• No results found

De relatie tussen ADHD-symptomen, leeftijd en reactiesnelheid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De relatie tussen ADHD-symptomen, leeftijd en reactiesnelheid"

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Relatie tussen ADHD-symptomen, Leeftijd en

Reactiesnelheid

Nikki Goes

Studentnummer: 10364811 Universiteit van Amsterdam Begeleid door: Hyke Tamminga

Aantal woorden onderzoeksverslag: 4302 Aantal woorden abstract: 211

(2)

Abstract

In de afgelopen decennia is er veel onderzoek gedaan naar ADHD bij kinderen, maar het onderzoek naar ADHD bij volwassenen komt de laatste jaren pas op gang.

Volwassenen met ADHD ervaren vaak problemen in het dagelijks leven en hebben mogelijk een lager cognitief vermogen. Ondanks dat bij iedereen uiteindelijk sprake is van cognitieve veroudering, lijkt veroudering een belangrijk proces te zijn bij volwassenen met ADHD. In dit onderzoek is daarom onderzocht of de relatie tussen leeftijd en reactiesnelheid afhankelijk is van de mate van ADHD-symptomen. Dit werd onderzocht bij 83 volwassenen deelnemers uit de algemene populatie, die een leeftijd hadden tussen de 45 en 75 jaar. De reactietijd werd gemeten door middel van een simpele reactietijdtaak en een complexe reactietijdtaak, waarbij onderscheid werd gemaakt tussen de intra-individuele variabiliteit en de gemiddelde reactietijd. Er is gekeken naar een simpele en een complexe reactietijdtaak, omdat werd

verondersteld dat de complexe reactietijdtaak hogere cognitieve processen vereist en dus een lastigere taak is dan de simpele reactietijdtaak. In deze studie werd er een negatieve relatie gevonden tussen ADHD, leeftijd en reactiesnelheid. Oudere volwassen met een hogere mate van ADHD-symptomen hadden een hogere intra-individuele variabiliteit op complexe reactietijdtaken, maar geen langzamere reactietijd in vergelijking met jongere volwassenen en volwassenen met een lagere mate van ADHD-symptomen.

(3)

De Relatie tussen ADHD-symptomen, Leeftijd en Reactiesnelheid

Attention deficit/hyperactivity disorder (ADHD) is een ontwikkelingsstoornis die ontstaat in de kindertijd en zich door ontwikkelt in de volwassenheid waarbij symptomen als impulsiviteit, rusteloosheid en/of concentratieproblemen de belangrijkste kenmerken zijn (Seidman, 2006). De prevalentie van ADHD in de volwassenheid wordt geschat op 1-7% (Das, Cherbuin, Easteal & Anstey, 2014). Doordat volwassenen met ADHD veel last hebben van aandachttekort ervaren zij veel problemen in het dagelijks leven. Dit zijn bijvoorbeeld problemen op het werk en/of relatieproblemen (Seidman, 2006).

Ondanks de problemen die volwassenen met ADHD ervaren, komt het

onderzoek naar ADHD bij volwassenen de laatste jaren pas op gang (Seidman, 2006). Uit eerdere onderzoeken is gebleken dat volwassenen met ADHD slechter presteren op cognitieve taken dan volwassenen zonder ADHD. Daarnaast is ook naar voren gekomen dat volwassenen met ADHD vaak aangeven in zelfrapportage dat zij veel cognitieve problemen ervaren in verschillende neuropsychologische domeinen (Fuermaier et al., 2015). Verder is gebleken uit onderzoek van Golimstok et al. (2010) dat volwassenen met ADHD een hoger risico hebben op het ontwikkelen van Lewy-Body dementie. Bij dementie is er sprake van cognitieve veroudering en ondanks dat dit één van de weinige onderzoeken is dat heeft gekeken naar cognitieve

veroudering bij ADHD, lijkt veroudering wel een belangrijk proces te zijn bij

(4)

ADHD bij volwassenen is of de volwassenen met ADHD meer last hebben van cognitieve veroudering dan volwassenen zonder ADHD.

Cognitieve veroudering is een proces dat zowel bij de algemene populatie als bij mensen met neurologische stoornissen plaatsvindt (Bramham et al., 2012). Er kan onderscheid gemaakt worden tussen functies die ongeveer tot het 60ste levensjaar

toenemen, zoals geheugen. Daarnaast zijn er functies die vanaf de vroege volwassenheid al afnemen, rond een jaar of 20, zoals reactiesnelheid (Salthouse, 2010). Een belangrijk concept om cognitieve veroudering mee te kunnen meten is dus met behulp van reactietijdtaken. Dit komt doordat er een sterke relatie bestaat tussen reactiesnelheid en leeftijd. Vanaf de volwassenheid wordt bij de toename van de leeftijd een afname van de reactiesnelheid gezien en de reactiesnelheid wordt ook steeds variabeler (Der & Deary, 2006). Variabiliteit, ofwel intra-individuele

variabiliteit, is de variabiliteit in responssnelheid van een deelnemer op een test binnen een testonderzoek. Daarnaast wordt gevonden dat reactietijdtaken hoog correleren met andere cognitieve taken en zijn ze relatief simpel uit te voeren in neuropsychologisch onderzoek, waardoor je met een reactietijdtaak alleen al een goed beeld kunt krijgen van het cognitieve vermogen (Der & Deary, 2006).

Er zijn verscheidene reactietijdtaken die gebruikt worden om cognitieve vermogens mee te testen. De twee meest gebruikte testen zijn een Choice Reaction Time test (Choice RT) en een Simple Reaction Time test (Simple RT). Bij Choice RT tests moeten de deelnemers bij het drukken een keuze maken tussen 2 knopjes, dit is een complexere taak doordat er een keuze gemaakt moet worden. Bij Simple RT tests

(5)

moet er enkel op één knopje gedrukt worden, dit is dus een simpelere taak. Zowel bij Choice RT tests als bij Simple RT tests neemt de reactiesnelheid eerst toe en daarna af, maar de leeftijd waarop dit gebeurt verschilt (Clark et al., 2006; Deary & Der, 2005). Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de twee taken in verschillende mate een beroep op de cognitieve belasting van een deelnemer doen (Der & Deary, 2006). Choice RT tests vereisen hogere, complexe cognitieve processen in vergelijking tot Simple RT tests. Daarnaast is gevonden dat de intra-individuele variabiliteit groter is in Choice RT tests dan in Simple RT tests. Ook hier is de mogelijke verklaring dat Choice RT tests meer mentale stappen vereisen dan Simple RT tests (Dykiert, Der, Starr & Deary, 2012).

Ook over cognitieve veroudering bij ADHD is steeds meer bekend, zoals onder andere het fenomeen cognitieve reserve. Cognitieve reserve is de weerstand van het brein tegen effecten van stoornissen zoals dementie (Whalley, Deary, Appleton & Starr, 2004). Een volwassene met een hoger cognitief vermogen heeft daarbij een lager risico op het ontwikkelen van een dementie dan een volwassene met een lager cognitief vermogen. ADHD is een ontwikkelingsstoornis die zich van kinds af aan ontwikkelt en zich door ontwikkelt in de volwassenheid. Doordat het een stoornis is in de ontwikkeling ligt het eindpunt van sommige cognitieve functies later in de ontwikkeling dan normaal of is het uiteindelijke niveau van de cognitieve functies lager dan bij een normale ontwikkeling wordt verwacht. Met name in de prefrontaal cortex vinden er belangrijke veranderingen en processen plaats (Bugg, Zook, DeLosh, Davalos & Davis, 2006). Doordat het eindpunt later ligt in de

(6)

ontwikkeling en/of het niveau lager ligt, is het mogelijk dat volwassenen met ADHD een lager cognitief vermogen hebben dan volwassenen zonder ADHD. Het risico op het ontwikkelen van een dementie en cognitieve veroudering lijkt dan groter te zijn voor volwassenen met ADHD dan voor volwassenen zonder ADHD.

Eerder ging het over reactietijdtaken bij volwassenen uit de algemene populatie, maar er zijn ook enkele studies uitgevoerd naar reactietijdtaken bij volwassenen met ADHD. Zo is er in het ene onderzoek een kleine effect size gevonden. Wat inhoudt dat volwassenen met ADHD weinig verschillen van

volwassenen zonder ADHD (Hervey, Epstein & Curry, 2004). In ander onderzoek is gevonden dat volwassenen met ADHD een langzamere reactietijd hebben dan

volwassenen zonder ADHD (Fuermaier et al., 2015). In dit onderzoek was sprake van een medium effect size en dus kan er met meer zekerheid gezegd worden dat

volwassenen met ADHD langzamer zijn op een reactietijdtaak dan volwassenen zonder ADHD. De uitkomsten over reactiesnelheid en variabiliteit bij volwassenen met ADHD zijn niet eenduidig. Zo vond Kofler et al. (2013) dat volwassenen met ADHD meer variabel zijn dan volwassenen zonder ADHD, maar niet langzamer zijn als er gecontroleerd wordt voor de variabiliteit. Intra-individuele variabiliteit is niet alleen een verschijnsel dat voorkomt bij de normale populatie, maar het wordt ook gezien als één van de stabiele hoofdkenmerken van ADHD (Kofler et al., 2013). In het ADHD onderzoek wordt de intra-individuele variabiliteit geïnterpreteerd als

(7)

Zoals eerder benoemd zijn er tot nu toe maar enkele onderzoeken gedaan naar reactietijdtaken bij volwassenen met ADHD en hier is nog maar weinig over bekend. Met name over de relatie tussen reactiesnelheid bij volwassen met ADHD en

cognitieve veroudering is vrijwel niets bekend. Vanuit de cognitieve reserve theorie kan beredeneerd worden dat volwassenen met ADHD een lager cognitief vermogen hebben en daardoor mogelijk sneller cognitief zullen verouderen. Door hier meer onderzoek naar te doen, kan er een link worden gelegd tussen cognitieve

veroudering en ADHD.

Iedereen heeft in een bepaalde mate ADHD-symptomen en ook bij iedereen is er uiteindelijk sprake van cognitieve veroudering. In deze studie zal daarom

onderzocht worden of de negatieve relatie tussen leeftijd en reactiesnelheid afhankelijk is van de mate van ADHD-symptomen. Aangezien intra-individuele variabiliteit één van de hoofdkenmerken van ADHD is en volwassenen met ADHD waarschijnlijk een lager cognitief vermogen hebben, lijkt het aannemelijk dat er een relatie bestaat tussen de mate van ADHD-symptomen en cognitieve veroudering.

Om dit te onderzoeken, wordt er gekeken naar de mate van ADHD-symptomen bij volwassenen tussen de 45 en 75 jaar. Elke deelnemer maakt een Simple RT en een Choice RT als reactietijdtaak. De verwachting is dat naarmate deelnemers ouder zijn, zij in het algemeen meer variabel zijn en langzamer reageren. Ook kan verwacht worden dat bij een hogere mate van ADHD-symptomen de intra-individuele variabiliteit groter zal zijn, maar dat er geen sprake zal zijn van een langzamere reactietijd. Daarnaast wordt verwacht dat zij meer problemen ervaren op

(8)

de Choice RT dan op de Simple RT. Oudere deelnemers die meer ADHD-symptomen hebben zullen meer variabel zijn, maar niet langzamer.

Methode Deelnemers

Het totaal aantal deelnemers bestond uit 83 proefpersonen die een leeftijd hadden tussen de 46 en de 71 jaar (M = 56.38 , SD = 6.56). De enige eisen waren dat de proefpersonen tussen de 45 en 75 jaar moesten zijn en naar de Universiteit van Amsterdam moesten komen om het onderzoek uit te voeren. Proefpersonen werden geëxcludeerd als er sprake was van een score van 24 of lager op de Mini-Mental State Examination (MMSE) (Kok, Verhey & Schmand 2004). Bij een score van 24 of lager is de score mild, matig of ernstig en is er mogelijk sprake van dementie (Das et al., 2014). De dementie kan de betrouwbaarheid van de resultaten aantasten. Daarnaast werden proefpersonen geëxcludeerd bij een score van 20 of hoger op de Beck

Depression Inventory (BDI)-II (van der Does, 2002). Bij een score van 20 of hoger is er sprake van een matige of ernstige depressie (Osman, 2008), die de reactiesnelheid mogelijk negatief kan beïnvloeden (Semeijn, 2015). Verder zijn neurologische aandoeningen en kleurenblindheid ook als exclusiecriteria gehanteerd. Onder neurologische aandoeningen valt onder andere een hersenbloeding, herseninfarct, epilepsie en degeneratieve aandoening. Dit zijn met name ernstige neurologische aandoeningen. Een TIA of neuropathie valt hier niet onder. Zowel neurologische aandoeningen als kleurenblindheid werden uitgevraagd in een algemene vragenlijst.

(9)

Materialen

Beck Depression Inventory (BDI)-II (van der Does, 2002): De BDI is een

depressievragenlijst die door de deelnemer zelf wordt ingevuld. De BDI bestaat uit 21 items, waarin verschillende symptomen van depressie zoals bepaald in de DSM- IV wordt uitgevraagd. Voor elk item kan gescoord worden op een schaal van 0 tot 3. Hierbij kan men aangeven in hoeverre de stelling van toepassing is op de afgelopen twee weken. De totale score kan als volgt geïnterpreteerd worden: 0-13 geen

depressie, 14-19 milde depressie, 20-28 moderate depressie en 29-63 ernstige

depressie (Osman, 2008). Een voorbeeldvraag is: Mislukkingen (0 = ik voel me geen mislukking, 1 = ik heb te veel dingen laten mislukken, 2 = als ik terugkijk, zie ik een hoop mislukkingen, 3 = ik vind dat ik als persoon een totale mislukking ben). Mini-Mental State Examinatie (MMSE) (Kok et al., 2004): De MMSE is een screeningsinstrument dat gebruikt wordt om deelnemers met een mogelijke

dementie uit te sluiten van het onderzoek. Het is een aanpassing op een bestaande test. De MMSE bestaat uit 20 items waarin verschillende domeinen aan bod komen. Er kan een totale score behaald worden van 30 punten. De totale score kan als volgt geïnterpreteerd worden: 0-9 ernstig, 10-20 matig, 21-24 mild, 25-30 normaal. Een voorbeelditem is: Welk jaar is het?

ADHD Rating Scale Screening (ADHD-SR) (Buitelaar & Kooij, 2000): De mate van ADHD-symptomen is gebaseerd op de ADHD-SR, een screeninginstrument gebaseerd op de DSM-IV criteria voor ADHD. De ADHD-SR bestaat uit 23 items waarbij gescoord kan worden op een schaal van 0 tot 3. Men kan hierbij aangeven in

(10)

hoeverre de stelling gedurende het leven het gedrag het beste beschrijft. De

vragenlijst is aangepast voor dit onderzoek. In de oorspronkelijke vragenlijst wordt gevraagd in hoeverre de stelling het beste het gedrag van de afgelopen zes maanden beschrijft. De antwoordmogelijkheden lopen van ‘erg vaak’ tot ‘nooit of zelden’. Er is een minimale score van 0 en een maximale score van 69 mogelijk, waarbij een hogere score inhoudt dat men meer ADHD-symptomen heeft. Een voorbeeld van een vraag is: Ik let onvoldoende op details bij mijn werk (0 = nooit of zelden, 1 = soms, 2 = vaak, 3 = erg vaak).

Choice Reaction Time (Shammi, Bosman & Stuss, 1998): De Choice RT is een

computertaak waarmee de informatieverwerkingssnelheid gemeten kan worden. De taak gebruikt in dit onderzoek is een aanpassing van een bestaande taak. Bij deze taak moeten de deelnemers zo snel mogelijk een keuze maken om op de linker-(z) of de rechter-(/) knop te drukken als er een groene of een blauwe cirkel verschijnt. Waarbij de linkerknop wordt bediend met de linkerhand en de rechterknop met de rechterhand. Bij elke deelnemer staat vast of er bij groen links of rechts gedrukt moeten worden en bij blauw het tegenovergestelde. Er is sprake van

counterbalancing. Bij de ene deelnemer is groen altijd links en bij de andere deelnemer is groen altijd rechts. Er zijn dus 2 versies. De presentatieduur van de stimulus is maximaal 1000 ms en verdwijnt hierna of zodra er gedrukt wordt binnen de tijd. Er is een oefenblok van 20 trials en een experimenteel blok van 60 trials. De gemiddelde reactietijd van de correcte trials en de coëfficiënt of variation worden berekend voor de handen samen. De coëfficiënt of variation wordt berekend door de

(11)

standaarddeviatie te delen door het gemiddelde. De standaarddeviatie en de coëfficiënt of variation zijn allebei maten om de intra-individuele variabiliteit mee te meten, maar de coëfficiënt of variation wordt gezien als een nauwkeurigere maat van de variabiliteit. Dit omdat de coëfficiënt of variation niet correleert met de gemiddelde reactietijd (Kofler et al., 2013). Daarom wordt in dit onderzoek verder gekeken naar de coëfficiënt of variation als maat voor de intra-individuele variabiliteit.

Simple Reaction Time(de Sonneville, 1999): De Simple RT is een computertaak waarmee de informatieverwerkingssnelheid gemeten kan worden De taak gebruikt in dit onderzoek is een aanpassing van een bestaande taak uit de Sonneville (1999). Bij deze taak moeten de deelnemers zo snel mogelijk op de spatiebalk klikken als er een stimulus tevoorschijn komt (in dit geval een vriendelijk ogend monster). Hierbij wordt er afgewisseld tussen de linker- en de rechterhand. De stimuli verschijnen met een variabele inter-stimuli-interval tussen de 500 en 1500 ms. De stimuli verdwijnt zodra er gedrukt wordt of vanzelf als er niet binnen 1500 ms gedrukt wordt. Er is een oefenblok van 12 trials voor elke hand en een experimenteel blok van 30 trials

eveneens voor elke hand. Bij deze taak worden de gemiddelde reactietijd en de coëfficiënt of variation berekend van beide handen samen.

(12)

Procedure

De deelnemers zijn geworven door psychologiestudenten in de eigen omgeving. Zelf aangedragen proefpersonen werden één op één getest door medestudenten.

Voorafgaand aan het onderzoek kregen de deelnemers te horen dat ze meededen aan een onderzoek waarbij gekeken werd naar de relatie tussen cognitieve veroudering en ADHD. Daarna werd uitgelegd dat zij verschillende tests moesten maken en vragenlijsten kregen om in te vullen. Er was sprake van counterbalancing. De counterbalancing was er om te voorkomen dat prestaties op eerdere en latere taken werden beïnvloed door oefen- en vermoeidheidseffecten. Er waren 4 versies waarbij de volgorde van de taken in elke versie anders was en oefen- en

vermoeidheidseffecten dus verdeeld waren over alle taken. Per taak volgden standaardinstructies. De taken gebruikt in dit onderzoek maakten deel uit van een grotere testbatterij. Het gehele onderzoek duurde ongeveer anderhalf uur per deelnemer en werd afgenomen in lokalen op de Universiteit van Amsterdam. De software die gebruikt werd voor de taken waren Eprime en Presentation (Psychology Software Tools, 2015; Neurobehavioral Systems, 2015). Ten slotte konden de

deelnemers nog aangeven of zij later ingelicht wilden worden over het onderzoek en was er nog de gelegenheid tot het stellen van vragen. De Ethische Commissie heeft project 2015-BC-4344 goedgekeurd.

(13)

Statistische analyse

Er zijn vier multiple regressie analyses uitgevoerd om de relatie tussen de mate van ADHD-symptomen, leeftijd en reactiesnelheid te onderzoeken. Hierbij is gekozen voor een hiërarchische regressie analyse. De predictoren leeftijd en ADHD zijn steeds in het eerste blok toegevoegd en de interactieterm hiervan is steeds in het tweede blok toegevoegd. De vier afhankelijke variabelen: het gemiddelde van de Simple RT, de coëfficiënt of variation van de Simple RT, het gemiddelde van de Choice RT en de coëfficiënt of variation van de Choice RT zijn per analyse als afhankelijke variabele ingevoegd. De reactietijd van verkeerde antwoorden zijn niet

meegenomen in het berekenen van het gemiddelde en de coëfficiënt of variation. Bij het uitvoeren van een multiple regressie zijn een aantal assumpties waar aan voldaan moet worden. Aan de assumpties van lineariteit, homoscedasticiteit, onafhankelijkheid en normaliteit is voldaan. Aan de assumptie van multicolineariteit is deels niet voldaan, omdat er in de analyse een interactieterm is meegenomen. Omdat de interactieterm in het tweede blok is ingevoegd, beïnvloedt het de

predictoren ADHD en leeftijd in het eerste model niet en is het dus geen probleem dat er niet aan de assumptie is voldaan. Analyses werden uitgevoerd met SPSS versie 21.

Door middel van GPower is een poweranalyse uitgevoerd. Bij een medium effect size, een sample van 75 proefpersonen en 3 predictoren was de power .91. Met een Bonferroni correctie werd er gecorrigeerd voor meerdere, in dit geval vier

(14)

regressieanalyses om de kans op type I fouten te verkleinen. De alfa waarde bij vier analyses is in dit onderzoek dan .0125 in plaats van .05.

Resultaten

Van de 83 deelnemers die mee hebben gedaan aan het onderzoek zijn er 5 deelnemers geëxcludeerd vanwege neurologische aandoeningen, 2 deelnemers zijn geëxcludeerd vanwege hun kleurenblindheid en 1 deelnemer is geëxcludeerd vanwege een score van 22 op de (BDI)-II. De gegevens van deze 8 deelnemers zijn niet meegenomen in de analyse. De analyse is uitgevoerd over de overgebleven 75 deelnemers.

Voor de predictoren zijn het gemiddelde, de bijbehorende standaardafwijking en het minimum & maximum berekend, zie Tabel 1.

Tabel 1

Gemiddelde, standaarddeviatie (tussen haakjes), minimum & maximum van de predictoren ADHD & leeftijd

Gemiddelde (SD) minimum maximum Leeftijd (in jaren) 56,37 (6,61) 46 71 ADHD-symptomen 12,09 (5,91) 0 31

Er zijn vier multipele regressie analyses uitgevoerd. De uitkomsten van de verschillende multipele regressie analyses zijn terug te vinden in Tabel 2 en Tabel 3.

(15)

Zo is te zien in Tabel 2 dat leeftijd geen significante voorspeller is in model 1 voor de mean Simple RT β = .20, t(72) = 1.70, p = .09 en dat leeftijd ook geen significante voorspeller was voor de mean Choice RT β = .09, t(72) = .73, p = .47. ADHD is in model 1 geen significante voorspeller voor mean Simple RT β = .06 t(72) = .52, p = .60. en ADHD is ook geen significante voorspeller voor mean Choice RT β = .07, t(72) = .61, p = .54. Ook is er geen significant interactie-effect bij zowel de mean Simple RT β = -.60, t(71) = -.62, p = .53 als bij de mean Choice RT β = -1.47, t(71) = -1.53, p = .13. Model 1 is voor de mean Simple RT R2 = .04, F(2, 72) = 1.50, p = .23 en model 2 R2 = .05, F(3, 71) = 1.12, p = .35. Model 1 is voor de mean Choice RT R2 = .01, F(2, 72) = .41, p = .66 en model 2 R2 = .04, F(3, 71) = 1.06, p = .37

In Tabel 3 is te zien dat leeftijd geen significante voorspeller is in model 1 voor de coëfficiënt of variation van de Simple RT β = .15 t(72) = 1.29, p = .20. Leeftijd is wel een significante voorspeller voor de Choice RT β = .37 t(72) = 3.32, p = .001. ADHD is geen significante voorspeller voor de coëfficiënt of variation van de Simple RT β = .08 t(72) = .66, p = .51. en ADHD is ook geen significante voorspeller voor de Choice RT β = -.03 t(72) = -.23, p = .82. Ook is er geen significant interactie-effect bij zowel de coëfficiënt of variation van de Simple RT β = .54 t(71) = .56 p = .58. als bij de Choice RT β = 1.90 t(71) = 2.15, p = .04 door de Bonferroni correctie. Model 1 is voor de coëfficiënt of variation van de Simple RT R2 = .03, F(2, 72) = .98, p = .38. en Model 2 R2 = .03, F(3, 71) = .75, p = .53. Model 1 is voor de coëfficiënt of variation van de Choice RT R2 = .14, F(2, 72) = 5.68, p = .005. en Model 2 R2 = .19, F(3, 71) = 5.51, p = .002.

(16)

Uit Tabel 4 blijkt dat de predictor leeftijd een voorspeller is voor de coëfficiënt of variation van de Choice RT, een maat voor intra-individuele variabiliteit. Het is dus te zien dat een hogere leeftijd samengaat met een hogere intra-individuele variabiliteit op een complexe reactietijdtaak. In model 1 van de coëfficiënt of variation van de Choice RT is er dus sprake van een hoofdeffect van leeftijd. Ook in Tabel 4 is te zien dat zowel model 1 als model 2 van de coëfficiënt of variation van de Choice in zijn geheel significant zijn. Waarbij model 2 meer variantie verklaard dan model 1.

Tabel 2

Multipele regressiemodel met de drie predictoren om de gemiddelde Simple RT en de gemiddelde Choice RT te voorspellen

Mean Simple RT Mean Choice RT

Model 1 Model 2 Model 1 Model 2 B SE β B SE β B SE β B SE β Constante 189,78** 36,49 146,65 78,19 364,14** 40,16 249,60* 84,91 Leeftijd 1,04 ,61 ,20 1,79 1,36 ,34 ,49 ,67 ,09 2,50 1,47 ,44 ADHD ,36 ,68 ,06 3,85 5,64 ,66 ,46 ,75 ,07 9,74 6,12 1,53 Interactie -,06 ,10 -,60 -,16 ,11 -1,47 R2 ,04 ,05 ,01 ,04 F 1,50 1,12 ,41 1,06 Δ R2 ,01 ,03 Δ F ,39 2,33 Noot. * p < 0,01. ** p < 0,001.

(17)

Tabel 3

Regressiemodel met de drie predictoren om de Coefficient of variation van Simple RT en de Coefficient of variation van Choice RT te voorspellen

Cov Simple RT Cov Choice RT

Model 1 Model 2 Model 1 Model 2

B SE β B SE β B SE β B SE β Constante 9,81 13,47 24,06 28,88 6,66 4,18 23,17* 8,71 Leeftijd ,29 ,23 ,15 ,04 ,50 ,02 ,23** ,07 ,37 -,06 ,15 -,09 ADHD ,17 ,25 ,08 -,99 2,08 -,46 -,02 ,08 -,03 -1,36 ,63 -1,91 Interactie ,02 ,04 ,54 ,02 ,01 1,90 R2 ,03 ,03 ,14 ,19 F ,98 ,75 5,70* 5,51* Δ R2 ,00 ,05 Δ F ,31 4,61 Noot. * p < 0,01. ** p < 0,001. Discussie

In deze studie is de relatie tussen de mate van ADHD-symptomen, leeftijd en reactiesnelheid onderzocht. Er werd een negatieve relatie gevonden tussen de intra-individuele variabiliteit van de reactiesnelheid op een complexe taak en ADHD-symptomen, leeftijd en cognitieve veroudering. Deze relatie werd niet gevonden tussen de intra-individuele variabiliteit van de reactiesnelheid op een simpele taak en ADHD-symptomen, leeftijd en cognitieve veroudering. Ook werd er geen relatie

(18)

gevonden tussen de gemiddelde reactietijd bij zowel de Choice RT test en de Simple RT test met ADHD-symptomen, leeftijd en cognitieve veroudering. De hypothese dat oudere deelnemers meer variabel zijn kan bevestigd worden voor de complexe

reactietijdtaak, maar ze zijn niet langzamer wat wel werd verwacht. Daarnaast kan de hypothese dat de mate van ADHD-symptomen samenhangt met een hogere intra-individuele variabiliteit, maar niet met een langzamere reactietijd op een complexe reactietijdtaak niet bevestigd worden. Er was geen sprake meer van een effect van ADHD na de Bonferroni correctie. Wel blijkt uit het model dat oudere volwassenen met een hogere mate van ADHD-symptomen dus een hogere intra-individuele variabiliteit hebben op complexe reactietijdtaken dan jongere volwassenen en

volwassenen met een lagere mate van ADHD-symptomen. Deze bevindingen gelden alleen voor een complexe reactietijdtaak, maar niet voor een simpele reactietijdtaak. Hieruit kan geconcludeerd worden dat een complexe reactietijdtaak inderdaad hogere, complexe cognitieve processen vereisen in vergelijking met een simpele reactietijdtaak. Een alternatieve verklaring hiervoor kan zijn dat de complexe reactietijdtaak gevoeliger is voor het meten van cognitieve veroudering dan een simpele reactietijdtaak of dat de prestatie op complexe reactietijdtaken eerder achteruitgaan dan de prestatie op simpele reactietijdtaken.

Een beperking van dit onderzoek is dat bepaalde variabelen, zoals intelligentie en opleiding, niet mee zijn genomen in de analyse. Uit een exploratieve analyse is gebleken dat het IQ in het huidige onderzoek vrij hoog ligt, het gemiddelde is namelijk 108. Ervan uitgaande dat het IQ in de populatie normaal gemiddeld rond

(19)

de 100 ligt, scoort de steekproef in dit onderzoek een stuk hoger. Daarnaast is het overgrote deel van de deelnemers uit het onderzoek hoog opgeleid. Doordat de deelnemers in dit onderzoek dus hoog opgeleid zijn en een vrij hoog IQ hebben, is hun cognitief vermogen ook hoger. Hierdoor zijn zij beter bestand tegen cognitieve veroudering en werkt de cognitieve reserve beter (Whalley et al., 2004). Dit kan mogelijk verklaren waarom er geen interactie-effect is gevonden. In

vervolgonderzoek kan er een grotere spreiding van IQ en opleiding worden nagestreefd, om de verschillen beter te kunnen bekijken.

Ook is er een beperking wat betreft de steekproef. In dit onderzoek is gekeken naar de mate van ADHD-symptomen bij volwassenen uit de algemene populatie. Dit is een onderzoek wat moeilijk te vergelijken is met voorgaande onderzoeken, omdat er geen mensen met de diagnose ADHD hebben deelgenomen aan het onderzoek, terwijl voorgaande onderzoeken expliciet gaan over onderzoek naar volwassenen met de diagnose ADHD. De scores van de deelnemers lagen tussen de 0 en 31, waarbij het gemiddelde 12 was. De meeste deelnemers scoorden dus erg laag wat er voor gezorgd kan hebben dat er geen effect is gevonden van ADHD. Op basis

hiervan kan er dus wel gekeken worden naar het verband tussen

ADHD-symptomen, leeftijd & reactiesnelheid en is het onderzoek generaliseerbaar naar de algemene populatie. In het vervolg zou het ook interessant zijn de hypothesen te onderzoeken bij een klinische populatie waarbij sprake is van deelnemers met een diagnose ADHD.

(20)

Ondanks de beperkingen heeft dit onderzoek ook veel sterke punten. Zo heeft dit onderzoek gekeken naar ADHD-symptomen bij volwassenen, terwijl voorgaande onderzoeken vooral hebben gekeken naar ADHD bij kinderen. Zoals eerder gezegd is het belangrijk onderzoek te doen naar ADHD bij volwassenen, omdat zij vaak door aandachttekort problemen ervaren op het werk en in relaties. Dit onderzoek is dus een goede stap in de richting naar meer onderzoek bij volwassenen. Daarnaast zijn zowel een complexe als een simpele reactietijdtaak met elkaar vergeleken, wat in voorgaande onderzoeken ook niet altijd het geval was. Ook is dit één van de weinige onderzoeken waarin is gekeken naar het verband tussen leeftijd,

ADHD(-symptomen) en reactiesnelheid.

De hieruit voortvloeiende conclusie is dat er een relatie bestaat tussen de mate van ADHD-symptomen, leeftijd en de variabiliteit in reactiesnelheid in een complexe reactietaak. Vanaf dit punt kan er gekeken worden of deze relatie ook bestaat bij volwassenen met de diagnose ADHD en kan er wellicht voorlichting gegeven worden over cognitieve veroudering bij ADHD.

(21)

Literatuurlijst

Bramham, J., Murhpy, D. G. M., Xenitidis, K., Asherson, P., Hopkin, G., & Young, S. (2012). Adults with attention deficit hyperacitivity disorder: an investigation of age-related differences in behavioural symptoms, neuropsychological function and co-morbidity. Psychological Medicine, 42, 2225-2234.

Bugg, J. M., Zook, N. A., DeLosh, E. L., Davalos, D. B., & Davis, H. P. (2006). Age differences in fluid intelligence: Contributions of general slowing and frontal decline. Brain and Cognition, 62, 9-16.

Buitelaar J. K., & Kooij, J. J. S. (2000). Aandachtstekort-hyperactiviteitstoornis (ADHD); achtergronden, diagnostiek en behandeling. Nederlands tijdschrift voor geneeskunde, 144, 1716-1722

Clark, C. R., Paul, R. H., Williams, L. M., Arns, M., Fallahpour, K., Handmer, C., & Gordon, E. (2006) Standardized assessment of cognitive functioning during development and aging using an automated touchscreen battery. Archives of Clinical Neuropsychology, 21, 449-467.

Das, D., Cherbuin, N., Easteal, S., & Anstey, K. J. (2014). Attention

deficit/hyperactivity disorder symptoms and cognitive abilities in the late life cohort of the PATH Through Life Study. PloS one, 9, e86552.

Deary, I. J., & Der, G. (2005). Reaction time, age, and cognitive ability: longitudinal findings from age 16 to 63 years in representative population samples. Aging, Neuropsychology, and Cognition, 12, 187-215.

(22)

Results from the United Kingdom Health and Lifstyle Survey. Psychology and Aging, 21, 62-73.

Van der Does, A. J. W. (2002). BDI-II-NL. Handleiding. De Nederlandse versie van de beck depression inventory-2nd edition. Lisse: Harcourt Test Publishers.

Dykiert, D., Der, G., Starr, J. M., & Deary, I. J. (2012). Age differences in intra-individual variability in simple and choice reaction time: Systematic review and meta-analysis. PloS one, 7, e45759.

Fuermaier, A. B. M., Tucha, L., Koerts, J., Aschenbrenner, S., Kaunzinger, I., Hauser, J,… & Tucha, O. (2015) Cognitive impairment in adult ADHD-Perspective matters! Neuropsychology, 29, 45-58.

Golimstok, A., Rojas, J. I., Romano, M., Zurru, M. C., Doctorovich, D., & Christiano E. (2010). Previous adult attention-deficit and hyperactivity disorder symptoms and risk of dementia with lewy bodies: A case-control study. European Journal of Neurology, 18, 78-84.

Hervey, A. S., Epstein, J. N., & Curry, J. F. (2004) Neuropsychology of adults with attention-deficit/hyperactivity disorder: A meta-analytic review.

Neuropsychology, 18, 485-503.

Kofler, M. J, Rapport, M. D., Sarver, D. E., Raiker, J. S., Orban, S. A., Friedman, L. M., & Kolomeyer, E. G. (2013). Reaction time variability in ADHD: A meta-

analytic review of 319 studies. Clinical Psychology Review, 33, 795-811.

(23)

stoornissen. Tijdschrift voor psychiatrie, 46, 665-670

Neurobehavioral Systems. (2015) Opgehaald 17 juni, 2015, van

https://www.neurobs.com

Osman, A., Barrios, F. X., Gutierrez, P.M., Williams, J. E., & Bailey, J. (2008). Psychometric properties of the Beck Depression Inventory-II in nonclinical adolescent samples. Journal of Clinical Psychology, 64, 83-102

Psychology Software Tools. (2015). Opgehaald 17 juni, 2015, van http://www.pstnet.com/eprime.cfm

Salthouse, T. A. (2010). Selective review of cognitive aging. Journal of the International Neuropsychological Society, 16, 754-760.

Seidman, L. J. (2006). Neuropsychological functioning in people with ADHD across the lifespan. Clinical Psychology Review, 26, 466-485.

Semeijn, E. J., Korten, N. C. M., Comijs, H. C., Michielsen, M., Deeg, D. J. H., Beekman, A. T. F., & Kooij, J. J. S. (2015). No lower cognitive functioning in older adults with attention-deficit/hyperactivity disorder. International Psychogeriatrics, 1-10.

Shammi, P., Bosman, E., & Stuss D. T. (1998) Aging and variability in performance. Agingn Neuropsychology, and Cognition, 5, 1-13.

De Sonneville, L. M. J. (1999). Amsterdam Neuropsychological Tasks: A computer- aided assessment program. Computers in psychology, 6, 187-203.

Tamm, L., Narad, M. E., Antonini, T. N., O’Brien, K. M., Hawk Jr, L. W., & Epstein, J. N. (2012). Reaction time variability in ADHD: A review. Neurotherapeutics, 9,

(24)

500-508.

Whalley, L.J., Deary, I. J., Appleton, C. L., & Starr, J. M. (2004). Cognitive reserve and the neurobiology of cognitive aging. Ageing Research Reviews, 3, 369-382.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

In this section, we evaluate the feature performance for writer identification based on single- script and the results on five data sets are given in Table 7.1, from which we can

In single-model prediction-based fusion 4 predictors (eq. 1 - 4) are trained for each class, laughter and speech, using the en- tire training set and their prediction errors

We here report an experimental and kinetic modeling study on the rate of decomposition of 2-HAF in a typical reaction medium for 5-HMF synthesis (water, Bro ̈nsted acid), with

Figure 4: Effect of different side lap configurations on final RMSE of dataset Bentelo I and Bentelo II processed with Pix4D 4.2 Comparison of controlled flights (i) with

The overall curriculum design, the breadth and depth of knowledge and skills contained as part of the learning content, the high level of specification and guidance

It is observed that modern renew- able energy grew globally by 4.4% on average compared to a 1.8% growth of energy consumption from 1990 to 2005 when prices of fossil fuels were

Depending on the interaction between the brushes and the polymeric droplets as well as on the self-a ffinity of the brush, we can distinguish between three wetting states: