Gezocht: leuke prins met baard zonder foute praatjes vol taalfouten Een onderzoek naar impression management en stereotypen van heteroseksuele
mannen en vrouwen op de datingapp Tinder
Colla Scavenius
Studentnummer 10002612 UvA net ID 6251471 Universiteit van Amsterdam Bachelor Sociologie Faculteit Maatschappij en Gedragswetenschappen Begeleiders: Anna Aalten en Marguerite van den Berg
Aantal woorden: 21.719 24-‐08-‐2015
Sex roles are the attributes and expectations associated with different genders, with being a man or a woman in society. […] Like roles in general, sex roles may be viewed as only partly fixed, because they are defined in the course of interaction; or they may be conceptualized as being firmly fixed and prescriptive, because, following the theory of functionalism, sex roles (like other
roles) reflect enduring social norms and patterns of socialization (Abercrombie, 2006: 345).
Inhoudsopgave
Voorwoord 4
Inleiding 4
Theoretisch kader 5
Wat is Tinder? 11
Hoe onderscheidt Tinder zich van andere manieren van online daten? 14
Hoofdvraag 15
Opzet van het onderzoek 15
Onderzoekspopulatie 15
De zes fasen van het onderzoek 16
Methode 18
Dataverzameling 19
Fase 1, verkennende kwantitatieve fase 20
Methode fase 1 20
Analyse fase 1 20
Fase 2, ontwikkelen van categorieën 23
Inleiding categoriseren 23
Methode fase 2 24
Proces van categorisering 25
Drie problemen bij het interpreteren 26
Fase 3, representativiteit 28
Fase 4, kwantitatieve analyse van de categorieën 30
Methode fase 4 30
Kenmerken 30
Invloed van studie 33
Over jezelf vertellen 34
Expliciet eisen stellen 35
Het lichaam 36
Lengte 37
Op zoek naar een relatie 38
Fase 5, kwalitatieve analyse 40
Interactie 41 Stereotypen en interactie: op zoek naar een bepaald type partner 41 Stereotypen en interacte: anti-‐stereotypen 45 Eisen stellen aan gedrag en interactie 46
Lengte 48
Hoe vertel je over jezelf? 49
Werk 49
Locatie 52
Op zoek naar… 53
Stoere mannen 54
Fase 6, samenvattend: de twee belangrijkste stereotypen 56 De jager en de gatekeeper 56 Seksueel conservatief en uitdagend 58
Conclusie 60 Discussie 62 Ethiek 62 Representativiteit 63 Literatuurlijst 64
Voorwoord
Voor u ligt mijn scriptieonderzoek over het gebruik van stereotypen van mannen en vrouwen op de dating app Tinder. Ik ben zelf altijd erg geïnteresseerd geweest in hoe seksualiteit, stereotypen en normen invloed hebben op hoe mensen zichzelf
presenteren, en daarom heb ik ook gekozen voor deze invulling van mijn scriptie voor de bachelor sociologie.
Bij deze wil ik graag mijn begeleiders bedanken voor hun ondersteuning en feedback. Daarbij wil ik specifiek Anna Aalten noemen, omdat zij mij, binnen haar rol als ‘eerste begeleider’ goed verder heeft geholpen op momenten dat ik vastliep. Daarnaast heb ik Tinder gebruikt. Een voordeel van een onderzoek naar Tinder is dat de gegevens openbaar zijn, waardoor ik de profielteksten heb kunnen onderzoeken. Toch ben ik de Tinder-‐gebruikers dankbaar dat ik gebruik heb kunnen maken van hun mooie
profielteksten.
Inleiding
In sociaal opzicht is er een sterk verschil tussen face-‐to-‐face contact leggen
(bijvoorbeeld in een café) en contact legen via internet. In deze inleiding wil ik daarom proberen een korte sociologische omschrijving te geven van de moderne manier om contact te leggen via internet.
Contact leggen via internet werd vroeger vaak gezien als een manier waarop mensen zich verstopten voor het echte leven en voor het vormen van echte relaties (McKenna, 2002: 30). Tegenwoordig is het meer een manier om bestaande contacten te
onderhouden en om nieuwe relaties aan te gaan. Een voordeel om dit soort zaken online te doen is dat veel mensen het internet als een relatief weinig bedreigende omgeving ervaren omdat je ‘veilig’ achter je beeldscherm zit (McKenna, 2002: 30) (het gevoel van veiligheid staat natuurlijk los van of het wel of niet bedreigend is).
Online daten wordt steeds normaler en ook het stigma wordt steeds minder als zodanig ervaren door de maatschappij (Ellison, 2006: 415). Het internet is voor veel mensen een plek geworden waar zij op zoek gaan naar intimiteit, seks, romantiek en relaties. Het maken van een datingprofiel is hierbij de eerste stap. Binnen zo’n profiel kunnen
gebruikers hun identiteit vorm geven en zichzelf heel nauwkeurig presenteren op de manier waarop ze over willen komen, oftewel gebruik maken van impression
management (Goffman, 1959).
Een profiel op Tinder is een voorbeeld van zo’n datingprofiel waarbij mensen vat proberen te krijgen op hoe ze overkomen en daarmee wat voor mensen ze aanspreken en hoe die mensen op hen reageren. Op de voorpagina zien we hier twee voorbeelden van. Zo’n profiel is eigenlijk een korte samenvatting van iemands identiteit, of, beter gezegd, het is een weergave van iemands eigen identiteit zoals de betreffende persoon graag wil overkomen op anderen. Bij het maken van zo’n profiel is er sprake van selectieve zelf-‐presentatie (Gibbs, 2006: 153). Informatie die in hun beleving als niet aantrekkelijk wordt ervaren kan worden weggelaten en informatie over henzelf die als wenselijk wordt ervaren kan benadrukt of overdreven worden. Hoe ze willen
overkomen hoeft dus niet per se hetzelfde te zijn als de werkelijkheid. Het gaat er hierbij niet om in hoeverre ze stereotypisch zijn maar in hoeverre ze zich zo presenteren.
Stereotypen kunnen dus worden ingezet als middel voor impression management. Het individu is geneigd om door de ogen van de ander te kijken met de stereotypen in gedachten en besluit op basis daarvan op wat voor manier hij/zij aan impression management zal doen. Mijn doelstelling is om erachter te komen hoe heteroseksuele mannen en heteroseksuele vrouwen van elkaar verschillen in de manier waarop ze zich presenteren in hun profieltekst op Tinder. In mijn theoretisch kader zal ik aantonen dat men in deze online presentatie erg geneigd is om terug te vallen op stereotypen (en naarmate de hoeveelheid tekst waarin zij zich kunnen presenteren kleiner wordt, hoe meer zij zullen terugvallen op deze stereotypen). Ik wil aan de hand van de manier waarop ze zich presenteren erachter komen wat de stereotypen zijn en wat mensen denken dat het andere geslacht aantrekkelijk vindt. Op Tinder presenteert men zich in eerste instantie aan de hand van een profieltekst en foto’s. Dit onderzoek focust zich op de profieltekst. Na mijn theoretisch kader zal ik verder uitleggen wat Tinder precies is en hoe het zich onderscheidt van andere manieren van online daten. Ik zal nu eerst de functie van stereotypen uitleggen, en hoe deze gebruikt worden in online dating.
Binnen dit onderzoek wordt gekeken hoe stereotypen worden ingezet en wat daarvan het effect is. Om deze stereotypen goed te kunnen begrijpen zal ik eerst ingaan op wat stereotypen in het algemeen inhouden, dat het ‘social facts’ zijn en wat dat precies betekent. Vervolgens zal ik laten zien dat stereotypen al vanaf jongs af aan
geïnternaliseerd worden en een rol spelen. Daarna zal ik laten zien dat dit een grote invloed heeft op het online daten, en dat er hier veel explicieter en meer stereotypisch geïnteracteerd wordt.
Volgens The Dictionary of Sociology, is een stereotype ‘a one-‐sided, exaggerated and normally prejudicial view of a group, tribe or class of people, and is usually associated with racism and sexism. Stereotypes are often resistant to change or correction from countervailing evidence, because they create a sense of social solidarity’ (Abercrombie, 2006: 380). Stereotypen kunnen begrepen worden als een ‘social fact’ zoals Durkheim deze beschrijft. Social facts zijn de sociale structuren en culturele normen en waarden die buiten actoren staan en druk uit oefenen op actoren (Ritzer, 2008: 75). Social facts zijn een product van de maatschappij (opgebouwd door interacties tussen individuen) en kunnen dus niet teruggeredeneerd worden naar een individu, terwijl ze wel (van buitenaf) druk uitoefenen op een individu (Ritzer, 2008: 76). Moraliteit en bijbehorende normen en waarden komen volgens Durkheim voort uit de samenleving (Farganis, 2011: 56). Als ik het over stereotypen heb, zal ik dit altijd in het licht van gender doen.
De internalisatie en daarmee de invloed van stereotypen als social fact is groot (Farganis (ed.), 2011: 275). Al op jonge leeftijd spelen stereotypen een rol. Kinderen van twee denken vaak erg zwart-‐wit, en hierdoor maken ze vaak simpele classificaties gebaseerd op genderrollen (Zwiep, 2010: 32). Volgens Mead leren kinderen eerst via de play stage om zowel object als subject te zijn, wat een belangrijk onderdeel van impression
management is: “Because we can be objects to ourselves, we are able to anticipate what others expect of us and thus interact and cooperate with them” (Rahman, 2010: 166). In de game stage leren kinderen vervolgens de rol aan te nemen van alle mensen in hun directe omgeving. Volgens Mead creëren ze dan pas echt een definitieve persoonlijkheid (Ritzer, 2008: 426). Later wordt ook de geest van de samenleving zelf iets waar ze zich in kunnen verplaatsen; the generalized other. Er is ook een grote invloed van de media op hoe kinderen naar genderrollen kijken (Oliver, 1993: 31). We zien dus dat
stereotypen en genderrollen al op jonge leeftijd een duidelijke rol spelen, en dat deze steeds sterker worden via verschillende dynamieken tijdens het opgroeien. De invloed hiervan is duidelijk: the strength of childhood learning of gender roles results in
gendered sexual scripts (Hendrick, 2005: 57). We zien dus dat de samenleving een grote rol speelt in het internaliseren van genderrollen.
Peter Berger zegt het volgende over de samenhang tussen de samenleving en het
individu: “[s]ociety is a dialectic phenomenon in that it is a human product, and nothing but a human product, that yet continuously acts back upon its producer. Society is a product of man. It has no other being except that which is bestowed upon it by human activity and consciousness. There can be no social reality apart from man. Yet it may also be stated that man is a product of society. […] it is within society, and as a result of social processes, that the individual becomes a person, that he attains and holds onto an
identity, and that he carries out the various projects that constitute his life. Man cannot exist apart from society” (Berger, in: Farganis (ed.), 2011: 275).
Berger deelt dit dialectische proces op in drie delen: externalisering, objectivisering en internalisering. De mens creëert zijn sociale wereld, ziet het als iets buiten zichzelf en internaliseert deze. We zien dat interacties tussen individuen een nieuwe realiteit creëren die niet verhaald kan worden op een individu (Ritzer, 2009: 82). Hierbinnen ontstaan stereotypen: er is een constant proces waarbij ideeën over stereotypen naar buiten worden gebracht (door middel van interactie) door het individu. Vervolgens worden deze gezien als iets buiten het individu zelf waarbij deze stereotypen druk uitoefenen op het individu. De sociale wereld (en daarmee stereotypen) zijn dus een product van het individu en de interactie tussen individuen. De interactie en het individu zelf zijn ook een product van de sociale wereld, evenals de stereotypen die enigszins vast staan. De stereotypen bestaan dus al bij de externalisering, worden geobjectiveerd en oefenen druk uit op het individu. Maar worden ze echt volledig
geïnternaliseerd? Of gaat het meer om een bewuste omgang met de stereotypen, waarbij ze door het individu gebruikt kunnen worden om sociale interactie te begrijpen en te manipuleren?
Zowel Charles Horton Cooley als George Herbert Mead stellen dat mensen een beeld van zichzelf ontwikkelen in voortdurende interactie met andere mensen: mensen bekijken zichzelf door de ogen van andere mensen en passen hun zelfbeeld en gedrag daarop aan (Wilterdink, 2009: 345). Cooley noemde dit de ‘theory of the looking glass self’, waarbij bewustzijn continue wordt gevormd door sociale interactie (Ritzer, 2011: 201). Volgens Mead is bewustzijn dan ook een sociaal construct (Farganis (ed.), 2011: 128). Mead stelt dat door socialisatie iemand op deze reflexieve manier kan kijken, waarbij hij zichzelf zowel als object als als subject kan zien. Mead spreekt ook van the generalized other; the generalized other is de mentaliteit van de gehele groep, en een essentieel onderdeel van the self die geleerd wordt op jonge leeftijd (in wat Mead ‘the game stage’ noemt, deze fase begint rond het 7e levensjaar). Hier zien we ook de internalisering van ideeën uit de samenleving over stereotypen in terug. Door constante rekening te houden met de mentaliteit van de groep wordt de generalized other een deel van jezelf. De volledige ontwikkeling van the self ziet er volgens Mead als volgt uit:
So the self reaches its full development by organizing these individual attitudes of others into the organized social or group attitudes, and by thus becoming an individual
reflection of the general systematic pattern of social or group behavior in which it and others are involved – a pattern which enters as a whole into the individual’s experience in terms of these organized group attitudes which, through the mechanism of the central nervous system, he takes toward himself, just as he takes the individual attitudes of others (Mead, 1934: 158).
De self wordt vormgegeven door het perspectief van de ander te nemen. Zelfreflectie is een dialoog met een ‘ander’ binnen in jezelf (Mead 1934, Cooley 1902). De me is hierbij de gesocialiseerde zelf, terwijl de I meer intuïtief is. Deze verhouden zich constant tot elkaar, en op basis van die interactie handelt iemand. We zien dat een individu op een bepaalde manier wil (inter)acteren en vervolgens door de ogen van de ander gaat kijken hoe deze (inter)actie overkomt (waarbij hij de ander, de groep en the generalized other, en daarmee verschillende stereotypen in acht neemt). Als dit niet overeenkomt met hoe hij over wil komen, past hij de handeling aan en kijkt vervolgens weer door de ogen van de ander of hij dan wel overkomt zoals hij wil overkomen. Dit proces herhaalt zich tot hij overkomt zoals hij over wil komen (waarin hij zich verhoudt tot de stereotypen). Het
individu doet hier aan impression management. Bij het maken van de profielteksten zien we ditzelfde proces.
Doordat stereotypen een bepaalde vorm van social facts zijn, weten mensen wat deze precies inhouden. Dit betekent echter niet dat ze zichzelf identificeren met de
stereotypen. Sommige mensen zullen afwijken van de stereotypen of juist voldoen aan bepaalde punten van de stereotypen. Hoe dan ook, ze zijn zich in ieder geval bewust van hun afwijking of bevestiging van de stereotypen en daarmee dus bewust bezig met hun ‘ik’ in verhouding tot deze social fact (die op zijn beurt invloed uitoefent op de
individuen).
We zien hier een sociaal constructivistisch proces doordat men zich bewust is van de stereotypen en zich er tot verhoudt tijdens het verder ontwikkelen van interactie met anderen. Iemand wil op een bepaalde manier reageren (met de ‘I’), maar kijkt door de ogen van anderen, en denkt dat hij door de stereotypen op een bepaalde manier overkomt die hij niet wil, manipuleert dan zijn reactie/gedrag en kijkt vervolgens wederom door de ogen van de ander of hij dan wel overkomt zoals hij bewust over wil komen. Men gebruikt de stereotypen om gedrag vorm te geven.
Het belang bij profielen om impression management online goed te kunnen uitvoeren wordt duidelijk uitgelegd in het volgende citaat:
Online dating profiles are typically static self-‐presentational portfolios consisting of textual descriptions and photographs. Profiles are essential for online daters because they constitute a gateway for future face to face dating. Often, individuals are pursued or ignored by would-‐be romantic partners based on a quick perusal of the profile. Thus, daters are motivated to construct versions of self that are attractive to potential romantic partners. Perhaps in response to these pressures, they admit to including ‘exaggerations’ in their profiles. However, online daters are also pressured to present themselves accurately [...] (Ellison et al, 2011: 2)
We zien dat gebruikers van dating profielen hun profielen gebruiken voor impression management, en dat ze dit doen door door de ogen van de ander te kijken. In The presentation of self in everyday life beargumenteert Erving Goffman dat mensen op verschillende manieren bewust een beeld van zichzelf proberen over te brengen op anderen (Goffman, 1959). Dit idee van impression management kunnen we hier ook
toepassen, omdat vrouwen en mannen in hun profieltekst op een manier over willen komen die de gewenste mannen en vrouwen aantrekkelijk vinden. Gewenst kan hier slaan op een bepaald type partner met bepaalde bedoelingen (bijvoorbeeld intelligente mannen met humor op zoek naar een relatie) of bijvoorbeeld simpelweg om zoveel mogelijk potentiële partners aan te spreken. Ongeacht wat de bedoeling is, de profielteksten worden bewust gemanipuleerd om hun doel te bereiken. Hierdoor
kunnen we stellen dat er duidelijk sprake is van impression management. Sex en gender typificatie zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden en de sociale definities van deze typen dragen bij aan de stereotypen die uitgevoerd worden en de stereotypen die men anderen toekent (Rau-‐mason, 2011: 18).
Hoe sluiten impression management en stereotypen dan bij elkaar aan als we het hebben over online daten? Doordat stereotypen een social fact zijn, zijn de meeste mensen zich hier erg van bewust. Verschillende typen van impression management om jezelf online te presenteren worden vaak gebruikt om in de smaak te vallen bij het gewenste publiek (Bortree, 2005: 26). Wat voor type van impression management er wordt gebruikt is dus afhankelijk van wie je doelgroep is. Daarnaast is het ook van belang wat je doel is: mensen die verwachten een langere relatie over te houden aan het online daten zijn eerlijker in hun profiel en geven zichzelf meer bloot. Mensen die vooral anticiperen op een kortstondige interactie hebben een onpersoonlijker profiel (Gibbs, 2006: 155). Het expliciete doel van online daten is een romantische of seksuele relatie (Ellison, 2011: 2), terwijl dit niet expliciet is wanneer je elkaar op de meeste andere plekken en manieren ontmoet (via gemeenschappelijke vrienden, in het park, in een bar, etc). Dit is niet het enige waarin online daten explicieter is dan real life interacties. Doordat er weinig mogelijkheid is voor impliciete non-‐verbale cues, passen gebruikers van online daten hun gedrag aan om de eigenschappen die zij normaliter non-‐verbaal overbrengen op een andere manier over te brengen (Gibbs, 2006: 155). Ellison noemt dit een ‘reduced cues environment’; doordat je elkaar niet ziet of spreekt, moeten zaken die iemand normaal kan laten zien of subtiel kan overbrengen expliciet benoemd
worden (Ellison, 2011: 10). Door deze expliciete aanpak zullen de stereotypen die normaal impliciet worden overgebracht nu veel duidelijker naar voren komen.
Gender stereotypes also influence how we form impressions of others. Beliefs about the sexes create expectancies about specific others. These expectancies may shape what is noticed about the other, how the target’s behavior is interpreted and what is
remembered about the person. The tendency is for stereotype-‐consistent action to be more attended to and better remembered and for ambigious behavior to be interpreted in stereotype-‐consistent terms. However, when a perceiver has a large amount of personal information about a target, this can outweigh stereotype expectations.
Stereotypic conceptions not only influence how we think about others, but also how we treat other people (Tierny, 1999: 565).
Hieruit blijkt dat ook een beperkte ruimte om jezelf uit te drukken (in het geval van Tinder de profieltekst van maximaal 500 karakters) een rol speelt in hoe expliciet
stereotypen naar voren komen. Over het gebruik van stereotypen in datingprofielen zegt Cichosz het volgende: The lack of individuating information increases both the degree to which impressions of others are stereotypic as well as the extent to which people
behave stereotypically (Cichosz, 2013: 39). Stereotypen spelen zowel bij de ontvanger als bij de schrijver van de informatie en rol, zeker als het om een kleine hoeveelheid informatie gaat. Mensen gebruiken stereotypen dus als gereedschap om interactie vorm te geven. Welke stereotypen ze online wel en niet gebruiken is afhankelijk van de
context en het bedoelde publiek (Attwood, 2011: 209).
Kortom, de omstandigheden (jezelf in zo’n korte tekst verkopen) zorgen dat een
stereotype nodig is om precies zo over te komen op een manier dat de ander het begrijpt en dat je niet verkeerd begrepen wordt. Dit speelt een grote rol in mijn onderzoek. Een belangrijk punt is dat niemand een stereotype is, maar dat men stereotypen gebruikt om te interacteren. Het afwijzen van een stereotype of het op zoek zijn naar een bepaald stereotype is natuurlijk ook gebruik maken van een stereotype in de interactie; gebruik maken van stereotypen hoeft dus niet altijd alleen maar op jezelf te slaan.
Wat is Tinder?
In dit onderzoek zal ik mij richten op jonge heteroseksuele Tindergebruikers omdat ik zo meer tijd heb om dieper op deze heteroseksuele stereotypen in te gaan, en er meer geschreven is over heteroseksuele stereotypen. Jongeren zijn de doelgroep van Tinder, en hier zal ik mij in mijn onderzoek dus ook op focussen. In Nederland hebben in totaal 1,3 miljoen mensen Tinder op hun telefoon, wat neerkomt op acht procent van de
samenleving (Elsevier.nl, 2014). Heel veel mensen gebruiken Tinder, maar er is nog erg weinig onderzoek naar gedaan doordat het vrij recent ontwikkeld is. Dit, in combinatie met een persoonlijke interesse in de manier waarop mensen zichzelf presenteren op datingsites, is de aanleiding voor mijn onderzoek.
Om beter te begrijpen wat Tinder is, zal ik nu dieper ingaan op hoe Tinder precies werkt en hoe het zich onderscheid van datingsites. Tinder is een online applicatie voor de smartphone; een Tindergebruiker heeft dus het programma ‘Tinder’ op zijn mobiele telefoon. De gebruiker kan een profiel aanmaken door in te loggen via facebook. De gebruiker kan zelf instellen binnen hoeveel kilometer omtrek van de eigen locatie hij/zij wil zoeken naar andere gebruikers, welke leeftijd deze gebruikers zijn en of hij/zij op zoek is naar mannen, vrouwen of beide. Vervolgens kan de gebruiker kiezen welke foto’s van facebook hij/zij op zijn profiel wil hebben (maximaal zes foto’s) en een profieltekst van maximaal 500 karakters invoeren. Om een voorbeeld te geven hoe veel ruimte je hebt om over jezelf te vertellen binnen 500 karakters, vanaf hier tot het einde van deze alinea is 523 tekens; te veel voor op je Tinderprofiel. De gebruiker heeft altijd de mogelijkheid om het profiel aan te passen. Doordat je zelf alleen je eigen profiel te zien krijgt als je naar instellingen gaat, denk ik dat weinig mensen hun profiel ook
daadwerkelijk aanpassen (simpelweg omdat ze er niet mee geconfronteerd worden). Daarnaast krijgen ze van Tinder (als ze heteroseksueel zijn) geen profielen te zien van mensen van hetzelfde geslacht, waardoor ze geen referentiekader hebben.
De eerste stap is om jezelf neer te zetten op Tinder door middel van de profieltekst die je opstelt en de foto’s die je kiest. In de wetenschappelijke literatuur wordt er vanuit
gegaan dat zo’n profieltekst meestal het beste omschreven kan worden als een positieve stereotypering (Cichosz, 2013: 39). Het is duidelijk waarom dit zo is; je moet in een korte tekst (van maximaal 500 karakters) jezelf neerzetten als aantrekkelijk voor een toekomstige partner, ongewenste persoonlijke kenmerken vallen niet hieronder. Doordat een beperkte ruimte wordt gegeven, kunnen stereotypen als gereedschap gebruikt worden om zeker te weten dat je over komt op de manier waarop je over wil komen.
Je profiel is nu af. Vervolgens kiest Tinder een profiel van een ander voor jou uit. Het is onduidelijk waar Tinder de getoonde profielen op baseert. Het enige wat duidelijk naar voren komt tijdens het Tindergebruik, is dat degene op het profiel recent online is geweest en, uiteraard, voldoet aan de door gebruiker gestelde voorwaarden. Omdat ik zo’n grote dataset heb, is het voor mijn onderzoek minder relevant hoe Tinder de profielen gekozen heeft. Op het profiel van de ander kan je zien wat zijn/haar naam, leeftijd en woonplaats is, wanneer diegene voor het laatst online was en hoe ver deze persoon van jou vandaan is. Ook staat de profieltekst (als deze er is) op de eerste
pagina1. Als er een profiel in beeld verschijnt kan je twee dingen doen: naar links swipen (of op het kruisje drukken, wat hetzelfde effect heeft), of naar rechts swipen (of op het hartje drukken, wat hetzelfde effect heeft als naar rechts swipen). Met ‘swipen’ wordt het met de vinger over het scherm vegen bedoeld. Als je naar links swipet betekent dat dat je de persoon niet leuk genoeg vindt om op basis van zijn/haar profiel te chatten. Als je naar rechts swipet (of op het hartje drukt) dan betekent dit dat je de persoon wel leuk vindt. Deze persoon krijgt ook jouw profiel te zien. Als deze persoon ook naar rechts swipet (of op het hartje drukt) dan is er een ‘match’ ontstaan. Dit komt bij beide
personen groot in beeld. Zij kunnen nu met elkaar chatten. Mocht een van de twee zich bedenken, dan kunnen zij het chatgesprek wissen en kan de ander (tenzij je zelf je achternaam of telefoonnummer hebt gegeven) geen contact meer met jou opnemen.
Kortom, er vallen drie duidelijke stappen te onderscheiden in het gebruik van Tinder: (1) het opzetten van een profiel (met of zonder profieltekst en foto’s) waarin iemand op een bepaalde manier over probeert te komen om een gewenste reactie te krijgen en de juiste mannen of vrouwen op de juiste manier aan te trekken. (2) Het chatten: als er een match is kunnen de Tindergebruikers chatten. In dit gesprek zien we nog steeds de invloed van het profiel terug; het profiel is bij het chatten een veelgebruikt (voor de hand liggend) gespreksonderwerp. Het profiel speelt dus een grote rol in de eerste stappen van contact. Daarnaast is de chat een manier om de ander ervan te overtuigen dat je leuk genoeg bent om over te gaan tot de laatste stap. (3) De laatste stap is de face to face interactie. Omdat mensen elkaar hier al beter kennen zullen stereotypen een
1 Tinder heeft de afgelopen tijd veel veranderingen doorgevoerd. De verandering die het meest relevant is voor mijn onderzoek is dat je nu eerst moet doorklikken als je de profieltekst van de ander wil lezen. Toen ik mijn data verzamelde was het eerste wat je zag een foto met de profieltekst (en naam en leeftijd).
kleinere rol spelen in deze fase (Cichosz, 2013: 39). In mijn onderzoek zal ik mij daarom richten op de eerste stap.
Hoe onderscheidt Tinder zich van andere manieren van online daten?
Tinder verschilt op een aantal punten heel duidelijk van andere manieren van online dating. Ten eerste is het een applicatie, wat betekent dat het op je telefoon is. Dit betekent voor veel mensen dat het altijd even (tussendoor) kan. Dit wordt versterkt door de kleine hoeveelheid profieltekst en dat elke gebruiker maximaal zes foto’s heeft. Zo kan je als je bijvoorbeeld op de bus aan het wachten bent meerdere profielen geheel bekijken en beoordelen. Door de opzet (weinig tekst en foto’s) is er weinig ruimte om echt je persoonlijkheid neer te zetten. Hierdoor lijkt het alsof het meer geschikt is voor kortstondige (seksuele) ontmoetingen. Omdat Tinder door zo veel mensen wordt gebruikt is het aannemelijk dat mensen niet alleen op Tinder zitten omdat ze op zoek zijn naar seks. Dit bleek ook uit mijn data.
Daarnaast maakt Tinder gebruik van een matchingsysteem, waarmee het zich nogmaals weet te onderscheiden van datingsites. Op Tinder kan je alleen berichten krijgen van mensen waarvan jij berichten wil krijgen, wat het heel anders maakt dan de meeste online datingsites. Dit zorgt ervoor dat mensen niet kunnen worden lastiggevallen, en dat je zelf controle hebt over de berichten die je krijgt. Daarnaast is het ook heel veilig: niemand heeft jouw gegevens tenzij je zelf besluit die aan iemand te geven. Je bepaalt zelf wat iemand anders te zien krijgt en wat je over jezelf vertelt, waarmee je je privacy waarborgt. Daarnaast is het ook zo dat mensen niet weten wanneer jij hen afwijst en dat je dat (anders dan als je al een berichtje hebt gekregen, zoals dat bij de meeste
datingsites gaat) ook zonder interactie kan doen. Andersom weet jij niet wanneer iemand jou afwijst wat betekent dat je je niet afgewezen hoeft te voelen. Je hoort er alleen iets van als iemand jou wel leuk vindt en jij diegene ook, wat betekent dat alle informatie die je hierover krijgt alleen maar positief is.
Het is interessant om te bedenken dat heteroseksuele mannen geen profielen van andere mannen te zien krijgen en heteroseksuele vrouwen niet van andere vrouwen, en voordat ze een profiel aanmaken ze ook überhaupt geen andere profielen gezien hebben
(behalve misschien via vrienden met Tinder), waardoor ze het waarschijnlijk hebben ingedeeld zoals ze denken en verwachten dat ‘normaal’ is, in plaats van anderen te imiteren. Een kanttekening hierbij is dat er ook biseksuelen tussen kunnen zitten, die (nadat ze hun profiel hebben ingesteld) wel profielen van hetzelfde geslacht te zien krijgen. Daarnaast kan elke gebruiker later zijn profiel nog aanpassen. Een belangrijk punt bij het profiel zelf -‐ wat in mijn onderzoek helaas (vrijwel) niet naar voren komt -‐ zijn de foto’s. Een groot deel van de Tindergebruikers had geen profieltekst, wat zou kunnen betekenen dat vooral de foto’s als belangrijk worden gezien. Omdat foto’s te multi-‐interpretabel zijn heb ik deze alleen gebruikt om profielteksten beter te kunnen analyseren. Als ik in mijn bevindingen een stereotype tegenkom zal ik dit noemen en bespreken. Gegeven de aard van de data is het soms moeilijk te onderbouwen hoe de data precies geïnterpreteerd moet worden. Daarom zal ik vaak verschillende mogelijke interpretaties bespreken.
Hoofdvraag
In hoeverre verschillen heteroseksuele vrouwen en mannen tussen de 18 en 30 die in Amsterdam wonen van elkaar in de manier waarop ze zich in hun profieltekst op Tinder presenteren, en welke stereotypen kunnen we hierbij onderscheiden?
Opzet van het onderzoek
Onderzoekspopulatie
Dit onderzoek richt zich op jonge heteroseksuelen in Amsterdam en hun manier van impression management op Tinder. Ik heb in totaal 3341 profielen van mannen en vrouwen verzameld. De aanpak van de verzameling van de profielen wordt besproken onder het kopje ‘dataverzameling’. Ik heb onderzoek gedaan naar heteroseksuele vrouwen en mannen van 18 tot 30 die in Amsterdam wonen omdat Tinder vooral op jongeren gericht is. Daarnaast wordt jouw profiel gekoppeld met mensen in je nabije omgeving en ik woon zelf in Amsterdam. Ik richt mij in mijn onderzoek alleen op
heteroseksuelen omdat er voor homoseksuelen andere stereotypen gehanteerd worden (Kite, 2008: 210) en het onderzoek anders te groot wordt.
Ik heb onderzoek gedaan op twee niveaus. Eerst heb ik 3341 profielen bekeken. Dit zijn profielen met en zonder profieltekst. Deze groep noem ik groep 1. Vervolgens heb ik mij gericht op een deel van deze profielen: de eerste 482 profielen met profieltekst die ik van Tinder binnen kreeg. Deze noem ik groep 2. Omdat ik bij deze groep (2) alleen naar de teksten zelf kijk, heb ik hier de profielen zonder profieltekst uitgefilterd. Groep 2 is dus een deel van groep 1 en bestaat enkel uit profielen met tekst. Groep 1 heb ik enkel kwantitatief bekeken, groep 2 heb ik zowel kwalitatief als kwantitatief bekeken. Verder heb ik groep 1 gebruikt om de representativiteit van groep 2 te kunnen onderzoeken.
Zoals bleek in het theoretisch kader, blijkt dat er in de profielteksten gebruik wordt gemaakt van impression management. In mijn theoretisch kader kwam verder naar voren dat Tindergebruikers hierbij gebruik maken van stereotypen. Hierdoor hoop ik dat er verschillen te vinden zijn tussen de profielteksten van vrouwen en mannen. Ik heb een sociaal constructivistische benadering gebruikt, waarbij de ‘stereotypen’ naar voren komen door de het gebruik van de Tindergebruikers zelf (soms in combinatie met bestaande literatuur).
De zes fasen van het onderzoek
Mijn onderzoek bestaat uit zes fasen. Dit heb ik zo opgedeeld om de verschillende processen van mijn onderzoek te verduidelijken. Groep 1 heb ik alleen bij de eerste en derde fase gebruikt.
1. Verkennende kwantitatieve fase: Ik heb een eerste analyse gedaan van alle 3341 profielen (groep 1, profielen met en zonder profieltekst). Ik heb gekeken hoeveel procent van de mannen en hoeveel procent van de vrouwen een profieltekst hadden, en welke woorden het vaakst voorkwamen. Dit heb ik gedaan om zo een eerste idee te krijgen hoe de profielen er uit zagen2 en eerste verschillen tussen
2 Een andere reden om een eerste inventarisatie met de grote groep te doen was dat Tinder een bias zou kunnen hebben met het selecteren van de profielen die Tinder aan mij laat zien: ik was bang dat Tinder eerst de profielen met profieltekst laat zien, waardoor ik een scheef beeld zou krijgen van het percentage dat wel of niet een profieltekst heeft op het moment dat ik alleen naar de eerste ontvangen profielen had gekeken.
mannen en vrouwen op te merken aan de hand van de meest voorkomende woorden.
2. Categorieën ontwikkelen: Vervolgens heb ik van groep 2 (482 profielen met profieltekst) alle profielen bekeken en categorieën gemaakt op basis van de tekst. Hier heb ik grounded theory toegepast: ik heb mij laten leiden door de tekst en op basis daarvan categorieën gemaakt. Hier ben ik dieper op de teksten ingegaan dan bij de eerste fase. Dit is dus anders dan enkel het tellen van woorden: als iemand zei dat hij van reizen hield heb ik dit geplaatst in de categorie ‘het noemen van reizen’, maar als iemand zei dat hij net uit Azië was gekomen (zonder het woord ‘reizen’ te gebruiken) heb ik dit ook in de categorie ‘het noemen van reizen’ geplaatst. Dat was bij de eerste fase niet mogelijk.
3. Representativiteit: De representativiteit van groep 2 testen met behulp van groep 1. De rest van mijn onderzoek gaat dus over groep 2
4. Kwantitatieve analyse van de categorieën: Het vierde deel van mijn onderzoek is erop gericht om kwantitatief wat dieper in te gaan op groep 2 aan de hand van deze categorieën. Nadat ik alle profielteksten in een of meerdere categorieën had ingedeeld kon ik deze kwantitatief tegenover elkaar zetten en kijken welke correlaties er waren. Hierdoor kwam een duidelijker verschil tussen mannen en vrouwen naar voren, en kon ik zien of er sprake was van onderlinge correlaties tussen verschillende categorieën om er zo zeker van te zijn dat de verschillen die ik vond echt man-‐vrouw verschillen waren en niet een andere oorzaak hadden3.
5. Kwalitatieve analyse: Als laatste ben ik groep 2 op kwalitatieve wijze gaan bekijken. Hierbij heb ik de categorieën enigszins als leidraad gebruikt, maar heb ik mij meer gefocust op de precieze inhoud van de profielteksten en heb ik gekeken wat voor stereotypen mensen op wat voor manier gebruiken.
3 Als vrouwen bijvoorbeeld vaker x doen, en x en y correleren met elkaar, dan lijkt het alsof vrouwen ook vaker y doen, terwijl misschien alleen vrouwen die x doen ook y doen. ‘Vrouw-‐zijn’ is dan niet de reden, maar de correlatie tussen x en y is de reden. Hierdoor lijkt het alsof alle vrouwen vaker y doen, terwijl dit niet het geval is als je corrigeert op x.
6. Twee belangrijkste stereotypen: een afrondende analyse van de bevindingen en een bespreking van de belangrijkste gevonden stereotypen.
Methode
Al deze manieren van onderzoek doen zijn verschillende vormen van content analyse. Content analyse wordt vaak gezien als een unobtrusive method (Bryman, 2008: 289); de respondenten reageren niet op het feit dat ze onderzocht worden en hierdoor heb je geen kans op verstoring van de data (bijvoorbeeld door politiek correcte antwoorden). Dit geldt voor elk onderdeel van mijn onderzoek. Het is natuurlijk wel zo dat de
respondenten wisten dat hun profieltekst bekeken zou worden en op basis daarvan voor een bepaalde tekst gekozen hebben om een bepaalde indruk te maken, maar dat is ook precies wat ik wil onderzoeken; hoe presenteren ze zichzelf als ze er bewust mee bezig zijn dat dit door het andere geslacht bekeken wordt en wat denken ze dat het beste werkt om het andere geslacht aan te trekken.
Een gevaar van content analyse, is dat content analyse al snel atheoretisch kan zijn (Bryman, 2008: 291). Om dit te voorkomen heb ik eerst literatuuronderzoek gedaan waardoor ik bij vragen die ingaan op onderliggende processen en ideeën vaak op deze literatuur kan terugvallen. Op basis van deze literatuur kan ik een interpretatie geven van de bevindingen. Ik heb de content analyse dus theoretisch beladen omdat ik theorie nodig had om de data te kunnen interpreteren. Een ander gevaar is dat het lastig is om zeker te weten of iemand serieus een profiel heeft aangemaakt (authenticity) en of diegene het zelf heeft gedaan of dat iemand anders het gemaakt heeft (bijvoorbeeld een vriend) (credibility).4
Doordat ik geen interviews heb gehouden kon ik niet verder doorvragen, en kan ik dus enkel speculeren over de redenen van gevonden verschillen. Dit zal ik dan ook bij elke
4 Hier is helaas niks tegen te doen, maar gelukkig is het ook dan vaak het doel om anderen aan te spreken met de profieltekst, waardoor ik nog steeds hetzelfde aan het onderzoeken ben (ondanks dat ik de wijze waarop misschien van iemand anders aan het onderzoeken ben dan ik denk dat ik aan het doen ben, wat in zichzelf geen probleem hoeft te zijn).
fase van mijn onderzoek doen, behalve bij fase drie omdat ik hier enkel naar de representativiteit kijk.
Dataverzameling
Om gegevens te kunnen verzamelen heb ik een profiel van een man en een profiel van een vrouw aangemaakt op Tinder. Vervolgens heeft Tinder mij profielen toegewezen van mensen die op dat moment in Amsterdam waren. Hier kunnen dus bijvoorbeeld ook toeristen bij zitten of mensen die in Amsterdam studeren en in Utrecht wonen of vice versa. In totaal had ik 2066 Tinderprofielen van heteroseksuele vrouwen en 1275 Tinderprofielen van heteroseksuele mannen. Dit zijn dus profielen met en zonder profieltekst; groep 1.
In de eerste fase van mijn onderzoek heb ik een content analyse gedaan op alle
verzamelde profielen van vrouwen en mannen (groep 1, 3341 Tinderprofielen in totaal). Voor deze grote groep heb ik dat niet gedaan door categorieën te maken, maar door te kijken welke woorden het vaakst voorkwamen en of daar verschil in zat tussen de mannelijke groep en de vrouwelijke groep. Hier vertel ik later meer over. Op deze manier kon ik ook duidelijk zien welk percentage mannen en welk percentage vrouwen een profieltekst hadden. Door tijdsgebrek is het helaas niet gelukt om hetzelfde aantal profielen voor zowel mannen als vrouwen te krijgen.
In de tweede fase van mijn onderzoek heb ik de tekst van de Tinderprofielen van 262 vrouwen en 220 mannen bestudeerd en ingedeeld in categorieën op basis van wat zij schreven. Dit is dus groep 2, waar ik eerst de profielen zonder tekst uitgefilterd. Doordat ik meer data verzameld heb (in totaal dus 3341 profielen, groep 1), kan ik controleren of groep 2 (waar het grootste deel van mijn onderzoek over gaat) representatief is (fase 3 van mijn onderzoek). Na de eerste fase (het woorden tellen en berekenen van het
percentage dat wel of geen profieltekst heeft) heb ik groep 1 (alle 3341 Tinderprofielen) verder alleen nog gebruikt om de representativiteit van groep 2 aan te tonen (fase 3). In de rest van mijn onderzoek heb ik mij enkel gericht op groep 2: de 482 profielen. Deze 482 profielen heb ik eerst gecategoriseerd (fase 2 van mijn onderzoek) en kwantitatief onderzocht (fase 4 van mijn onderzoek) en vervolgens kwalitatief bekeken (fase 5 van
mijn onderzoek). De categorieën komen voort uit de wijze waarop de Tinder-‐gebruikers gebruik maken van impression management in hun profieltekst.
Fase 1, verkennende kwantitatieve fase
Methode fase 1
In de eerste fase van mijn onderzoek heb ik gekeken welke woorden het meest gebruikt werden, welke (eerste) verschillen tussen mannen en vrouwen we hierin kunnen vinden en welk percentage van de Tindergebruikers een profieltekst heeft. Bij deze fase van mijn onderzoek heb ik alle 3341 profielen meegenomen; dit gaat dus over groep 1. Hierbij spelen de verschillende categorieën waarin ik de profielen heb ingedeeld nog geen rol.
Ik heb eerst gekeken welk deel een profieltekst had. Vervolgens heb ik gekeken welke woorden in deze profielteksten het vaakst voorkwamen. Aan de hand hiervan kunnen we al verschillen tussen mannen en vrouwen onderscheiden. Om een goed beeld te kunnen geven heb ik de niet relevante woorden zoals lidwoorden en voornaamwoorden in deze lijst weggelaten. En om een overzichtelijk volledig beeld te geven heb ik ook een word cloud gemaakt5 van alle meest voorkomende woorden, inclusief woorden die ik er eerst uitgefilterd had.
Analyse fase 1
In totaal heb ik 2066 Tinderprofielen van vrouwen, waarvan 828 met een profieltekst en 1238 zonder profieltekst. Ik had 1275 Tinderprofielen van mannen, waarvan 763 met profieltekst en 512 zonder profieltekst. Dat betekent dat 60 procent van de mannen wel een profieltekst had, tegenover 40 procent van de vrouwen. Dit zou kunnen betekenen dat vrouwen meer op hun foto’s vertrouwen, of dat mannen vaker dan vrouwen denken dat het belangrijk is om ook hun persoonlijkheid enigszins over te kunnen brengen (misschien om op die manier vrouwen over te halen om naar rechts te swipen). Het zou ook kunnen betekenen dat mannen Tinder serieuzer nemen dan vrouwen en er meer tijd in hebben gestopt.
5 Te vinden op pagina 20 en 21