• No results found

XTC : een pil vol liefde en gevaar : een gevaar naar de verschillende effecten van regulatiefocus op de invloed van injunctieve en descriptieve normen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "XTC : een pil vol liefde en gevaar : een gevaar naar de verschillende effecten van regulatiefocus op de invloed van injunctieve en descriptieve normen"

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1 Een onderzoek naar de verschillende effecten van regulatiefocus op de invloed van

injunctieve en descriptieve normen.

Naam: Marlie Barends Studentnummer: 10687106 Datum: 30 januari 2015 Begeleiding: Dr. Saar Mollen Aantal woorden: 9373

Master Communicatiewetenschap

Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen Persuasieve Communicatie

Graduate School of Communication Universiteit van Amsterdam.

XTC

Een pil vol liefde en gevaar

(2)

2 Inhoudsopgave

Abstract……….. 2

Inleiding………. 3

Theoretisch kader……… 5

Sociale normen en gezondheidsgedrag……… 5

Injunctieve en descriptieve normen……… 6

Sociale normen en cognitieve verwerking……… 7

Regulatiefocus……… 9

Regulatiefocus en sociale normen……… 10

Methode……… 13 Design en deelnemers……… 13 Procedure……… 14 Materiaal en metingen……… 16 Analyseplan……… 19 Resultaten.………20 Controlevariabelen……… 20 Manipulatiecheck……… 22 Hoofdanalyses……… 22 Conclusie en discussie……… 25 Literatuurlijst………29 Appendix……… 34

(3)

3 Abstract

In het verleden zijn preventiegerichte campagnes in de context van XTC gebruik ineffectief gebleken. Een alternatieve benadering om slachtoffers te voorkomen is om interventies op te richten ter bevordering van veilig XTC gebruik. In dit onderzoek werd voor het eerst

onderzoek gedaan naar de effectiviteit van sociale normboodschappen ter bevordering van XTC testgedrag, een belangrijke maatregel voor veilig XTC gebruik.

Het doel van dit onderzoek was meer inzicht te geven in de werking van descriptieve en injunctieve normen op de attitude ten aanzien van testgedrag, testintentie, informatie zoekgedrag en daadwerkelijk testgedrag. Hierbij werd specifiek de modererende rol van regulatiefocus onderzocht. Er werd verwacht dat descriptieve normen het grootste effect zouden hebben wanneer mensen een opgewekt promotiefocus hadden. Aansluitend werd verwacht dat injunctieve normen het grootste effect zouden hebben wanneer mensen een preventiefocus hadden. Als onderliggende verklaring voor de verwachtingen werd het cognitieve verwerkingsproces van de normboodschap gegeven.

Middels een online experimenteel onderzoek (N=156) is de data voor dit onderzoek verkregen. Na drie weken volgde de online nameting (N=53) om het daadwerkelijke testgedrag van de deelnemers te kunnen meten. Deelnemers werden blootgesteld aan een descriptieve- of injunctieve normboodschap. Tevens werd er bij de deelnemers een promotie- of preventiefocus opgewekt. Hierna zijn de afhankelijke variabelen attitude ten aanzien van testgedrag, testintentie, informatie zoekgedrag en daadwerkelijk testgedrag gemeten. Tegen verwachtingen in zijn er geen interactie effecten gevonden van sociale norm en regulatiefocus op de afhankelijke variabelen. Vervolg onderzoek is noodzakelijk aangezien er nog weinig wetenschappelijke kennis is rondom de effecten van regulatiefocus op de invloed van sociale normen. Onverwachts zijn er wel hoofdeffecten gevonden van sociale norm op attitude ten aanzien van testgedrag en informatie zoekgedrag. Deelnemers die waren blootgesteld aan een descriptieve normboodschap vertoonden meer informatie zoekgedrag dan deelnemers die waren blootgesteld aan een injunctieve normboodschap. Deelnemers die waren blootgesteld aan een injunctieve normboodschap hadden een postievere attitude ten aanzien van testgedrag dan deelnemers die waren blootgesteld aan een descriptieve normboodschap. Deze

(4)

4 Inleiding

Het aantal georganiseerde dancefestivals is de afgelopen jaren fors toegenomen. Zo zijn er volgens het onderzoeksbureau Respons in 2013 dertig procent meer dancefestivals

georganiseerd in Nederland dan het jaar ervoor. Maar liefst driekwart van de

dancefeestbezoekers gebruikt XTC pillen (MDMA) tijdens het feesten (Peters, Kok, & Abraham, 2008). De inhoud en samenstelling van deze pillen kunnen sterk verschillen, en dit kan tot zeer ongewenste effecten leiden. In 2014 heeft het Trimbos-instituut meerdere malen gewaarschuwd voor ‘vervuilde’ XTC pillen met de levensgevaarlijke stof PMMA en voor hoog gedoseerde pillen (MDMA). Het slikken van meerdere van deze pillen en/of het combineren met andere middelen kan levensgevaarlijk zijn. PMMA en te hoge doseringen MDMA kunnen leiden tot oververhitting van lichaam en de hersenen, hartkloppingen, paniekaanvallen of bewusteloosheid (Korf, 1991). In combinatie met bepaalde

omstandigheden kunnen deze symptomen zelfs fatale gevolgen hebben (Van der Poel, et al., 2013). Tijdens het Amsterdam Dance Event in oktober 2014, overleden er in één week tijd drie mensen aan de gevolgen van XTC gebruik. Als gevolg hiervan is het landelijke debat over XTC problematiek aangewakkerd.

In het verleden bleken interventies zoals strengere wetgeving en campagnes ter

preventie van XTC gebruik weinig succesvol in het weerhouden van mensen om XTC te gaan gebruiken (Marsden, et al, 2006; Van Hasselt, & Kok,2009). Een alternatieve benadering is om interventies op te richten ter bevordering van veilig XTC gebruik. Drugs experts noemen het laten testen van een XTC pil de belangrijkste voorzorgsmaatregel die men kan treffen om de risico’s te beperken (Peters, et al., 2008). In Nederland kunnen XTC pillen gratis getest worden op inhoud in speciaal hiervoor opgezette testcentrums. Zo komt men erachter of een pil gevaarlijke stoffen zoals PMMA bevat. Een kleine hoeveelheid van deze stof kan mensen al in de gevarenzone brengen. Tevens wordt bij een test de sterkte van de pil bepaald. De gangbare dosering MDMA per pil was lange tijd 80 mg. Maar de afgelopen jaren neemt de sterkte van pillen fors toe (Nationale Drugs Monitor, 2013). Ongeveer 10% van de pillen is nu sterker dan 150 mg MDMA en er zijn uitschieters bij tot 300 mg. Het aantal ernstige

medische situaties op festivals is verdrievoudigd sinds de komst van deze sterke XTC pillen (NDM, 2013). In 2009 had 7% van de slachtoffers op festivals een matige of ernstige XTC intoxicatie. In 2013 was dat aantal toegenomen tot 22%.

Studies hebben aangetoond dat de invloed van de omgeving het dominantie

mechanisme is bij de initiatie van XTC en bij XTC gerelateerde gedragingen (Peters, et al., 2008). Gebruikers laten zich in hun gedrag beïnvloeden door sociale normen die er heersen in

(5)

5 de groep waartoe zij behoren. Sociale normen zijn onderling vastgestelde opvattingen en regels rondom gedrag (Cialdini, Reno, & Kallgren, 1990). Ze blijken sterk van invloed te zijn op iemands intentie om gedrag uit te voeren. Dit komt doordat mensen de neiging hebben om gedrag te vertonen dat overeenkomt met het gedrag van de groep en omdat men wil voldoen aan de verwachtingen van de groep (Cialdini et al, 1990). Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen injunctieve en descriptieve normen. Injunctieve normen verwijzen naar

algemeen goed- of afgekeurd gedrag. Daarentegen geven descriptieve normen aan hoe de meeste andere mensen zich daadwerkelijk gedragen in een bepaalde situatie (Cialdini et al., 1990).

De toename in ‘vervuilde’ en hoog gedoseerde XTC pillen heeft geleid tot meer onzekerheid rondom veilig XTC gebruik. In onzekere of ambigue situaties is het lang niet altijd duidelijk wat de heersende normen in een groep zijn. Sociale normen kunnen dan door marketeers worden ingezet om mensen te informeren over wat gepaste of gewenst gedrag is. Onderzoek heeft al aangetoond dat zowel injunctieve als descriptieve normen sterk

samenhangen met XTC testgedrag (Peters, et al., 2008). Maar tot op heden zijn er geen onderzoeken bekend die de bruikbaarheid van sociale normen ter bevordering van XTC testgedrag hebben getoetst.

Ondanks dat er veelvuldig onderzoek is gedaan naar de effecten van injunctieve en descriptieve normen op gezondheidsgerelateerde gedragingen, is er nog maar weinig aandacht besteed aan specifieke omstandigheden die de werking van deze twee typen normen kunnen versterken (Kredentser, et al, 2012). Wel is aangetoond dat injunctieve en descriptieve normen, voor een optimale beïnvloeding, een verschillende cognitieve verwerking vereisen (Jacobsen, Mortensen, & Cialdini, 2011; Kredentser et al., 2012). Als de vereiste verwerking van de norminformatie aansluit bij de verwerkingsstijl die een persoon hanteert, dan zal de informatie gemakkelijker verwerkt worden en daardoor een grotere invloed op attitude,

intentie, en gedrag hebben (Daryanto, De Ruyter, Wetzels, & Patterson,2010). Sociale normen oefenen meer invloed uit als zij onder de juiste cognitieve omstandigheden worden verwerkt. De wijze waarop mensen informatie verwerken wordt bepaald door de mindset, regulatiefocus, die ze op dat moment hebben (Aaker, Lee, 2003; Pham, Avnet, 2008). Deze kan ofwel meer gericht zijn op het behalen van positieve uitkomsten ofwel het vermijden van negatieve uitkomsten (Higgins, 1998). Er zijn maar twee onderzoeken bekend die de invloed van regulatiefocus op de werking van injunctieve en descriptieve normen hebben onderzocht. Melnyk, Van Herpen en Fischer (2011) toonden in een (semi) commercieel onderzoek aan dat descriptieve normen het meeste invloed uitoefenen wanneer mensen een promotiefocus

(6)

6 hebben. Een ander onderzoek van Florack, Palcu, en Friese (2013) toonde daarentegen aan dat descriptieve normen de meeste invloed uitoefenen op gedrag wanneer mensen een

preventiefocus hebben. Een eenduidig antwoord van de werking van regulatiefocus op de invloed van sociale normen blijft uit en dit maakt dat vervolgonderzoek van belang is.

Deze studie tracht een bijdrage te leveren aan wetenschappelijke kennis op het gebied van de sociaal psychologische werking van injunctieve en descriptieve normen. Bovendien is het gebruik van sociale normen ter bevordering van XTC testgedrag nog niet eerder

experimenteel getest. Vanuit een praktisch oogpunt zal dit onderzoek een leidraad verschaffen voor een effectief gebruik van injunctieve en descriptieve normen in campagnes om XTC testgedrag te bevorderen. Deze campagnes zijn hard nodig om het aantal XTC gerelateerde ongevallen in de toekomst te verminderen.

In dit onderzoek staat de vraag centraal of sociale normen een sterker effecten hebben op attitude, intentie en gedrag wanneer er ook rekening wordt gehouden met de invloed van regulatiefocus.

De volgende onderzoeksvraag is opgesteld:

Wat is het effect van sociale normen op de attitude ten aanzien van XTC testgedrag, intentie om te testen, informatie zoekgedrag en het daadwerkelijke testgedrag. En welke rol speelt regulatiefocus hierbij

Theoretisch kader

Sociale normen en gezondheidsgedrag

Mensen laten zich bewust en onbewust beïnvloeden door het gedrag en de meningen van andere mensen (Cialdini, Reno, & Kallgren, 1990; Schultz, Nolan, Cialdini, Goldstein, & Griskevicius, 2007; Kredentser, Fabrigar, Smith, & Fulton, 2012). Een vorm van sociale invloed zijn sociale normen. Sociale normen zijn de opvattingen en regels die mensen binnen een sociale groep delen (Cialdini et al., 1990). Ze worden verkregen door interactie met anderen of door het gedrag van anderen te observeren (Cialdini, & Goldstein, 2004).

Onderzoek aangetoond dat sociale normen invloed kunnen uitoefenen op attitudes en gedrag deels kunnen motiveren en voorspellen (Terry, Hogg, & McKimmie, 2000). Wanneer iemand zijn gedrag aanpast aan sociale normen spreekt men van conformeren (Cialdini, & Goldstein,

(7)

7 2004). Men zal alleen zijn gedrag aanpassen als de desbetreffende norm op dat moment saillant is gemaakt (Jacobson, Cialdini, & Mortsenen, 2011). Lang niet in alle situaties is het duidelijk welke sociale normen er heersen. Het is dan mogelijk om bij mensen een

gedragsverandering teweeg te brengen door een specifieke sociale norm sailliant te maken (Cialidini et al., 1990; Jacobsen, et al., 2011). Sociale normen kunnen zo worden ingezet om mensen te informeren over sociaal wenselijk of gepast gedrag (Reno, et al., 1993).

Er zijn tal van onderzoeken en interventies bekend die hebben aangetoond dat sociale normen effectief kunnen worden ingezet om gezondheidsgerelateerde gedragingen te

bevorderen. Zo is het gebruik van sociale normen effectief gebleken bij vermindering van roken (Dijkstra, Mesters, De Vries, Van Breukelen, & Parcel, 1999), ongezond eetgedrag (Mollen, Rimal, & Kok, 2013) en middelengebruik (Perkis, Linkenbach, Lewis, & Neighbors, 2010; Mollen, Rimal, Ruiter, & Kok, 2013). De mate waarin sociale normen

gezondheidsgedrag beïnvloeden is per type gedrag verschillend (Melnyk, van Herpen, & Van Trijp, 2010).

Het effect van sociale normen op het veilig gebruiken van XTC pillen is nog niet eerder onderzocht. Wel heeft exploratief onderzoek aangetoond dat sociale normen een sterke positieve relatie hebben met XTC gebruik (r=0.62), attitude ten aanzien van testgedrag (r=0.52) en belangrijke voorspellers zijn voor de intentie om XTC pillen te laten testen (r=0.57) (Peters, et al., 2008). De eventuele causaliteit tussen sociale normen en XTC testgedrag is nog niet experimenteel aangetoond. Dit is wel nodig om uitspraken te kunnen doen over de bruikbaarheid van sociale normen bij campagnes om testgedrag te bevorderen.

Injunctieve en descriptieve normen

In de huidige literatuur omtrent sociale normen wordt er een duidelijk onderscheid gemaakt tussen injunctieve en descriptieve normen (Cialdini et al., 1990). Volgens de Focus Theory of Normative Conduct geven descriptieve normen aan hoe de meeste andere mensen zich

gedragen in een bepaalde situatie (Cialdini et al.,1990). De invloed van descriptieve normen op gedrag komt voort uit de motivatie van mensen om gepast gedrag te vertonen (Cialdini, & Trost, 1998). Men kijkt dan naar het gedrag van andere mensen om af te kunnen leiden wat gebruikelijk of passend gedrag is in een bepaalde situatie. De gedachte die achter het conformeren aan een descriptieve norm zit is: ‘Iedereen gedraagt zich op deze manier, dan zal dat wel de juiste manier zijn om je te gedragen in deze situatie’ (Cialdini, & Goldstein, 2004). Wanneer men bijvoorbeeld op een dancefeest veel andere gebruikers water ziet

(8)

8 eerder zelf water gaan drinken.

Descriptieve normen tonen aan welk gedrag in een specifieke situatie het meest gepast is maar in een andere situatie kan weer heel ander gedrag gebruikelijk zijn (Reno, et al., 1993). Verder komen descriptieve normen vooral van pas wanneer men onzekerheid ervaart over het te vertonen gedrag of wanneer men zich bevindt in een ambigue situatie. Het gedrag van anderen, de descriptieve norm, vormt dan een leidraad om zelf tot gepast gedrag te kunnen komen (Jacobson, et al., 2011). De afgelopen tijd waarschuwt de media steeds vaker voor het gebruik van vervuilde of hoog gedoseerde XTC pillen. Hierdoor is de onzekerheid rondom de veiligheid van XTC pillen toegenomen onder dancefeestbezoekers. Deze

toegenomen onzekerheid onder dancefeestbezoekers zal een descriptieve normboodschap ter bevordering van testgedrag invloedrijker maken.

Injunctieve normen geven blijk van gedragingen die over het algemeen, binnen een bepaalde cultuur, goed- of afgekeurd worden. Ze geven aan hoe men zich dient te gedragen en sluiten aan bij de motivatie om betekenisvolle relaties aan te gaan en te onderhouden

(Cialdini, 2003). Men is gemotiveerd om aan de verwachtingen van belangrijke anderen te voldoen en wil voorkomen dat men anderen teleurstelt. Conformeren vergroot de kans op sociale acceptatie en respect en vermindert de kans op eventuele sociale sancties zoals bijvoorbeeld sociale uitsluiting (Jacobson et al., 2011; Reno, et al, 1993). De gedachte die achter het conformeren aan een injunctieve norm zit is: ‘Als mijn gedrag goedgekeurd wordt door anderen, dan zullen anderen mij ook wel goedkeuren. (Cialdini, & Golstein, 2004).

In het kader van XTC gebruik kan een waargenomen injunctieve norm zijn dat onder dancefeestbezoekers het laten testen van pillen belangrijk wordt gevonden. Waar descriptieve normen vooral situatie specifiek functioneren blijken injunctieve normen juist in verschillende situaties gedrag te beïnvloeden (Reno et al., 1993). Injunctieve normen verwijzen namelijk naar culturele standaarden voor gedrag die in het algemeen gelden (Reno et al., 1993). In de literatuur wordt verondersteld dat de invloed van injunctieve normen minder veranderlijk is over tijd dan de invloed van descriptieve normen. Zo hebben Larimer, Turner, Mallet en Geisner (2004) aangetoond dat zowel injunctieve als descriptieve normen alcoholgebruik bij studenten op korte termijn beïnvloeden maar dat injunctieve normen een groter effect hebben op alcoholgebruik een maand later.

Wanneer er gekeken wordt naar daadwerkelijk testgedrag lijkt een injunctieve norm beter inzetbaar te zijn dan een descriptieve norm. XTC testgedrag is complex gedrag. Men moet eerst besluiten om zijn XTC pillen te laten testen en moet daarna naar een testcentrum gaan om ze daadwerkelijk te laten testen. Het testgedrag vindt dus op een later tijdstip en in

(9)

9 een andere situatie plaats dan waarin de boodschap is gecommuniceerd. Er wordt voorspeld dat injunctieve normen, vanwege hun trans situationele karakter en langdurige beïnvloeding, een sterkere positieve invloed hebben op daadwerkelijk testgedrag dan descriptieve normen. Op de attitude ten aanzien van testgedrag en de direct gemeten testintentie worden gelijke effecten van descriptieve en injunctieve normen verwacht omdat deze direct gevormd kunnen worden.

Sociale normen en cognitieve verwerking

De invloed van sociale normen op gedrag hangt af van de wijze waarop de sociale

norminformatie cognitief wordt verwerkt (Jacobson et al., 2011; Kredentser, et al., 2012). Volgens het Elaboration Likelihood Model (Petty, & Cacioppo, 1986) kan

informatieverwerking via een centrale of perifere route verlopen. Wanneer men gemotiveerd is om de informatie te verwerken en voldoende cognitief vermogen heeft (men heeft

relevantie kennis en wordt niet afgeleid) zal de informatieverwerking via de centrale route verlopen. Bij een centrale (diepere en systematische) verwerking besteedt men meer tijd en aandacht aan de inhoud van de informatie, hetgeen behoorlijk wat cognitief vermogen vereist (Petty, & Cacioppo, 1986). De perifere route zal gevolgd worden wanneer men in mindere mate gemotiveerd is of niet het cognitieve vermogen (men is bijvoorbeeld afgeleid) heeft om de informatie uitvoerig te verwerken. De perifere route vereist minder cognitieve inspanning en kan zelfs onbewust gevolgd worden (Chaiken, & Eagly, 1989). Men laat zich meer

beïnvloeden door oppervlakkige kenmerken van de boodschap zoals het aantal argumenten of de autoriteit van de bron (Petty, & Cacioppo, 1986).

Er zijn aanwijzingen dat verwerking van descriptieve en injunctieve normen op verschillende verwerkingsniveaus (perifeer of centraal) plaatsvinden (Cialdini, & Goldstein, 2004; Kredentser, et al., 2012, Jacobson et al., 2012). Descriptieve normen vereisen minder cognitieve inspanning dan injunctieve normen en worden het meest invloedrijk verwerkt via de perifere route (Jacobson et al., 2011; Kredentser et al., 2012). Een descriptieve norm die aangeeft dat de meeste mensen hun XTC pillen laten testen functioneert als een eenvoudige beslissingsregel om te bepalen wat gepast gedrag is omtrent XTC gebruik. Mensen hoeven slechts te kijken naar het gedrag of tekenen van het gedrag van anderen om te kunnen bepalen wat gepast gedrag is, een hoge mate van cognitieve inspanning is niet nodig (Cialdini et al., 1990). Injunctieve normen daarentegen blijken het meest invloedrijk te zijn wanneer ze via de centrale route en dus uitvoerig verwerkt worden (Jacobson, et al, 2011). Er zijn twee redenen waarom injunctieve normen meer cognitieve inspanning vereisen dan descriptieve normen.

(10)

10 Allereerst moet men een injunctieve norm uitvoeriger verwerken omdat men meer kennis moet hebben over het moraal van de groep (Kredentser, et al., 2012). Ten tweede komen injunctieve normen niet altijd overeen met de persoonlijke doelen die iemand nastreeft. Er kan dan een intern conflict ontstaan tussen het voldoen aan de verwachtingen van anderen

(injunctieve norm) en de eigen persoonlijke doelen. Om tot een beslissing te komen dient men eerst dit interne conflict op te lossen. Dit vergt veel cognitieve inspanning. Samenvattend zijn descriptieve normboodschappen vooral invloedrijk wanneer ze via de perifere route worden verwerkt. Daarentegen hebben injunctieve normen vooral impact wanneer ze centraal worden verwerkt (Cialdini, & Goldstein, 2004; Jacobson et al, 2011; Kredentser et al, 2012).

Als de vereiste verwerking van de norm aansluit bij de verwerkingsstijl van de

persoon zal de informatie gemakkelijker worden verwerkt en daardoor een grotere invloed op attitude, intentie, en gedrag hebben (Daryanto, De Ruyter, Wetzels, & Patterson, 2010). De verwerkingsstijl (perifeer of centraal) die een individu hanteert verschilt per situatie en wordt aangestuurd door psychologische processen zoals emotie (Sanbonmatsu, & Kardes, 1988). en de mindset oftewel regulatiefocus die men op dat moment heeft (Aaker, Lee, 2003; Pham, & Avnet, 2009).

Regulatiefocus

De Regulatory Focus Theory (Higgins, 1997) beschrijft twee motivationele processen die mensen gebruiken om gewenste eindstaten (doelen) te bereiken, namelijk promotiefocus en preventiefocus. Mensen met een promotiefocus richten zich op idealen, wensen en

verlangens. Ze zijn prestatiegericht en gevoelig voor de aanwezigheid van positieve uitkomsten. Mensen met een preventiefocus zijn gericht op verantwoordelijkheden en

verplichtingen. Ze zijn op zoek naar een gevoel van veiligheid en willen negatieve uitkomsten vermijden of voorkomen (Higgins, 1997). Wanneer deze bevindingen worden vertaald naar testgedrag dan zal iemand met een promotiefocus zich meer richten op de positieve gevolgen van een geteste XTC-pil zoals het beleven van een fijn feest. Iemand met een preventiefocus zal eerder een XTC-pil laten testen omdat hij een onprettige of zelfs gevaarlijke XTC

beleving wil voorkomen.

De regulatiefocus van een persoon beïnvloedt de wijze waarop men zijn doelen wil bereiken. Iemand met een promotiefocus benadert een doel met gedrevenheid en past benaderingsstrategieën toe. Dit houdt in dat men zoveel mogelijk kansen wil benutten en successen wil behalen, men is bereid om risico te nemen (Higgins, 1997). Daarentegen benadert iemand met preventiefocus zijn doelen juist met waakzaamheid en past risico

(11)

11 vermijdende strategieën toe (Cesario, Grant, & Higgins, 2004; Higgins, 1997). Men wil de kans op fouten maken verminderen. Mensen met een preventiefocus zijn dus gericht op het vermijden van negatieve uitkomsten en benaderen hun doelen met gedrevenheid. Daarentegen zijn mensen met een promotiefocus gericht op het verkrijgen van positieve uitkomsten. Zij stellen zich juist risicovermijdend op.

Kinderen ontwikkelen op jonge leeftijd een chronische predispositie voor een

preventie- of promotiefocus als gevolg van de opvoedstijl van de ouders (Higgins, Silberman, 1998). Wanneer ouders kinderen intrinsiek aanmoedigen om doelen en idealen na te streven ontwikkelt het kind hoogstwaarschijnlijk een promotiefocus. Echter wanneer de opvoedstijl meer gericht is op het beschermen van het kind en men straffen toepast wanneer het kind niet zijn doelen behaalt zal het kind een preventiefocus ontwikkelen. Ondanks een chronische predispositie voor een preventie- of promotiefocus komen beiden voor bij alle mensen (Idson, Liberman, & Higgins, 2000). Specifieke situationele kenmerken kunnen tijdelijk een

regulatiefocus opwekken bij een persoon. Zo kan er een promotiefocus opgewekt worden wanneer men de aandacht richt op wensen, idealen of verlangens (Pham, & Avnett, 2004). Een tijdelijke preventiefocus zal worden opgewekt wanneer men de aandacht richt op verplichtingen en verantwoordelijkheden (Pham, & Avnett, 2004).

Regulatiefocus en sociale normen

Onderzoek heeft aangetoond dat de regulatiefocus van een persoon een directe invloed uitoefent op de verwerkingsstijl die een persoon hanteert (Friedman, & Förster, 2001; Pham, & Avnett, 2004).

Mensen met een preventiefocus streven naar veiligheid en hanteren een risico

vermijdende strategie (Florack, et al., 2013). Onderzoek heeft aangetoond dat mensen met een risico vermijdende houding de neiging hebben om informatie met meer zekerheid en dus uitvoerig te verwerken (Friedman, & Förster, 2000).

Zij vertrouwen minder op eigen kennis en emoties en door informatie uitvoerig te verwerken hopen zij meer zekerheid te verkrijgen en zo de kans op het maken van foute beslissingen te verkleinen (Pham, & Avnet, 2009). Een preventiefocus triggert dus een centrale

verwerkingsstijl (Florack, et al., 2005; Pham, & Avnet, 2009).

Aansluitend wakkert de gedreven (en risico nemende) houding van mensen met promotiefocus een perifere informatieverwerking aan (Florack, et al., 2005; Pham, & Avnet, 2009). Dit komt doordat mensen met een promotiefocus niet gericht zijn op het verkrijgen van

(12)

12 zekerheid en het vermijden van risico’s (Friedman, & Förster, 2000). Mensen met een

promotiefocus vertrouwen bij het nemen van beslissingen op eigen emoties en kennis, ze zijn naar binnen gericht en verwerken informatie van buitenaf minder uitvoerig (Pham, & Avnett, 2009). Mensen met een promotie focus hanteren daarom eerder een perifere verwerkingsstijl dan een centrale verwerkingssstijl (Florack, et al., 2005; Pham, & Avnet, 2009).

In de literatuur wordt verondersteld dat gezondheidsboodschappen een sterker effect hebben op attitudes, intenties en gedrag wanneer deze onder passende cognitieve

omstandigheden worden verwerkt (Daryanto, De Ruyter, Wetzels, & Patterson, 2010). Voor een optimale beïnvloeding vereisen injunctieve normen een centrale verwerking (Cialdini, & Goldstein, 2004; Jacobson et al, 2011; Kredentser et al, 2012). Zij lijken daarom het best aan te sluiten bij de centrale verwerkingsstijl die een persoon met een preventiefocus hanteert. Daarentegen vereisen descriptieve normen voor een optimale beïnvloeding een perifere verwerking (Jacobson et al., 2011, Kredentser et al, 2012 ). Hierdoor passen descriptieve normen beter bij de perifere verwerkingsstijl die een persoon met een promotiefocus hanteert.

Eerder onderzoek naar rol van regulatiefocus op de invloed van sociale normen is schaars en heeft wisselende resultaten opgeleverd. Zo toonde Melnyk (2011) in een niet gepubliceerd (semi) commercieel onderzoek aan dat descriptieve normen de meeste invloed uitoefenen op koopintenties wanneer mensen een promotiefocus hebben. In het onderzoek van Melnyk (2011) werd echter niet aangetoond dat injunctieve normen een grotere persuasieve invloed uitoefenen wanneer mensen een preventiefocus hebben dan wanneer mensen een promotiefocus hebben..

De bevindingen van een onderzoek van Florack en collega’s (2013) zijn tegenstrijdig aan bevindingen van Melnyk (2011). Florack en collega’s (2013) toonden aan dat mensen met een preventiefocus zich in hun eetgedrag sterker laten beïnvloeden door andere mensen uit de omgeving dan mensen met een promotiefocus. Zij beargumenteren dat mensen uit de

omgeving als een heuristieke cue dienen voor sociaal gepast eetgedrag (descriptieve norm). Op basis van dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat de invloed van een descriptieve norm sterker is wanneer men een preventiefocus heeft dan wanneer men promotiefocus heeft. Echter, lijkt de normatieve invloed van een etende persoon uit de omgeving meer injunctief van aard te zijn dan descriptief. Herman, Roth en Polivy (2003) hebben namelijk aangetoond dat de belangrijkste reden van mensen (vooral bij overgewicht) om zich te conformeren aan het eetgedrag van anderen is dat ze een goede indruk willen maken. Ze willen een sociale afkeuring op basis van overmatig eetgedrag voorkomen. Door hun eetgedrag aan te passen aan het sociaal wenselijke eetgedrag hopen ze een sociale afkeuring te kunnen voorkomen.

(13)

13 Het eetgedrag van anderen verwijst dus naar een injunctieve norm. Een alternatieve

interpretatie van de resultaten van Florack en collega’s (2013) is vervolgens dat mensen met een preventiefocus zich op injunctieve wijze, en niet op descriptieve wijze, door het eetgedrag van andere mensen uit de omgeving laten beïnvloeden.

Samengevat is reeds beschreven dat injunctieve normen optimaal via de centrale route worden verwerkt (Cialdini, & Goldstein, 2004; Kredentser, et al.,2012) en descriptieve normen het meest invloedrijk zijn wanneer ze perifeer worden verwerkt (Jacobson et al.,2011). Daarnaast blijkt dat de regulatiefocus van een persoon bepalend is voor de verwerkingsstijl die een persoon hanteert. Een promotiefocus triggert een perifere

verwerkingsstijl en een preventiefocus triggert een centrale verwerkingsstijl (Kredentser et al., 2012; Jacobson et al., 2011). Er wordt aangenomen dat descriptieve normen beter aansluiten bij mensen met een promotiefocus en dat injunctieve normen beter passen bij mensen met een preventiefocus.

Er wordt in dit onderzoek verwacht dat het effect van sociale normen op de attitude ten aanzien van testgedrag, testintentie, informatie zoekgedrag en daadwerkelijk testgedrag afhangt van de regulatiefocus van mensen.

Op basis hiervan zijn de volgende hypotheses opgesteld:

H1: De invloed van een descriptieve norm op attitude ten aanzien van het testen (H1a),

testintentie (H1b) en informatie zoekgedrag (H1c) is sterker wanneer mensen een promotiefocus hebben dan wanneer mensen een preventiefocus hebben.

H2: De invloed van een injunctieve norm op attitude ten aanzien van het

Testen (H2a), testintentie (H2b), informatie zoekgedrag (H2c) en daadwerkelijk testgedrag (H2d) is sterker wanneer mensen een preventiefocus hebben dan wanneer mensen een promotiefocus hebben.

H3: Descriptieve normen beïnvloeden daadwerkelijk testgedrag in mindere mate dan injunctieve normen (H3a) en de invloed van een descriptieve norm op daadwerkelijk testgedrag is sterker wanneer mensen een promotiefocus hebben dan wanneer mensen een preventiefocus hebben (H3b).

(14)

14

Figuur 1. Conceptueel Model

Methode

Design en deelnemers

Er is een online experiment uitgevoerd met een 2 (type norm: descriptief vs. injunctief) x 2 ( type regulatiefocus: promotie vs. preventie) tussen proefpersonen design met nameting. Op basis van toeval zijn alle deelnemers toegewezen aan één van de vier experimentele condities. De deelnemers zijn benaderd via e-mail, sociale media en via de dancefeest gerelateerde website www.partyflock.com. In de wervingstekst werd duidelijk vermeld dat het onderzoek bedoeld was voor dancefeestbezoekers en dat er alleen mensen konden deelnemen die in het verleden eens XTC hadden gebruikt. Tevens werd er kenbaar gemaakt dat deelnemers kans konden maken op één van de tien tegoedbonnen ter waarde van tien euro indien zij deel zouden nemen aan beide onderzoeken. De wervingstekst bevatte een link waarmee proefpersonen direct naar het online experiment verwezen werden.

In totaal hebben er 195 dancefeestbezoekers (M= 24,09, SD= 3,08) deelgenomen aan het online experiment. Er is in dit onderzoek gekozen voor de doelgroep dancefeestbezoeker,

(15)

15 omdat 2/3 van de dancefeestbezoekers in Nederland wel eens XTC gebruikt en zijn XTC-pillen veelal niet laat testen (Peters, et al., 2008). In totaal werden 43 deelnemers niet

meegenomen bij de statistische analyses. Zij werden uitgesloten vanwege één of meer van de volgende redenen: de deelnemer was jonger dan 18 jaar (n= 2), hij of zij heeft nog niet eerder XTC gebruikt (n = 17), deelnemer heeft de manipulatietaak voor regulatiefocus niet gedaan (n=12) of de deelnemer wijkt meer dan 3 standaard deviaties af van de gemiddelde leestijd van de manipulatie tekst van sociale norm (n=12).

Van de overgebleven 152 deelnemers (M= 24,23, SD= 2,80) had 27,6% een baan, 69,7% studeerde nog en 2,6% was werkloos. 89,2% van de deelnemers hadden als hoogst genoten opleiding hoger beroepsonderwijs of wetenschappelijk onderwijs, 54,4% van de deelnemers heeft nog nooit een XTC pil laten testen, Van de deelnemers had 6,2% in de afgelopen 12 maanden geen één keer XTC gebruikt, 41,3% had in de afgelopen 12 maanden tussen de één en drie keren XTC gebruikt, 27,6% tussen de drie en zes keren en 27,3% meer dan 7 keren. Verder gaf 55,2% van de deelnemers aan minstens één keer in de 3 maanden naar een dancefeest of festival te gaan. Tot slot en was 52,3% vrouw (n= 79).

In totaal hebben er 54 (M= 23,22, SD= 2,12) mensen deelgenomen aan de nameting. Deze werden drie weken nadat men aan het hoofdonderzoek had deelgenomen uitgevoerd. Hiervan was 52,5% vrouw (n= 30). In de tussentijd heeft 27,6% (n= 16) één of meerdere keren XTC gebruikt. Slecht twee mensen hebben daadwerkelijk een XTC pil laten testen in de tussentijd.

Procedure

Voor het onderzoek was het van belang dat de deelnemers niet de volledige toedracht van het onderzoek zouden weten, om zo de kans op sociaal wenselijke antwoorden omtrent

middelengebruik te verminderen. Sociaal wenselijke antwoorden zijn een bedreiging voor de interne validiteit. Daarom is er gebruik gemaakt van een coverstory. Zo werd er verteld dat het onderzoek meer in het algemeen betrekking had op het feestgedrag en middelengebruik (d.w.z. alcohol en drugs).

Het experiment begon met een informatieblad waarin de proefpersonen werden ingelicht over de aard van het onderzoek, namelijk feestgedrag en middelengebruik. Als voorwaarde werd eerder XTC gebruik gesteld. De deelnemers werd er op gewezen dat zij hun deelname op ieder willekeurig moment konden staken en dat er vertrouwelijk met de

resultaten zou worden omgegaan. Nadat de deelnemers akkoord gingen met de voorwaarden van het onderzoek werden zij verzocht een aantal algemene persoonlijke gegevens zoals

(16)

16 leeftijd, geslacht en de hoogst genoten opleiding in te vullen. Indien de deelnemer nooit eerder XTC had gebruikt werd het onderzoek afgebroken.

Om in de lijn van de coverstory te blijven volgde hierna enkele filler vragen met betrekking tot feestgedrag en alcoholgebruik. Vervolgens werden de deelnemers willekeurig toebedeeld aan één van twee regulatiefocus manipulaties om zodoende een promotiefocus of een preventiefocus op te wekken. Na de manipulatietaak werden de deelnemers willekeurig blootgesteld aan één van de twee sociale norm manipulaties, dat wil zeggen een zogenaamd nieuwsbericht van de website dj.broadcast.net met een injunctieve of descriptieve

normboodschap. Om in lijn te blijven met de coverstory werden er na de manipulaties eerst enkele fillervragen gesteld met betrekking tot alcoholgebruik. Hierop volgde de

uitkomstmaten attitude ten aanzien van XTC testgedrag, XTC testintentie en informatie zoekgedrag. Om te controleren of de manipulatie van de sociale norm geslaagd was werden er voor zowel de injunctieve als de descriptieve norm gevraagd naar percepties

Aan het einde van de vragenlijst werd er gevraagd of men mee wilde doen aan het vervolgonderzoek. Indien men wilde meedoen moest men een e-mailadres invullen. Wanneer men besloot om niet deel te nemen aan het vervolgonderzoek werd er middels een debriefing het daadwerkelijke doel van het onderzoek uitgelegd. De proefpersonen werden uiteindelijk bedankt voor hun deelname.

Vervolg onderzoek

De deelnemers aan het vervolgonderzoek kregen drie weken na deelname aan het hoofdonderzoek een automatisch verstuurde e-mail met daarin een directe link naar het vervolgonderzoek.

Het vervolgonderzoek begon met een informatieblad die grotendeels gelijk was aan het informatieblad getoond in het eerste experiment. Omdat het vervolgonderzoek betrekking had op al dan niet uitgevoerd testgedrag was een verdere coverstory niet van belang. Nadat de proefpersonen akkoord gingen met de voorwaarden van het vervolgonderzoek werden zij verzocht hun leeftijd, geslacht en e-mailadres in te vullen. Deze vragen werden gesteld om in een later stadium de resultaten van het eerste onderzoek te kunnen koppelen aan de resultaten van het vervolgonderzoek. Hierna volgde eerst enkele vragen over het eventuele XTC gebruik van de afgelopen drie weken. Er werden vervolgens vragen gesteld om het testgedrag van de afgelopen drie weken te meten. Na het korte onderzoek werden de deelnemers bedankt voor hun deelname en werd er middels een debriefing het daadwerkelijke doel van het totale onderzoek uitgelegd.

(17)

17

Materialen en metingen

Manipulatie sociale norm

De onafhankelijke variabele in dit onderzoek is de sociale normboodschap, bestaande uit een injunctieve of descriptieve normboodschap. Er is gekozen voor een statistische norm

presentatie d.w.z. (‘…. 12 % meer bezoekers laten hun XTC pillen testen’), omdat deze vorm van normcommunicatie in eerdere onderzoeken effectief is gebleken ( Walters, 2000;

Neighbors, Larimer, & Lewis, 2004). De normen werden weergeven in een fictief

nieuwsbericht afkomstig van de website djbroadcast.net.nl. Dit is een Nederlandse ‘Dance scene’ gerelateerde website met rubrieken over DJ’s, festivals en middelengebruik. Deze website heeft als doelgroep dancefeest bezoekers en sluit daardoor goed aan bij doelgroep van dit onderzoek. Om er zeker van te zijn dat de resultaten van het onderzoek louter te wijten zijn aan de verschillen in de sociale normboodschap (of verschillen in de geïnduceerde

regulatiefocus) werden de nieuwsberichten op zoveel mogelijk andere kenmerken gelijk gehouden. Zo bevatte beide nieuwsberichten dezelfde visuele en tekstuele informatie, op de normboodschap na. De nieuwsberichten waren ook ongeveer even lang (injunctief

nieuwsbericht: 104 woorden, descriptief nieuwsbericht: 91 woorden) (Zie Appendix A voor de volledige berichten).

De injunctieve normboodschap gaf aan dat onderzoek aantoont dat de meeste

dancefeestbezoekers vinden dat je XTC pillen zou moeten laten testen alvorens gebruik en werd als volgt weergegeven:

"Recent onderzoek van het Trimbos-instituut, toont aan dat steeds meer Nederlandse dancefeest bezoekers er van overtuigd zijn dat je een XTC-pil zou moeten laten testen. ‘Een groeiend aantal bezoekers van dancefeesten vindt het belangrijk dat je als gebruiker de inhoud van je aangeschafte pil laat testen bij een testcentrum’ aldus een medewerker van een testcentrum in Amsterdam.

Uit de cijfers van het Drugs Informatie en Monitoring Systeem (DIMS) blijkt dat een groot aantal bezoekers van dancefeesten het belangrijk vinden dat mensen hun pillen laten testen. Vergeleken met 2012, zijn maar liefst 12% meer dancefeest bezoekers die het belangrijk vinden hun pillen te laten testen."

De descriptieve normboodschap beschreef het daadwerkelijke testgedrag van andere dancefeestbezoekers aan en werd als volgt weergegeven:

(18)

18 dancefeest bezoekers hun XTC pillen laten testen. ‘Een groeiend aantal bezoekers van

dancefeesten kiest ervoor om voorafgaand aan een feest de inhoud van hun aangeschafte pil bij ons te laten testen’ aldus een medewerker van het testcentrum te Amsterdam.

Uit de cijfers van het Drugs Informatie en Monitoring Systeem (DIMS) blijkt dat een groot aantal bezoekers van dancefeesten ervoor kiest om hun pillen te laten testen.

Vergeleken met 2012 hebben in 2013 12% meer bezoekers van feesten hun XTC-pillen laten testen."

Manipulatie regulatiefocus

Behalve de sociale normperceptie werd in dit onderzoek ook de regulatiefocus van deelnemers gemanipuleerd. Studies hebben aangetoond dat experimentele manipulaties tijdelijk een regulatie focus kunnen oproepen en dat deze de chronische predispositie van een regulatie focus kunnen ondermijnen (Cesario, Grant, & Higgins, 2004; Florack, & Hartmann, 2007). De gebruikte manipulatietaak sluit aan bij de bewering van de Regulatory Focus Theory (Higgins, 1997, 1998) die stelt dat door de aandacht te richten op wensen en aspiraties er een promotiefocus geactiveerd kan worden. Door de aandacht te richten op taken en

verplichtingen zal daarentegen een preventiefocus geactiveerd worden.

De gekozen manipulatietaak om regulatiefocus te manipuleren is eerder succesvol toegepast in een onderzoek van Lockwood, Jordan en Kunda (2002). De deelnemers werden willekeurig blootgesteld aan een taak waarbij zij (1) een belangrijke wens, verlangen of aspiratie voor de toekomst (promotiefocus) moesten omschrijven of (2) een lastige taak, verplichting die zij tegen denken te komen in de toekomst moesten omschrijven

(preventiefocus) (Freitas, & Higgins, 2002).

Volgens Higgins (1998)) gebruiken mensen met een geactiveerde promotiefocus vooral benaderingsstrategieën. Mensen met een geactiveerde preventiefocus passen juist vermijdingsstrategieën toe. Om de geactiveerde regulatiefocus te versterken moesten de deelnemers daarom tevens vijf strategieën invullen die hen konden helpen bij het (1) realiseren van de wens of (2) voorkomen dat de lastige taak mislukt. Deelnemers in de promotieconditie vulden vijf benadering strategieën in. De volgende vraag is aan ze gesteld: ‘Hoe zorg je ervoor dat alles goed gaat? Wat kan je helpen om je wens/aspiratie te

realiseren?’. Deelnemers in de preventieconditie moesten vijf vermijdingsstrategieën opschrijven. Aan deze deelnemers is gevraagd: ‘Hoe kun je voorkomen dat er iets misgaat? Hoe verhelp je eventuele belemmeringen om de lastige taak/ verplichting uit te voeren?’ (Zie Appendix B voor de volledige manipulatietaak)

(19)

19 De antwoorden van de deelnemers in de promotiefocus conditie waren voornamelijk gerelateerd aan: reizen, werkgeluk, gezinsgeluk en het behalen van een diploma.

Van de deelnemers in de preventiefocus condities waren de antwoorden gerelateerd aan: solliciteren, gezondheid en het afronden van een studie. Er kan geconcludeerd worden dat de antwoorden binnen de twee condities grotendeels verschillend waren.

Meting afhankelijke variabelen

Testattitude. De attitude ten aanzien van het laten testen van XTC-pillen is gemeten aan de hand van vier bipolaire items die zijn gebaseerd op de schaal gebruikt in het onderzoek van Orbell, Blair, Sherlock en Connor (2001). De volgende stellingen werden gesteld: ‘Ik vind het laten testen van XTC-pillen…’ gevolg door de volgende antwoordmogelijkheden ‘slecht – goed’ ‘schadelijk – nuttig’ ‘niet de moeite waard – de moeite waard’ ‘niet belangrijk – belangrijk’, gemeten op een bipolaire 7-puntsschaal. De variabele testattitude bleek valide EV=2,90; R2=0,72 en betrouwbaar α=0,86 (M= 6,17, SD= 1,09).

Testintentie. In navolging van Pomery, Gibbons, Reis-Bergan en Gerrard (2009) zijn er drie items opgesteld om de testintentie te meten. De items hadden betrekking op de volgende keer dat de proefpersoon naar een dancefeest zou gaan en daar XTC zou gaan gebruiken. Om de gedragsintentie en -verwachtingen te meten is er gebruik gemaakt van de volgende stellingen: ‘In hoeverre ben je van plan om je XTC-pil te laten testen, alvorens gebruik?’ (1 = ‘helemaal niet van plan’ - 7 = ‘helemaal wel van plan’)., In hoeverre verwacht je dat je een XTC-pil zal laten testen, alvorens gebruik?’ ( 1 = verwacht ik helemaal niet’ - 7= ‘verwacht ik helemaal wel), ‘Hoe groot acht jij de kans dat je een XTC-pil zal laten testen, alvorens gebruik?’(1 = ‘zeer klein’ – 7’ =‘zeer groot’). De variabele testintentie bleek valide EV= 2,66; R2=0,88 en betrouwbaar α= 0,86 (M= 6,17, SD= 1,09).

Informatie zoekgedrag. Om informatie zoekgedrag te meten is er één item toegevoegd waarbij de proefpersonen moesten aangeven of zij door verwezen wilden worden naar een website (http://www.drugs-test.nl/waar-kan-ik-drugs-laten-testen) met testcentrums bij hen in de buurt. Het item werd als volgt geformuleerd: ‘Wil je na het onderzoek automatisch

doorverwezen worden naar een website met mogelijke XTC testlocaties bij jou in de buurt?’ (0=ja, 1= nee). Wanneer men ‘Ja’ aanklikte werd er na het onderzoek automatisch de website getoond. Van de deelnemers wilde 25,7% doorverwezen worden naar de website (n=39). Testgedrag. In het vervolgonderzoek is middels één item het daadwerkelijke testgedrag van de deelnemers gemeten. De volgende vraag werd gesteld: ‘Heb je, in de

(20)

20 afgelopen drie weken, een XTC-pil laten testen?’ (0=ja, 1=nee). Slechts twee deelnemers hebben in de tussentijd, tussen onderzoek en nameting in, een XTC-pil laten testen. Controle variabelen

Demografische kenmerken. Leeftijd, geslacht (man/vrouw) en hoogst genoten opleiding (lager onderwijs t/m wetenschappelijk onderwijs) zijn meegenomen in dit onderzoek.

Eerder testgedrag. Eerder gedrag kan een goede voorspeller zijn voor toekomstige intenties en gedrag, omdat de frequentie waarmee dit gedrag is uitgevoerd als indicator kan dienen voor toekomstig gedrag overtuigingen kan beïnvloeden die een persoon heeft over dat gedrag (Quellette, & Wood, 1998). Ervan uitgaande dat iemand die eerder een XTC-pil heeft laten testen waarschijnlijk een grotere intentie heeft om dit gedrag nogmaals uit te voeren dan een persoon die dit nog nooit heeft gedaan is eerder testgedrag als controle variabele

opgenomen in de vragenlijst. Middels één item ‘Heb je al eens eerder een XTC-pil laten testen’ (1= ‘nooit’- 7=‘Altijd’ ) is de variabele eerder testgedrag gemeten.

XTC gebruik vervolg onderzoek. Middels één item ‘Heb je in de afgelopen drie weken XTC gebruikt’? is er gemeten of de deelnemers aan het vervolgonderzoek XTC hadden gebruikt tussen het hoofdonderzoek en de nameting in.

Manipulatiecheck

Om te controleren of de manipulatie van zowel de injunctieve norm als de descriptieve norm geslaagd is zijn werd de normperceptie van de deelnemers gemeten.

Descriptieve normperceptie. Deelnemers konden op een percentage balk (lopend van 0 tot 100%) een percentage aangeven op de volgende vraag: ‘Hoeveel procent van de Nederlandse dancefeest bezoekers laat volgens jou zijn XTC-pillen testen voor gebruik’? voor de

descriptieve normperceptie,

Injunctieve normperceptie. Middels het volgende item ‘Hoeveel procent van de Nederlandse Dancefeestbezoekers vindt volgens jou datje XTC-pillen moet laten testen’ gemeten op een percentage balk (lopen van 0 tot 100%) werd de injunctieve normperceptie gemeten.

Analyseplan

Omdat slechts twee deelnemers hun XTC-pillen daadwerkelijk hebben laten testen is er besloten om de hypotheses omtrent daadwerkelijk testgedrag niet te toetsen. Alvorens er analyses worden uitgevoerd om de rest van de hypotheses te toetsen, zal er eerst middels een

(21)

21 variantie analyse, ANOVA, getoetst worden of de normmanipulaties het beoogde effect hebben gehad op de deelnemers. Om na te gaan of de controlevariabelen invloed hebben gehad op de afhankelijke variabelen wordt er een correlatieanalyse uitgevoerd tussen de controlevariabelen variabelen leeftijd, geslacht, hoogst genoten opleiding en eerder

testgedrag en de afhankelijke variabelen: testattitude, testintentie en informatie zoekgedrag. Hierna zal er getoetst worden of de invloedrijke controlevariabelen gelijkmatig over de experimentele condities zijn verdeeld. Indien een controlevariabele ongelijk verdeeld is over experimentele condities zal er voor de effecten van deze variabele gecontroleerd worden. Er zal een ANOVA (of ANCOVA in het geval van covariaten) uitgevoerd worden om de invloed van sociale normen en regulatiefocus op de afhankelijke variabelen testattitudes en

testintentie te toetsen. Om de invloed van sociale norm en regulatiefocus op informatie zoekgedrag te toetsen zal er een logistische regressie worden uitgevoerd. Het model zal de onafhankelijke variabelen sociale norm en regulatiefocus en de interactie tussen sociale norm en regulatiefocus bevatten.

Resultaten

Controlevariabelen

In dit onderzoek werden een aantal relevante controlevariabelen gemeten die mogelijk effect uit konden oefenen op de afhankelijke variabelen. Om te kijken of er gecontroleerd dient te worden voor deze variabelen werd getoetst of er een verband bestaat tussen de

controlevariabelen leeftijd, geslacht, hoogst genoten opleiding, eerder testgedrag, en de afhankelijke variabelen testintentie, testattitude en informatie zoekgedrag. Er werd gevonden dat iemands eerdere testgedrag zwak samenhangt met de attitude ten aanzien van testgedrag (zie Tabel 1 voor correlaties). Verder hangt iemands eerdere testgedrag sterk samen met testintentie. Het geslacht van een persoon hangt zwak samen met de attitude ten aanzien van testen en met informatie zoekgedrag χ2 = 0,203, p = 0,012.

(22)

22 *p <.05.**p<.01

Vervolgens is er middels een Chi-kwadraattoets en een ANOVA bepaald of de deelnemers van de vier condities van elkaar verschilden met betrekking tot het geslacht en eerder

testgedrag De vier condities verschilden niet significant van elkaar met betrekking tot eerder testgedrag F(3, 148) = 2,36, p =0,085. Eerder testgedrag is dus niet meegenomen in het toetsen van de hypothesen. De vier conditiegroepen verschilden wel significant van elkaar met betrekking tot geslacht χ² (3) = 10.52, p = 0,015. Geslacht is daarom meegenomen bij de navolgende analyses om de hypothese omtrent attitude ten aanzien van testgedrag te toetsen. In Tabel 2 is de verdeling van geslacht weergegeven over de vier condities.

Leeftijd Geslacht Opleiding Eerder testgedrag

Testintentie r .111 .113 -.088 .628** p .175 .164 .530 0.000 Testattitude r -.103 .187* .044 .194* p .208 .021 .590 .017 Informatie zoekgedrag r .123 Χ2=.203 .110 -.121 p .130 .012 .160 .138

Tabel 2. Verdeling van geslacht over de vier condities Descriptief-Promotie Descriptief- Preventie Injunctief- Promotie Injunctief-Preventie Totaal Man 21 (29%) 15 (21%) 25 (34%) 12 (16%) 73 (100%) Vrouw 19 (24%) 24 (30%) 12 (15%) 24 (30%) 79 (100%)

(23)

23

Manipulatiecheck

Descriptieve normperceptie

Er is een ANOVA uitgevoerd om de invloed van sociale norm op de descriptieve

normperceptie te onderzoeken. Er bleek geen significant hoofdeffect te bestaan van type norm op de descriptieve normperceptie, F(1, 148)= 0,20 p=0,654. Tegen de verwachting in hadden deelnemers in de descriptieve normgroep geen hogere descriptieve normperceptie (M= 23,62%, SD = 15,42) dan deelnemers in de injunctieve normgroep (M= 24,78%, SD= 17,04). Er werd tevens geen hoofdeffect gevonden voor type regulatiefocus op de descriptieve normperceptie F(1,148)=0,08, p=0,776, noch was er een significant interactie-effect tussen type regulatiefocus en type normboodschap die men te zien kreeg, ten aanzien van de

descriptieve normperceptie F(1,148)= 0,51 p=0,475. Uit deze resultaten valt op te maken dat de manipulatie van de descriptieve normperceptie niet geslaagd lijkt te zijn.

Injunctieve normperceptie

De invloed van sociale norm op de injunctieve normperceptie is ook onderzocht middels een ANOVA. Er bleek, zoals verwacht een significant hoofdeffect van type norm op de

normperceptie zien F(1,148)= 9,08, p=0,003. Deelnemers die waren blootgesteld aan een injunctieve normboodschap hadden gemiddeld een hogere injunctieve normperceptie (M = 62,21%, SD=2,59) dan deelnemers in de descriptieve normgroep (M = 51,01%, SD= 2,41). Tevens werd er, in lijn met de verwachtingen geen effect gevonden van type regulatiefocus op de injunctieve normperceptie F(1,148)=0,483, p=0,488, noch werd er een significant

interactie-effect tussen type regulatiefocus en type norm gevonden op de injunctieve

normperceptie F(1,148)= 2,61, p=0,108. Geconcludeerd kan worden dat de manipulatie van de injunctieve norm geslaagd is.

Hoofdanalyses

Attitude ten aanzien van testgedrag

In hypothese 1a werd gesteld dat de invloed van een descriptieve norm op de attitude ten aanzien van testgedrag het sterkst is wanneer mensen een promotiefocus hebben. Verder werd in hypothese 2a werd gesteld dat de invloed van een injunctieve norm op de attitude ten aanzien van testgedrag sterker is wanneer mensen een preventiefocus hebben dan wanneer mensen een promotiefocus hebben. Er is een ANCOVA (met geslacht als covariaat) uitgevoerd om de invloed van sociale normen op de attitude ten aanzien van testgedrag te onderzoeken in samenhang met de invloed van regulatiefocus.

(24)

24 Uit de ANCOVA bleek, onverwacht, een marginaal significant hoofdeffect te bestaan van sociale norm op testattitude F(3,147) = 3,48, p =0,064. Deelnemers die werden

blootgesteld aan een injunctieve norm scoorden positiever op attitude ten aanzien van testgedrag (M=6,29, SD=1,05) dan deelnemers die werden blootgesteld aan een descriptieve norm (M=5,60, SD=1,11). Daarnaast bleek er geen significant hoofdeffect te bestaan tussen regulatiefocus en testattitude F(3,147)= 0,27, p=0,869.

Om de hypotheses 1a en 1b te toetsen is gekeken naar het mogelijke interactie effect van regulatiefocus en sociale norm op de afhankelijke variabele testattitude. Er bleek geen significant interactie-effect te bestaan van sociale norm en regulatiefocus op testattitude F(3,147)=0,397, p=0,530 (zie tabel 2. voor gemiddelden en standaarddeviaties). Deelnemers die aan een descriptieve norm werden blootgesteld en een promotiefocus hadden niet een significant positievere attitude ten aanzien van testgedrag dan deelnemers die een

preventiefocus hadden. In het geval van een injunctieve norm hadden deelnemers met een preventiefocus niet een significant positievere attitude ten aanzien van testgedrag dan deelnemers met een promotiefocus. Hypothese 1a en 2b worden daarom verworpen. Wel waren de verschillen in gemiddelden in de juiste richting.

Testintentie

In hypothese 1b werd gesteld dat de invloed van een descriptieve norm op de testintentie het sterkst is wanneer mensen een promotiefocus hebben. Verder werd in hypothese 2b gesteld dat de invloed van een injunctieve norm op de testintentie sterker is wanneer mensen een preventiefocus hebben dan wanneer mensen een promotiefocus hebben. Er is een ANOVA Tabel 2. Gemiddelden en SD’s testattitude (covariaat geslacht) en testintentie per conditie weergegeven Descriptief Injunctief Promotie (N=40) Preventie (N=39) Promotie (N=37) Preventie (N=36) M SD M SD M SD M SD Testattitude 6,01 1,05 5,99 1,18 6,15 1,28 6,45 0,76 Testintentie 3,27 1,66 3,87 1,82 4,14 2,06 3,75 2,00

(25)

25 uitgevoerd om de invloed van sociale normen op de testintentie te onderzoeken in samenhang met de invloed van regulatiefocus.

Uit de ANOVA bleek, zoals verwacht, geen significant hoofdeffect te bestaan van sociale norm op testintentie F (3,148) = 1,52, p =0,219. Tevens bleek er geen significant hoofdeffect te bestaan van regulatiefocus op testintentie F(3,148)=0,119, p=0,731.

Om de hypotheses 1b en 2b te toetsen is gekeken naar het mogelijke interactie effect van regulatiefocus en sociale norm op de afhankelijke variabele testintentie. Tegen de verwachting in is er geen significant interactie effect gevonden van sociale norm en

regulatiefocus op de testintentie F(3,148)= 2,67, p=0,105. In het geval van blootstelling aan een injunctieve norm hadden deelnemers met een preventiefocus niet een significant hogere testintentie dan deelnemers met een promotiefocus. In het geval van blootstelling aan een descriptieve norm scoorden deelnemers met een promotiefocus ook niet hoger op attitude ten aanzien van testgedrag dan deelnemers met een preventiefocus. Op basis van deze resultaten kunnen hypotheses 1b en 2b verworpen worden.

Informatie zoekgedrag

In hypothese 1c werd gesteld dat de invloed van een descriptieve norm op het informatie zoekgedrag het sterkst is wanneer mensen een promotiefocus hebben. Verder werd in hypothese 2c gesteld dat de invloed van een injunctieve norm op het informatie zoekgedrag het sterkst is wanneer mensen een preventiefocus hebben. Er is in SPSS een logistische regressieanalyse uitgevoerd om het effect van sociale norm en regulatiefocus op informatie zoekgedrag te onderzoeken. Het model bevatte de twee onafhankelijke variabelen Sociale norm en regulatiefocus norm en de interactievariabele tussen sociale norm en regulatiefocus. De belangrijkste bevindingen staan verwerkt in Tabel 3. Onder de tabel volgt een uitgebreide uitwerking van de toetsing van de hypotheses.

Tabel 3: Odds ratios informatie zoekgedrag

B (SE) P Exp (B) (CI)

Injunctief VS Descriptief 0,81(0,39) 0,035 2,27 [1,06 – 4,87] Preventie VS Promotie -0,25 (0,38) 0,509 0,78 [0,37 – 1,63] Interactie 1,20 (0,81) 0,138 3,33 [0,68 – 16,35]

(26)

26 Het volledige model regressiemodel was marginaal significant χ2 (3, N=152)=7,335, p = 0,062. Het regressiemodel is dus redelijk goed bruikbaar wat betekent dat het model onderscheid kon maken tussen deelnemers die wel informatie zoekgedrag vertoonden en deelnemers die geen informatie zoekgedrag vertoonden. Het model in zijn geheel verklaarde tussen de 4,7% (Nagelkerke R2) en de 6,9% (Cox & Shell R2) van de variatie van informatie zoekgedrag. Zoals te zien in Tabel 3 zorgde de onafhankelijke variabele sociale norm voor een statistisch significante bijdrage aan het model (p=0,035). Er is dus een hoofdeffect van sociale norm op informatie zoekgedrag. De gemeten odds ratio van sociale norm was 2.27 gemeten (p< 0.10). Dit betekent dat deelnemers die waren blootgesteld aan een descriptieve norm significant vaker informatie zoekgedrag vertoonden dan deelnemers die aan een injunctieve norm waren blootgesteld. Om hypotheses 1c en 2c te toetsen is er gekeken naar het mogelijke interactie effect van sociale norm en regulatiefocus op informatie zoekgedrag. Het interactie effect van sociale norm en regulatiefocus op informatiezoekgedrag bleek niet significant. Hypothese 1c en 2c worden daarom verworpen.

Conclusie en discussie

In het verleden zijn preventiegerichte campagnes in de context van middelengebruik ineffectief gebleken. Ze hebben dancefeestbezoekers er niet van weten te weerhouden om XTC te gaan gebruiken. Een alternatieve benadering om slachtoffers te voorkomen is om interventies op te richten ter bevordering van veilig XTC gebruik. In dit onderzoek werd voor het eerst onderzoek gedaan naar de effectiviteit van sociale normboodschappen ter

bevordering van XTC testgedrag, een belangrijke maatregel voor veilig XTC gebruik. Er is eerder al aangetoond dat beide type normen effectief zijn om gezondheidsgedrag positief te beïnvloedenmaar studies voor XTC gerelateerde gedragingen ontbreken. Er werd specifiek onderzoek gedaan naar de modererende invloed van regulatiefocus op het effect van sociale normen. In totaal hebben er 156 respondenten deelgenomen aan het experiment. Middels een korte schrijftaak werd er bij hen een preventiefocus of een promotiefocus opgewekt. Hierna werden de deelnemers blootgesteld aan een injunctieve of descriptieve normboodschap. Vervolgens zijn de effecten van sociale normen en regulatiefocus op de attitude ten aanzien van testgedrag, testintentie en informatie zoekgedrag onderzocht.

Op basis van literatuur en eerder onderzoek werd verondersteld dat sociale normen de meeste invloed uitoefenen op attitudes, intenties en gedrag wanneer deze onder optimale cognitieve omstandigheden worden verwerkt (Daryanto, et al., 2010). Er werd aangenomen

(27)

27 dat descriptieve normen het grootste effect zouden hebben wanneer mensen een

promotiefocus hebben. Daarentegen werd verwacht dat injunctieve normen een groter effect zouden hebben wanneer mensen een preventiefocus hadden dan wanneer mensen een

promotiefocus hadden. Tevens werd er voorspeld dat injunctieve normen, en niet descriptieve normen, daadwerkelijk testgedrag zouden beïnvloeden, en dat dit effect groter zou zijn

wanneer deelnemers een preventiefocus hadden dan wanneer deelnemers een promotiefocus hadden. Op basis van de resultaten zijn alle drie de hypotheses verworpen.

In tegenstelling tot de verwachtingen zijn er in dit onderzoek geen significante interactie effecten gevonden van sociale norm en regulatiefocus op de afhankelijke

variabelen. Een mogelijke verklaring voor het uitblijven van de verwachte interactie effecten is wellicht de manipulatie van regulatiefocus. Om een tijdelijke regulatiefocus op te wekken werden deelnemers blootgesteld aan een taak waarbij zij (1) een belangrijke wens of

verlangen moesten omschrijven (promotiefocus) of (2) een lastige taak of verplichting moesten omschrijven. Gezien het onderzoek van Seib en Forstner (2004) hanteren mensen met een preventiefocus (risico) vermijdende strategieën en mensen met een promotiefocus benadering strategieën. Om de opgewekte regulatiefocus te versterken moesten de deelnemers daarom vijf mogelijke strategieën invullen om (1) te voorkomen dat de lastige taak mislukt (vermijdingsstrategie) of (2) hen helpen bij het realiseren van de wens of verlangen

(benaderingsstrategie). Uit een nadere globale inspectie van de antwoorden bleek dat deelnemers in zowel de promotie als preventieconditie beide type strategieën hebben ingevuld, wat niet de bedoeling was. Het gebrek aan verschil in de gebruikte strategieën impliceert dat de manipulatietaken om een preventiefocus en promotiefocus op te wekken niet het gewenste effect hebben gehad. Een mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat de

deelnemers de opdracht niet goed hebben begrepen. Een andere verklaring kan zijn dat er een gebrek aan aandacht is geweest bij de deelnemers. Dit gebrek aan aandacht kan het gevolg zijn geweest van de gekozen onderzoeksmethode. Een nadeel van een online experiment is namelijk dat er niet gecontroleerd kan worden op mogelijke afleidende factoren uit de omgeving. Alleen als men voldoende aandacht besteed aan of wensen en verlangen of verplichtingen zal er volgens Freitas en Higgins (2002) tijdelijk een preventiefocus of promotiefocus opgewekt worden Wanneer men in de toekomst online onderzoek gaat doen naar de effecten van regulatiefocus kan men zich daarom beter richten op de chronische regulatiefocus van de deelnemers zodat deelnemers geen manipulatietaak hoeven uit te voeren. Verder onderzoek naar de mogelijke invloed van regulatiefocus op het effect van

(28)

28 sociale normen is noodzakelijk meer inzicht te krijgen in de optimale cognitieve verwerking van sociale normen.

In dit onderzoek is onverwachts een hoofdeffect gevonden van sociale norm op attitude ten aanzien van XTC testgedrag. Deelnemers die werden blootgesteld aan een injunctieve normboodschap hadden een significant positievere attitude ten aanzien van testgedrag dan deelnemers die werden blootgesteld aan een descriptieve norm. Dit is een interessante bevinding omdat er in het verleden nog maar weinig empirisch bewijs is geleverd voor sterkere effecten van injunctieve normen dan descriptieve normen op attitudeverandering (Terry, Hogg, &White, 2000). Uit de resultaten komt naar voren dat de gemiddelde attitude ten aanzien van testgedrag voor alle conditiegroepen hoog was. Het lijkt erop dat deelnemers voorafgaande aan het experiment al positieve attitudes omtrent testgedrag hadden.

Injunctieve normen verwijzen naar de mate waarin anderen het gedrag goed-of afkeuren. Zij geven als het ware de gewenste attitudes omtrent gedrag aan. De injunctieve normboodschap die in dit onderzoek is gebruikt communiceerde eigenlijk dat het gewenst is om een positieve attitude ten aanzien van testgedrag te hebben. Injunctieve normen lijken dus meer gerelateerd te zijn aan attitudes dan descriptieve normen. Aansluitend hebben Terry, Hogg en White (2000) aangetoond dat injunctieve en niet descriptieve normen bestaande attitudes omtrent gedrag activeren. De activatie van bestaande attitudes zal een versterkend effect hebben op de attitudes ( Eagly, & Kulesa, 1997). Mogelijkerwijs heeft de activerende werking van de injunctieve norm een versterkend effect gehad op al bestaande positieve attitudes omtrent testgedrag. Dit zou een goede verklaring kunnen zijn voor het gevonden positieve effect van een injunctieve norm op de attitude ten aanzien van testgedrag.

Een andere interessante onverwachte bevinding is dat deelnemers die werden blootgesteld aan een descriptieve norm meer informatie zoekgedrag vertoonden dan

deelnemers die werden blootgesteld aan een injunctieve norm. Deze resultaten zijn in lijn met de literatuur rondom de werking van descriptieve normen. Descriptieve normen functioneren als heuristieke beslisregels voor gepast gedrag (Cialdini et al., 1990). Aansluitend heeft onderzoek aangetoond dat descriptieve normen, en niet injunctieve normen, een sterke

invloed hebben op automatisch en snel uit te voeren gedrag (Cialdini, & Goldstein, 2004). Het informatie zoekgedrag kon simpel en zonder al te veel nadenken worden uitgevoerd.

Deelnemers hoefden immers enkel maar op de “Ja ik wil worden doorverwezen naar een website met testlocaties’ te klikken. Toch moet men voorzichtig zijn bij het interpreteren van de gevonden positieve effecten van descriptieve normen op informatie zoekgedrag. De

(29)

29 manipulatie van de descriptieve normboodschap lijkt namelijk niet geslaagd te zijn. De

deelnemers, in beide normgroepen, waren immers in de veronderstelling dat maar een kwart van de dancefeestbezoekers zijn pillen laat testen. De gevonden effecten kunnen dus niet zomaar verklaard worden aan de hand van escriptieve norm beïnvloeding. Waarom hebben mensen uit de descriptieve norm groep dan toch significant meer informatie zoekgedrag vertoond dan mensen uit de injunctieve normgroep? De descriptieve normboodschap communiceerde een trend: “Steeds meer mensen laten hun XTC pillen testen…”. Wellicht heeft deze gecommuniceerde trend een activerende en motiverende werking op de deelnemers gehad om informatie zoekgedrag te vertonen. Nog nooit is er onderzoek gedaan naar het gebruik van trends in boodschappen om gezond gedrag te bevorderen. De uitkomsten van dit onderzoek hebben, onverwachts, een nieuwe richting voor vervolg onderzoek aangeleverd.

(30)

30

Literatuurlijst

Avnet, T., & Higgins, E. T. (2006). How regulatory fit affects value in consumer choices and opinions. Journal of Marketing Research, 43, 1-10.

Cialdini, R. B. (2003). Crafting normative messages to protect the environment. Current directions in Psychological Science, 12(4), 105-109.

Cialdini, R. B., Reno, R. R., & Kallgren, C. A. (1990). A focus theory of normative conduct: recycling the concept of norms to reduce littering in public places. Journal of

personality and social psychology, 58(6), 1015.

Cialdini, R. B., & Goldstein, N. J. (2004). Social influence: Compliance and conformity. Annu. Rev. Psychol., 55, 591-621.

Cesario, J., Grant, H., & Higgins, E. T. (2004). Regulatory fit and persuasion: Transfer from" feeling right.". Journal of personality and social psychology, 86(3), 388.

Cialdini, R. B., & Trost, M. R. (1998). Social influence: Social norms, conformity, and compliance. In D. T. Gilbert, S. T. Fiske & G. Lindzey (Eds.), The handbook of social psychology (pp. 151-192). Boston: McGraw-Hill.

Chaiken, S., & Eagly, A. H. (1989). Heuristic and systematic information processing within and. Unintended thought, 212.

Daryanto, A., de Ruyter, K., Wetzels, M., & Patterson, P. G. (2010). Service firms and

customer loyalty programs: a regulatory fit perspective of reward preferences in a health club setting. Journal of the Academy of Marketing Science, 38(5), 604-616.

Dijkstra, M., Mesters, I., De Vries, H., Van Breukelen, G., & Parcel, G. S. (1999).

Effectiveness of a social influence approach and boosters to smoking prevention. Health

Education Research, 14(6), 791-802.

Eagly, A. H., & Kulesa, P. (1997). Attitudes, attitude structure, and resistance to

change. Environment, ethics, and behavior: The psychology of environmental valuation

(31)

31 Florack, A., Scarabis, M., & Gosejohann, S. (2005). Regulatory focus and consumer

information processing. Applying social cognition to consumer-focused strategy, 235-263.

Florack, A., Palcu, J., & Friese, M. (2013). The moderating role of regulatory focus on the social modeling of food intake. Appetite, 69, 114-122.

Florack, A., Friese, M., & Scarabis, M. (2010). Regulatory focus and reliance on implicit preferences in consumption contexts. Journal of Consumer Psychology, 20(2), 193-204. Florack, A., Keller, J., & Palcu, J. (2013). Regulatory focus in economic contexts. Journal of

Economic Psychology, 38, 127-137.

Florack, A., & Hartmann, J. (2007). Regulatory focus and investment decisions in small groups. Journal of Experimental Social Psychology, 43(4), 626-632

Förster, J., Higgins, E. T., & Bianco, A. T. (2003). Speed/accuracy decisions in task

performance: Built-in trade-off or separate strategic concerns?.Organizational Behavior and Human Decision Processes, 90(1), 148-164

Friedman, R. S., & Förster, J. (2001). The effects of promotion and prevention cues on creativity. Journal of personality and social psychology, 81(6), 1001.

Freitas, A. L., & Higgins, E. T. (2002). Enjoying goal-directed action: The role of regulatory fit. Psychological Science, 13(1), 1-6.

Herman, C. P., Roth, D. A., & Polivy, J. (2003). Effects of the presence of others on food intake: a normative interpretation. Psychological bulletin, 129(6), 873.

Higgins, E. T. (1997). Beyond pleasure and pain. American psychologist,52(12), 1280. Higgins, E. T., & Silberman, I. (1998). Development of regulatory focus: Promotion and

prevention as ways of living.

Idson, L. C., Liberman, N., & Higgins, E. T. (2000). Distinguishing gains from nonlosses and losses from nongains: A regulatory focus perspective on hedonic intensity. Journal of

Experimental Social Psychology, 36(3), 252-274.

Jacobson, R. P., Mortensen, C. R., & Cialdini, R. B. (2011). Bodies obliged and unbound: differentiated response tendencies for injunctive and descriptive social norms. Journal of personality and social psychology, 100(3), 433.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Gegevens voor de opbrengstindicatoren zijn op relatief korte termijn beschikbaar voor zover het gaat om gegevens die betrekking hebben op de kennis en expertise van

Daarnaast zijn gesprekken gevoerd met sleutelinformanten die werkzaam zijn bij diverse (bijzondere) opsporingsinstanties, beleidsmakers en enkele wetenschappelijk medewerkers

Bijna alle respondenten geven aan dat zij niet zelf het initiatief hebben genomen om XTC te gaan smokkelen, maar dat zij hiervoor door derden zijn benaderd.. Hierbij valt overigens

Dit onderzoek bestudeert de effecten van het gebruik van hedges en pledges in advertenties over gezondheidsbevorderende producten, op de attitude die mensen hebben ten aanzien van

De op de raadsgriffie van de gemeente Woerden werkzame ambtenaren per 1 januari 2013 in algemene dienst aan te stellen onder de bevoegdheid van de gemeenteraad inhoudende een

[r]

Aldus besloten door de raad van de gemeente Woerden in zijn openbare vergadering, gehouden op 29 januari 201^1. De^rMës / °

In afwijking in zoverre van artikel 5 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de BIZ- bijdrage van de gebruiker buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van het