• No results found

Alexithymie en persoonlijkheid als voorspellers van depressie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Alexithymie en persoonlijkheid als voorspellers van depressie"

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Masterthese

Alexithymie en Persoonlijkheid als voorspellers van Depressie

Reinier Drukker 10019200

(2)

2

Inhoud

Abstract blz. 3 Voorwoord blz. 4 1. Inleiding blz. 7 1.1 Achtergrond blz. 7 1.2 Probleemstelling blz. 9 2. Methode blz. 10 2.1 Steekproefkarakteristieken blz. 10 2.2a Operationalisatie blz. 10 2.2b Materiaal blz. 11 2.3 Data analyse blz. 12 3. Resultaten blz. 14 3.1 Hypothesen en instrumenten blz. 14 3.2 Deelnemers blz. 14

3.3 Correlaties tussen alexithymie en persoonlijkheid blz. 14 3.4 Correlaties tussen depressie en alexithymie met persoonlijkheid blz. 18 3.5 Factoranalyses op specifieke en samengestelde variabelen blz. 18 3.6 Regressie analyses van afzonderlijk alexithymie en persoonlijkheid

op depressie blz. 25

3.7 Regressie analyse van specifieke variabelen op depressie blz. 25

4. Discussie blz. 27 4.1 Algemene conclusie blz. 27 4.2 Correlatie blz. 27 4.3 Hypothese blz. 28 4.4 Exploratief blz. 28 4.5 Kanttekeningen blz. 29 4.6 Afsluiting blz. 30 5. Literatuur blz. 31 6. Bijlagen blz. 34

6.1 Bijlage afkortingen alexithymie factoren blz. 34

6.2 Bijlage afkortingen persoonlijkheidstrekken blz. 35

6.3 Bijlage toelichting tabel 1 blz. 36

6.4 Bijlage toelichting tabel 2 blz. 36

(3)

3 Abstract

Vraagstelling. Dit onderzoek behandelt de samenhang tussen alexithymie en persoonlijkheid en in welke mate deze beide groepen kenmerken depressie kunnen voorspellen.

Opzet. Voor de analyses is van 303 studenten van de Universiteit van Amsterdam de gegevens gebruikt van de ALEX/EMOV betreffende emotionele intelligentie, de 5PFT en de ACL waarmee een groot aantal persoonlijkheidskenmerken worden gemeten en de BDI voor het meten van depressie. Resultaten. De resultaten toonden een een groot aantal significante correlaties tussen alexithymie en persoonlijkheidstrekken. Persoonlijkheid bleek uit regressie modellen een betere voorspeller te zijn voor depressie dan alexithymie. Een regressiemodel met neuroticiteit, prestatiegerichtheid, het aantal antwoorden '5' op de ACL, aanhankelijkheid, verbaliseren van eigen emoties, emotionele validatie en het aantal antwoorden '3' op de ACL bleek de grootste voorspellende waarde voor depressieve klachten te hebben.

Discussie. De voorspellende waarde van alexithymie en persoonlijkheid voor depressies heeft meerdere mogelijke oorzaken. Persoonlijkheid en alexithymie faciliteren de ontwikkeling van een depressie of zij hebben mogelijk dezelfde externe oorzaak.

(4)

4

Voorwoord

Deze masterthese zal bestaan uit twee delen. Het eerste deel, de inleiding en methode, heeft betrekking op een onderzoek bij adolescenten. Dit zal onderzoek twee genoemd worden en zal verderop in het voorwoord behandeld worden. Het tweede deel, de resultaten en discussie, heeft betrekking op een onderzoek bij studenten. Dit zal onderzoek drie genoemd worden en ook verderop in het voorwoord behandeld worden. Voor deze masterthese is echter nog een onderzoek gedaan. Hierbij waren ouderen de doelgroep en dit was het eerste onderzoek. Elk van deze onderzoeken had alexithymie als onderwerp. In onderzoek een en twee is veel tijd en energie gestoken, waarbij onder andere aan bod kwam de algemene voorbereiding, het construeren van instrumenten, het werven van proefpersonen en afname van questionnaires en interviews. Echter wegens een tekort aan proefpersonen en tijdgebrek door de planning van de Universiteit van Amsterdam om tevens een stage te lopen was het niet mogelijk gebleken om voor deze onderzoeken genoeg proefpersonen te werven om betrouwbaar te kunnen testen. Tot mijn teleurstelling moesten deze onderzoeken daarom afgesloten worden zonder dat hier een these van gemaakt kon worden. De begeleider van deze these, H.C.M. Vorst, heeft nog getracht genoeg proefpersonen te vinden voor onderzoek twee, door bachelorstudenten en HvA-studenten in te zetten, zonder resultaat. Al het mogelijke is gedaan om voor deze onderzoeken genoeg proefpersonen te vinden om hier een degelijke these over te kunnen schrijven, maar dit bleek niet genoeg. Uiteindelijk heeft de begeleider aangeboden dat deze masterthese geschreven kon worden aan de hand van data verkregen tijdens de testweek. Hierbij volgt een verdere uitleg over de drie onderzoeken die zijn uitgevoerd voor deze masterthese. Het verslag draagt op diverse plaatsen de sporen van de mislukte pogingen.

In het eerste onderzoek was het de bedoeling om een nieuw instrument te construeren voor het meten van alexithymie, terwijl er tevens onderzocht werd of alexithymie meer voorkomend was bij ouderen dan de gemiddelde bevolking. Hierbij was het gekozen instrument een

semi-gestructureerd interview. Dit interview is door meerdere masterstudenten en de begeleider gemaakt en meerdere keren getest op zowel elkaar als ouderen. Na meerdere malen dit interview te hebben herschreven en geoptimaliseerd, is de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid getest om te zorgen dat de verschillende onderzoekers die het interview zouden afnemen ongeveer gelijke scores aan gelijke vormen van alexihymie zouden geven. Tijdens het construeren van dit interview is er ook contact geweest met de organisatie van verschillende verzorgingstehuizen voor het werven van deelnemers. Er werd toestemming gegeven om deelnemers te werven die onder deze organisaties vielen, echter er bleek veel bureaucratie te zijn en er moest op elke laag van de organisatie opnieuw toestemming gegeven worden. Hierdoor bleek er slechts één verzorgingstehuis over te blijven, waar maar een gering aantal mogelijke deelnemers te werven viel. Tien ouderen in dit tehuis wilden meedoen. Na

(5)

5 de interviews hier te hebben afgenomen bleek echter dat het erg lastig werd om binnen een redelijk tijdsbestek aan voldoende deelnemers te komen om statistische analyses op een verantwoorde wijze te kunnen uitvoeren. Er is gekozen om het onderzoek op een andere manier voort te zetten.

Het tweede onderzoek was gericht op adolescenten. Hierbij werd de focus gelegd op de mogelijke oorzaken van de ontwikkeling van alexithymie op jonge leeftijd door problemen op verschillende levensgebieden. Dit was een vervolgonderzoek op een onderzoek dat een jaar eerder was uitgevoerd, tevens onder supervisie van mijn begeleider. De adolescenten werden geselecteerd voor de twee condities (kinderen met en zonder problemen) door een vragenlijst die aan het begin van het schooljaar was afgenomen over de houding tegenover school. Uit dit eerdere onderzoek bleek dat een negatievere houding tegenover school vaak samenhing met problemen op

verschillende levensgebieden. Bij deze adolescenten werd een interview afgenomen waarbij onder andere thuissituatie, vrienden en mogelijke mentale problemen aan de orde kwam. Na afloop van dit interview werd de deelnemer de BVAQ voorgelegd om de mate van alexithymie te meten. Mede vanwege het gemak waarmee het voorgaande jaar de deelnemers werden verzameld was er gekozen voor dit onderzoeksdesign. Er bleek echter ook hier een probleem met het werven van

proefpersonen te zijn. De scholen die het voorgaande jaar niet mee hadden gedaan wilden ook dit jaar niet mee doen. Daarnaast wilden enkele scholen die het voorgaande jaar wel hadden

meegedaan niet meedoen, omdat zij dit te snel volgend op het vorige onderzoek vonden. Met de andere scholen die eerder mee hadden gedaan was er destijds een conflict geweest tussen deze scholen en mijn begeleider, waardoor deze ook niet meer wilden deelnemen aan het onderzoek. Twee scholen waren bereid om mee te doen en hoewel het aantal scholen gering was deden zij vermoeden dat er genoeg deelnemers geworven konden worden. Echter bij beide scholen bleek er na de eerste afnamedag dat zij het te veel tijd en moeite vonden kosten, hoewel de onderzoekers hebben getracht het voor hen zo makkelijk mogelijk te maken. Dit had tot gevolg dat er uiteindelijk tien adolescenten zijn geïnterviewd en de questionnaire hebben ingevuld, maar dit was te weinig om een verantwoorde statistische analyse op uit te kunnen voeren. Aangezien volgens de planning van de Uva een stage moest worden gevolgd, hebben de onderzoekers het werk aan de Masterthesis voorlopig gestaakt. De begeleider heeft getracht met het inzetten van andere studenten, vijf

bachelorstudenten psychologie en enkele HvA-studenten toegepaste psychologie, om aan voldoende deelnemers te komen voor een degelijk onderzoek. Ook met de inzet van deze extra studenten konden er echter niet genoeg deelnemers geworven worden. In zowel het eerste als het tweede onderzoek is veel tijd en moeite gestoken, maar bleken er obstakels te zijn die onoverkoombaar waren. De vele aspecten die voorbij komen bij zowel het starten van een onderzoek, zoals de voorbereiding en het construeren van een meetinstrument, als bij het veldwerk, onder andere het

(6)

6 werven van proefpersonen en afname van interviews en questionnaires, zijn voor de onderzoeker uitgebreid aan bod gekomen. Het was door deze ervaring en het laten zien van de noodzakelijke capaciteiten dan ook dat na de stage mijn begeleider aanbood om de data aan te leveren, zodat er alsnog een masterthese geschreven kon worden. Er was al een onderzoeksvoorstel ingediend voor dit onderzoek met de inleiding en methode van een masterthese. Hiermee is dan ook verder gewerkt in dit verslag.

Het derde onderzoek betreft het werk van de resultaten en discussie. Dit onderzoek is gedaan met data die is verkregen via de these-begeleider van de testweek in 2014. De vragenlijsten zijn afgenomen bij studenten psychologie van de Universiteit van Amsterdam. De gebruikte data zijn de uitkomsten van de vragenlijsten ALEX/EMOV, BDI, 5PFT en ACL. De BDI is gebruikt voor het meten van de mate van ernst van depressieve klachten. De ALEX/EMOV is gebruikt voor het meten van mate van alexithymie en de mate van emotionele intelligentie. De 5PFT voor het meten van vijf belangrijke persoonlijkheidsdimensies en de ACL voor het meten van 22 specifieke

persoonlijkheidstrekken. Dit zijn onder toezicht ingevulde questionnaires. De hierop uitgevoerde analyses zijn correlationeel van aard, met name multipele regressies van (gebrekkige) emotionele intelligentie en persoonlijkheidskenmerken op de mate van depressie.

Door samenloop van omstandigheden zal in dit verslag de theorie van de inleiding en de beschreven methoden niet volledig aansluiten bij de resultaten en hieruit voortkomende conclusies in de discussie.

(7)

7

1

Inleiding

1.1 Achtergrond

Adolescenten zitten in een belangrijke fase van ontwikkeling. Problemen op school zouden een indicatie kunnen geven van problemen op andere gebieden. De SAQI/SchoolVragenLijst (SVL) meet op een groot aantal scholen in Nederland de werkhouding, het welbevinden en het zelfvertrouwen ten aanzien van school bij de leerlingen. Adolescenten die veel problemen aangeven, zouden ook meer sociale-, emotionele- en gedragsproblemen buiten school kunnen hebben. Het gevolg van problematische situaties in het leven van een persoon in die fase zou kunnen zijn dat zij geen goede emotionele belevingswereld kunnen ontwikkelen. In dit onderzoek wordt daarom de nadruk gelegd op adolescenten met en zonder problemen op school, welke problemen zij nog hebben op andere levensgebieden en hoe emotionele beleving in dit plaatje past.

Uit de SAQI komt naar voren dat rond de 8 procent van de leerlingen een negatieve houding heeft ten aanzien van school (Vorst, 2012). Deze negatieve houding bestaat uit een lage motivatie, een laag zelfvertrouwen en een laag welbevinden op school (Vorst, 2008). Er kan gesteld worden dat leerlingen met een dergelijke negatieve houding mogelijk problemen heeft op school en een

aanwijzing kan zijn voor problemen op sociaal, emotioneel en gedragsmatig gebied (Vorst, 2008). Voor meisjes kan een positieve gezinsomgeving een beschermende factor zijn voor probleemgedrag op school (López, Pérez, Ochoa & Ruiz, 2007). De relatie van een kind met zijn vader en moeder zijn beiden gecorreleerd met probleemgedrag en schoolprestaties (Forehand, Long, Brody & Fauber, 1986). Gezinnen met veel conflict hebben een kleinere kans op hoge levels van ouder-kind

betrokkenheid. Hierdoor is er minder controle door ouders van adolescent gedrag, waardoor er meer omgang plaats vindt met vrienden die afwijkend gedrag vertonen. Slechte ouder controle en omgang met afwijkende vrienden zijn sterke predictors voor probleemgedrag (Ary et all., 1999). Voor

adolescenten lijken negatieve attitudes tegenover autoriteit en het opbouwen van een sociale reputatie indicatoren te zijn voor het ontwikkelen van gedragsmatige problemen op school (Estevéz & Emler, 2009). Ook is de verbondenheid die een leerling voelt met zijn school negatief gecorreleerd met probleemgedrag (Simons-Morton, Crump, Haynie & Saylor, 1999). Kinderen die verwaarloosd of mishandeld zijn hebben meer gedragsproblemen op school en verminderde schoolprestaties

(Eckenrode, Laird & Doris, 1993). Tevens is er een samenhang gevonden tussen pesten en psychische stoornissen (Katiala-Heino, Rimpelä, Rantanen & Rimpelä, 2000; Kaltiala-Heino, Rimpelä, Marttunen, Rimpelä & Rantanen, 1999). Dit geldt voor zowel pesters als slachtoffers van pesten. Ook is er een grotere kans op suïcide ideatie bij zowel pesters als slachtoffers van pesten (Kaltiala-Heino, Rimpelä,

(8)

8 Marttunen, Rimpelä & Rantanen, 1999; Rigby & Slee, 1999). Wanneer er weinig sociale steun

aanwezig is, is er een grotere kans op suïcide ideatie bij deze groepen (Rigby & Slee, 1999). Problemen op school hangen samen met sociale-, emotionele- en gedragsproblemen en kunnen verschillende psychische stoornissen tot gevolg hebben (Rones & Hoagwood, 2000). Deze stoornissen zijn onder andere: middelenmisbruik, depressie, angststoornissen en eetstoornissen (Rones & Hoagwood, 2000).

De problemen op verschillende levensgebieden kan invloed hebben op de emotionele

ontwikkeling van een kind. Sifneos (1973) opperde als eerste de term alexithymie. Deze term komt uit het grieks en betekent “geen woorden voor gevoelens”. Mensen met alexithymie hebben moeite met het emotionaliseren, fantaseren, identificeren, analyseren en verbaliseren op emotioneel vlak (Vorst & Bermond, 2001). Mensen met alexithymie hebben dus een lage emotionele intelligentie. Kinderen met een lage emotionele intelligentie zijn vaker afwezig zonder geldige reden en worden vaker van school gestuurd (Petrides, Frederickson & Frunham, 2002). Ook hangt lage emotionele intelligentie samen met mindere schoolprestaties en meer probleemgedrag (Petrides, Frederickson & Frunham, 2002). Alexithymie heeft een redelijke samenhang met schoolsucces (Parker et al., 2004). Naast problemen gerelateerd aan school hebben mensen met alexithymie ook een lager zelfbeeld (Yelsma, 1995; Honkalampi et al., 2009). Over de werking tussen moeilijke gezinssituaties en alexithymie bestaat nog geen consensus (Mallinckrodt, King & Coble, 1998; Kooiman, Spinhoven, Trijsburg & Rooijmans, 1998; Joukamaa et al., 2007). Mensen met alexithymie hebben een grotere kans op psychische stoornissen (Honkalampi, Hintikka, Tanskanen, Lehtonen & Viinamäki, 1999; Honkalampi et al., 2009). De prevalentie van alexithymie ligt tussen de 7 en 13 procent (Salminen et al., 1999; Kokkonen et al., 2001; Mattila et al., 2006; Franz et al., 2008). Het lijkt dat alexithymie vaker voorkomt bij mannen (Salminen et al., 1999; Kokkonen et al., 2001; Mattila et al., 2006), maar dit is nog niet onomstreden (Franz et al., 2008). De invloed van leeftijd op alexithymie is ook nog niet duidelijk (Parker, Taylor & Bagby, 1989; Mattila et al., 2006). Bij adolescenten ligt de prevalentie van alexithymie ronde de 7,5 procent (Joukamaa et al., 2007; Honkalampi et al., 2009). Bij adolescenten is de invloed van sekse nog niet uitgesloten. Meisjes zouden vaker alexithymie kunnen hebben (Honkalampi et al., 2009), maar er zou ook geen invloed van sekse kunnen zijn (Joukamaa et al., 2007).

(9)

9 1.2 Probleemstelling

De focus van dit onderzoek is het in kaart brengen van de prevalentie van alexithymie bij adolescenten en problemen op sociaal, emotioneel en gedragsmatig vlak als mogelijke oorzaak te identificeren voor het ontwikkelen van alexithymie. Een negatieve houding tegenover school zoals gemeten met de SAQI geeft aan dat er mogelijk meer problemen zijn bij de betreffende adolescent. Om deze reden worden adolescenten met een negatieve houding tegenover school vergeleken met adolescenten zonder negatieve houding tegenover school. De bijbehorende problemen zouden een samenhang kunnen vertonen met alexithymie. Wanneer een dergelijke samenhang wordt gevonden zou dit kunnen betekenen dat problematische situaties in het leven van een adolescent tot gevolg heeft dat zij zich emotioneel niet goed kunnen ontwikkelen, waardoor zij alexithymie krijgen. Wanneer eerder opgespoord kan worden of een persoon alexithymie krijgt, zou dit voorkomen kunnen worden of de schadelijke gevolgen beperkt kunnen worden. Vanuit deze positie volgt dat dit onderzoek de focus legt op wat de prevalentie van alexithymie bij adolescenten is en hoe hangt dit samen met sociale-, emotionele- en gedragsproblemen.

Vanuit het gebruik van een semi-gestructureerd interview en de Bermond-Vorst Alexithymia Questionnaire(Vorst & Bermond, 2001) en de gegevens die deze zullen leveren worden in dit onderzoek de volgende hypotheses opgesteld:

Hypothese 1: Er is een hogere prevalentie van alexithymie onder adolescenten met een negatieve houding ten aanzien van school volgens de SAQI dan kinderen met positieve houding tegenover school volgens de SAQI.

Hypothese 2: Adolescenten met veel sociale-, emotionele- en gedragsproblemen zijn meer alexithym dan adolescenten met weinig tot geen sociale-, emotionele- en gedragsproblemen.

Hypothese 3: Adolescenten met een negatieve houding ten aanzien van school volgens de SAQI hebben meer sociale-, emotionele- en gedragsproblemen dan adolescenten met positieve houding tegenover school volgens de SAQI.

(10)

10

2

M

ETHODE

2.1 Steekproefkarakteristieken

De deelnemers zullen geworven worden bij verschillende middelbare scholen in Nederland. De deelnemers zullen van drie verschillende opleidingsniveaus zijn: het VMBO, de HAVO en het VWO. De deelnemers zijn van tevoren geselecteerd op basis van hun scores op de SAQI. De

leerlingen met een score op de SAQI van nul tot drie zullen ingedeeld worden in de groep met geen tot weinig problemen op school. De leerlingen met een score op de SAQI van vier tot veertien zullen ingedeeld worden in de groep met ernstige problemen op school.De deelname geschiedt op

vrijwillige basis. De deelnemers zullen tussen de 11 en 15 jaar oud zijn. Het doel is om met één mede-onderzoeker tenminste 60 deelnemers te werven. Dit zouden genoeg deelnemers moeten zijn om de beoogde analyses uit te kunnen voeren.

2.2a Operationalisatie

Via een onderzoeker van een voorgaand soortgelijk onderzoek worden contactgegevens van scholen verzameld die nog een keer mee wilden doen aan een dergelijk onderzoek. Aan de hand van deze contactgegevens wordt aan de scholen per mail toestemming gevraagd om dit onderzoek uit te voeren. Wanneer toestemming wordt verkregen, wordt er telefonisch contact opgenomen met deze school voor verdere verduidelijking van het onderzoek en om mogelijke vragen te beantwoorden. Van de scholen die toestemming geven worden de scores van de SAQI van de leerlingen van desbetreffende scholen opgevraagd bij de uitgever van de SAQI. Door de zorgcoördinator van de desbetreffende school zal de selectie van mogelijke deelnemers worden gemaakt. Hierdoor weten de onderzoekers niet of de deelnemer een hoge of lage SAQI score had.

De zorgcoördinatoren van de scholen worden persoonlijk geïnformeerd over het onderzoek door een van de onderzoekers aan de hand van een onderzoeksprotocol. In dit gesprek zullen onderwerpen als het beschikbaar stellen van ruimtes om de vragenlijst en het interview in af te nemen en hoe de docenten en ouders te informeren over het onderzoek aan bod komen. Aan de ouders zal passief consent worden gevraagd. De leerlingen die geselecteerd zijn voor deelname aan dit onderzoek zullen door de zorgcoördinator benaderd worden.

De vragenlijst en het interview zullen door twee master studenten klinische psychologie aan de Universiteit van Amsterdam worden afgenomen. Deze interviewers hebben voorgaand aan dit onderzoek al intensieve training gehad in het afnemen van een semi-gestructureerd interview en hebben een korte training gehad in het afnemen van het semi-gestructureerd interview dat gebruikt wordt in dit onderzoek.

(11)

11 door de zorgcoördinator van de desbetreffende school aangewezen ruimte. Aan de zorgcoördinator zal gevraagd worden een ruimte te regelen die rustig is en waar het onderzoek niet gestoord zal worden. De deelnemer zal eerst een korte introductie krijgen over het onderzoek en wat diegene te wachten staat. In deze introductie zal besproken worden wat het doel is van het onderzoek, dat er sprake is van vrijwillige deelname en dat de deelnemer, ongeacht de reden, op elk moment kan stoppen met het onderzoek. Daarna zal eerst de BVAQ afgenomen worden. Dit zal ongeveer 10 minuten duren. Hierna zal het interview geïntroduceerd worden met een korte uitleg over hoe het interview eruit ziet. Het interview duurt ongeveer 45 minuten. Na het interview krijgt de deelnemer de ruimte om mogelijk vragen over het onderzoek te stellen. Daarnaast zal er gevraagd worden naar de emotionele toestand van de deelnemer. De totale duur van het onderzoek is ongeveer 1 uur.

2.2b Materiaal

School Attitude Questionnaire Internet (SAQI):de SAQI heeft als doel het inventariseren van de opvattingen en houdingen van leerlingen tussen de 9 en 16 jaar. De SAQI meet drie groepen houdingen: de werkhouding of de motivationele houding ten opzichte van het schoolwerk, het welbevinden of de sociaal-emotionele houding ten opzichte van het schoolleven en het zelfvertrouwen of de houding ten opzichte van de eigen mogelijkheden. De SAQI heeft tien

basisschalen: LeertaakGerichtheid (LG), Concentratie in de Klas (CK), HuiswerkAttitude (HA), Plezier op School (PS), Sociaal Aanvaard voelen (SA), Relatie met Leerkrachten (RL), UitdrukkingsVaardigheid (UV), Zelfvertrouwen bij Proefwerken (ZP), Sociale Vaardigheid (SV) en Sociale Wenselijkheid (SW). De SAQI bestaat uit 160 items, 16 items voor elk van de basisschalen. De items hebben drie

antwoordmogelijkheden: “Dat is zo”, “Dat is niet zo” of “Dat weet ik niet”. Naast de basisschalen zijn er ook vier samengestelde schalen: Motivatie (MOT), Satisfactie (SAT), Zelfvertrouwen (ZELF) en Engagement voor school. MOT bestaat uit de basisschalen LG, CK en HA. SAT bestaat uit de

basisschalen PS, SA en RL. ZELF bestaat uit de basisschalen UV, ZP en SV. Engagement voor school is de som van de samengestelde schalen MOT, SAT en ZELF. Een voorbeeld van een item op de SAQI is: “Ik werk hard voor alle vakken om goede cijfers te krijgen”. De SAQI is beoordeeld door COTAN. De uitgangspunten bij testconstructie zijn voldoende. De kwaliteit van het testmateriaal is goed. De kwaliteit van de handleiding is goed. De normen zijn goed. De betrouwbaarheid is goed. De

begripsvaliditeit is voldoende. De criteriumvaliditeit is onvoldoende, omdat hier nog geen onderzoek naar is gedaan.

Bermond-Vorst Alexithymia Questionnaire (BVAQ): het meten van de mate van alexithymie zal worden gedaan aan de hand van een vragenlijst, de Nederlandse versie van de Bermond-Vorst Alexithymia Questionnaire (BVAQ) (Vorst & Bermond, 2001). De BVAQ bevat vijf subschalen:

(12)

12 Emotioneerbaarheid, fantaseren, identificeren, analyseren en verbaliseren. De BVAQ bestaat uit 40 items, welke van 1, past helemaal bij mij, tot 5, past helemaal niet bij mij, gescoord kunnen worden. Elk van de vijf subschalen van alexithymie wordt gemeten met 8 items, waarbij de helft contra-indicatief is. Een voorbeeld van een stelling uit de BVAQ is: “ik heb weinig dagdromen en fantasieën” (subschaal fantaseren). De interne consistentie en betrouwbaarheid van de BVAQ zijn goed (Vorst & Bermond, 2001). De TAS-20 is ook een vragenlijst om alexithymie te meten, maar meet slechts de cognitieve dimensie (Bagby, Parker & Taylor, 1994; Bagby, Parker & Taylor, 1994). De drie subschalen die de cognitieve dimensie meten bij de BVAQ zijn hoog gecorreleerd met de TAS-20, waarmee de BVAQ een hoge convergente validiteit heeft (Vorst & Bermond, 2001). De gebruikte vragenlijst in dit onderzoek is een experimentele versie met zes schalen. De schaal anlyseren is opgesplitst in: analyseren normatief ("je hoort aandacht te besteden aan mijn gevoelens") en analyseren feitelijk ("ik geef aandacht aan mijn gevoelens"). De eerste schaal blijkt hogere scores op te leveren bij personen die in therapie zijn geweest of psychologie studeren.

Semi-gestructureerd interview: Het semi-gestructureerd interview is ontwikkeld door H. Vorst voor een eerder soortgelijk onderzoek naar sociaal-emotionele- en gedragsproblemen bij adolescenten. Het semi-gestructureerd interview bestaat uit 3 hoofdschalen: Sociaal functioneren, Emotionele problemen en gedragsproblemen. De hoofdschaal Sociaal functioneren bestaat uit de subschalen: School, Vrienden, Thuis en Individu/Zelf(beeld). De hoofdschaal Emotionele problemen bestaat uit de subschalen: Stemming en Gezondheid, Angst, Stressvolle gebeurtenissen en

zelfmoord. De hoofdschaal Gedragsproblemen bestaat uit de subschalen: Geweld, Agressie en Psychose. Een voorbeeld van een vraag uit het interview is: “Hoe gaat het thuis?” (subschaal thuis). Het interview wordt persoonlijk afgenomen. De beginvragen staan vast, maar er kan doorgevraagd worden wanneer dat nodig is. Binnen de subschalen zullen de deelnemers op verschillende aspecten gescoord worden. De score loopt van 1, in zeer zwakke mate, tot 5, in zeer sterke mate. Een

voorbeeld van een aspect binnen een subschaal waar op gescoord kan worden is: “problemen met ouders”.

2.3 Data-analyse

Hypothese 1: Er is een hogere prevalentie van alexithymie onder adolescenten met een negatieve houding ten aanzien van school volgens de SAQI dan kinderen met positieve houding tegenover school volgens de SAQI.

De deelnemers zijn verdeelt in groep 1 (adolescenten zonder negatieve houding ten aanzien van school) en groep 2 (adolescenten met een negatieve houding ten aanzien van school).

(13)

13 Alexithymie zal worden vast gesteld bij een score van 90 en hoger op de BVAQ. De prevalentie van beide groepen zal worden berekend door het percentage adolescenten met een score van 90 of hoger per groep te berekenen. Met een ongepaarde t-toets zal onderzocht worden of groep 1 en 2 van elkaar verschillen op alexithymie. De BVAQ meet vijf verschillende onderdelen van alexithymie. Een MANOVA zal gebruikt worden om na te gaan of er een samenhang is tussen de verschillende onderdelen van alexithymie en de houding ten aanzien van school. Wanneer de MANOVA niet significant is of significant, maar indiceert dat groep 1 meer alexihymie heeft, zal de hypothese ontkracht zijn.

Hypothese 2: Adolescenten met veel sociale-, emotionele- en gedragsproblemen zijn meer alexithym dan adolescenten met weinig tot geen sociale-, emotionele- en gedragsproblemen.

De deelnemers zullen in twee groepen gesplitst worden, de 50 procent laagste scores zijn groep 1 en de 50 procent hoogste scores zijn groep 2. Met een t-toets zal gekeken worden of de groepen verschillen op totaalscore van alexithymie. Met een MANOVA zal worden gekeken of de groepen verschillend scoorden op de vijf verschillende onderdelen van alexithymie. Voor de volgende analyses zal geen gebruik gemaakt worden van de eerder gemaakt groepen. Met een pearson correlatie matrix zal er inzicht gebracht worden in hoe de sociale-, emotionele- en

gedragsproblemen los van elkaar samenhangen met de verschillende onderdelen van alexithymie. Meervoudige regressie analyse zal een model geven van hoe de verschillende soorten problemen verband houdt met de verschillende onderdelen van alexihymie. De hypothese zal ontkracht zijn als zowel de t-toets, als de MANOVA en de meervoudige regressie analyse niet significant zijn. Een significante uitkomst in de richting tegenovergesteld van de hypothese zal de hypothese ook ontkrachten.

Hypothese 3: Adolescenten met een negatieve houding ten aanzien van school volgens de SAQI hebben meer sociale-, emotionele- en gedragsproblemen dan adolescenten met positieve houding tegenover school volgens de SAQI.

Om te toetsen over het geheel aan problemen verschilt tussen groep 1 en 2 zal een t-toets worden gebruikt. Hierna zal een MANOVA gebruikt worden om de sociale-, emotionele- en gedragsproblemen los van elkaar te vergelijken tussen de groepen. Indien deze significant is zal er een eenvoudige regressie per hoofdschaal worden gedaan. Wanneer de t-toets en de MANOVA niet significant zijn, dan zal de hypothese ontkracht zijn.

(14)

14

3

Resultaten

Het tweede deel van deze masterthese begint hier. Voor verdere uitleg zie het voorwoord. 3.1 Hypothesen en instrumenten

De volgende hypothese zal gebruikt worden voor de analyses:

De invloed van de alexithymiefactoren is groter dan de invloed van de persoonlijkheidsfactoren bij het voorspellen van depressie.

De gebruikte instrumenten voor het verzamelen van de data zijn:

ALEX/EMOV (alexithymie): 15 factoren van alexithymie (schaalniveau) ACL (persoonlijksdimensies): 22 persoonlijkheidstrekken (schaalniveau) 5PFT (persoonlijkstrekken): 5 persoonlijkheidsdimensies (schaalniveau) BDI (depressie): 1 maat van ernst van depressieve klachten (schaalniveau) 3.2 Deelnemers

Van de 471 deelnemers van testweek 46 waren er 168 die tenminste één vraag niet hadden ingevuld. De gegevens van deze deelnemers zijn niet meegenomen in de verdere dataverwerking.Bij de groepsgewijze afname van een grote hoeveelheid testen is deze maatregel gerechtvaardigd. Verondersteld mag worden dat mensen die items overslaan de lijsten niet zorgvuldig invullen. Er is dus geen poging gedaan de gegevens aan te vullen met de meest waarschijnlijke scores (imputeren) voor elke persoon. Er bleven 303 deelnemers over voor de analyses.

3.3 Correlaties tussen alexithymie en persoonlijkheid

Een multipele regressie analyse is uitgevoerd op de 15 alexithymie factoren met de vijf persoonlijkheidsdimensies op de ernst van depressieve klachten. Bij deze multipele regressie is er gebruik gemaakt van een Pearson correlatie matrix voor het testen vande correlaties. Voor deze correlatie matrix zie Tabel 1.

(15)

15 Tabel 1

Correlaties tussen Persoonlijkheidsdimensies (5PFT) en Alexithymie Schalen (BVAQ/EMOV).

Emo Fan Anf Ann Ver Inz Ana Ina Pla Eva Ant Ref Val Ssd Sim

Extraversie .033 -.049 .122* .169** .319** .190** -.106* -.089 .115* .002 .044 .101* -.081 -.141** -.037 Vriendelijkheid .096* .020 .159** .245** .246** .237** -.221** -.215** .004 -.085 -.014 .062 -.057 -.023 -.189** Gewetensvolheid .163** -.075 .214** .185** .082 .227** -.138** -.110* -.287** -.278** -.194** -.208** .051 .206** -.439** Neuroticiteit .426** .170** .130* .066 -.047 -.334** -.090 .066 -.270** -.159** -.304** -.370** .358** .382** .146** Ontwikkeling -.066 .184** .086 .144** .116* .104* -.121* -.257** .073 -.061 .022 .049 -.076 -.163** .025 Noot. N=303. *p<.05, **p<.01.

(16)

16 In Tabel 1 zijn de correlaties weergegeven tussen enerzijds de vijf algemene

persoonlijkheidsdimensies met de 15 schalen van de Alexithymie meting. Er zijn 46 van 75 correlaties (43%) significant (p<0.05). Van de 15 alexithymie factoren correleren er acht met extraversie, acht met vriendelijkheid, twaalf met gewetensvolheid, elf met neuroticiteit en zeven met ontwikkeling.

Ook is een multipele regressie analyse is uitgevoerd op de 15 alexithymie factoren met de 22 persoonlijkheidstrekken op de ernst van depressieve klachten. Bij deze multipele regressie is er gebruik gemaakt van een Pearson correlatie matrix voor het testen van de hypothese. Voor deze correlatie matrix zie Tabel 2.

In Tabel 2 zijn de correlaties weergegeven tussen enerzijds de 22 persoonlijkheidstrekken met de 15 schalen van de Alexithymie meting. Er zijn 205 van 330 correlaties (62%) significant (p<0.05). Van de 15 alexithymie factoren correleren er tien met geloofwaardigheid, acht met prestatiegerichtheid, elf met dominantie, acht met doorzettingsvermogen, twaalf met ordelijkheid, negen met zelfinzicht, acht met zorgzaamheid, elf met aanhankelijkheid, zes met vertoon, tien met autonomie, negen met agressie, zeven met veranderlijkheid, tien met hulpbehoevendheid, elf met minderwaardigheid, elf met nederigheid, tien met aangepastheid, zeven met ideaal zelfbeeld, elf met kritische ouder, negen met zorgzame ouder, acht met volwassenheid, zeven met vrij kind en twaalf met aangepast kind.

Uit tabel 1 en 2 blijkt dat zowel de persoonlijkheidsdimensies als de persoonlijkheidstrekken veel correlaties laten zien met de alexithymiefactoren. Van de persoonlijkheidsdimensies met alexithymie bleek 43% te correleren en bij de persoonlijkheidstrekken met alexithymie bleek 62% te correleren. Deze resultaten geven aan dat de alexithymiefactoren vaker lijken te correleren met de persoonlijkheidstrekken dan met de persoonlijkheidsdimensies.

(17)

17 Tabel 2

Correlaties tussen Persoonlijkheidstrekken (ACL) en Alexithymie Schalen (ALEX/EMOV).

Emo Fan Anf Ann Ver Inz Ana Ina Pla Eva Ant Ref Val Ssd Sim

COM .082 -.008 .210** .245** .128* .218** -.221** -.209** -.073 -.214** -.153** -.125* .001 .092 -.287** ACH .050 -.004 .205** .182** .218** .119* -.117* -.149** -.031 -.190** -.077 -.081 -.013 -.076 -.256** DOM -.092 -.208** .096* .096* .214** .218** -.077 -.112* .187** .045 .127* .130* -.204** -.183** -.089 END -.048 -.081 .168** .187** .189* .402** -.071 -.116* -.047 -.150** -.009 -.027 -.241** -.066 -.449** ORD .125* .004 .292** .232** .163** .255** -.136** -.119* -.264** -.313** -.244** -.226** .033 .115 -.392** INT -.143** .054 .078 .108* .104* .133* -.120* -.200** -.035 -.160** -.054 .006 -.120* -.090 -.068** NUR .087 .088 .206** .259** .264** .226** -.258** -.264** -.003 -.159** -.067 -.034 -.031 .004 -.243** AFF -.140** .010 .038 .146** .196** .214** -.068 -.178** .105* -.033 .098* .182** -.128* -.198** -.174** EXH -.038 -.038 .005 -.017 .140** -.031 -.010 -.057 .121* .125* .078 .133* -.037 -.175** .153** AUT -.084 -.036 -.213** -.208** -.198** -.233** .220** .195** .084 .138** .117* .056 .059 -.101* .295** AGG .169** -.133* -.030 -.111* -.059 -.215** .094 .185** -.063 .054 -.089 -.095* .173** .179** .194** CHA -.006 .098* .104* .128* .188** .067 -.081 -.146** .133* -.037 .004 .012 -.018 -.133* -.065 SUC .281** .044 -.028 -.118* -.062 -.283** .052 .144** -.206** -.015 -.164** -.224** .280** .367** .159** ABA .171** .084 -.007 -.126* -.132** -.264** .025 .103* -.184** -.064 -.177** -.239** .245** .284** .154** DEF .073 .113* .100* .152** .034 .176** -.149** -.066 -.130* -.133** -.137** -.133* .016 .146** -.273** PA -.078 .032 .068 .186** .221** .190** -.150** -.179** .156** .012 .094 .128* -.157** -.202** -.162** IS -.167** .148** .081 .083 .201** .062 -.101* -.209** .108* -.033 .053 .074 -.057 -.236** -.004 CP .096* .027 -.081 -.144** -.125* -.315** .071 .132* -.150** -.034 -.121* -.153** .260** .204** .252** NP .039 -.041 .169** .202** .225** .228** -.156** -.158** .097* -.048 .032 .022 -.121* -.069 -.329** ADU -.093 -.144** .119* .134* .093 .339** -.085 -.123* -.014 -.158** .044 .031 -.262** -.019 -.375** FC .066 .066 .159** .198** .285** .028 -.139** -.149** .114* -.009 .012 .039 .019 -.123* .080 AC -.219** -.132* .121* .133* .131* .361** .015 -.077 .137** -.020 .136** .146** -.324** -.244** -.304**

(18)

18 3.4 Correlaties tussen depressie en alexithymie met persoonlijkheid

In tabel 3 zijn de correlaties weergegeven tussen enerzijds depressie en anderzijds de alexithymie- en persoonlijkheidsfactoren. Er zijn 34 van de 47 (72%) van de correlaties significant (p<0.05). Uit deze tabel blijkt dat depressie correleert met vier persoonlijkheidsdimensies, 21 persoonlijkheidstrekken en negen alexithymiefactoren.

3.5 Factoranalyses op specifieke en samengestelde variabelen

De 15 alexithymiefactoren kunnen ook ingedeeld worden in samengestelde factoren. De affectieve dimensie bestaat dan uit de factoren emotioneerbaar zijn en fantaseren. De cognitieve dimensie bestaat uit de factoren analyseren als norm, analyseren feitelijk, inzicht eigen emoties en verbaliseren eigen emoties. Verder bestaat de sociale dimensie uit de factoren analyseren anderen en inzicht anderen. Voorts bestaat de intuïtief functionele dimensie uit de factoren emotionele anticipatie, emotionele reflectie en emotionele validatie. De analytisch functionele dimensie is gevormd uit emotionele planning en emotionele evaluatie. Tot slot blijven de factoren impression management en self deception losse constructen.

Om na te gaan of de specifieke of samengestelde variabelen het best gebruikt kunnen

worden voor de verdere analyses is gebruik gemaakt van principale componenten factoranalyses met varimax rotatie. In tabel 4 is de geroteerde matrix te zien van de factoranalyse op de 48 specifieke variabelen. Er zijn tien componenten gevonden met een eigenwaarde boven de 1. In de tabel is te vinden welke variabelen in welke richting vorm geven aan het component. De componenten verklaren samen 73,18% van de variantie.

Het eerste component meet een goede omgang met anderen en zal vriendelijkheid genoemd worden. Het tweede component meet verschillende vormen van extraversie en zal dan ook

extraversie genoemd worden. Het derde component is vooral gericht op vormen van neuroticiteit en depressie en deze schaal zal neuroticiteit-depressie genoemd worden. Het vierde component is het eerste component waar de emotie schalen een rol spelen. Deze schaal zal functies van emoties genoemd worden, naar de samenvoeging van de intuïtief en analytisch functionele dimensies. Het vijfde component bestaat uit verschillende vormen van gewetensvolheid en zal ook zo genoemd worden. Het zesde component is weer een emotie component en gaat vooral over de eigen emoties. Deze schaal zal de emotionele huishouding van zichzelf genoemd worden. Het zevende component zal de naam zelfinzicht en extreme antwoorden krijgen. Het achtste component zijn de antwoorden 3 en 4 op de ACL. Het negende component is van dezelfde samenstelling als de sociale dimensie van alexithymie en dit component zal als sociale emoties aangeduid worden. Het tiende en laatste component bestaat uit fantaseren en ontwikkeling.

(19)

19 Tabel 3

Correlaties tussen Depressie en 47 Specifieke Variabelen.

Depressie

variabele correlatie variabele correlatie variabele correlatie

Extraversie -.304** Zorgzaamheid -.251** Emotioneerbaar zijn .156** Vriendelijkheid -.292** Aanhankelijkheid -.446** Fantaseren .092 Gewetensvolheid -.069 Vertoon -.165** Analyseren feitelijk -.044 Neuroticiteit .560** Autonomie .215** Analyseren als norm -.039

Ontwikkeling -.133* Agressie .262** Verbaliseren eigen

emoties -.232** Aantal antwoorden 1 op ACL -.082 Veranderlijkheid -.245** Inzicht eigen emoties -.298** Aantal antwoorden 2 op ACL -.048 Hulpbehoevenheid .423** Analyseren anderen -.076 Aantal antwoorden 3 op ACL .034 Minderwaardigheid .485** Inzicht anderen .078 Aantal antwoorden 4 op ACL .006 Nederigheid .011 Emotionele planning -.156** Aantal antwoorden 5 op ACL .096 Aangepastheid -.413** Emotionele evaluatie -.049 Geloofwaardigheid -.200** Ideaal zelfbeeld -.208** Emotionele anticipatie -.146* Prestatiegerichtheid -.274** Kritische ouder .337** Emotionele reflectie -.234** Dominantie -.375** Zorgzame ouder -.302** Emotionele validatie .337** Doorzettingsvermogen -.327** Volwassen -.221** Self deception .226** Ordelijkheid -.114* Vrij kind -.198** Impression management .194** Zelf inzicht -.120* Aangepast kind -.426**

(20)

20 Tabel 4

Geroteerde Factormatrix Principale Componenten Analyse op 48 Specifieke Variabelen.

Component

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

1. ACLNUR NURTURANCE = zorgzaamheid .816 .257 .119 .175 -.102 2. ACLNUP NURTURANT PARENT = zorgzame ouder .793 .190 .231 .196

3. ACLAUT AUTONOMY = autonomie -.760 .137 -.162 -.158 -.113 .119 .132

4. V5pft = Vriendelijkheid .750 .230 .112 -.199

5. ACLCRP CRITICAL PARENT = kritische ouder -.715 -.400 -.167

6. ACLCOM COMMUNALITY = geloofwaardigheid .712 .227 -.182 .155 .260 .127

7. ACLAGG AGGRESSION = agressie -.657 .164 -.392 -.109 -.101 .103 -.298 8. ACLPAD PERSONAL ADJUSTMENT = aangepastheid .646 .410 .402

9. ACLFRC FREE CHILD = vrij kind .847 .136 .163

10. E5pft = Extraversie .220 .792 .116 .162 -.162

11. ACLEXH EXHIBITION = vertoon .786 -.233

12. ACLCHA CHANGE = veranderlijkheid .285 .753 .194 .209

13. ACLDOM DOMINANCE = dominantie .212 .644 .489 -.271

14. ACLDEF DEFERENCE = nederigheid .598 -.613 .120 -.121 .122 -.103 -.130

15. ACLIDS IDEAL SELF = ideaal zelfbeeld .593 .117 .227 .319 .203 -.161 .400 16. ACLAFF AFFILIATION = aanhankelijkheid .437 .565 .303 .114 .165 .135 .232 .139 17. ACLACH ACHIEVEMENT = prestatiegerichtheid .547 .110 .538 .153 .148 .217 18. ACLSUC SUCCORANCE = hulpbehoevenheid -.282 -.233 -.777 -.139 -.143 -.106 19. ACLADC ADAPTED CHILD = aangepast kind .339 .763 .114 .206

20. N5pft neuroticiteit -.291 -.140 -.712 -.322 .138 .132 21. ACLABA ABASEMENT = minderwaardiheid -.526 -.339 -.640 -.128 -.107

22. ACLADU ADULT = volwassen .323 -.150 .602 .441 -.175

23. DepressieTOTAALSCORE -.170 -.321 -.455 -.225 -.195 .306 .150

24. ant = Anticiperen op emotionele situaties .818 -.108 -.128

25. ref = Reflectie op emotionele situaties .103 .805 -.188

26. pla = Planning voor emotionele situaties .130 .719 -.113 -.104 .103 27. ssd = SociaalWenselijk Zichzelf Bedriegen -.121 -.266 -.699 -.232 28. eva = Evalueren van emotionele situatie -.102 .692 -.167 -.242 -.102 .347 29. val = Valideren van cognities door emoties -.355 -.589 -.217 -.140 .136 30. ACLORD ORDER = ordelijkheid .145 -.211 .793 .113 .132 .230 .102

(21)

21

32. sim = SociaalWenselijk Indruk Maken -.254 -.105 -.609 -.126 .178 .133 33. ACLEND ENDURANCE = doorzettingsvermogen .374 -.150 .556 .563 .121

34. anf = Feitelijk Analyseren van eigen emoties -.251 .143 .825

35. ann = Normatief Analyseren van eigen emoties .152 -.255 .813 .107 .181 36. ver = Verbaliseren van eigen emoties .139 .242 .116 .143 .558 -.110 -.417 37. emo = Emotioneerbaar zijn .100 -.357 -.439 .542 -.105 .208 38. inz = Inzicht hebben in eigen emoties .410 .177 .541 -.247 39. ACL5 = Aantal Antwoorden 5 (in zeer sterke mate) .175 .300 -.106 .822 .102

40. ACL2 = Aantal Antwoorden 2 .111 -.196 -.159 -.759 .176 -.131 41. ACL1 = Aantal Antwoorden 1 (in zeer zwakke mate) .510 .378 .148 .662 -.105 42. ACLINT INTRACEPTION = zelf inzicht .183 .234 .322 .458 .442 -.138 .240 43. ACL4 = Aantal Antwoorden 4 -.130 .177 -.202 .130 -.262 .805 .128 44. ACL3 = Aantal Antwoorden 3 -.485 -.139 -.152 .119 -.290 -.705

45. ina Inzicht in emoties van anderen -.138 -.103 .263 -.163 -.137 .806

46. ana Analyseren van emoties van anderen -.190 .461 -.222 .666

47. fan = fantaseren -.201 -.214 .264 .751

48. o5pft ontwikkeling .356 .116 .234 .290 .164 -.227 .412

(22)

22 In tabel 5 is de geroteerde matrix van de factoranalyse op de 41 specifieke en samengestelde variabelen te vinden. Er zijn acht componenten gevonden met een eigenwaarde boven de 1. In de tabel is te vinden welke variabelen in welke richting vorm geven aan het component. De

componenten verklaren samen 72,39% van de variantie.

De acht gevonden componenten komen grotendeels overeen met de componenten van de vorige factor analyse, maar in andere volgorde en zonder sociale emoties. Het eerste component is vriendelijkheid, het tweede neuroticiteit-depressie, het derde extraversie en het vierde

gewetensvolheid. Het vijfde component is het eerste component dat verschillend is en heet

ontwikkeling en zelfinzicht. Het zesde component is gebruik extreme antwoordmogelijkheden ACL en het zevende component zijn de functies van emoties. Tot slot is het achtste component de

emotionele huishouding van zichzelf.

Uit de factoranalyses blijkt dat, ondanks het grote aantal eerder gevonden correlaties, er geen steun wordt gegeven aan de veronderstelling dat de alexihymie- en persoonlijkheidsfactoren gezamelijke constructen zijn.

Wanneer de twee factoranalyses naast elkaar worden gelegd blijkt de factoranalyse zonder samengestelde variabelen een klein percentage meer van de variantie te kunnen verklaren dan de factoranalyse met samengestelde variabelen. De verdere analyses zullen hierdoor dan ook gedaan worden met gebruik van alleen de specifieke variabelen.

(23)

23 Tabel 5

Geroteerde Factormatrix Principale Componenten Analyse op 41 Specifieke en Samengestelde Variabelen.

Component

1 2 3 4 5 6 7 8

01. ACLNUR NURTURANCE = zorgzaamheid .820 .110 .238 .131 .157 .101 02. ACLNUP NURTURANT PARENT = zorgzame ouder .773 .278 .166 .222

03. V5pft vriendelijkheid .747 .242 .118

04. ACLAUT AUTONOMY = autonomie -.728 -.191 .129 -.204 .154 -.104 -.145 05. ACLCOM COMMUNALITY = geloofwaardigheid .725 .197 .175 .107 .225 .201

06. ACLCRP CRITICAL PARENT = kritische ouder -.695 -.460

07. ACLAGG AGGRESSION = agressie -.642 -.424 .238 -.232

08. ACLPAD PERSONAL ADJUSTMENT = aangepastheid .639 .431 .372

09. ACL3 = Gebruik gemiddelde antwoordcategorie -.565 -.111 -.512 -.117 -.290 10. ACLSUC SUCCORANCE = hulpbehoevenheid -.267 -.793 -.178 -.114 -.174

11.ACLADC ADAPTED CHILD = aangepast kind .304 .789 .218

12. N5pft neuroticiteit -.266 -.778 -.119 .162 .119

13. ACLABA ABASEMENT = minderwaardiheid -.516 -.662 -.304 -.118

14. ACLADU ADULT = volwassen .294 .587 -.143 .486 .165

15. ACLEND ENDURANCE = doorzettingsvermogen .332 .573 -.185 .562

16. depressieTOTAALSCORE -.121 -.547 -.294 -.145 .232 .132 -.155

17. ACLFRC FREE CHILD = vrij kind .828 .148 .191 .121

18. E5pft extraversie .224 .149 .825

19. ACLEXH EXHIBITION = vertoon .803 -.223

20. ACLCHA CHANGE = veranderlijkheid .302 .691 .296 .223

21. ACLDOM DOMINANCE = dominantie .202 .510 .666 -.102

22. ACLDEF DEFERENCE = nederigheid .569 .114 -.608 .167 -.194 .122 23. ACLAFF AFFILIATION = aanhankelijkheid .449 .333 .499 .108 .386 .128

24. G5pft gewetensvolheid .110 .816 .121 .167

25. ACLORD ORDER = ordelijkheid .113 .755 .374 .120 .183 .111

26. sim = SociaalWenselijk Indruk Maken -.219 -.110 -.679 .155

27. ACLACH ACHIEVEMENT = prestatiegerichtheid .116 .460 .477 .421 .186 28. ACL4 = Gebruik gemiddelde antwoordcategorie -.212 .123 .746 -.400 29. ACLINT INTRACEPTION = zelf inzicht .200 .251 .171 .645 .402 .107 30. ACLIDS IDEAL SELF = ideaal zelfbeeld .101 .127 .487 .102 .554 .348 -.111

31. O5pft ontwikkeling .269 .103 .498 .325 .174

(24)

24

33. ACL5 = Gebruik extreme antwoordcategorie .228 -.109 .271 .208 .785 .137 34. ACL1 = Gebruik extreme antwoordcategorie .529 .341 .632 .175

35. emofunca EMOV analytisch functionele dimensie .155 -.195 -.794 -.140 36. emofunci EMOV intuitief functionele dimensie -.106 -.151 -.662 -.306

37. emovande EMOV sociale dimensie -.184 -.109 -.127 -.637 -.181

38. ssd = SociaalWenselijk Zichzelf Bedriegen -.429 .185 -.186 .631

39. emovontw EMOV emotionele ontwikkeling .110 .109 .144 .937

40. emovcogn EMOV cognitieve dimensie .122 .222 .165 .184 .271 .752

41. emovaffe EMOV affectieve dimensie .126 -.357 .209 .705

(25)

25 3.6 Regressie analyses van afzonderlijk alexihymie en persoonlijkheid op depressie

Een multipele regressie analyse (met de ENTER methode) is gebruikt om te testen in hoeverre de alexithymie factoren de mate van depressieve klachten kunnen voorspellen. De resultaten van de regressie wijzen uit de 15 alexithymiefactoren 20,1% van de variantie kunnen verklaren (R2 = .24, F(15,287) = 6.057, p<.001).

Tevens is er gebruikt gemaakt van een multipele regressie analyse (met de ENTER methode) om te testen welke mate van depressieve klachten door de persoonlijkheidsdimensies voorspeld kunnen worden. Uit de resultaten van deze regressie blijkt dat de vijf persoonlijkheidsdimensies samen 33.6% van de variantie kunnen verklaren (R2 = .347, F(5,297) = 31.534, p<.001).

Eveneens is een multipele regressie analyse (met de ENTER methode) gebruikt om de voorspellende waarde van de mate van depressieve klachten door de 22 persoonlijkheidstrekken en de mate van gebruik van de vijf antwoordmogelijkheden te testen.. De persoonlijkheidstrekken en antwoordmogelijkheden kunnen tezamen 36,4% van de variantie verklaren (R2 = .418, F(26,276) = 7.634, p<.001).

Uit de resultaten van de regressie analyses blijkt dat de factoren van de ACL, namelijk de persoonlijkheidstrekken en antwoordmogelijkheden, het model maakt dat relatief het grootste deel van de variantie van de mate van depressieve klachten kan verklaren. Hiermee wordt de verwachting dat de alexithymiefactoren een groter deel van de variantie zou kunnen dan de

persoonlijkheidsfactoren niet bevestigd.

3.7 Regressie analyse van specifieke variabelen op depressie

Exploratief is er ook een multipele regressie analyse (met de STEPWISE methode) gedaan van alle specifieke variabelen op depressie. Hiermee kan vastgesteld worden welke variabelen van de drie gebruikte vragenlijsten het model kunnen maken met de grootste voorspellende waarde. In tabel 6 zijn de resultaten van deze analyse weergegeven.

Uit de regressie analyse bleek dat het model met de variabelen neuroticiteit,

prestatiegerichtheid, aantal antwoorden 5 op ACL, aanhankelijkheid, verbaliseren eigen emoties, emotionele validatie en aantal antwoorden 3 op de ACL de grootste voorspellende waarde had. Dit model kon 45,1% van de variantie verklaren (R2 = .464, F(7,295) = 36.453, p<.001). Met de volgende formule kan dit model de mate van ernst van depressieve klachten berekenen: Depressie

Totaalscore = 37.497 + 0.193 x (Neuroticiteit) - 0.225 x (Prestatiegerichtheid) + 0.040 x (Aantal antwoorden 5 op ACL) - 0.346 x (Aanhankelijkheid) - 0.126 x (Verbaliseren van eigen emoties) + 0.131 x (Emotionele validatie) - 0.018 x (Aantal antwoorden 3 op ACL).

(26)

26 Tabel 6

Samenvatting van Regressie Analyse van Variabelen die Depressie Voorspellen.

Model 1 Model 2 Model 3 Model 4 Model 5 Model 6 Model 7

Variabele B SE B β B SE B β B SE B β B SE B β B SE B β B SE B β B SE B β Neuroticiteit .283 .024 .560** .270 .024 .535** .267 .023 .528** .208 .027 .411** .212 .027 .420** .19 .028 .375** .193 .028 .383** Prestatie- gerichtheid -.272 .06 -.212** -.352 .062 -.275** -.247 .066 -.193** -.217 .066 -.169** -.216 .065 -.169** -.225 .065 -.175** Aantal antwoorden 5 op ACL .041 .01 .187** .057 .011 .261** .055 .011 .253** .052 .011 .236** .04 .012 .184** Aanhankelijkheid -.328 .084 -.248** -.295 .084 -.223** -.3 .083 -.226** -.346 .084 -.262** Verbaliseren -.148 .045 -.149** -.132 .045 -.133** -.126 .044 -.126** Valideren .124 .049 .12* .131 .048 .127** Aantal antwoorden 3 op ACL -.018 .007 -.137** R2 .313 .358 .389 .418 .439 .451 .464 F Change 137.22** 20.78** 15.31** 15.1** 11.07** 6.49* 6.87** Noot. N=303. *p<.05, **p<.01.

(27)

27

4

Discussie

Dit is onderdeel van het tweede deel van deze masterthese. De literatuur sluit mogelijk niet volledig aan bij de uitgevoerde analyses en hierop volgende conlusies. Voor verdere uitleg zie het voorwoord. 4.1 algemene conclusie

In deze studie is onderzocht in hoeverre alexithymie, zoals geconceptualiseerd met de ALEX/EMOV, een betere voorspelling kan doen voor depressieve klachten dan persoonlijkheid, zoals geconceptualiseerd met de 5PFT en ACL. Ten eerste bleek alexithymie zowel met

persoonlijkheidsdimensies als persoonlijkheidstrekken sterk samen te hangen. Ten tweede bleek uit de resultaten dat de lagere orde variabelen van alexithymie geschikter waren voor verdere analyses dan de hogere orde variabelen van alexithymie. Het bleek dat van de regressie modellen van afzonderlijk alexithymie, de persoonlijkheidsdimensies en de persoonlijkheidstrekken op depressie, het model van de persoonlijkheidstrekken de meest verklaarde variantie had met 36,4%. De hypothese dat de alexithymie factoren een betere voorspelling voor depressie zouden zijn dan persoonlijkheid lijkt hiermee niet ondersteund te worden. Exploratief is er een regressie model opgesteld met zowel de emotiefactoren als persoonlijkheid. Dit model, met de variabelen

neuroticiteit, prestatiegerichtheid, aantal antwoorden 5 op ACL, aanhankelijkheid, verbaliseren eigen emoties, emotionele validatie en aantal antwoorden 3 op de ACL, bleek 45,1% van de variantie van depressie te kunnen verklaren.

4.2 Correlatie

Uit de gevonden samenhang tussen alexithymie en persoonlijkheid zou men kunnen concluderen dat alexithymie niet een losstaand construct is, maar mogelijk een onderdeel van de persoonlijkheid zelf. Een andere mogelijkheid is dat de vorming van alexithymie door dezelfde factoren beïnvloed wordt als de vorming van persoonlijkheid. Uit de theorie kwam naar voren dat alexithymie samenhangt met mindere schoolprestaties en een laag zelfbeeld. Hiernaast was er bij mensen met alexithymie een grotere kans op psychische stoornissen. De mindere schoolprestaties bleken ook samen te hangen met een slechte relatie met de ouders en verwaarloosd of mishandeld te zijn geweest in de jeugd. Hieruit zou de voorzichtige redenering genoemd kunnen worden dat negatieve invloeden in de jeugd, zoals verwaarlozing, zowel invloed heeft op het ontwikkelen van alexithymie als de ontwikkeling van de persoonlijkheid. Er zou verder onderzoek uitgevoerd moeten worden om deze veronderstelde connectie te kunnen testen. Hierbij zou het ontwerp van het, door de onderzoek uitgevoerde, tweede onderzoek uitkomst kunnen bieden. Dit onderzoek zou zich focussen op de achterliggende problemen bij adolescenten met en zonder schoolproblemen. Wanneer hierbij zowel alexithymie als persoonlijkheid getest zou worden, kunnen veronderstelde

(28)

28 relaties van persoonlijkheid met alexithymie door dezelfde achterliggende problemen getest kunnen worden.

4.3 Hypothese

De hypothese dat de alexithymie factoren een betere voorspeller zou zijn voor depressie dan persoonlijkheid wordt met de resultaten van dit onderzoek niet ondersteund. Zowel het regressie model met de persoonlijkheidsdimensies als het model met de persoonlijkheidstrekken had meer verklaarde variantie dan het model met de alexithymie factoren. Net zoals hiervoor besproken kan dit mogelijk komen doordat alexithymie onderdeel is van persoonlijkheid. Dit zou namelijk

betekenen dat de persoonlijkheidsvragenlijsten zowel aandacht besteden aan alexithymie als aan een breder spectrum aan persoonlijkheidsconstructen die ook een samenhang hebben met depressie. Alexithymie blijkt dan een te smal concept te zijn om depressie beter te kunnen voorspellen dan persoonlijkheid. Het is echter ook mogelijk dat het wel dan niet hebben van specifieke persoonlijkheidseigenschappen de ontwikkeling van een depressie faciliteerd, terwijl alexithymie het ontwikkelen ervan slechts niet in de weg staat. Bij mensen met alexithymie is er een lage emotionele beleving, waardoor ook negatieve emoties minder aanwezig zijn. Er is echter ook onbegrip voor deze emoties, wat het ingewikkelder maakt om de stemming te veranderen. Bij persoonlijkheidseigenschappen zoals hoge neuroticiteit en lage extraversie wordt de kans op een depressie groter, omdat deze eigenschappen een negatieve stemming versterken, bijvoorbeeld door sociale isolatie. Hierdoor zou het passend kunnen zijn dat persoonlijkheid een grotere voorspellende waarde heeft dan alexithymie voor depressie.

4.4 Exploratief

De resultaten toonden verder dat er met persoonlijkheid en alexithymie samen een beter model gemaakt kan worden voor het voorspellen van depressieve klachten dan wanneer er slechts één van deze maten wordt gebruikt. Uit de theorie bleek dat mensen met alexithymie een grotere kans hebben op psychische stoornissen (Honkalampi, Hintikka, Tanskanen, Lehtonen & Viinamäki, 1999; Honkalampi et al., 2009). Voor de kans op depressies lijkt dit echter alleen te gelden voor de factoren verbaliseren en emotionele validatie van alexithymie. De samenhang met het verbaliseren van de eigen emoties kan twee kanten op beredeneerd worden. Het niet verbaliseren van de eigen emoties, oftewel het niet bespreken met anderen van de eigen gevoelens, zou tot gevolg kunnen hebben dat men zich alleen en geïsoleerd voelt en daardoor vatbaarder is voor de ontwikkeling van een depressie. Hiertegenover staat dat mensen met een depressie vaker het sociale contact uit de weg gaan en het isolement ook zelf gaan opzoeken, omdat ze weinig zin hebben in activiteiten met anderen. Dit zou kunnen betekenen dat mensen met een depressie dan ook minder zin hebben om

(29)

29 over hun eigen gevoelens te praten. In dit geval zou het niet verbaliseren van de eigen emoties een tijdelijke staat zijn door de depressie in plaats van een permanentere toestand zoals in het geval van alexithymie. Emotionele validatie geeft het valideren van cognities door emoties weer. Hoewel er geen theoretische link is met depressie op dit gebied, bestaat de mogelijkheid dat de neerwaartse spiraal bij mensen met depressieve klachten versterkt wordt door deze validatie. Wanneer mensen zich vaker somber voelen en de geldigheid van hun cognities binden aan hun emoties, zullen zij ook negatievere cognities er op na houden. Dit heeft tot gevolg dat de negatieve cognities kunnen zorgen voor een nog slechtere stemming, waarbij de neerwaartse spiraal begint.

De voorspellende waarde van persoonlijkheid op depressie kan, net zoals bij het verbaliseren van emoties, ook van twee kanten belicht worden. Aan de ene kant kan gesteld worden dat de sociale, emotionele en gedragsproblemen die samenhangen met psychische stoornissen (Rones & Hoagwood, 2000) het gevolg zijn van de persoonlijkheid van de persoon in kwestie, waarbij de psychische stoornissen veroorzaakt worden door de persoonlijkheid. Echter zouden de problemen in de thuissituatie en op andere levensgebieden zowel de verandering in persoonlijkheid als de

ontwikkeling van depressie tot gevolg kunnen hebben. Zo zouden slechte ouder controle en afwijkende vrienden een voorspeller zijn voor probleemgedrag (Ary et all., 1999). Deze omgevingsfactoren hebben dan een effect op de ontwikkeling van het gedrag van de persoon, waardoor de persoonlijkheid zich anders vormt en er een grotere kans ontstaat op een depressie. Gezien de aard van dit onderzoek kan er geen duidelijke conclusies over deze oorzakelijkheid worden getrokken. In verder onderzoek zou een grote groep kinderen gevolgd kunnen worden, waarbij omgevingsfactoren beoordeeld worden. Hierdoor kunnen deze deelnemers uiteindelijk ingedeeld worden in groepen, waarbij verschillende positieve en negatieve omgevingsfactoren de indeling bepalen. Hierbij zou het verschil in prevalentie van verschillende psychische stoornissen vergeleken kunnen worden tussen de verschillende groepen. Ook zou er persoonlijkheid gemeten kunnen worden, om na te gaan of dit ondanks omgevingsfactoren een constante is. Met een dergelijk onderzoek kan de invloed van verschillende omgevingsfactoren op zowel de vorming van de persoonlijkheid als het ontwikkelen van psychische stoornissen gemeten kunnen worden. 4.5 Kanttekeningen

Bij dit onderzoek moeten enkele kanttekeningen geplaatst worden. Dit onderzoek is

uitgevoerd bij studenten psychologie van de Universiteit van Amsterdam, een zeer selecte groep. De generaliseerdbaarheid is hierdoor slechts beperkt. Er kan slechts gesteld worden dat er geen

onderscheid gemaakt is in deelnemers op andere kenmerken, waardoor zij verder normaal verdeeld zouden moeten zijn. Om te zorgen voor een grotere generaliseerbaarheid zou in vervolgonderzoek

(30)

30 rekening gehouden moeten worden dat de deelnemers een afspiegeling zijn van de samenleving in het geheel. Slechts dan zouden er verregaandere conclusies getrokken kunnen worden uit de resultaten voor de bruikbaarheid bij de algemene bevolking.

Hiernaast is er bij dit onderzoek slechts één afnametijdstip geweest. Dit heeft tot gevolg dat de gevonden resultaten een momentopname zijn. Hoewel op de constructen alexithymie en

persoonlijkheid er geen temporele invloed zou horen te zijn, kan er niet gesteld worden dat er confounding factoren invloed hebben gehad op de uitkomsten van dit onderzoek. Door deelnemers in vervolgonderzoek over een langere tijd te volgen, waarbij de testafnames met een vast temporeel interval worden afgenomen, kan er met meer zekerheid gesteld worden dat zowel alexithymie als persoonlijkheid daadwerkelijk gemeten wordt als dat dit temporeel constante constructen zijn. Hierbij kan ook een beter beeld geschept worden over de ontwikkeling van depressies in het licht van de verschillen in alexithymie en persoonlijkheid.

4.6 Afsluiting

Dit onderzoek heeft aangetoond dat er een sterke samenhang bestaat tussen alexithymie en persoonlijkheid. Hiernaast is er een model gevormd dat een voorspelling kan doen voor depressie aan de hand van alexithymie- en persoonlijkheidsvragenlijsten. Dit model kan gebruikt worden om bij mensen die deze vragenlijsten voor andere problematiek al hebben ingevuld makkelijk en snel te kunnen controleren voor een vergrootte kans op depressie, zodat hierop gelet kan worden en indien nodig er tijdig ingegrepen kan worden.

(31)

31

5

Literatuur

Ary, D. V., Duncan, T. E., Biglan, A., Metzler, C. W., Noell, J. W., & Smolkowski, K. (1999).

Development of adolescent problem behavior. Journal of abnormal child psychology, 27(2), 141-150. Bagby, R. M., Parker, J. D., & Taylor, G. J. (1994). The twenty-item Toronto Alexithymia Scale—I. Item selection and cross-validation of the factor structure.Journal of psychosomatic research, 38(1), 23-32. Bagby, R. M., Taylor, G. J., & Parker, J. D. (1994). The twenty-item Toronto Alexithymia Scale—II. Convergent, discriminant, and concurrent validity. Journal of psychosomatic research, 38(1), 33-40. Eckenrode, J., Laird, M., & Doris, J. (1993). School performance and disciplinary problems among abused and neglected children. Developmental Psychology, 29(1), 53.

Estévez, E., &Emler, N. (2009). Individual differences in attitude to school and social reputation among peers: Implications for behavioural adjustment in educational settings. Educational psychology: Cognition and learning, individual differences and motivation, 342-375.

EstévezLópez, E., Pérez, S. M., Ochoa, G. M., & Ruiz, D. M. (2008). Adolescent aggression: effects of gender and family and school environments. Journal of Adolescence, 31(4), 433-450.

Forehand, R., Long, N., Brody, G. H., &Fauber, R. (1986). Home predictors of young adolescents' school behavior and academic performance. Child Development, 1528-1533.

Franz, M., Popp, K., Schaefer, R., Sitte, W., Schneider, C., Hardt, J., Decker, O., &Braehler, E. (2008). Alexithymia in the German general population. Social psychiatry and psychiatric epidemiology, 43(1), 54-62.

Honkalampi, K., Hintikka, J., Tanskanen, A., Lehtonen, J., & Viinamäki, H. (2000). Depression is strongly associated with alexithymia in the general population. Journal of psychosomatic research, 48(1), 99-104.

Honkalampi, K., Tolmunen, T., Hintikka, J., Rissanen, M. L., Kylmä, J., &Laukkanen, E. (2009). The prevalence of alexithymia and its relationship with Youth Self-Report problem scales among Finnish adolescents. Comprehensive psychiatry, 50(3), 263-268.

Joukamaa, M., Taanila, A., Miettunen, J., Karvonen, J. T., Koskinen, M., & Veijola, J. (2007).

Epidemiology of alexithymia among adolescents. Journal of psychosomatic research, 63(4), 373-376. Kaltiala-Heino, R., Rimpelä, M., Marttunen, M., Rimpelä, A., &Rantanen, P. (1999). Bullying,

(32)

32 Kaltiala-Heino, R., Rimpelä, M., Rantanen, P., &Rimpelä, A. (2000). Bullying at school—an indicator of adolescents at risk for mental disorders. Journal of adolescence, 23(6), 661-674.

Kokkonen, P., Karvonen, J. T., Veijola, J., Läksy, K., Jokelainen, J., Järvelin, M. R., & Joukamaa, M. (2001). Prevalence and sociodemographic correlates of alexithymia in a population sample of young adults. Comprehensive psychiatry,42(6), 471-476.

Kooiman, C. G., Spinhoven, P. H., Trijsburg, R. W., & Rooijmans, H. G. M. (1998). Perceived parental attitude, alexithymia and defense style in psychiatric outpatients. Psychotherapy and

psychosomatics, 67(2), 81-87.

Mallinckrodt, B., King, J. L., & Coble, H. M. (1998). Family dysfunction, alexithymia, and client attachment to therapist. Journal of Counseling Psychology, 45(4), 497.

Mattila, A. K., Salminen, J. K., Nummi, T., &Joukamaa, M. (2006). Age is strongly associated with alexithymia in the general population. Journal of psychosomatic research, 61(5), 629-635.

Parker, J. D., Austin, E. J., Hogan, M. J., Wood, L. M., & Bond, B. J. (2005). Alexithymia and academic success: Examining the transition from high school to university. Personality and Individual

Differences, 38(6), 1257-1267.

Parker, J. D., Taylor, G. J., &Bagby, R. M. (1989). The alexithymia construct: relationship with sociodemographic variables and intelligence. Comprehensive psychiatry, 30(5), 434-441.

Petrides, K. V., Frederickson, N., &Furnham, A. (2004). The role of trait emotional intelligence in academic performance and deviant behavior at school.Personality and individual differences, 36(2), 277-293.

Rigby, K., &Slee, P. (1999). Suicidal ideation among adolescent school children, involvement in bully—victim problems, and perceived social support.Suicide and life-threatening behavior, 29(2), 119-130.

Rones, M., &Hoagwood, K. (2000). School-based mental health services: A research review. Clinical Child and Family Psychology Review, 3(4), 223-241.

Salminen, J. K., Saarijärvi, S., Äärelä, E., Toikka, T., &Kauhanen, J. (1999). Prevalence of alexithymia and its association with sociodemographic variables in the general population of Finland. Journal of Psychosomatic Research, 46(1), 75-82.

Sifneos, P. E. (1973). The prevalence of ‘alexithymic’characteristics in psychosomatic patients. Psychotherapy and psychosomatics, 22(2-6), 255-262.

(33)

33 Simons-Morton, B. G., Crump, A. D., Haynie, D. L., & Saylor, K. E. (1999). Student–school bonding and adolescent problem behavior. Health education research, 14(1), 99-107.

Vorst, H. (2008). Schoolvragenlijst voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs: handleiding en verantwoording. Pearson Assessment & Information B.V. Amsterdam (4de druk).

Vorst, H. (2012). Resultaten Schoolvragenlijst 2011 (mail/brief uitnodiging deelname middelbare scholen/VMBO).

Vorst, H., &Bermond, B. (2001). Validity and reliability of the Bermond–Vorst alexithymia questionnaire. Personality and individual differences, 30(3), 413-434.

(34)

34

6

Bijlagen

6.1 Bijlage afkortingen alexithymie factoren Emo = emotioneerbaar zijn

Fan = fantaseren

Anf = analyseren feitelijk Ann = analyseren als norm Ver = verbaliseren eigen emoties Inz= inzicht eigen emoties Ana = analyseren anderen Ina = inzicht anderen Pla = emotionele planning Eva = emotionele evaluatie Ant = emotionele anticipatie Ref = emotionele reflectie Val = emotionele validatie

Ssd = self deception (sociale wenselijkheid, defensiviteit, geen negatieve eigenschappen over zelf kunnen/willen aanvaarden)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

&gt; To provide guidelines to social workers to address the needs of foster children and foster parents affected by HIV and AIDS in the Motheo district..

• Jiapan Guo, Chenyu Shi, George Azzopardi, and Nicolai Petkov, Recognition of archi- tectural and electrical symbols by COSFIRE filters with inhibition, In Computer Analysis of

Voor gunnen op waarde, de prijs-kwaliteitverhouding (P/Q) en het hanteren van een vaste prijs (beauty contest) geldt het omgekeerde; deze methoden komen samen voor in 23

If the AUT is deviated from the coordinate origin of the measure- ment set-up, the conventional algorithm requires larger mea- surement range and smaller sampling interval than the

Information Processing Model, 1968 Elaboration Likelihood Model, 1986 Theory of Reasoned Action, 1975 Theory of Planned Behavior, 1985 Reasoned Action Approach, 2009 Technology

Besides, interviews with the officials in the European Commission’s Support Group for Ukraine, the official of the Political Section of the EU Delegation to Ukraine,

I chose Facebook because it is the most significant social media site with 1.79 billion monthly active users as of September 2016 (Facebook, 2017). I collected data for the

The coloured lines represent the change in mean donations given the cost of giving change for every information condition: CU represents the control (complete information)