vervangen moet gaan worden, aangezien de Belastingdienst nog in gesprek is met de leverancier Oracle.91 Wellicht is het bij de afschaffing van de dividendbelasting en de invoering van een nieuwe bronbelasting in misbruiksituaties mogelijk een nieuw systeem te gaan gebruiken naast het oude systeem, waardoor invoering van de nieuw te heffen bronheffing niet in het geding komt. 3.8. Overzicht van hoofdstuk 3 Argumenten voor afschaffing dividendbelasting en invoering bronheffing in misbruiksituaties Argumenten tegen afschaffing dividendbelasting en invoering bronheffing in misbruiksituaties Verbetering van de Nederlandse

belastingmoraal in Europa Belastingopbrengsten van netto € 1,4 miljard gaan verloren De bronheffing doet brievenbusmaatschappijen vertrekken uit Nederland Het ontbreken van een bronbelasting op dividend, rente en royalty verdwijnt Administratieve lastenverlichting Er moet worden bezuinigd of een nieuwe inkomstenbron gevonden worden Budgettaire lastenverlichting FBI’s betalen bij geen verdere actie geen Nederlandse belasting meer Verbetering van het Nederlandse

vestigingsklimaat voor actieve bedrijven Mogelijk profiteren enkel topholdings van de afschaffing. Procedures bij het HvJ EU zijn min of meer

niet meer aan de orde Buitenlandse overheden profiteren het meest van de afschaffing

90 Brief met beantwoording vragen APA-/ATR-praktijk 2017, p. 2. 91 Volkskrant 2018.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Komt overgewicht meer voor onder volwassenen in de krimpregio’s Parkstad Limburg, Zeeuws- Vlaanderen en Eemsdelta dan onder mensen uit de provincie waarin deze liggen en Nederland

Komt overgewicht meer voor onder volwassenen in de krimpregio’s Parkstad Limburg, Zeeuws- Vlaanderen en Eemsdelta dan onder mensen uit de provincie waarin

In de oudste leeftijdsgroep is het verschil tussen EU-15 en de nieuwe lidstaten vrij groot waardoor België en Vlaanderen niet meer het laagste aandeel werkende ouderen van de

Het aandeel werkende vrouwen in de nieuwe lid- staten ligt met 50,2% wel onder het niveau van EU- 15, maar het verschil tussen beide bedraagt ‘slechts’.. 5,7 ppn en is dus niet zo

Ondanks het belang van het overwinnen van exter- ne barrières naar werk zijn er in alle lidstaten slechts weinig mensen die van deze maatregel ge- nieten?. Beschutte

Romanian scheme to support small and medium-sized companies (SMEs) affected by the coronavirus outbreak. MKB Garanties

In de variant waarbij alle betrokkenen hef- fingsplichtig zijn, en allemaal een gelijke heffing moeten betalen nemen de kosten van de bijzondere bijstand voor gemeenten toe