• No results found

Alcohol onder invloed : een onderzoek naar het effect van gedeeld ouderschap in de schoolcontext op het alcoholgebruik van adolescenten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Alcohol onder invloed : een onderzoek naar het effect van gedeeld ouderschap in de schoolcontext op het alcoholgebruik van adolescenten"

Copied!
35
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Alcohol onder invloed

Een onderzoek naar het effect van gedeeld ouderschap in de

schoolcontext op het alcoholgebruik van adolescenten

Cornelia Klei

10775412

26 juni 2018

Universiteit van Amsterdam

Thesisbegeleider: Matthijs Kalmijn

Tweede beoordelaar: Agnieszka Kanas

Aantal woorden: 8856

(2)

Inhoudsopgave

Abstract ... 3

1. Inleiding ... 4

2. Theoretisch kader en eerder onderzoek ... 6

2.1 Theoretisch kader ... 6

2.2 Eerder onderzoek ... 8

3. Het onderzoek ... 13

3.1 Data, selectie en methode ... 13

3.2 Variabelen ... 15 3.2.1 Afhankelijke variabele ... 15 3.2.3 Controle variabelen ... 17 4. Resultaten ... 18 5. Conclusie ... 27 6. Discussie ... 30 7. Literatuurlijst: ... 32

(3)

Abstract

Background: This study attempts to clarify parents’ and peers’ joint influence on alcohol use among adolences. Hence, the goal of this study is to find out how shared parenting influences alcohol use among adolences. Shared parenting is the support and control children receive from friends’ parents. It is investigated to what extent the these dimensions experienced by one’s friend also affects one’s own alcohol use.

Method: The student data of the CILS4EU studie was used for multiple regression analysis. The sample consisted of 222 schoolclasses in the Netherlands (N= 4,363 student, 49.5% female). The individual support and control was aggregated at schoolID-level to estimate the effect on alcohol use, controlled for individual support and control.

Results: Evidence is found for the influence of shared parenting on individual alcohol use. Specifically, a high amount of shared parental control was significantly related to a low frequency of alcohol use, controlled for the individual level of parental control. Interestingly, at the individual level a high amount of parental support was related to a low frequency, whereas parental control showed no significant effect. Gender turns out to be an important controlvariable as differences are found in the effect of parental control.

Conclusion: The findings suggest that the parenting of adolescents’ peers’ parents play a role in determining adolescent alcohol use. This supports the idea that alcohol use should be investigated in a developmental, ecological framework.

(4)

1. Inleiding

De adolescentie is een levensfase waarin de basis wordt gelegd voor een gezonde toekomst. Veel gezondheid gerelateerd risicogedrag zoals roken en alcohol drinken, obesitas en te weinig bewegen begint tijdens deze levensfase (Sawyer 2012). De gezondheid van jonge adolescenten wordt naast hun biologische factoren voor een groot deel bepaald door de omgeving. Zowel structurele determinanten van gezondheid (zoals inkomensongelijkheid en toegang tot educatie en zorg) als meer proximale determinanten (bijvoorbeeld verbondenheid met familie en school) hebben invloed op gezondheidsgedrag en gezondheidsuitkomsten (Viner 2012). Het concept risicogedrag is in de afgelopen decennia steeds meer onder de aandacht gekomen omdat duidelijk is geworden dat een steeds groter deel van de morbiditeit en mortaliteit veroorzaakt wordt door gedrag. Het begrip risicogedrag omhelst gedragingen die potentieel schadelijk kunnen zijn voor onze gezondheid. Ondanks dat verschillend risicogedrag onder dezelfde noemer valt moet er onderscheid worden gemaakt als er wordt gekeken naar preventie. Alcohol en drugsgebruik zijn voor een bepaalde leeftijd niet sociaal geaccepteerd, maar worden naarmate de adolescent ouder wordt gebruikelijker. Criminaliteit en gebruik van harddrugs blijven daarentegen ook op latere leeftijd minder geaccepteerd (Igra 1996).

Ondanks dat alcohol vanaf een bepaalde leeftijd sociaal geaccepteerd is blijft de schade tot ver daarna mogelijk blijkt uit onderzoek (Boelema 2009). Om die reden is de overheid in Nederland nog steeds bezig om het gebruik van alcohol op jonge leeftijd tegen te gaan. Een van de maatregelen was de verhoging van de leeftijdsgrens voor alcohol van 16 jaar naar 18 jaar in 2014. Sinds deze grens is verschoven zijn er een aantal dingen zichtbaar

veranderd. Uitgaansgelegenheden zijn niet meer toegankelijk voor jongeren onder de 18 en de verkoop van alcohol in winkels en restaurants onder deze leeftijd is verboden. De regels zijn aangescherpt. Toch blijkt het lastig voor ouders hoe ze moeten om gaan met de verhoging van

(5)

de alcoholleeftijd. Uit onderzoek van Trimbos uit 2015 blijkt dat ondanks dat 85% van de ouders aangeeft de nieuwe leeftijdsgrens van 18 jaar te ondersteunen, slechts 39% zegt dat hun kinderen zeker niet mogen drinken voor deze leeftijd. Daarnaast blijkt dat 67% van de ouders denkt dat wekelijks gebruik voor 16-jarigen schadelijk is. Voor 18-jarigen denkt nog maar 51% dit.

Ondanks dat ouders het zelf niet altijd beseffen, blijken zij een van de belangrijkste bepalende factoren voor de gezondheid van een adolescent. Uit een groot onderzoek van de WHO genaamd Social determinants of health and well-being among young people komt naar voren dat de belangrijkste sociale contexten voor de jonge adolescent de familie, de

peerrelaties en de school zijn. Waar ouders een belangrijke rol hebben door steun te geven om te leren omgaan met stressvolle situaties en zelfregulatie te stimuleren, helpen de peers om een identiteit te vormen, sociale vaardigheden te ontwikkelen en autonomie te verkrijgen. De school dient als omgeving waarin kinderen kennis maken met gezondheidsgedrag, al dan niet negatief, en waar ze zelfvertrouwen ontwikkelen (Currie 2010). De normen die ouders en peers hebben beïnvloeden de adolescent continu tijdens de ontwikkeling. Deze normen blijken specifiek voor alcoholgebruik van groot belang (Giordano 2003).

Relevantie

De gemiddelde leeftijd waarop jongeren gaan drinken was in 2015 13,2 jaar. De gevolgen alcoholgebruik op zo’n vroege leeftijd zijn uitvoerig onderzocht. Het heeft ten eerste -permanente hersenschade met leer- en geheugenproblemen tot gevolg. Alcohol veroorzaakt nog steeds ongelukken en acute alcoholvergiftiging is een bekende doodsoorzaak. Daarnaast blijkt dat adolescenten die op jonge leeftijd als drinken een hoger risico hebben op verslaving tijdens de volwassenheid (Ohannessian 2015). De verslavingsproblematiek op latere leeftijd is een belangrijke reden voor preventie. Naast de impact op de gezondheid van de bevolking

(6)

Al decennia wordt er onderzoek verricht naar de determinanten die alcoholgebruik, en met name vroeg alcoholgebruik verklaren. Het is duidelijk geworden dat de relatie ontzettend complex is en dat veel factoren bepalend zijn, juist omdat alcohol vaak wordt gezien als onderdeel van de normale ontwikkeling. In dit onderzoek wordt alcoholgebruik van adolescenten bekeken in het kader van de Ecological System Theory van Bronfenbrenner (1986). Er wordt een potentiele relatie tussen ouders en peers onderzocht waar nog niet eerder aandacht aan is besteed. De hoofdvraag is of kinderen in de schoolcontext onder invloed zijn van een gedeeld ouderschap, los van het ouderschap dat zij van hun eigen ouders ontvangen. Meer specifiek wordt met ouderschap bedoeld of zij enerzijds support, waarmee steun en erkenning wordt bedoeld, ontvangen en anderzijds in de gaten worden gehouden door hun ouders, zogeheten control. Het idee is dat kinderen niet alleen worden beïnvloed door de support en control die ze van hun eigen ouders krijgen, maar ook van de support en control die ze van anderen in hun peergroep krijgen. In dit onderzoek wordt de schoolcontext als omgeving gekozen omdat kinderen hier een groot deel van hun peers leren kennen en regelmatig contact mee hebben. Met dit onderzoek wordt geprobeerd een bijdrage te leveren aan het complexe model waarmee vroeg alcoholgebruik kan worden verklaard en daarmee kan worden voorkomen.

2. Theoretisch kader en eerder onderzoek

2.1 Theoretisch kader

Bronfenbrenner (1986) heeft onderzoek gedaan naar de impact van omgeving op de

ontwikkeling van een kind. Hij formuleerde hiervoor de Ecological System Theory. Volgens deze theorie wordt het ontwikkelingsproces gevormd door voortdurende interactie tussen een individu en zijn omgeving. Ontwikkeling vindt plaats in een set van genestelde en

(7)

van een individu vormgeven. De ontwikkeling van een kind vindt volgens Bronfenbrenner primair plaats in het gezin, maar wordt daarnaast op andere niveaus beïnvloedt.

Voor dit onderzoek worden er twee niveaus onderscheiden. Ten eerste het

microsysteem. Voorbeelden van microsystemen zijn het gezin, de peers en school. Als we het hebben over het gezin is dit de setting waarbinnen de relatie tussen de ouders en het kind zich ontwikkelt. In dit microsysteem is aan de ene kant de structurele achtergrond belangrijk. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de gezinssamenstelling, het inkomen van de ouders en het opleidingsniveau. Aan de andere kant zijn de sociale processen binnen een familie belangrijk. Wat zijn de verwachtingen die ouders hebben van hun kind en hoe wordt er gecommuniceerd (Pong 1998). Naast het microsysytemen bestaan ook “mesosystemen”. Deze worden gevormd door de interrelaties tussen de microsystemen. Zo’n mesosysteem wordt onderzocht in het onderzoek van Steinberg (2008). Hij onderzocht de relatie tussen groepsdruk en de

thuiscontext. Door gebruik te maken van een proces-context model bleek dat kinderen waarbij de ouders op de hoogte waren van hun gaan en staan minder vatbaar zijn voor groepsdruk. Deze kinderen worden als het ware ‘beschermd’ tegen groepsdruk door hun thuiscontext. Er is dus een effect van processen in de thuiscontext op relaties tussen de peers. Ook uit het onderzoek van Pong (1998) blijkt dat er op school een contexteffect is van de hoeveelheid eenoudergezinnen op de schoolprestaties. Op scholen waar veel kinderen zitten met slechts een ouder werden slechtere schoolprestaties gezien, gecontroleerd voor het individuele effect.

In dit stuk wordt een vergelijkbaar mesosysteem onderzocht: Het gezin in relatie tot de peers in de schoolcontext. Het microsysteem van het gezin gaat in dit onderzoek over de mate van support en control die thuis wordt gegeven aan het kind. Er wordt onderzocht of de peers van een kind in de schoolcontext zorgen voor gedeelde ouder support en control. Daarbij wordt gekeken naar het effect van deze support en control op het individuele alcoholgebruik.

(8)

Hierbij zijn de support en control compositionele schoolkenmerken met een contexteffect. Compositionele kenmerken van een school kunnen worden onderscheden van structurele kenmerken. Structurele kenmerken zijn bijvoorbeeld de docent-leerling ratio, de grootte van de school en het schoolniveau. Compositionele kenmerken gaan over het aandeel dat

leerlingen met bepaalde kenmerken hebben. Een voorbeeld hiervan werd gevonden is het onderzoek van Hill (2015). Er werd gevonden dat op scholen waar meer arme scholieren zaten meer gedronken werd, gecontroleerd voor individuele kenmerken. De schoolcompositie heeft dus effect op het alcoholgebruik.

2.2 Eerder onderzoek

In veel onderzoek naar alcoholgebruik is de invloed van de familie op alcoholgebruik onderzocht. Echter, hoe deze processen doorwerken naar een andere context is een minder belicht onderwerp. In dit onderzoek wordt onderzocht of de support en control van ouders als compositioneel effect van de school werkt. Eerst worden de dimensies support en control toegelicht in het kader van risicogedrag. Vervolgens wordt de school als context voor alcoholgebruik bekeken. Ten slotte wordt eerder onderzoek naar de mechanismen waarop ouders andere kinderen kunnen beïnvloeden toegelicht.

Het effect van support en control op alcoholgebruik

Een belangrijk onderzoek naar middelengebruik in de thuiscontext is gedaan door Diana Baumrind (1991). Zij stelt dat risicogedrag een onderdeel is van de normale adolescentie. Om deze transitie naar volwassenheid mogelijk te maken zouden ouders een klimaat moeten creëren waarbij ouders aan de ene kant veeleisend zijn en aan de andere kant responsief. Met veeleisend wordt bedoeld dat ouders hun kinderen in de gaten houden, regels opstellen en confronteren als ze zich niet goed gedragen. Ze behoren zich te gedragen naar de wil van de

(9)

ouders. Met responsief wordt bedoeld dat ouders bewust omgaan met de individualiteit en zelfregulatie van een kind door rekening te houden, steun te bieden en aan te moedigen. Met deze twee begrippen zijn vier opvoedingsstijlen opgesteld. Vervolgens heeft Baumrind onderzocht wat het effect is van de opvoedingsstijl op alcoholgebruik. Zij heeft gevonden dat ouders zie zowel support geven als control hebben de beste uitkomsten geeft.

Het begrip veeleisend wordt in veel literatuur ook wel vertaald naar control en responsief wordt vertaald naar support. In dit onderzoek zullen ook de begrippen support en control van de ouders worden aangehouden.

De dimensies support en control worden in een groot aantal onderzoeken naar gezondheidsuitkomsten van kinderen gebruikt. De begrippen zijn voor het eerst onderzocht door Rollins en Thomas (1979). Zij beschreven hoe support een kind meer ontvankelijk voor control maakt. Uit onderzoek dat hierop aan sluit bleek dat jongeren meer geneigd zijn zich beter gedragen als ze hun ouders zien als warm en als een autoriteit (Bandura (1976). Uit een meta-analyse van 30 artikelen is gebleken dat studenten die meer support van hun ouders krijgen, later beginnen met drinken en ook minder drinken dan studenten met strenge of afwezige ouders. Deze relatie was negatief voor zowel support als control (Foxcroft en Lowe 1995). In meer recent onderzoek worden deze concepten nog steeds gebruikt. In een

onderzoek waarbij gepoogd werd een contextueel model op te stelen voor factoren die alcoholgebruik beïnvloeden werd een negatief effect van support op alcoholgebruik gevonden. Kinderen met ouders die veel support gaven hadden vaker peers die positieve waarden over alcohol hadden, waardoor ze minder alcohol dronken. Ook werd er een negatief maar kleiner effect voor oudercontrol gevonden (Coker 2001). Uit het onderzoek van Barnes (1992) blijkt dat oudersupport zorgt voor een betere band met het gezin, waardoor het kind zich bij het gezin betrokken voelt. Dat heeft tot gevolg dat het kind zich meer conformeert aan de norm van de ouders. Kinderen met een lage oudersupport scheiden zich juist af van hun

(10)

familie en gaan meer waarde hechten aan de norm van de peers. Dit zou een manier kunnen zijn waarop de effectief gebleken support werkt. De eerste hypothese die hieruit volgt is:

Hypothese 1: Kinderen die een hoge mate van oudersupport ervaren gebruiken minder alcohol dan mensen die een lage mate van oudersupport ervaren.

De dimensie van control, in tegendeel tot support, blijkt minder eenduidig in zijn resultaten. Dit komt volgens Barnes (2000) door de verschillende manieren waarop dit begrip

geconceptualiseerd en gemeten wordt. Zowel schreeuwen en fysieke straf geven als het geven van regels en streng toespreken zijn vormen van controle van ouders. Daarnaast is het

monitoren en in de gaten houden een derde vorm van controle. Deze vormen hebben

verschillende uitkomsten op het gedrag van kinderen. Uit het onderzoek van Barnes blijkt dat dwang door middel van schreeuwen een negatieve uitkomst heeft en het streng toespreken en de regelgeving weinig effect lijkt te hebben. Het monitoren van kinderen blijkt de beste methode te zijn als wordt gekeken naar alcoholgebruik (Barnes 1997). Toch blijft regelgeving een van de bekende en erkende manieren. Uit een Nederlands onderzoek dat werd uitgevoerd toen de alcoholgrens nog 16 jaar blijkt dat de effectiviteit van de regels van ouders nog door werkt nadat het gebruik legaal werd. Wel worden de regels minder streng naarmate kinderen ouder worden en wordt er ook meer gedronken (Mares 2012). In dit onderzoek is gekozen om control te meten aan de hand van monitoring omdat dit in een aantal onderzoek een duidelijk beschermend effect heeft. Uit het onderzoek van White (2006) blijkt dat hogere monitoring door ouders beschermend is voor zwaar alcoholgebruik in de late adolescentie en dat lage monitoring ook een positief effect op alcoholgebruik heeft. In een longitudinaal onderzoek werd de relatie tussen monitoring, geslacht en alcoholgebruik onderzocht. Het blijkt dat de waargenomen monitoring leidt tot minder alcoholgebruik over tijd. Het blijkt dat vrouwen een

(11)

hogere mate van monitoring van de moeder ervaarden en daarnaast minder dronken (Webb 2002). Ook uit een onderzoek van Veal (2006) blijkt dat mannen minder monitoring ervaren dan vrouwen. Het blijkt dat bij de control van ouders geslacht dus ook een rol kan spelen. Uit bovenstaande literatuur volgt deze hypothese:

Hypothese 2: Kinderen die een hoge mate van oudercontrol ervaren drinken minder alcohol dan kinderen die een lage mate van oudercontrol ervaren.

Compositionele kenmerken in de schoolcontext

In dit onderzoek wordt de schoolcontext gekozen om te dienen als plaats waar een kind zijn peers tegenkomt. Eerder onderzoek naar de school als context voor alcoholgebruik laat verschillende resultaten zien. In een aantal recente onderzoeken zijn verschillende

compositionele schoolkenmerken onderzocht waarbij gecontroleerd werd voor individuele kenmerken. Botticello (2009) vond dat kinderen op scholen in omgevingen met een hoge SES meer alcohol drinken. Ook scholen met een hoog percentage witte studenten lieten een

verhoogd gebruik zien. Uit een onderzoek naar het effect van SES op schoolniveau kwamen vergelijkbare resultaten. Er blijkt een verschil tussen scholen waarbij op scholen in een meer bevoordeelde schoolomgevingen meer wordt gedronken (Olsson 2015)). Uit het onderzoek van Hill (2015) bleek al dat op scholen met een hoge mate van armoede en etnische

minderheden juist een hoger alcoholgebruik wordt gevonden. Deze tegenstrijdigheid wordt in meer onderzoek gevonden. Wat blijkt uit al dit onderzoek is dat er een duidelijk verschil wordt gevonden per schoolcontext. Het maakt dus uit voor een individu naar welke school hij of zij gaat als er wordt gekeken naar alcoholgebruik (Botticello 2009; Olsson 2015; Hill 2015; Saab 2010).

(12)

In dit onderzoek worden de compositionele variabelen support en control onderzocht. Het gaat om de gedeelde ouder support en control die kinderen ervaren op school. Om te begrijpen hoe de invloed van ouders van een kind ook een invloed hebben de kinderen in de omgeving zijn er een aantal mogelijke mechanismen onderzocht. Het meest voor de hand liggende mechanisme is dat ouders de peergroup van hun kind beïnvloeden via het gedrag van hun eigen kind. Volgens Steinberg (2001) zijn ‘goede’ ouders zijn waarschijnlijker om een kind op te voeden die een positieve invloed heeft op andere kinderen. Dit zou dus een indirect effect zijn waarbij het gedrag van de ouders het gedrag van het kind beïnvloedt wat

vervolgens het gedrag van de peeromgeving beïnvloedt. Cleveland (2012) haalt een andere mogelijkheid aan met een meer directe werking. Ouders zouden de manier van interactie van het kind met zijn peers kunnen beïnvloeden. Zo bepalen ouders hoeveel ongecontroleerde vrije tijd kinderen hebben. Het is bewezen dat deze ongestructureerde tijd bijdraagt aan probleemgedrag zoals alcoholgebruik (Osgood 1996). Doordat ouders het kind strikt in de gaten houden hebben kinderen minder mogelijkheid om ongecontroleerde tijd met hun peers door te brengen. Daarnaast is een ander mechanisme: het directe contact tussen de kinderen en de ouders van hun peers. Cleveland beschrijft hoe ouders die liefhebbend zijn tegen hun eigen kinderen dit ook zijn tegen de vrienden van hun kinderen. Voor alcoholgebruik zou dit

kunnen betekenen dat kinderen die thuis bijvoorbeeld niet mogen drinken, dit bij hun vrienden thuis wel mogen. Dit zou een andere manier zijn waarop de control en support van ouders via de peers kan werken. Uit bovenstaande literatuur volgen hypothese 3 en 4:

Hypothese 3: Kinderen die een hoge mate van gedeelde oudersupport ervaren drinken minder alcohol dan kinderen die een lage mate van gedeelde oudersupport ervaren, gecontroleerd voor de support van hun eigen ouders.

(13)

Hypothese 4: Kinderen die een hoge mate van gedeelde oudercontrol ervaren drinken minder alcohol dan kinderen die een lage mate van gedeelde oudercontrol ervaren, gecontroleerd voor de control van hun eigen ouders.

In figuur een wordt een conceptueel model van dit onderzoek weergegeven. De

doorgetrokken pijlen zijn de effecten die worden onderzocht. De onderste lijn geeft hypothese 1 en 2 weer. De schuine lijn van de gedeelde support en control naar individueel

alcoholgebruik geeft hypothese 3 en 4 weer. De overige pijlen met stippellijn geven aan vanuit welke variabele de geaggregeerde kenmerken gevormd zijn.

Figuur 1. Conceptueel model.

3. Het onderzoek

3.1 Data, selectie en methode

De data die is gebruikt komt uit de CILS4EU-studie (Children of Immigrant Longitudinal Survey in Four European Countries). Het onderzoek heeft plaatsgevonden is vier landen:

(14)

Duitsland, Engeland, Nederland en Zweden. Voor dit onderzoek wordt alleen de data uit Nederland gebruikt, omdat het alcoholgebruik en de daarbij behorende normen en wetgeving verschillen tussen de landen. Het uitgangspunt van de studie was om migranten en ‘natives’ te vergelijken. Hierbij lag de focus op jongeren in hun context. De jongeren zijn op 14-jarige leeftijd in het schooljaar 2010/2011 geïnterviewd, net als hun ouders en leraren. Het is een longitudinale studie waarbij de studenten in twee opvolgende jaren opnieuw werden ondervraagd.

Omdat de nadruk van het CILS4EU-onderzoek ligt op de kinderen van immigranten is er gekozen voor een oversample van scholen met een hoger percentage immigranten. Per land werden de scholen ingedeeld in 4 strata, waarbij op een school in stratum 1 weinig migranten zaten en een school in stratum 4 veel. Binnen de strata werden de scholen random

geselecteerd. Ook werd een per school een vervangende school geselecteerd als er sprake zou zijn van non-respons. Uit eindelijk was er na replacement een gemiddelde respons van 91.7 procent. Binnen de scholen werden twee random derde klassen (leeftijd 14) geselecteerd. Alle leerlingen werden van een klas in twee lesuren ondervraagd. Doordat het verplicht werd door de scholen was er een lage respons. Onder de ouders en docenten was er hogere non-respons, die ook sterk verschilt per stratum. Uiteindelijk hebben in Wave 1 100 scholen deelgenomen aan het onderzoek en werden er 222 klassen ondervraagd op deze scholen. 4,363 studenten hebben meegedaan waarvan 1,481 met een migratie-achtergrond. Binnen dit onderzoek is gecorrigeerd voor de oversample omdat dit met betrekking tot alcoholgebruik een vertekend resultaat zou kunnen geven.

De hypothesen worden getest met behulp van meervoudige regressieanalyse. Met een meervoudige regressieanalyse wordt een verband gezocht tussen meerdere onafhankelijke variabelen op een afhankelijke variabele. Op deze manier kan worden onderzocht of er een

(15)

effect is van de onafhankelijke variabelen en hoe groot dit effect is. De hypothesen kunnen op deze manier worden aangenomen of verworpen.

3.2 Variabelen

De variabelen die worden gebruikt in dit onderzoek worden hieronder besproken. Alle variabelen zijn weergegeven in Tabel 3. In dit onderzoek worden een aantal variabelen in relatie tot de Y-variabele alcoholgebruik onderzocht. De support en control van ouders wordt zowel op individueel als op compositioneel niveau onderzocht. Op compositioneel wordt er gesproken over de gedeelde oudersupport en de gedeelde oudercontrol. Daarnaast worden een aantal controlevariabelen toegevoegd. Belangrijk is dat het hierbij om variabelen gaat die door het kind zijn ingevuld. De gaat daarom om de ervaren support en control van een kind.

3.2.1 Afhankelijke variabele

In dit onderzoek wordt het alcoholgebruik beschouwd als de lineaire Y-variabele. De vraag die aan de scholieren gesteld is als volgt geformuleerd: ‘Hoe vaak drink je alcohol?’. De antwoordmogelijkheden bestaan uit een vijfpuntsschaal die de volgende antwoorden omvat: ‘nooit’, ‘minder vaak’, ‘een of meerdere keren per maand’, ‘eens of meerdere keren per week’ en ‘elke dag’.

3.2.2 Onafhankelijke variabelen

De onafhankelijke variabelen bestaan uit de twee dimensies van support en control.

Deze zijn voor de ouders geconstrueerd. Vervolgens zijn deze twee variabelen geaggregeerd per school tot compositionele variabelen.

Support

De variabele support bij de ouders, oudersupport geheten, is samengesteld uit de volgende drie items: ‘Als ik verdrietig ben, proberen mijn ouders mij te troosten, ‘Mijn ouders laten me merken dat ze van me houden’ en ‘Mijn ouders proberen te begrijpen wat ik denk en voel’. De drie vragen hebben dezelfde antwoord schaal, van ‘Erg eens’ tot ‘Erg oneens’. Deze items

(16)

van een jongere belangrijk blijken. Het samenvoegen geeft een Chronbach’s Alpha van 0.851, dus de samengestelde schaal kan worden gebruikt. In Tabel 1 staat dit weergegeven. De nieuwe variabele is omgedraaid waardoor hij loopt van ‘Erg oneens’ tot ‘Erg eens’.

Deze variabele is daarnaast geaggregeerd per school. Dit is gedaan op basis van de schoolID’s die zijn toegekend door de onderzoekers die de data hebben verzameld. Hierdoor wordt dus voor elke school bepaald wat de gemiddelde oudersupport is waardoor het een compositioneel kenmerk van de school wordt. Deze variabele wordt de ‘gedeelde

oudersupport’ genoemd.

Control

De variabele controle bij de ouders, oudercontrol geheten, is samengesteld uit de volgende drie variabelen die gaan over betrokkenheid: ‘Mijn ouders zeggen dat ik ze alles moet

vertellen wat ik doe’, ‘Mijn ouders willen de ouders kennen van de mensen met wie ik omga’ en ‘Ik moet mijn ouders altijd precies vertellen waar ik ben en wat ik doe als ik niet thuis ben’. Deze drie vragen sluiten aan bij het begrip monitoring waarover uit het onderzoek blijkt dat het de beste manier van control is. Ze zeggen alle drie iets over het gaan en staan van de jongeren. Samengevoegd hebben de variabelen een Chronbach’s Alpha van 0.656. De waarden zijn weergegeven in abel 2. Het is een minder sterke schaal maar nog steeds acceptabel. Ook deze variabele is omgedraaid en krijgt een schaal van Erg eens’ tot ‘Erg oneens’.

Daarnaast is deze variabele opnieuw geaggregeerd per school. Opnieuw is het gemiddelde per schoolID bepaald en is de nieuwe variabele ‘Gedeelde oudercontrol’ gevormd. Dit laat dus de gedeelde oudercontrol zien die er op een school wordt gemeten.

(17)

3.2.3 Controle variabelen

Uit onderzoek naar alcoholgebruik zijn een aantal factoren belangrijk gebleken. Leeftijd, geslacht en etniciteit laten duidelijke verschillen zien in gebruik. Daarnaast laat schoolniveau in Nederland grote verschillen zien in de hoeveelheid alcohol en leeftijd van het eerste alcoholgebruik (HBSC 2013). Alcoholgebruikis op een duidelijke manier verbonden met de leeftijd. Alcoholgebruik is een vorm van risicogedrag waarbij de normen verbonden zijn aan de leeftijd. Op jonge leeftijd is het nog niet geaccepteerd. Hoe ouder adolescenten worden hoe gebruikelijker het wordt. Om deze reden moet de frequentie altijd in het kader van de leeftijd bekeken worden. Uit onderzoek naar geslacht blijken verschillende dingen. In het HBSC-rapport (2013) over de gezondheid van jongeren in Nederland wordt een verschil gevonden tussen jongens en meisjes wat betreft leeftijd van eerste alcoholgebruik. Echter, op latere leeftijd wordt dit verschil miniem. Vanaf 16-jarige leeftijd hebben er evenveel meisjes als jongens ooit gedronken en doen ze dat even vaak per maand (Peilstation 2015). Uit ander onderzoek blijkt dat jongens vaak meer drinken (Wilsnack 2000). Omdat het onduidelijk blijft wordt in dit onderzoek geslacht meegenomen omdat het effect van support en control per geslacht kan verschillen. Geslacht blijkt ook relevant als wordt gekeken naar in hoeverre kinderen oudercontrol ervaren. Zowel uit het onderzoek van Veal (2006) als van Webb (2002) blijkt dat meisjes een hogere mate van oudercontrol rapporteren. De variabele native, in dit onderzoek iemand die zelf in Nederland is geboren, net als zijn ouders en grootouders, is ook relevant gebleken. Uit het HBSC-onderzoek (2013) blijkt dat er een significant verschil is in gebruik tussen autochtone en allochtone jongeren. 28.3% van de autochtone jongeren dronk in de afgelopen maand, tegenover 17.6% van de allochtone jongeren. Daarnaast blijkt uit

onderzoek van Chan (2015) dat familiecohesie vooral bij witte adolescenten een grote rol speelt als beschermende factor, terwijl bij Latino adolescenten het geen relevante predictor was voor alcoholgebruik.

(18)

Tabel 1: Reliability analyse van oudersupport Gemiddelde van item S.D. van item Item-test correlatie Alpha zonder item N

Stellen mij gerust bij verdriet 4.04 .82 .64 .75 4,344 Laten zien dat ze van mij houden 4.33 .74 .66 .73 4,341 Proberen te begrijpen wat ik denk 3.93 .87 .67 .72 4,345 Schaal alpha = .805

Bron: CILS4EU.

Tabel 2: Reliability analyse van oudercontrol

Gemiddelde van item S.D. van item Item-test correlatie Alpha zonder item N

Moet alles vertellen wat ik doe 3.01 1.06 .46 .57 4,342 Kennen de ouders van de mensen met

wie ik om ga

2.76 1.03 .45 .59 4,329

Altijd precies vertellen waar ik ben en wat ik ga doen 3.00 1.12 .50 .52 4,330 Schaal alpha = .656 Bron: CILS4EU.

4. Resultaten

Beschrijvende analyses

In Tabel 3 wordt de beschrijvende statistiek weergegeven van alle variabelen die in dit onderzoek zijn gebruikt. Alcohol is de afhankelijke variabele, met een gemiddelde van 2.051 (gewogen). Deze variabele wordt uitgebreider weergeven in Tabel 4 waar het gebruik is uitgesplitst gebruik per schoolniveau op 14-jarige leeftijd. Daarnaast wordt in Figuur 3 en 4 respectievelijk gekeken naar het alcoholgebruik per geslacht en leeftijd. In Tabel 4 zie je dat van de 14-jarigen 56.7% van de vwo-leerlingen zegt nog nooit te hebben gedronken,

(19)

dan eens per maand te drinken, tegenover 19.9% van de havo-leerlingen en 17% van de vwo-leerlingen. Ook deze resultaten zijn gewogen.

In Tabel 3 worden de gebruikte variabelen weergegeven. De variabele oudersupport heeft een gemiddelde van 4.05. Een groot deel van de kinderen is het er mee eens dat ze support ontvangen. De control van de ouders ligt heeft een gemiddelde van 2.93 met een standaarddeviatie van 0.78. Deze resultaten liggen relatief gespreid. De gedeelde

oudersupport en oudercontrol hebben vrijwel dezelfde waarden als de individuele variabelen, omdat het een gemiddelde van de gemiddelden is. De verhouding tussen jongens en meisjes is vrijwel gelijk, waarbij meisjes een proportie van 49.5% zijn. Er is een relatieve

oververtegenwoordiging van vmbo-leerlingen met een proportie van 65,5%. De gemiddelde leeftijd is 14.5 jaar. Als er is gewogen valt 73.5% in de categorie native. Ongewogen is dit 58.2%.

Regressieanalyse

De resultaten van de lineaire regressie zullen hieronder beschreven worden. In Tabel 5 worden de resultaten van de analyse van support en control op alcoholgebruik weergegeven. In Tabel 6 wordt de regressie uitgesplitst op geslacht. In de analyse is het alcoholgebruik de lineaire Y-variabele. Beide tabellen bestaat uit drie modellen. In model 1 wordt de invloed van de controlevariabelen op afhankelijke variabele ‘alcoholgebruik’ vastgesteld. In model 2 worden de onafhankelijke variabelen uit de oudercontext hieraan toegevoegd. In model 3 worden de compositionele oudersupport en ouder control toegevoegd en in relatie tot elkaar geanalyseerd. In de tabel wordt steeds de Ongestandaardiseerde bèta en de significantie weergegeven.

(20)

Regressieanalyse van de compositionele support en control

Tabel 5 laat de resultaten van de regressieanalyse zien. In model 2 zijn de individuele variabelen toegevoegd aan de controlevariabelen. De variabele ouder support laat een bèta van -0.205 zien. Dit is een significant en negatief effect. Als de variabele oudersupport dus 1 punt toeneemt, neemt het alcoholgebruik met -0.205 af. Het betekent dat hoe meer support kinderen van hun ouders ontvangen, hoe minder ze drinken. Voor de variabele ouder control zien we een bèta van -0.005. Dit is geen significant effect. Dit laat zien dat als kinderen meer control van hun ouders ervaren dit geen effect heeft op hun alcoholgebruik.

In model 3 worden de compositionele variabelen toegevoegd. Dit zijn de geaggregeerde variabelen van ouder support en ouder control. Deze worden in model 3 gecontroleerd voor de individuele support en control en de controlevariabelen. De variabele gedeelde ouder support laat een negatief maar niet significant effect zien. Dit betekent dat een hogere mate van gedeelde ouder support in de omgeving geen effect heeft op het

alcoholgebruik van kinderen. De variabele gedeelde ouder control laat wel een significant effect zien. Met een bèta van -0.374 is er een negatief effect te zien. Als de gedeelde oudercontrol een punt toeneemt, neemt het alcoholgebruik met -0.374 af. Dit betekent dat hoe meer gedeelde oudercontrol er in de omgeving van kinderen is, hoe minder ze drinken, gecontroleerd voor de control van hun eigen ouders.

De controlevariabelen laten in model 3 een aantal dingen zien. Het zijn van een vrouw heeft een negatief en significant effect op alcoholgebruik. Meisjes hebben een waarde van 0.073 minder dan jongens op alcoholgebruik. Het laat zien dat meisjes minder waarschijnlijk alcohol gebruiken. Voor schoolniveau worden het vmbo- en havoniveau onderzocht met als referentie het vwo-niveau. De variabele vmbo geeft een bèta 0.332. Dit is een significant en positief effect. Een vmbo-leerling is dus 0.332 eenheden waarschijnlijker om te drinken dan een vwo-leerling. Dat wil zeggen dat kinderen op het vmbo vaker drinken dan kinderen op het

(21)

vwo. Ook voor de variabele havo is er een significant effect. Vergeleken met de referentiegroep vwo is er een verschil met een bèta van 0.108. Dit is een positief en

significant effect. Ook havoleerlingen drinken dus significant meer dan vwo-leerlingen. Het effect van leeftijd heeft een bèta van 0.285. Het is een significant positief effect. Per jaar dat een kind ouder wordt gaat zijn alcoholgebruik met 0.285 omhoog. Kinderen gaan dus meer drinken als ze ouder worden. Als wordt gekeken naar afkomst, in dit geval of iemand een native is zien we een bèta van 0.393. Een significant en positief effect. Een kind met een native achtergrond, dus waarvan zowel de ouders en grootouders als hij of zij zelf in Nederland is geboren, drinkt 0.425 eenheden meer dan een kind met een andere non-native achtergrond. Natives drinken dus meer alcohol dan niet-natives.

Regressieanalyse van de compositionele support en control naar geslacht

In Tabel 6 zijn opnieuw de effecten van control en support op kinderen onderzocht, maar is gekeken naar de verschillen tussen jongens en meisjes. Als wordt gekeken naar de variabele oudersupport zien we dat als voor jongens de support van ouders met een punt toeneemt, neemt het alcoholgebruik met -0.192 af. Dit is een significant negatief effect. Het betekent dat hoe meer support jongens van hun ouders ervaren, hoe minder ze drinken. Voor meisjes wordt voor dezelfde variabele een waarde gevonden van -0.205. Ook dit is een negatief en

significant effect. Ook voor meisjes geldt dus dat hoe meer support ze van hun ouder krijgen, hoe minder ze drinken. De variabele oudercontrol laat een duidelijker verschil tussen jongens en meisjes zien. Als voor jongens de oudercontrol een punt toeneemt, neemt het

alcoholgebruik -0.061 af. Dit is een negatief, significant effect. Vergeleken met support lijkt het een kleiner effect waarvan de gestandaardiseerde bèta’s respectievelijk 0.115 en 0.046 zijn. Bij de meisjes is het anders. De bèta is positief met een waarde van 0.045 en een bijbehorende significantie van 0.071. Er is dus bijna significant effect en positief effect.

(22)

In model 3 zijn de compositionele variabelen toegevoegd. Voor jongens geeft de gedeelde oudersupport een negatief effect maar dit is niet significant met een p-waarde van 0.302. Ook voor meisjes wordt er een niet significant effect gevonden. Dit laat opnieuw zien dat voor zowel jongens als meisjes de gedeelde support in hun omgeving geen effect heeft op het alcoholgebruik.

De compositionele variabele gedeelde ouder control via school laat wel een significant effect zien. Voor jongens neemt voor elke punt die deze oudercontrol toeneem het

alcoholgebruik af met -0.500. We zien een negatief effect van de mate van oudercontrol op school op alcoholgebruik. Dit laat zien dat hoe meer kinderen controlerende ouders hebben op een school, hoe minder er wordt gedronken door jongens. Voor meisjes heeft deze variabele een bèta van -0.274. Deze waarde heeft een p-waarde van 0.058 en is dus bijna significant. Het negatieve effect komt wel in de buurt van de gekozen p-waarde. Het effect lijkt veel groter voor jongens dan voor meisjes.

In model 1 zijn de andere controlevariabelen te zien. Tabel 5 laat zien dat jongens op het vmbo-schoolniveau een waarde van 0.316 hoger hebben dan jongens op het vwo. Jongens op het havo-schoolniveau hebben 0,180 eenheden hoger. We zien een positief en significant effect bij beide variabelen. Dit betekent het waarschijnlijker is dat jongens op het vmbo drinken dan jongens op de havo en het vwo, waarbij het vmbo een groter verschil laat zien. Meisjes op het vmbo hebben 0.396 eenheden hoger dan meisjes op het vwo. Dit is een positief en significant effect. Meisjes op het vmbo drinken meer dan meisjes op het vwo. Het effect van het zitten op een havo-school heeft bij meisjes geen significant effect. Er is dus geen duidelijk verschil in alcoholgebruik tussen de havo en het vwo.

De bèta heeft bij jongens een waarde van 0.358. Per jaar dat een jongen ouder wordt neemt het alcoholgebruik dus toe met 0.358 eenheden. Dit is een significant en positief effect.

(23)

Het laat zien dat als jongens ouder worden ze meer gaan drinken. Voor meisjes heeft de bèta van de leeftijdsvariabele een waarde van 0.153. Dit is ook een significant en positief effect. Dit laat zien dat meisjes per jaar dat ze ouder worden meer gaan drinken.

Als wordt gekeken naar afkomst, in dit geval of iemand een native is, geeft dat voor jongens een bèta van 0.533. Het is een significant en positief effect. Het laat zien dat een jongen waarvan zowel zijn ouders als hijzelf in Nederland zijn geboren, waarschijnlijker alcohol drinkt dan een jongen waarvan de ouders of hijzelf in het buitenland is geboren. Ook voor meisjes zien we eenzelfde positief en significant effect. De bèta bij de variabele native heeft bij meisjes een waarde van 0.314. Een meisje met een native-achtergrond is dus meer waarschijnlijk om te drinken dan een meisje dat een niet-Nederlandse achtergrond heeft.

Tabel 3: Descriptieven van de gewogen afhankelijke en onafhankelijke variabelen.

Bron: CILS4EU.

mean sd min max count

Alcohol Meisje Vmbo Havo Vwo Leeftijd Nativiteit Oudersupport Oudercontrol Schoolsupport School control Gedeelde oudersupport Gedeelde oudercontrol 2.051 0.495 0,655 0.195 0.150 14.49 0.735 4.050 2.928 3.375 2.101 4.052 2,926 1.016 0.660 0.662 0.778 0.196 0.254 0.122 0.119 1 0 0 0 0 13 0 1 1 1 1 1 1 5 1 1 1 1 17 1 5 5 5 5 5 5 4,257 4,358 4,327 4,327 4,327 4,309 4,363 4,333 4,325 4,363 4,363 4,363 4,363

(24)

Tabel 4: Alcoholgebruik naar schoolniveau op 14-jarige leeftijd: gewogen rij- en kolompercentages.

vmbo havo vwo totaal

Nooit 37.9% 50.6% 56.7% 44.0%

Zelden 30.1% 29.5% 26.2% 29.2%

Een of meerdere keren per maand 26.5% 15.7% 14.2% 21.7% Een of meerdere keren per week 5.2% 4.2% 2.8% 4.6%

Elke dag 0.1% Totaal 100% 100% 100% 100% N 1,076 475 556 2107 Bron: CILS4EU. Bron: CILS4EU. 0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% 45% 50%

Nooit Zelden Een of meerdere keren per

maand

Een of meerdere

keren per week Elke dag

Figuur 3: alcoholgebruik naar geslacht

(25)

Bron: CILS4EU.

Tabel 5. Meervoudige regressieanalyse van alcoholgebruik van scholieren op individuele en compositionele support en control en controle variabelen: Ongestandaardiseerde regressie-coëfficiënten en p-waarden.

Model 1 Model 2 Model 3

B P B P B P Controle variabelen Vrouw Vmbo Havo Leeftijd Native -0.080* 0.353* 0.145* 0.258* 0.425* 0.011 0.000 0.003 0.000 0.000 -0.72* 0.343* 0.132* 0.253* 0.422* 0.020 0.000 0.007 0.000 0.000 -0.073* 0.332* 0.108* 0,257* 0.393* 0.018 0.000 0.031 0.000 0.000 Individueel Oudersupport Oudercontrol -0.205* -0.005 0.000 0.776 -0.198* 0.005 0.000 0.772 Compositioneel Gedeelde oudersupport Gedeelde oudercontrol -0.175 -0.374* 0.139 0.000 Adjusted R2 N 0,088 4309 0,107 4309 0,108 4309 * p <0,05 Bron: CILS4EU. 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70%

Nooit Zelden Een of meerdere

keren per maandEen of meerderekeren per week Elke dag

Figuur 4: Alcoholgebruik per leeftijd met weging.

(26)

Tabel 6. Meervoudige regressieanalyse van alcoholgebruik van scholieren op individuele en compositionele support en control en controle variabelen: Ongestandaardiseerde regressie-coëfficiënten en p-waarden.

Model 1 Model 2 Model 3

B P B P B P Jongens Controle variabelen Vmbo Havo Leeftijd Native 0.316* 0.180* 0.358* 0.533* 0,000 0,017 0,000 0,000 0.310* 0.167* 0.346* 0.519* 0,000 0,025 0,000 0,000 0.299* 0.144 0.345* 0.484* 0,000 0,057 0,000 0,000 Individueel Oudersupport Oudercontrol -0.192* -0.061* 0,000 0,030 -0.184* -0.049 0.000 0.081 Compositioneel Gedeelde oudersupport Gedeelde oudercontrol -0.180 -0.500* 0,302 0,002 Adjusted R2 N 0,115 2082 0,131 2006 0,137 2006 Meisjes Controle variabelen Vmbo Havo Leeftijd Native 0.396* 0.118 0.153* 0.314* 0,000 0,071 0,000 0,000 0.381* 0,104 0,152* 0,328* 0,000 0,108 0,000 0,000 0,372* 0.083 0.158* 0,306* 0,000 0,209 0,000 0,000 Individueel Oudersupport Oudercontrol -0.205* 0,045~ 0,000 0,071 -0.199* 0.055* 0,000 0,033 Compositioneel Gedeelde oudersupport Gedeelde oudercontrol -0.135 -0.274~ 0.401 0.058 Adjusted R2 N 0,064 2171 0,087 2118 0,085 218 * p <0,05 Bron: CILS4EU.

(27)

5. Conclusie

Het doel van dit onderzoek is om te onderzoeken of kinderen niet alleen worden beïnvloed door de support en control die ze van hun eigen ouders krijgen, maar ook van de support en control die ze van anderen in hun peergroep krijgen. De onderzoeksvraag was of kinderen in de schoolcontext onder invloed zijn van een gedeeld ouderschap, los van het ouderschap dat zij van hun eigen ouders ontvangen. Het onderzoek draagt hierdoor bij aan de kennis over de manieren waarop alcoholgebruik wordt beïnvloed door ouders en peers. Verwacht werd dat hoge support en control van ouders een beschermend effect heeft op alcoholgebruik. Naast dat dit op individueel niveau thuis werkt, geldt dit ook voor de gedeelde support en control die kinderen ervaren in de schoolcontext. In figuur 5 worden de resultaten overzichtelijk weergegeven.

Het onderzoek bevestigt de hoofdvraag tot op zekere hoogte. Er blijkt inderdaad een effect van het gedeelde ouderschap dat wordt overgedragen in de schoolcontext. Het blijkt met name dat de gedeelde oudercontrol die kinderen ervaren een significant en negatief effect heeft op het alcoholgebruik. Het is dus zo dat hoe meer gedeelde oudercontrol er in de

omgeving van kinderen is, hoe minder ze drinken, gecontroleerd voor de control van hun eigen ouders. Uit het onderzoek komt ook naar voren dat voor gedeelde oudersupport geen effect wordt gezien. Dit zou kunnen liggen aan de compositionele variabele zelf waarvan de invloed op alcohol wordt gemeten, want ook op individueel niveau worden twee verschillende resultaten gezien. Hier wordt juist een duidelijk effect van de individuele oudersupport

gezien. Het blijkt dat hoe meer support kinderen van hun ouders ontvangen, hoe minder ze drinken. Voor de variabele oudercontrol zien we geen significant effect, tenzij we de resultaten per geslacht bekijken.

Het blijkt dat de oudercontrol voornamelijk een duidelijk significant effect op jongens heeft, waar voor meisjes dit effect niet significant is. Als ook voor de gedeelde oudercontrol

(28)

per geslacht wordt gekeken blijkt dat het effect voor jongens groot en significant is, waar het voor meisjes kleiner en slechts bijna significant is. Als jongens een hoge mate van gedeelde oudercontrol ervaren heeft dit dus een sterker effect op het alcoholgebruik dan voor meisjes. Uit de literatuur blijkt dat meisjes een hogere mate van control ervaren dan mannen. Het zou dus zo kunnen zijn dat jongens die wel minder ervaren, maar als ze het ervaren het een sterker effect heeft op het alcoholgebruik. Uit het onderzoek van Veal (2006) blijkt dat monitoring bij meisjes een effect heeft op de hoeveelheid alcohol die ze drinken en bij jongens het een effect heeft op de frequentie. Dit zou aansluiten bij de tweede en vierde hypothese. Wat duidelijk naar voren komt is dat de gedeelde oudercontrol een effect heeft op kinderen. Het zou zo kunnen zijn dat de strikte monitoring van één ouder maar weinig effect heeft op het alcoholgebruik, maar als kinderen in een omgeving zijn waar meer kinderen strikte ouders hebben er wel een effect is. Dit kan worden verklaard doordat alcoholgebruik

normafhankelijk is. Uit een onderzoek van Perkins (2009) blijkt dat als de norm omtrent alcohol van een adolescent overeenkomt met die van zijn peeromgeving hij geneigd is meer te drinken. Ook blijkt uit een onderzoek van Brooks (2013) dat perceptie van het alcoholgebruik van peers door kinderen een significant mediërend effect is voor hun alcoholgebruik, waarbij dit effect sterker blijkt voor mannen. De oudercontrol zou op groepsniveau dus de norm kunnen worden, waarbij kinderen die hiervan afwijken positief beïnvloed worden terwijl op individueel niveau kan de control de band tussen de ouders en het kind kunnen verslechten door een ‘strenge’ ouder te zijn.

Oudersupport geeft enkel op individueel niveau een significant beschermend effect. Dit bevestigt de eerste hypothese: Kinderen die meer oudersupport ervaren drinken minder dan kinderen die een lage mate van oudersupport ervaren. Dit bevestigt wat in veel onderzoek al werd aangetoond. Het sluit aan bij het idee dan kinderen die een hoge mate van support van hun ouders vaak een betere band hebben met hun ouders. Barnes (2001) vond dat kinderen

(29)

zich hierdoor meer gedragen naar de norm van de ouders, waarbij ze zich juist minder laten beïnvloeden door hun peers. Ouders willen hun kind beschermen en keuren risicogedrag zoals alcoholgebruik eerder af. Dit zou een manier kunnen zijn waarop hoge support minder

alcoholgebruik laat zien. In een ander onderzoek werd gevonden dat kinderen die veel oudersupport ervaarden vaker peers hadden met positieve waarden over alcohol. Een hoge mate van oudersupport zou dus kunnen beschermen tegen deviante peers. Het zou dus ook mogelijk zijn dat kinderen juist peers selecteren op het hebben van dezelfde norm die ze van hun ouders meekrijgen. In dit onderzoek werd geen effect gevonden van gedeelde

oudersupport, ondanks dat dit wel werd verwacht. Het zou kunnen zijn dat support vooral op individueel niveau werkt omdat het kind door het support meer waarde hecht aan het gezin dan kinderen die een slechte band hebben met hun ouders. Hierdoor conformeert het kind zich meer aan de norm van de ouders. Daarbij zou het verschil tussen support en control zijn dat support bijdraagt aan de band tussen de ouders en het kind en control hieraan af doet omdat kinderen zich misschien wel meer afzetten tegen strenge ouders.

Figuur 5. Overzicht van de effecten.

Individueel Gedeeld/Compositioneel

Oudersupport + 0

Oudercontrol 0/+ +

Het onderzoek brengt een relatie tussen ouderschap en alcohol aan het licht die nog niet eerder is onderzocht. Twee processen worden in relatie tot elkaar bekeken, namelijk de relatie tussen de ouder en het kind en tussen het kind en zijn peers in de schoolcontext. Er blijkt een effect binnen dit mesosyteem. Door ouderschap te zien als beïnvloedende variabele voor peerrelaties zijn er aantal mogelijke mechanismen naar voren gekomen. Op basis van de

(30)

resultaten kan worden geconcludeerd dat er een context effect is van de compositionele variabele oudercontrol. Het erkent het belang van het ecologische model van Bronfenbrenner wat laat zien dat de ontwikkeling van een kind onder invloed staat van een groot aantal factoren die elkaar ook weer beïnvloeden. Support en control blijken beide relevante

voorspellers voor alcoholgebruik, maar het verschil is belangrijk als wordt gekeken naar het effect op alcoholgebruik. Dit spreekt onderzoek waarbij zowel support en control een beschermend effect belangrijk bleken tegen. Het blijkt hoe complex deze relaties zijn. In vervolgonderzoek zou het model van Bronferbrenner uitgebreider moeten worden onderzocht omdat dit slecht een klein deel beslaat van het totale veld aan invloeden van alcoholgebruik. Dit onderzoek heeft een aantal implicaties voor toekomstige preventie. Het laat ten eerste het belang van ‘goed’ ouderschap zien. Preventieprogramma’s die zich richten op het verbeteren van ouderschap dragen bij aan minder alcoholgebruik op jonge leeftijd. Omdat dit soort programma’s vaak vrijwillig zijn doet er maar een klein aantal ouders mee. Nu blijkt dat dit alsnog een effect kan hebben op de kinderen waarvan de ouders niet participeren door hun peers in de schoolomgeving. Toekomstige interventies zouden zich daarom kunnen richten op de ouders die wel bereid zijn mee te doen, om daarmee ook de andere kinderen te bereiken.

6. Discussie

Er zijn een aantal punten die moeten worden overwogen in relatie tot de bruikbaarheid van dit onderzoek. De items uit de vragenlijst van de CILS4EU die voor onderzoek naar dit

onderwerp bruikbaar waren hebben een aantal beperkingen.

Op theoretisch niveau blijft het belangrijk om op te merken dat ‘goed’ ouderschap waarschijnlijk gerelateerd is aan andere belangrijke protectieve factoren. Zo kan er bijvoorbeeld minder monitoring zijn in gebroken gezinnen of zijn er ouders die zelf veel

(31)

ook hun kind ook vaker verwaarlozen, dus zowel lage support als control geven (Wasdom 2001). Omdat deze vragen niet in het onderzoek waren opgenomen kan daar helaas niet voor worden gecontroleerd en kan deze band niet verder worden onderzocht.

Wat betreft de validiteit van het onderzoek is het belangrijk de meting van de variabele alcoholgebruik te noemen. Door enkel de frequentie te meten wordt geen nuance in de

kwantiteit van het gebruik gebracht. Als het gaat over schadelijk alcoholgebruik in ander onderzoek is bingedrinken (meer dan 5 glazen op een avond) relevant, maar daar werd in dit onderzoek geen vraag over gesteld. Daarnaast was er geen informatie vanuit de scholier wat betreft zijn mening en normen over alcohol en in hoeverre er binnen zijn peergroep werd gedronken. Een gevolg hiervan is dat in dit onderzoek alcoholgebruik is geaggregeerd naar het schoolniveau, waardoor er geen beeld is van het alcoholgebruik in de directe

peeromgeving. Daarnaast is er ook geen beeld van de peers die een kind buiten school ziet. Juist problematische jongeren die meer alcohol drinken hebben misschien meer vrienden uit de wijk.

Omdat dit een cross-sectioneel onderzoek is het niet mogelijk om iets te zeggen over de causaliteit. In dit onderzoek wordt gesteld dat de band met de ouders bepalend is voor de band met de peers. Hoe slechter het met de ouders gaat, hoe meer kinderen naar de peers neigen. Probleemgedrag is vaak een vicieuze cirkel waarbij de band met de ouder ook steeds slechter zou kunnen worden door de invloed van de peers. Het gebruikte model van

(32)

7.

Literatuurlijst:

Baumrind, D. (1987). A developmental perspective on adolescent risk taking in contemporary America. New directions for child and adolescent development, 1987(37), 93-125. Baumrind, D. (1978). Parental disciplinary patterns and social competence in children. Youth

& Society, 9(3), 239-267.

Baumrind, D. (1991). The influence of parenting style on adolescent competence and substance use. The Journal of Early Adolescence, 11(1), 56-95.

Bandura, A. (1976). Self-reinforcement: Theoretical and methodological considerations. Behaviorism, 4(2), 135-155

Barnes, G. M., & Farrell, M. P. (1992). Parental support and control as predictors of

adolescent drinking, delinquency, and related problem behaviors. Journal of Marriage and the Family, 763-776.

Boelema, S. Ter bogt, T, Van den Eijnden, R. en Verdurmen, J. (2009). Fysieke, functionele en gedragsmatige effecten van alcoholgebruik op de ontwikkeling van 16-18 jarigen. Utrecht: Trimbos Instituut/Universiteit van Utrecht.

Botticello, A. (2009). School Contextual Influences on the Risk for Adolescent Alcohol Misuse. American Journal of Community Psychology, 43(10), 85-97. Brooks-Russell, A., Simons-Morton, B., Haynie, D., Farhat, T., & Wang, J. (2014). Longitudinal relationship between drinking with peers, descriptive norms, and adolescent alcohol use. Prevention Science, 15(4), 497-505

Cleveland, M. J., Feinberg, M. E., Osgood, D. W., & Moody, J. (2012). Do peers' parents matter? A new link between positive parenting and adolescent substance use. Journal of studies on alcohol and drugs, 73(3), 423-433.

Codebook:
CILS4EU. 2014. Children of Immigrants Longitudinal Survey in Four European Countries. Codebook. Wave 1 – 2010/2011, v1.1.0. Mannheim: Mannheim University. Coker, J. K., & Borders, L. D. (2001). An analysis of environmental and social factors

affecting adolescent problem drinking. Journal of Counseling & Development, 79(2), 200-208.

Currie, C., Zanotti, C., Morgan, A., Currie, D., de Looze, M., Roberts, C., ... & Barnekow, V. (2009). Social determinants of health and well-being among young people. Health Behaviour in School-aged Children (HBSC) study: international report from the, 2010,

(33)

Foxcroft, D. R., & Lowe, G. (1991). Adolescent drinking behaviour and family socialization factors: a meta-analysis. Journal of Adolescence, 14(3), 255-273.

Giordano, P. C. (2003). Relationships in adolescence. Annual review of Sociology, 29(1), 257-281.

Hill, D. and Mrug, S. (2015). School-Level Correlates of Adolescent Tobacco, Alcohol, and Marijuana Use. Substance Use & Misuse, 50(12), 1518-1528.

Igra, V., & Irwin, C. E. (1996). Theories of adolescent risk-taking behavior. In Handbook of adolescent health risk behavior (pp. 35-51). Springer, Boston, MA.

Kalter, F., Heath, Anthony F. , Hewstone, M., Jonsson, J. O., Kalmijn, M., Kogan, I., & Van Tubergen, F. (2013). Children of Immigrants Longitudinal Survey in Four European Countries (CILS4EU). Cologne: GESIS Data Archive. ZA5353 Data file Version 1.0 Mares, S., Lichtwarck-Aschoff, A., Burk, Q. et al. (2012). Parental alcohol-specific rules and

alcohol use from early adolescence to young adulthood. Journal of child psychology and psychiatry, 53(7), 798-805.

Monshouwer K, Van Dorsselaer S, Gorter A, Verdurmen J, & Vollebergh W (2004). Jeugd en riskant gedrag. Kerngegevens uit het Peilstationsonderzoek 2003. Utrecht: Trimbos-instituut.

Ohannessian, C. M., Finan, L. J., Schulz, J., & Hesselbrock, V. (2015). A long-term longitudinal examination of the effect of early onset of alcohol and drug use on later alcohol abuse. Substance abuse, 36(4), 440-444.

Osgood, D. W., Wilson, J. K., O'malley, P. M., Bachman, J. G., & Johnston, L. D. (1996). Routine activities and individual deviant behavior. American Sociological Review, 635-655.

Peilstationsonderzoek Scholieren/Leefstijlmonitor, Trimbos-instituut i.s.m. RIVM, 2015. Perkins, H. W., & Berkowitz, A. D. (1986). Perceiving the community norms of alcohol use

among students: Some research implications for campus alcohol education programming. International journal of the Addictions, 21(9-10), 961-976.

Reeb, B. T., Chan, S. Y. S., Conger, K. J., Martin, M. J., Hollis, N. D., Serido, J., & Russell, S. T. (2015). Prospective effects of family cohesion on alcohol-related problems in adolescence: Similarities and differences by race/ethnicity. Journal of youth and adolescence, 44(10), 1941-1953.

(34)

Saab, H. and Klinger, D. (2010). School differences in adolescent health and wellbeing: Findings from the Canadian Health Behaviour in School-aged Children Study. Social Science & Medicine, 70(6), 850-858.

Sawyer, S., Afifi, R., Bearinger, L. et al. (2012). Adolescence: a foundation for future health. The Lancet 9826(379), 1630-1640.

Sharmin, S., Kypri, K., Khanam, M., Wadolowski, M., Bruno, R., Attia, J., ... & Mattick, R. P. (2017). Effects of parental alcohol rules on risky drinking and related problems in adolescence: Systematic review and meta-analysis. Drug & Alcohol Dependence, 178, 243-256.

Steinberg, L., & Morris, A. S. (2001). Adolescent development. Annual review of psychology, 52(1), 83-110.

Steinberg, L. (2008). A social neuroscience perspective on adolescent risk-taking. Developmental Review, 28(1), 78-106.

Technical Report:
CILS4EU. 2014. Children of Immigrants Longitudinal Survey in Four European Countries. Technical Report. Wave 1 – 2010/2011, v1.1.0. Mannheim: Mannheim University.

Van Hasselt, N., Van Bunningen, N., & Bovens, R. (2011). Alcohol en agressie: een complexe relatie. Justitiële Verkenningen, 37(4), 65.

Veal, M., & Ross, L. (2006). Gender, alcohol consumption, and parental monitoring. The Journal of Psychology, 140(1), 41-52.

Viner, R. et al. (2012) Adolescence and the social determinants of health. The Lancet, 9826(379), 1641-1652.

Webb, J. A., Bray, J. H., Getz, J. G., & Adams, G. (2002). Gender, perceived parental monitoring, and behavioral adjustment: Influences on adolescent alcohol use. American Journal of Orthopsychiatry, 72(3), 392.

White, H. R., McMorris, B. J., Catalano, R. F., Fleming, C. B., Haggerty, K. P., & Abbott, R. D. (2006). Increases in alcohol and marijuana use during the transition out of high school into emerging adulthood: The effects of leaving home, going to college, and high school protective factors. Journal of studies on alcohol, 67(6), 810-822.

Wilsnack, R. W., Vogeltanz, N. D., Wilsnack, S. C., & Harris, T. R. (2000). Gender

(35)

Widom, C. S. (2001). Alcohol abuse as risk factor for and consequence of child abuse. Alcohol Research, 25(1), 52.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De wijze waarop dit economisch motief voor de dag komt, soms in zijn uitwerking wordt geremd, soms wordt bevorderd en soms zelfs geheel schijnt te verdwij- nen, wordt voor een

De laagste gemiddelde leeftijd (37 jaar) hebben degene met een af- wijkend bedrijfstype (speciale bedrijven)? voor dit soort bedrijven is kennelijk meer animo bij de jongere

Voor zover er wel werd geadviseerd door de ouders, werden de ambachtelijke beroepen het meest aangeraden (31%)« Het landarbeidersberoep werd veel min- der vaak aangeraden (11%).

Monster 3 bevat vrij veel in water oplosbare stikstof, veel fosfaat en zeer veel kali* In ver­ gelijking met monster 3 bevat monster 4 vat minder stikstof en iets meer fosfaat*

Figure 5.6: Plot of the Sensor Node Idle State Supply Current as Measured by the Sensor Node and the Tektronix DMM4050 Precision Digital Multimeter for 10 Nodes Descriptive

The aim of this research was to analyse the profile of nutrition interventions for combating micronutrient deficiency with particular focus on food fortification reported in

It allows us to develop playgrounds that support open-ended play while keeping the players engaged.. However, the mere introduction of technology into playgrounds is not a guarantee

Toelichting van begrippen • Arbeidsopbrengst ondernemer = de vergoeding voor de arbeid die de ondernemer levert inclusief leidinggeven en het door hem gedragen ondernemersrisico in