• No results found

Werkplan ANLb project IVAN 2016

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Werkplan ANLb project IVAN 2016"

Copied!
18
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

WERKPLAN

Opdrachtgeversoverleg IPO/EZ

22 augustus 2013

(2)

1. Inleiding Aanleiding

Rijk en provincies/IPO zijn het met elkaar eens dat agrarisch natuurbeheer een belangrijk middel is om de natuurdoelstellingen te realiseren. Onderzoek heeft aangetoond dat het agrarisch natuurbeheer nog onvoldoende bijdraagt aan de biodiversiteit én dat de uitvoering onacceptabel duur is. Het agrarisch natuurbeheer zal effectiever moeten worden dan in het verleden: effectief op de (internationale) biodiversiteitsdoelen en efficiënt in de uitvoering.

Rijk en provincies/IPO hebben afgesproken om gezamenlijk te werken aan de vernieuwing van het huidige stelsel voor agrarisch natuurbeheer, ieder vanuit zijn eigen

verantwoordelijkheid. Het Rijk is verantwoordelijk voor het stelsel en de EU-conforme uitvoering. De provincies zijn vanuit hun regierol in het landelijk gebied verantwoordelijk voor de uitvoering van het agrarisch natuurbeheer, zowel binnen als buiten de EHS. Veranderend perspectief

Het agrarisch natuurbeheer zal in het perspectief van het nieuwe Europese

Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) 2014-2020 en het daarmee samenhangende Platteland Ontwikkelingsprogramma (POP3) worden geplaatst. Aanpassing van het GLB biedt Nederland de mogelijkheid om het huidige stelsel voor agrarisch natuurbeheer, zoals dat nu in het SNL is vormgegeven, door te ontwikkelen naar een stelsel waarin het collectief van agrarische landgebruikers centraal komt te staan.

Met de mogelijkheid in het nieuwe EU-beleid om een ‘collectief van agrarische landgebruikers’ (in plaats van een ‘individuele agrariër’) als eindbegunstigde te benoemen is het mogelijk om de uitvoeringslasten fors te verlagen, de effectiviteit te verhogen en de streek beter te betrekken.

De ecologische effectiviteit is eveneens gediend bij een collectieve aanpak. Experimenten voor weidevogel- en akkervogelbeheer in het verleden (zoals Nederland Gruttoland) hebben hun weerslag gekregen in het huidige SNL-stelsel. Hoewel de uitvoering vanwege de huidige (EU-)regelgeving nog knelpunten oplevert, zijn de ecologische resultaten van een collectieve aanpak veelbelovend te noemen.

Hoofdlijnen Vernieuwd stelsel agrarisch natuurbeheer per 2016

In dit werkplan is uitwerking gegeven aan het implementatietraject om te komen tot het vernieuwde stelsel van agrarisch natuurbeheer per 1 januari 2016. De hoofdlijnen van dit stelsel is door IPO en EZ opgesteld in nauw overleg met de gezamenlijke koepels van agrarische natuurverenigingen en LTO (bijlage 1). Deze hoofdlijnen vormen de basis voor het door de koepels beoogde professionaliseringstraject en de dit werkplan van IPO en EZ.

De activiteiten in dit Werkplan en het Plan van Aanpak Professionalisering Collectieven van de koepels zijn in de afgelopen zomermaanden nader op elkaar afgestemd om zoveel mogelijk overlap in te voorkomen en afspraken te maken over de onderscheiden

verantwoordelijkheden.

Een belangrijke voorwaarde is dat het agrarisch natuurbeheer, zowel financieel als qua uitvoering, past binnen de Europese kaders van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en de POP3 regeling. Ook zal de overheid vooraf helder moeten aangeven welke ambities en doelen gerealiseerd moeten worden, welke zullen worden opgenomen in nationale en provinciale beleidskaders.

Overgangsregime tot 2016

In de periode van 1 januari 2014 tot en met 1 januari 2016 geldt een overgangsregime. Het huidige stelsel voor agrarisch natuurbeheer onder het Stelsel Natuur en Landschap (SNL) zal hiervoor geschikt gemaakt worden. De voorbereidingen hiervoor lopen via de reguliere overleggen in SNL-verband, maar worden afgestemd met dit project voor de implementatie van het vernieuwde stelsel.

(3)

Met de implementatie van het vernieuwde stelsel voor agrarisch natuurbeheer wordt beoogd meerdere doelen te realiseren:

 Het ontwikkelen en implementeren van een aangepast instrumentarium voor het agrarisch natuurbeheer per 1 januari 2016. Hierbij zijn het SNL en de Catalogus Groenblauwe Diensten het vertrekpunt. Het aangepaste instrument is compatibel met het nieuwe GLB, waarin het werken met collectieven uitgangspunt is.

 Effectief beheer op een efficiënte wijze.

 Het ontwikkelen van een instrumentenmix waarmee de overheden een bijdrage leveren aan de internationale verplichtingen.

 Realisatie van de GLB-doelen met betrekking tot natuur en landschap en daaraan gerelateerde watermaatregelen.

3. Beoogde resultaten

De beoogde resultaten van dit project per 1 januari 2016 zijn:

 Een effectief stelsel/instrumentarium voor het agrarisch natuurbeheer vanaf

1-1-2016, passend binnen het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 2014-2020, met goedgekeurde dekking en met concrete voorstellen om dit te bereiken;

 De aanpassingen binnen SNL zijn passend binnen het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 2014-2020, met goedgekeurde dekking en met concrete voorstellen om dit te bereiken.

4. Randvoorwaarden

Eisen en wensen om te komen tot uitvoering van de regelingen in 2016.  Er zijn voldoende financiële middelen beschikbaar (lenteakkoord, GLB,

Regeerakkoord 2012, afspraken in BO Rijk – provincies);

 De onderhandelingen voor het nieuwe GLB worden op tijd afgerond;  Het beleid moet aansluiten bij het natuurbeleid en effectiever zijn;

 Voldoen aan de uitgangspunten van de Hoofdstructuur van het vernieuwde stelsel agrarisch natuurbeheer (bijlage 1);

 Het beleid moet aansluiten bij praktijk en uitvoering van ondernemers;  Het beleid moet voldoen aan de richtlijnen uit het GLB 2014-2020;  Er moet voldoende aandacht zijn voor de uitvoering;

 Er moet voldoende draagvlak zijn bij de stakeholders voor de projectresultaten;  Er moet sprake zijn van adequate communicatie naar grondgebruikers,

stakeholders, etc;

 Het beleid moet aansluiten op het natuurbeleid binnen en buiten de EHS;  Het terugdringen van de uitvoeringslast met 20% vanaf 2016;

 De relatie met het beleid op het gebied van Vergroening, Groenblauwe Diensten, Probleemgebiedenvergoeding, Waterschapsregelingen, organisatiekosten, relatie tussen grondgebonden subsidies, Groenfinanciering, etc. is voldoende effectief en afgestemd.

Eisen en wensen voor de projectorganisatie.  Helder mandaat en sturingslijnen;  Voldoende menskracht;

 Goede uitwisselbaarheid met andere relevante ICT systemen;  Voldoende middelen voor de organisatie zelf;

(4)

5. Projectorganisatie

Portefeuillehouders

Taak: besluiten nemen en aansturing van de programmaorganisatie Frequentie: 3x per jaar

Samenstelling: mw. Burger en de heer Van Dijk, ondersteund door Van Brouwershaven, Beukema, Lubberink en Wouters.

Opdrachtgeversoverleg IVAN

Taak: Dagelijkse aansturing van de programmaorganisatie Frequentie: eens per 6 weken

Samenstelling: Van Brouwershaven, Beukema, Rappa (DR), Soorsma, Van de Baan, Lubberink en Wouters

Kernteam IVAN

Taak: Sturing van het gehele project en bewaken van de samenhang. Organiseren van de werkzaamheden om de beoogde resultaten te realiseren. Het eerste product zal een werkplan zijn, dat medio juli 2013 wordt opgeleverd.

Frequentie: 1x per week

Samenstelling: Erik Lubberink, René Wouters, Henk Menninga, Aard Mulders, Peter van de Boel, Jan Gerrit Deelen

Projectgroep IVAN

Taak: Overleg van de Kernteamleden met de projectleiders van de zeven deelprojecten over de voortgang en samenhang van de werkzaamheden en bespreking van de

(tussen)producten. Coördinatie en uitvoering van de ondersteunende productteams per deelproject.

Frequentie: 1x per twee weken

Samenstelling: Kernteamleden en deelprojectleiders van zowel EZ als IPO (bijlage 2).

Raad van Advies ANb

Taak: overleg en advisering aan het opdrachtgeversoverleg IVAN om te komen tot een nieuw stelsel vanaf 1-1-2016.

Frequentie: 3x per jaar

Samenstelling: Voorzitter Gerard Beukema (IPO), Henk Soorsma (N&B), Ruud de Jong (Provincies), Unie van Bosgroepen, FPG, Vogelbescherming Nederland, Sovon,

Vlinderstichting, 6 ANV koepels, LBN, 12 Landschappen, NM, SBB, LTO-Noord, etc.

Collectievenberaad

Taak: Overleg en advisering aan het Kernteam IVAN over voorstellen die direct verband houden met de uitwerking van het stelsel, de afstemming over de beoogde uitvoering van het stelsel, de voorstellen over de op te stellen beleidskaders en de

professionalisering van de agrarische collectieven. Frequentie: 1x per maand

Samenstelling: Vertegenwoordigers van leden uit het Kernteam, de koepelorganisaties, LTO en de GLB-pilots.

6. Werkwijze

De werklast voor het project is groot. Er zullen in de komende twee jaar veel producten geproduceerd moeten worden en daarover zal met vooral provincies en

koepelorganisaties overleg moeten plaatsvinden. Om te voorkomen dat in het werkproces teveel nadruk wordt gelegd op het vertegenwoordigen van belangen is er voor gekozen om per deelproject te werken met productteams die concrete producten voorbereiden onder leiding van de betreffende deelprojectleider.

(5)

De projectleiders beschikken over een ‘pool van deskundigen’ en bepalen zelf welke mensen bij elkaar moeten worden gezet om te komen tot een bepaald product. Nadat een product is afgerond wordt het productteam weer ontbonden.

De belangenbehartiging vindt plaats via het Collectievenberaad dan wel via de bredere Raad voor Advies.

Het Kernteam zorgt voor de onderlinge afstemming, samenhang en sturing op de producten die voortkomen uit de deelprojecten.

7. Afbakening

Stuurgroep SNL

Taak: overleg en besluitvorming door vertegenwoordigers van provincies, Rijk, agrarische natuurbeheerders en natuurbeheerders met betrekking tot vigerende uitvoering van SNL in de overgangsperiode tot 1-1-2016.

Stuurgroep Aansturing Diensten

Taak: overleg en besluitvorming door directeuren met betrekking tot vigerende uitvoering SNL in de overgangsperiode tot 1-1-2016, en de overgang van het SNL naar het

vernieuwde stelsel voor agrarisch natuurbeheer.

ROND

Taak: brede afstemming Rijk en IPO over de decentralisatie van het natuurbeleid, waarbij zaken met betrekking tot agrarisch natuurbeheer ter informatie kunnen worden

ingebracht.

8. Relatie met andere trajecten  Afstemming met GLB/POP3:

 Afstemming met aanpalend beleid zoals natuurbeleid, waterbeleid, etc.  Afstemming met provinciaal natuurbeheer

 Afstemming met (provinciale) monitoring 9. Geldbeheersing

Voor de projectorganisatie is voor de jaren 2013 t/m 2015 per jaar € 500.000,= gereserveerd. Voor het jaar 2014 is voorzien in de volgende begroting.

Begroting project Implementatie Vernieuwing Agrarisch Natuurbeheer

Projectmanagement

Inhuur projectsecretaris (via DR) 65.000

Onderzoek en inhuur specialisten 30.000

Vergader- en locatiekosten 10.000

Professionalisering provincies 75.000

Voorbereiding PvA professionalisering (eenmalig) 50.000

Onvoorzien 20.000

Totaal 250.000

Communicatie

Inhuur communicatieadviseur 65.000

Landsdelige informatiebijeenkomsten (2x per jaar) 30.000 Thematische bijeenkomsten (5x per jaar) 30.000 Communicatiemiddelen (websites, brochures, folders) 45.000

Publiekscampagne 50.000

Internationalisering (congressen, werkbezoeken, e.d.) 30.000

Onvoorzien 30.000

(6)

Voor het jaar 2013 is circa een derde van het gereserveerde budget nodig voor de maanden september tot en met december (€175.000), rekening houdend met de reeds gemaakte opstartkosten voor de communicatie.

Voor het jaar 2015 zal een begroting worden opgesteld in het najaar van 2014. Per kwartaal wordt de uitputting van het budget besproken in het Opdrachtgeversoverleg. 10. Planning

In de planning wordt een onderscheid gemaakt in activiteiten die op korte termijn spelen zoals bij het inwerking treden van het overgangsregime per 1-1-2014 en de jaren t/m het inwerking treden van het vernieuwde stelsel per 1-1-2016 (bijlage 3).

De activiteiten die betrekking hebben op dit project (vernieuwd stelsel per 2016) worden per deelproject nader uitgewerkt en gekoppeld aan de belangrijkste momenten van besluitvorming.

De voortgang van de activiteiten en de daarmee samenhangende planning zal ieder kwartaal worden besproken in het Opdrachtgeversoverleg.

11. Communicatie

Communicatie speelt een belangrijke rol in dit traject. Naast zorgvuldige informatie-uitwisseling over de opzet van het overgangsregime en het inwerking treden van het nieuwe stelsel, vraagt ook het bekend maken bij alle doelgroepen over wat het nieuwe stelsel voor hen betekent, veel aandacht.

Onderdeel van dit project is een apart deelproject Communicatie (DP7), waarin als eerste een communicatiestrategie wordt uitgewerkt.

(7)

BIJLAGE 1

Hoofdstructuur Vernieuwd stelsel Agrarisch Natuurbeheer

1. Ruimte voor versterking.

Het agrarisch natuurbeheer is een belangrijk instrument om enerzijds een substantiële bijdrage te leveren aan de internationale verplichtingen in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijnen en de Kaderrichtlijn Water, en om anderzijds bij te dragen aan een aantrekkelijk en leefbaar landelijk gebied. Dan moet het echter wel doelgerichter en efficiënter. De uitvoering moet eenvoudiger en tegen lagere kosten. Het agrarisch natuurbeheer zal een duidelijker meerwaarde voor natuur, landschap en agrarisch ondernemerschap moeten opleveren.

Het is de gedeelde ambitie van provincies en het Ministerie van Economische Zaken (EZ) om dit te realiseren. Daarom hebben zij, samen met andere belanghebbenden, een vernieuwd stelsel uitgewerkt voor agrarisch natuurbeheer. Dit stelsel zal op 1 januari 2016 van kracht zijn. De kern van het vernieuwde stelsel is een collectieve benadering en om agrarisch natuurbeheer daar toe te passen waar dit het meest kansrijk is voor een goed rendement, door:

1. Verduurzaming van het agrarisch landschap, in het bijzonder internationale biodiversiteits- en waterverplichtingen (natuurrendement);

2. Aan te sluiten bij praktijk en ervaring van ondernemers;

3. Een effectiever en efficiënter stelsel, passend binnen het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 2014-2020;

2. Stip aan de horizon: de streek aan zet!

Het vernieuwde stelsel biedt op termijn een kans om een breed gedragen beweging in de streek op gang te brengen, waardoor brede maatschappelijke doelen (natuur, water, recreatie) effectiever zullen worden verwezenlijkt. Dit in nauwe samenhang met de doelen van andere gebiedspartners en met een efficiëntere aansluiting op de agrarische bedrijfsvoering.

Voor agrariërs biedt het vernieuwde stelsel ook een kans om hun positie als duurzaam ondernemer in de streek te versterken. Daarmee wordt gewerkt aan een "groener" imago dat beter past bij de wensen van andere bewoners in het landelijk gebied. Het stelsel ondersteunt de ontwikkeling van inpasbaar agrarisch ondernemerschap in het landelijk gebied.

Dit nieuwe perspectief sluit nauw aan bij het doel wat de Europese Unie met het stelsel van Europese agromilieu- en klimaatmaatregelen voor ogen heeft. Een substantieel deel van de

financiering van het vernieuwde agrarisch natuurbeheer wordt door de Europese Unie betaald, met als doel ‘de verduurzaming van het landelijk gebied en het voldoen aan de groeiende

maatschappelijke behoefte voor milieudiensten door het verzachten van effecten van

klimaatverandering, het verbeteren van grond- en waterkwaliteit, het behoud van landschap en het versterken van biodiversiteit’.

3. Wat eerst: wat doen we tijdens het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020?

De omschakeling naar een collectief model van agrarisch natuurbeheer met de beoogde brede doelstelling vraagt om forse wijzigingen in het beleid en het systeem. Enerzijds zullen aanpassingen in sturingsrelaties en professionalisering van organisaties moeten plaatsvinden binnen het

agrarisch natuurbeheer. Anderzijds is een verbreding nodig in de doelrealisaties door agrarische collectieven. Deze omslag vraagt een te grote inspanningen van alle betrokken partijen in een te korte tijd en is niet in één keer te maken. Daarom wordt het stelsel in twee fases ingevoerd. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de tijdsperiodes voor de Europese

plattelandsontwikkelingsprogramma’s (POP) uit het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Herzieningen in het GLB leiden vaak tot aangepaste voorwaarden bij het Agrarisch natuurbeheer. Door de fases te synchroniseren wordt het aantal verandermomenten beperkt, wat meer stabiliteit geeft aan aanvragers.

(8)

Twee fases:

1. Tijdens het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 (POP3) ligt de nadruk op het versterken van de professionaliteit binnen het stelsel. Een belangrijke ijkdatum daarbij, is 1 januari 2016, wanneer het nieuwe stelsel wordt ingevoerd. Het doel is een robuust EU-conform stelsel gericht op het verwezenlijken van natuurrendement in agrarisch gebied. Het stelsel is zowel ecologisch effectief als efficiënt;

2. Met ingang van het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2020 – 2026 (POP 4) is de verbreding van doelen een feit, waarbij synergie met andere doelen dan biodiversiteit is gezocht. Daarbij is de stip aan de horizon het uitgangspunt.

De invoer van fases laat onverlet dat er ruimte is voor koplopers. In nauwe afstemming met het implementatietraject van het vernieuwde stelsel zal aan deze koplopers de ruimte worden gegeven om eerder dan andere collectieven als een soort kwartiermaker aan de slag te gaan met het vernieuwde stelsel.

Figuur 1: benodigde transities voor het stelsel

De kern van het vernieuwde stelsel is een collectieve benadering en om agrarisch natuurbeheer daar toe te passen waar dit het meest kansrijk is voor een goed natuurrendement. Boeren vragen niet meer individueel subsidie aan voor agrarisch natuurbeheer. In plaats daarvan doet een collectief een aanvraag bij de overheid. Een collectief kan bestaan uit agrariërs en andere

landgebruikers in een streek (bijvoorbeeld een agrarische natuurvereniging). Het stelsel dat we in 2016 invoeren heeft als primaire doel het voldoen aan een gunstige staat van instandhouding van soorten in het agrarisch gebied, en daar waar mogelijk synergie bewerkstelligen met doelen uit het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer. Daarom brengen de overheden (Rijk en provincies) die soorten in beeld, die vooral afhankelijk zijn van het agrarisch terrein en waarvoor agrarisch natuurbeheer hét instrument is.

De bovengenoemde focus op het behoud van kwetsbare soorten betekent overigens niet dat met het stelsel direct gestuurd wordt op bijvoorbeeld het beschermen van en betalen voor het aantal broedparen in een gebied, maar meer om voor kwetsbare soorten condities te realiseren die een gunstige staat van instandhouding bevorderen. Dit is bijvoorbeeld uitgedrukt in een goed werkend weidevogelmozaïek, liggend in een gebied waar veel weidevogels voorkomen. Sturen op condities wil zeggen: die ruimtelijke condities en milieu- en watercondities realiseren die een duurzame toekomst van natuur mogelijk maken. Door in elk van de Nederlandse landschappen gebieden te creëren met voldoende oppervlakte voor natuur en voor natuurlijke processen, blijft de voor

Nederland kenmerkende verscheidenheid van soorten, ecosystemen en landschappen in stand. Het agrarisch natuurbeheer wordt dus primair ingezet in gebieden met goede omstandigheden waar

Vers terk en prof essi onal iteit Vergroten integraliteit groot deel collectieven en overheden   POP 3 (2014 – 2020) vanaf POP 4 (2020 ev)

(9)

veel van de bovengenoemde soorten zitten. Daarnaast wordt het agrarisch natuurbeheer ingezet ter ondersteuning van het beheer van natuurgebieden en om natuurgebieden met elkaar te verbinden. Daarbij worden niet alleen biodiversiteitsdoelen in het agrarisch gebied als uitgangspunt genomen, maar ook de bescherming van waardevolle natuur door effecten van schadelijke

activiteiten op een natuurgebied te beperken (buffering). Daarnaast kunnen verschillende andere doelen een belangrijke rol spelen bij het verwezenlijken van natuurrendement in agrarisch gebied, zoals landschappelijke ambities. Deze doelen kunnen een grote invloed hebben op een

gebiedseigen invulling van natuurrendement in een specifiek gebied.

Waar de overheden verantwoordelijk zijn voor het formuleren van de doelen, is er een rol voor de streek om met kennis van het gebied invulling te geven aan deze doelen. Provincies hebben hierin de regierol. Ze zijn verantwoordelijkheid om in het gebied het proces te faciliteren en om met gebiedspartijen te komen tot een ‘gezamenlijke ambitie’ waarin de natuurdoelen in het gebied op agrarische gronden worden uitgewerkt. Deze manier van werken sluit aan bij het begrip reflexieve sturing. Reflexief wil zeggen: enerzijds planmatig en rationeel (op basis van ambities en kaders) en anderzijds interactief en adaptief (reagerend op natuurlijke en maatschappelijke dynamiek en verrassingen).

Om het systeem te kunnen laten werken is het noodzakelijk dat per 1 januari 2016 alle individuele contracten voor Agrarisch natuurbeheer worden ontbonden en worden opgenomen in een

collectieve aanvraag. In Nederland komt er één stelsel binnen en buiten het Natuurnetwerk Nederland.

4. Één stelsel, drie bouwstenen

Er komt één stelsel voor agrarisch natuurbeheer dat landsbreed wordt ingezet, en waarbij de regie op realisatie van de doelen is belegd bij de provincies. EZ stelt in het kader van de internationale verplichtingen haar ambities voor het agrarisch natuurbeheer vast (leefgebieden voor soorten en milieu- en watercondities) en geeft tegen de achtergrond van het Gemeenschappelijk

landbouwbeleid de kaders aan waarbinnen ambities gerealiseerd kunnen worden. Het Rijk is dus verantwoordelijk voor een EU-conform uitvoeringsproces.

Met de provinciale verantwoordelijkheid voor doelrealisatie in het natuurbeleid, inclusief agrarisch natuurbeheer, wordt aansluiting geborgd met de provinciale taak om gebiedsbelangen te koppelen en partijen te verbinden in evenwichtige en integrale gebiedsprocessen. Dit met als doel een goede afweging van doelen en ruimtelijke belangen op een regionaal schaalniveau.

Het vernieuwde stelsel bestaat uit drie bouwstenen: 1. Uitvoering geven aan doelrealisatie;

2. Een EU-conform uitvoeringsproces;

3. Gecertificeerde agrarische collectieven zijn verantwoordelijk voor uitvoering beheer. 4.1. Uitvoering geven aan doelrealisatie

Het stelsel agrarisch natuurbeheer heeft als doel om natuur in een streek te versterken, voor zover deze natuur samenhang vertoont met agrarisch gebruik van grond en/of te combineren is met agrarisch grondgebruik. Hierbij wordt gebruik gemaakt van kennis en ervaringen van ondernemers. Doel is dat natuur en agrarisch grondgebruik elkaar versterken, en om daarmee natuur in een streek een vanzelfsprekender onderdeel van het dagelijks leven te laten zijn. Het agrarisch natuurbeheer draagt daardoor tevens bij aan het versterken van de band tussen mens en natuur. De hoofdstructuur van doelrealisatie agrarisch natuurbeheer 2016 is weergegeven in

(10)

Figuur 2: Doelrealisatie agrarisch natuurbeheer 2016

Het Rijk is verantwoordelijk voor het stellen van ambities en kaders. Deze ambities en kaders worden vertaald naar een landelijk kader dat aangeeft hoe en waar er mogelijkheden zijn om ruimtelijke condities en milieu- en watercondities te realiseren die een duurzame gunstige instandhouding van biodiversiteit mogelijk maken. Het stelsel beoogt primair de financiering van activiteiten die deze condities realiseren en in stand houden. Daarnaast zullen andere doelen binnen het kader van natuurrendement en waterkwaliteit, al vanaf 2016 periode worden meegenomen. Echter, om te bepalen welke maatregelen in de streek worden ingezet, nemen provincies het initiatief om gebiedspartners, zoals agrarische collectieven, andere overheden en natuur- en soortenorganisaties in een streek bij elkaar te brengen om samen tot een gedeelde ambitie te komen. Het doel hierbij is om met als uitgangspunt de ambities en kaders van verschillende overheden, in gesprek te gaan met de streek om interactief en adaptief deze gezamenlijke ambitie te bepalen. Deze ‘gedeelde ambitie’ vormt de basis voor de ambities verwoord in het natuurbeheerplan.

De kunst is dat de provincie, in haar rol van regisseur, het proces in het voortraject zodanig inricht dat alle gebiedspartners binnen de gestelde overheidskaders overeenstemming bereiken over de realisatie van doelen in het betreffende gebied. Dat is een behoorlijke opgave, waarbij het vooral gaat om vaardigheden om het gebiedsproces te faciliteren. Het proces, dat de provincie als regisseur in gang zal zetten, kan worden onderscheiden in twee stromen die onderling met elkaar verbonden zijn:

- provincieniveau: het doel is om overeenstemming te bereiken met koepelorganisaties, regionale directies van terreinbeheerders, landschapsbeheer, soortenorganisaties, waterschappen en gemeenten over de te hanteren uitgangspunten voor het (aan te

passen) beleid, de beleidsdoelen op hoofdlijnen, het beschikbare budget, de organisatie van de agrarische collectieven (vaststellen wie en in welke gebieden), de spelregels in de gebiedsprocessen (hoe gaan we met elkaar om, rollen) en andere voorwaarden;

- gebiedsniveau: het doel is om overeenstemming te bereiken met agrarische collectieven en andere gebiedspartners (TBO’s, Landschapsbeheer, waterschappen, gemeenten, etc.) over de te realiseren beleidsdoelen in concreet aangewezen gebieden.

Voor elk van de betrokken partijen is het van belang om vooraf goed inzichtelijk te maken welke doelen zij wil realiseren. Deze doelen vormen voor iedere partij de inzet in het interactieve proces.

(11)

In het interactieve proces kan geconstateerd worden dat er tegenstrijdigheden zijn tussen

(internationaal geformuleerde) doelen. Het gebied zal, in goed overleg met de provinciale regisseur, haar prioriteitstelling binnen het rijks- en provinciaal kader goed moeten onderbouwen. Het

resultaat van dit interactieve proces zal vervolgens leiden tot doelen die op gebiedsniveau uitgevoerd moeten worden.

De overeengekomen doelen op het gebied van agrarisch natuur- en landschapsbeheer worden vastgelegd in het provinciale Natuurbeheerplan. Het Natuurbeheerplan heeft een ander karakter dan nu het geval is. De beheertypekaart geeft de huidige situatie aan, maar aanvragen zullen in de vernieuwde situatie worden geënt op de ambitiekaart. Het gaat immers om de realisatie van toekomstige doelen: versterking van ruimtelijke condities en milieu- en watercondities. Dit om het natuurrendement te versterken.

Wel zal meer dan nu het geval is, het (aangepaste) provinciale beleidskader met een beschrijving van de te realiseren doelen en kwaliteiten onderdeel gaan vormen van het Natuurbeheerplan. Daarmee wordt voorkomen dat het Natuurbeheerplan een hoog detailniveau kent en krijgen de collectieven de ruimte om tot een eigen invulling te komen.

Om te beoordelen of het agrarisch natuurbeheer daadwerkelijk tot een beter natuurrendement komt is het nodig om de effecten van de uitgevoerde maatregelen te monitoren. Een systematiek voor de monitoring en de dataopslag van verzamelde gegevens over het agrarisch natuurbeheer is in ontwikkeling, als onderdeel van de informatievoorziening Natuur. Nadere afspraken tussen provincies en agrarische collectieven zullen in de loop van 2014 worden gemaakt.

Aan de hand van het monitoringsrapport voeren Rijk en provincies evaluaties uit over het gevoerde beleid en de effecten ervan voor het agrarisch natuurbeheer. Afhankelijk van de uitkomsten van deze evaluatie zal worden beoordeeld of het beleid bijstelling behoeft.

4.2. Een EU-conform uitvoeringsproces

Een belangrijk uitgangspunt bij het vernieuwde stelsel is dat met dit stelsel de uitvoeringskosten sterk kunnen worden teruggebracht. Dit is een enorme opgave. De uitvoeringskosten worden in hoge mate bepaald door het aantal aanvragen, de kwaliteit daarvan en het aantal administratieve controles. Met de kentering in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van individuele aanvragen als eindbegunstigde naar collectieve aanvragen is de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van activiteiten in het veld van het agrarisch natuurbeheer bij het agrarisch collectief komen te liggen. Daarnaast leidt dit bij zowel de uitvoerende overheidsdiensten als bij boeren tot een duidelijke reductie van uitvoeringskosten en administratieve lasten.

(12)

Figuur 3: Uitvoeringsproces agrarisch natuurbeheer 2016

De kern van de verandering in uitvoering wordt gevormd door agrarische collectieven

eindverantwoordelijke te maken. Provincies zijn gebiedsregisseur en zorgen ervoor dat, zoals beschreven in het vorige hoofdstuk, verschillende doelen en ambities van overheden samen met de doelen vanuit de streek worden samengebracht in een natuurbeheerplan. Deze gedeelde ambitie in het plan vormt de basis voor een pré-aanvraag die nog voor openstelling getoetst wordt op de mogelijkheid tot doelrealisatie (provincie) en EU-conformiteit (DR).

In het openstellingsbesluit worden de resultaten van het voortraject samengebracht.

Gecertificeerde agrarische collectieven kunnen binnen de kaders van dit openstellingsbesluit bij Gedeputeerde Staten een officiële gebiedsaanvraag indienen. Het loket is DR. Deze

gebiedsaanvraag wordt door DR voorzien van een toets op voldoen aan instapeisen

(EU-conformiteit) waarna de aanvraag wordt doorgeleid naar de provincies, die de beoordeling ter hand nemen op basis van ecologische effectiviteit (natuurrendement) versus economische efficiëntie. DR beschikt de aanvragen op basis van een door Gedeputeerde Staten genomen besluit.

Controle en handhaving wordt door DR ingevuld op basis van EU-regelgeving, met als uitgangspunt dat het agrarisch collectief eindverantwoordelijke is. Agrarische collectieven dienen geen

betaalverzoek meer in tijdens de Gemeenschappelijke data-inwinning (eGDI). Zij dienen straks aan het eind van het beheerjaar een betaalverzoek in op basis van het beheerplan dat in oktober van het voorgaande jaar is opgesteld in een door DR beschikbaar gestelde GIS-applicatie.

Nadat DR alle door de EU, conform het Geïntegreerd beheers- en controlesysteem, voorgeschreven controles heeft uitgevoerd, betaalt DR de subsidie aan de eindbegunstigde, het agrarisch collectief. De afspraken tussen het collectief en de landgebruikers zijn privaatrechtelijk vastgelegd.

4.3. Agrarische collectieven verantwoordelijk voor uitvoering beheer

De overheid heeft in het vernieuwde stelsel een subsidierelatie met een gecertificeerd agrarisch collectief. Dit collectief is verantwoordelijk voor een correcte uitvoering van de activiteiten ter realisatie en instandhouding van de gewenste ruimtelijke condities en milieu- en watercondities die gunstig zijn voor de natuur. Het gecertificeerde agrarisch collectief wordt, conform de door de Europese Commissie gestelde eisen, door DR en de NVWA gecontroleerd op administratieve en financiële aspecten en in het veld. Indien hierbij misstanden worden geconstateerd zal DR vorderingen en sancties bij het agrarisch collectief innen. (voordeur)

(13)

Het agrarisch collectief is zelf privaatrechtelijk verantwoordelijk voor het maken van afspraken met haar deelnemers die voor haar activiteiten verrichten, inclusief de grondgebruikers. Het agrarisch collectief ziet voor haar deelnemers toe op de uitvoering, controleert, sanctioneert indien nodig en regelt de betalingen (achterdeur). De invulling van het beheerplan van een agrarisch collectief is dus een zaak van de collectieven zelf, evenals de inrichting van de administratieve organisatie en het gebruik van andere benodigde instrumenten.

Figuur 4: opsplitsing voor- en achterdeurafspraken in het proces van het aanvragen en betalen van de subsidie agrarisch natuurbeheer.

Het vernieuwde stelsel stelt dus de nodige eisen aan agrarische collectieven. Het merendeel van de huidige agrarische natuurverenigingen is daar nog niet aan toe. Een eenmalig

professionaliseringstraject is nodig om een goede structuur neer te zetten voor een effectieve en efficiënte uitvoering van het agrarisch natuurbeheer door collectieven. De transitie richt zich primair op het versterken van de professionele organisatie, inclusief competenties en

vaardigheden, gekoppeld aan de eisen die gesteld worden vanuit het vernieuwde stelsel. Deze eisen zijn geformuleerd in een Programma van Eisen, dat de controleerbaarheid en

verifieerbaarheid van het stelsel borgt, als ook vaardigheden en competenties bij de collectieven om te komen tot een goede taakuitvoering. Agrarische collectieven moeten door een certificaat aantonen dat zij aan dit Programma van Eisen voldoen, anders komen zij niet in aanmerking voor subsidie.

Daarnaast is een goede aansluiting tussen ICT-systemen bij agrarische collectieven en de systemen van DR een vereiste.

5. Randvoorwaarden

Er zijn drie randvoorwaarden:

1. Om het vernieuwde stelsel per 1 januari 2016 operationeel te kunnen laten zijn is het noodzakelijk dat deze aanpak door de Europese Commissie wordt

goedgekeurd. Daarvoor behoort de aanpak in het

Plattelandsontwikkelingsprogramma 3 te worden opgenomen.

2. Om dit stelsel EU-conform uit te kunnen voeren moeten agrarische collectieven aan een Programma van Eisen voldoen conform Europese en nationale wet- en regelgeving.

3.

Dit vernieuwde stelsel vraagt van overheden en van alle partijen in de streek een betrokkenheid om (inter)nationale doelen en de praktische mogelijkheden voor inpassing in de bedrijfsvoering bij elkaar te brengen.

(14)

BIJLAGE 2

Deelprojecten IVAN

De ambtelijke deelprojecten zijn belast met de uitwerking van de verschillende onderdelen.

Deelproject 0. Algehele coördinatie Doelen deelproject:

 aansturen / bewaken van het proces

 bewaken van de samenhang processen en (producten van) deelprojecten  bewaken van de planning en budget

 inhoudelijk voorbereiden van vergaderingen: Bestuurlijke overleggen, overleg met portefeuillehouders, Opdrachtgeversoverleg, Kernteam, Projectteam, Raad van Advies en Collectievenberaad

 Correspondentie (richting Tweede Kamer, Staatssecretaris, Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten, ROND, e.a.)

 Relatiemanagement

Trekkers Kernteam: René Wouters en Erik Lubberink

Betrokkenen: Antoinette Chanier (projectsecretaris) en een projectsecretaresse (?) Deelproject 1. Stelsel ANb 2016, regelgeving, POP3

Doelen deelproject:

- Het ontwikkelen van een aangepast instrumentarium voor agrarisch natuurbeheer. Hierbij zijn het SNL en de Catalogus Groen blauwe diensten het vertrekpunt. Het aangepaste instrument is compatibel met het nieuwe GLB, waarin het werken met collectieven het uitgangspunt is. Het aangepaste instrument zal vanaf 1 januari 2016 in werking treden.

- Effectief beheer op een efficiënte wijze.

- Vanaf 2014 de huidige SNL aanpassen in het perspectief van het nieuwe stelsel voor agrarisch natuurbeheer vanaf 2016.

- Het ontwikkelen van een instrumentenmix waarmee de overheden een bijdrage leveren aan de internationale verplichtingen.

- GLB doelen realiseren, voor zover deze betrekking hebben op natuur en landschap en daar gerelateerde watermaatregelen.

Een belangrijke voorwaarde is dat het agrarisch natuurbeheer zowel financieel als qua uitvoering past binnen de Europese kaders van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en de POP3 regeling.

Ook de overgang van SNL en SNL+ naar het ANB 2016 wordt in dit deelproject meegenomen, niet slechts voor het Europese spoor maar ook voor de nationale inbedding.

Specifiek voor de vormgeving van het ANB 2016 zijn de volgende taken voorzien: a) Vormgeving stelsel, inclusief provincie-overstijgende regelgeving

b) Kosten en dekking van het stelsel c) Verankering in POP 3

Beoogde resultaten:

- provincieoverstijgende raamregeling

(15)

- mandaatbesluit 2016 e.v.

- aansturingsprotocol agrarisch natuurbeheer 2016 e.v. (EZ-DR-provincies) - handhavings- en controleprotocol

- programma van Eisen voor collectieven (juridische voorwaarden waaraan het collectief moet voldoen)

- overgangsrecht lopende SNL overeenkomsten naar collectieven overeenkomsten in het kader van ANB 2016

- Bijdrage aan teksten voor POP3 ten behoeve van aandachtsgebied natuur, landschap, biodiversiteit (4a) en aandachtsgebied water (4b)

- Fiche tbv POP 3, inclusief alle benodigde bijlagen, voor de maatregel bij artikel 29. - Voorstel voor financieringsafspraak EZ-provincies en UvW (uitvoeringskosten en

programmagelden) (tbv DP0)

Trekkers Kernteam: Aard Mulders en Erik Lubberink Projectleider: Eefke Peeters (DR)

Betrokkenen:

Provinciale afvaardiging (Peggy van het Veer, Marieke de Groot), UvW (Lydia Harkink), N&B (Lydia Westerouen–van Meeteren) WJZ (Antoine Westhoff?), DLG (David Metselaar, Remco Schreuder), NVWA (Kim van Keeken), …

Planning:

Jaar 2013

Juni, juli

-

verder vervolmaken stelselbeschrijving (Erik, Aard, Eefke)

-

inventariseren concrete producten POP3 fiche (Eefke, Aard, DP 5)

-

inzet projectteamleden organiseren (Erik, Aard, Eefke)

-

start van projectteam: uitleg stelsel en uitzetten opdrachten voor producten, hulp door Erik, Aard, Eefke met eerste aanzet (contouren)

-

afstemming met werkgroep POP3 van de landsdelen en met projectteam POP 3 van EZ (procedureel)

augustus

-

uitwerken producten

-

eerste versie juridische documenten: eerste validatieronde organiseren

-

inhoudelijke afstemming werkgroep POP3 obv voorhanden documenten

september - input mbt uitvoeringsbepalingen naar DP 5 - input mbt werking collectieve systeem naar

DP 5

- eerste versie regelingstekst gereed

oktober, november - uitwerken producten naar definitieve status december - producten tbv POP fiche gereed

(16)

Deelproject 2. Uitvoering, Administratieve organisatie (AO), ICT 2016 Doel deelproject:

Het doel van dit deelproject is om een uitvoeringsproces voor collectieve aanvragen te ontwerpen en te implementeren. Dit uitvoeringsproces omvat het inwinnen, accepteren, beoordelen, controleren, beschikken, betalen, rapporteren en verantwoorden van de collectieve steun- en betaalaanvragen die vanaf 2015 worden ingediend. Naast de implementatie van het uitvoeringsproces maakt ook de ontwikkeling van de administratieve organisatie en de opleiding van de medewerkers deel uit van dit deelproject.

Beoogde resultaten:

Tijdens de looptijd van dit deelproject worden verschillende producten opgeleverd:  Een volledig EU conform ingerichte GEO database.

 Gerealiseerde webservice waarmee collectieven hun steun- en betaalaanvragen kunnen indienen

 Handleiding tbv gebiedscollectieven

 Beschreven AO: werkinstructies, handleidingen, opleiding van medewerkers tbv steunaanvragen

 Beschreven AO: werkinstructies, handleidingen, opleiding van medewerkers tbv betaalaanvragen

 Optioneel: gerealiseerde webservice waarmee collectieven hun veldwaarnemingen/doelrealisatie kunnen vastleggen.

 Optioneel: beschreven AO tbv veldwaarnemingen/doelrealisatie. Trekker Kernteam: Peter van de Boel

Projectleider: Brenda Smid (DR) Betrokkenen:

DR (Janette Dijk, Jerina van Es, …), NVWA (Kim van Keeken), N&B (Marten Meijer), IPO (Herman Cohen Stuart), Provincies, …

ICT platform: GeoT en UP (Uitvoeringsplatform), IMNa en DKN (Toolkit SNL+), … Planning:

Product Tijdpad Opmerking

Toolkit (?) gereed voor voorintekening Sept. 2014 optioneel Webservice gereed voor steunaanvraag begin 2015 Webservice gereed voor betaalaanvraag medio 2015 Gebruikershandleiding collectieven Begin 2015 AO steunaanvraag gereed Begin 2015 AO betaalaanvraag gereed Begin 2016 Opleiding medewerkers Vanaf juni 2015 Kosten:

De geschatte kosten voor dit project (omstelkosten) bedragen in de komende jaren (bij benadering).

2013 2014 2015 2016

(17)

Deelproject 3. Collectieven Doel deelproject:

Uitgangspunt voor dit deelproject is dat er per januari 2016 voor alle gebieden met een beheeropgave gekwalificeerde agrarische collectieven zijn, die zorg dragen voor een samenhangend, effectief en efficiënt beheer van hun gebied (efficiënte werkwijze met goede natuurresultaten). Deze collectieven moeten in december 2014 zijn gecertificeerd. Daarvoor is een minimum kwaliteit bij alle collectieven nodig.

Op weg naar POP 4 wordt een gefaseerde ontwikkeling in gang gezet naar werkelijk integraal gebiedsbeheer door alle betrokkenen (boer, beheerder en beleidsmaker). Het doel van dit deelproject is om als overheid (IPO/EZ) eisen te stellen aan en randvoorwaarden te scheppen voor de professionalisering van de collectieven, die gestalte krijgt via het (goed op het werkplan afgestemde) Plan van Aanpak

professionalisering van de koepels.

Daarbij gaat het om eisen waaraan een collectief minimaal moet voldoen:

• upgrade Programma van Eisen, kwaliteitshandboek, certificering en een EU-conform protocol voor toezicht en handhaving;

• het praktisch vastleggen van voorwaarden aan een transparante administratie, beleidsdoelgerichte verantwoording, adequate monitoring en organiseren kennis, op basis van input uit andere deelprojecten;

• behoud en verbreding van het regionaal draagvlak (sturingskracht) als

gesprekspartner in het interactief proces om te komen tot afstemming van gedeelde ambities in het gebied met andere beheerders en andere overheden;

• ontwikkeling van de organisatie via gerichte fasering in groei en scholing en prikkels voor efficiënter en effectiever werken.

Om die doelstelling te bereiken moeten acties en processen in gang worden gezet,

waarvoor verschillende partijen verantwoordelijk zijn. Daarbij wordt duidelijk aangegeven waar de hoofdverantwoordelijkheid ligt: bij het collectief, bij de koepels, bij provincies, bij EZ, bij DP3 of bij anderen.

Deelproject 3 levert zelf producten, faciliteert processen, bewaakt de voortgang en intervenieert gevraagd en ongevraagd waar nodig. Bij collectieven komen de resultaten van andere deelprojecten samen. Immers, collectieven zijn onderdeel van het stelsel (DP1) en moeten in de uitvoering (DP2) gefaciliteerd worden. Zij moeten opereren binnen de beleidskaders van Rijk/provincies en bij de gebiedsprocessen onder regie van de provincies (DP4), terwijl de EU kaders harde randvoorwaarden (DP5) bevatten. Zij moeten gebruik maken van adequate kennis en deze verder ontwikkelen (DP6) en goed

geïnformeerd worden (DP7).

Om het overvragen van betrokken partijen uit de verschillende deelprojecten te voorkomen heeft deelproject 3 hierin een rol in communicatie en in het gecombineerd voorleggen van vragen en opgaven.

Trekkers Kernteam: René Wouters en Henk Menninga Projectleider: Henk Menninga (IPO/VP)

Betrokkenen:

Rene Klein (ZH), Jeanet Bok (Ut), Helene de Jong (Fr), Arno Teunissen (IPO/VP), Jan de Jong (EZ), Jos Leemans (DR), Connie Clazing (DLG), …

(18)

Resultaten en planning van activiteiten:

(NB: Schuin aangegeven activiteiten andere deelprojecten)

Activiteiten Planning

Afronden pilots, rapportage en doorwerking GLB pilots sep 2013 Eventueel nieuwe vragen aan pilots okt-nov 2013 Eventueel nieuwe pilots opstarten op grond van nieuwe vragen nov-dec 2013 Gebiedsindeling en aantal koepels per provincie (koepels/ANV’s

en koepels/provincies, inclusief risico-analyse regionaal draagvlak)

sep-nov 2013 Faciliteren en begeleiden (toetsen) uitvoering PvA Professionalisering okt 2013-2015

- criteria toetsing bij go-no go moment okt 2013 - aanpassing Plan van Aanpak in verband met Brusselse eisen okt-dec 2013 - kwartaal- halfjaarlijkse rapportages over voortgang okt 2013-2015 Lijst met punten minimum kwaliteit (onder meer upgrade PvE) okt 2013

benoemen vereisten kennis (DP6) okt 2013

benoemen vereisten monitoring(DP2) okt 2013

EU conform protocol toezicht en handhaving(DP1) okt 2013 uitschrijven interactief gebiedsproces (DP4) okt 2013

aanpassen PvE Certificering nov 2013

goedkeuren model-kwaliteitshandboek certificering dec 2013 certificeren collectieven op grond van eigen kwaliteitshandboek mei 2014

pilot interactief gebiedsproces (DP4) nov-dec 2013

benoemen vereisten administratie (DP2) dec 2013

benoemen vereisten rapportage (DP2) dec 2013

benoemen werkbare prikkels verbetering uitvoering(DP2) dec 2013

opstellen handleiding interne audit(DP1) dec 2013

verkenning interactieve ontwikkeling en afstemming beleidskaders Rijk/provincie (DP4).

dec 2013 Begeleiding en volgen implementatie bij de collectieven 2014 Begeleiding proces provincie-collectief bij aanvraag 2015

(19)

Doel:

Het doel van dit project is het ontwikkelen van heldere beleidskaders door Rijk en

provincies voor de uitvoering van het agrarisch natuurbeheer. Deze beleidskaders moeten enerzijds voldoende kaderstellend zijn en anderzijds voldoende ruimte bieden aan

agrarische collectieven voor de uitvoering van het beheer volgens eigen inzichten en werkwijze passend bij het gebied.

Het rijk is verantwoordelijk voor het stellen van ambities en kaders op basis van de internationale verplichtingen die Nederland is aangegaan. Dan gaat het primair om de instandhoudingsverplichtingen in het kader van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) en de doelen in het kader van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). Het landelijke beleidskader wordt in goed overleg met de provincies voorbereid.

De provincies zorgen er voor dat dit landelijke kader doorwerkt naar het gebiedsniveau en samen met provinciale beleidsuitgangspunten en doelen van andere gebiedspartners worden vastgelegd in het provinciale Natuurbeheerplan.

Beoogde resultaten:

 Landelijk kader internationale verplichtingen

 Inventarisatie samenwerking- en sturingsrelaties provincies  Format Natuurbeheerplan 2016

 Faciliteren regierol provincies bij gebiedsprocessen Trekker Kernteam: Erik Lubberink

Projectleider: Jolanda de Winter (IPO/VP) Betrokkenen:

Arno Teunissen (IPO/VP), Rob le Rutte (IPO/VP), Helene de Jong (Fr), Jeanet Bok (Utr), René Klein (ZH), Marten Meijers (N&B), Dick Melman (WUR), Ans Leenders (DR), Aard Mulders (N&B), …

Planning:

Product Toelichting Periode

Landelijk kader internationale verplichtingen. Provincies moeten hierachter staan.

In beeld brengen basisinformatie;

internationale verplichtingen weergegeven in een overzicht van VR en HR soorten, staat van instandhouding gekoppeld aan ANB. Deze vertalen naar landelijk kader.

sep-dec 2013

Document met bevindingen en conclusies uit een

inventarisatie van de huidige samenwerking- en

sturingsrelaties provincies.

Met de inventarisatie van de huidige samenwerking- en sturingsrelaties worden leerpunten, en verbeterpunten

geformuleerd, die gebruikt zullen worden om de provincies te kunnen faciliteren in het gebiedsproces in de gewijzigde werkwijze ANB.

sep-dec 2013

Format Natuurbeheerplan 2016, met een toelichting en beschrijving van de werkwijze en regierol van provincies.

Uniforme werkwijze tbv. Het opstellen van het doelenkader door provincies.

nov 2013-jan 2014

Twaalf provinciale Natuurbeheerplannen

Faciliteren regierol provincies in gebieds-processen bij de totstandkoming van de natuurbeheerplannen. Provincies doen dit in een interactief proces met gebiedspartners.

jan 2014- maart 2015

(20)

Deelproject 5. EU, Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) Doel deelproject:

De Europese regelgeving vormt de basis voor het nieuwe (collectief) agrarisch

natuurbeheer. Op 26 juni jl. is in de EU een akkoord gesloten over het nieuwe GLB. In het onderdeel Plattelandsbeleid is geregeld dat collectieven in het kader van agrarisch natuurbeheer subsidie kunnen krijgen. Hiermee is de juridische basis gelegd voor het nieuwe stelsel van collectief agrarisch natuurbeheer.

Het deelproject heeft 2 speerpunten: a. goede en eenvoudige regelgeving b. collectieve aanpak in Europa uitdragen ad a goede en eenvoudige regelgeving

Nu de collectieve aanpak juridisch is verankerd in de basis plattelandsverordening komt de volgende fase in beeld: het maken van goede en eenvoudige

uitvoeringsbepalingen. Plaats van handeling is het Rural Development Committee van de Europese Commissie. Ter voorbereiding van de Nederlandse inzet wordt een “klasje” gestart.

Wanneer : juli – september/oktober 2013 Wie : EZ (ELV/N&B/DR/WJZ), IPO ad b collectieve aanpak in Europa uitdragen

Nederland is voorloper in de collectieve aanpak. Er is brede interesse in Europa hoe wij het gaan uitvoeren (Europese Commissie/lidstaten/EU-ngo’s). Dit betekent dat we gedurende de komende jaren open moeten zijn over de stappen die we zetten naar het nieuwe ANb (2016) (nb relatie met communicatie strategie). Ingezet wordt op meerdere sporen:

- deelname aan EU-expertgroups (ENRD / ENVI – agriculture and biodiversity / Groupe de Brueges)

- organisatie van een seminar waarin NL de aanpak en eerste ervaringen presenteert (2013/2014)

- bilaterale contacten (werkbezoek aan VK/ Frankrijk/….)

- onderzoek WUR/LEI naar effectiviteit collectieve aanpak / deelname aan wetenschappelijke congressen

- het opzetten van een EU-ANV-koepel (op initiatief van NL-koepels) - Engelstalige pagina’s op website / nieuwsbrieven

Trekker Kernteam: Jan Gerrit Deelen Projectleider: Jan Gerrit Deelen Betrokkenen:

Eefke Peters (DR), Antoine Westhoff (WJZ), Hans Keulen (ELV), Aard Mulders (N&B), Remco Schreuder (DLG), Marieke de Groot (IPO), DP communicatie, …

Planning:

De activiteiten worden uitgevoerd in 2013:

- Goede en eenvoudige regelgeving (juli-oktober 2013) - Uitdragen collectieve aanpak Nederland (aug-dec 2013)

(21)

Deelproject 6. Kennis Doel deelproject:

Inzicht te krijgen op het gebied van kennisstructuur en kennisinhoud en de mate waarin kennis door beleid en praktijk wordt toegepast. Het einddoel is om op deze basis tot een analyse te komen waarbij voorstellen worden aangedragen voor verbetering alsook met een implementatie-agenda en een follow up voor het project.

Het nieuwe collectieve stelsel biedt een kans om een breed gedragen beweging in de streek op gang te brengen, waardoor brede maatschappelijke doelen (natuur, water, recreatie) effectiever zullen worden verwezenlijkt in nauwe samenhang met andere gebiedspartners en met een meer efficiënte aansluiting op de agrarische bedrijfsvoering. Voor agrariërs biedt het nieuwe stelsel ook een kans om hun positie als duurzaam

ondernemer in de streek te versterken. Hiervoor is kennis en doorstroming en toepassing van kennis onontbeerlijk.

Kennis en onderzoeksresultaten met betrekking tot agrarisch natuurbeheer is op dit moment op diverse plaatsen beschikbaar, maar we constateren dat het nog veel “losse eilandjes” van kennis zijn. Hierdoor ontbreekt een goede samenhang tussen beleid, praktijk en onderzoek. Hier zal verandering in aangebracht moeten worden. Dit geldt zowel voor de inhoudelijke kennis als voor de kennisstructuur.

Beoogde resultaten:

- Het maken van een rapportage waarin inzicht wordt gegeven in de huidige

beschikbare kennis met betrekking tot (praktijk) onderzoek zowel op nationaal als internationaal niveau. Daarnaast wordt gekeken naar wat voor kennis er nog nodig is en waar eventueel “witte vlekken” zitten.

- Beschrijving van organisaties die zich met kennis en kennisvergaring bezighouden, waarbij ook gekeken wordt naar samenwerking onderling en samenhang. Daarnaast wordt er in beeld gebracht welke nieuwe initiatieven er op dit vlak zijn.

- Formuleren van verbetervoorstellen – zowel inhoudelijk als kennisstructuur. Daarbij wordt ook beschreven welke faciliteiten hiervoor nodig zijn.

- Inventarisatie en verbetervoorstellen worden besproken met relevante partijen in het veld. Hiervoor zullen meerdere kennisbijeenkomsten worden belegd.

- Het maken van een implementatieagenda gericht op een operationeel lerend netwerk. Trekker Kernteam: Aard Mulders

Projectleiders: Ada van Schijndel/ Connie Clazing Betrokkenen:

Le Rutte (IPO/VP), Melman ( Alterra), ...(ANV koepels), Herwaarden (LBN), Witkamp (Vogelbescherming), Van Heusden (DLG), Harkink (UVW)

Planning:

Jaar 2013/2014

juni t/m september

-

Inventariseren / ordenen / analyseren relevante onderzoeksrapporten

-

Het houden van interviews mn mbt kennisstructuur

september, oktober en november  Organiseren kennisdagen/werkconferenties december 2013 – mrt 2014

(afhankelijk van noodzakelijk instemming in het veld)

- Aanbevelingen en voorstellen doen voor verbetering rondom kennisstructuur en relatie kennis – beleidsdoelen

- Voorstel tav implementatie agenda en follow up projectgroep

(22)

Deelproject 7. Communicatie Doel deelproject:

Communicatie draagt bij aan een succesvolle invoering van het (ver)nieuw(d)e stelsel voor agrarisch natuurbeheer. Wij willen het enthousiasme in het veld voor het vernieuwde stelsel benutten en stroomlijnen met doordachte, heldere, effectieve communicatie. Om deze reden gaan we ook de maatschappelijke dialoog aan.

Het vernieuwde stelsel moet iets te bieden hebben voor de maatschappij. De

stakeholders zullen er iets van moeten vinden; we willen laten zien dat het vernieuwde stelsel bijdraagt aan effectiever en efficiënter agrarisch natuurbeheer.

De communicatie bestaat zowel uit zenden als uit interactiviteit: de dialoog aangaan met de verschillende stakeholders en de samenleving. We nemen de stakeholders mee in de verandering door uit te leggen wat die verandering voor hen betekent. Ook laten wij hen erop reageren.

In dit project draait het om een verbetering van het huidige stelsel; de oorspronkelijke uitgangspunten van het SNL zoals een gebiedsgerichte aanpak, ruimte voor regionaal maatwerk, sturen op hoofdlijnen en vertrouwen in de beheerders zijn nog steeds van kracht. Ook dit dragen we ook actief uit in de communicatie.

Beoogde resultaten:

 Voor de korte termijn: activiteiten ter voorbereiding op de overgangsjaren 2014 en 2015. De eerste activiteiten worden in mei/juni 2013 voorbereid om vervolgens in juni, juli, augustus en september tot uitvoer te brengen. Het betreft hier onder meer:

o de organisatie en communicatieve begeleiding van de landsdelige bijeenkomsten over het vernieuwde stelsel ANb – 27 juni en 2 en 4 juli te Den Bosch, Utrecht, Assen en Zwolle

o de organisatie en communicatieve begeleiding van de landsdelige bijeenkomsten voor gebiedscoördinatoren over de wijzigingen in en werking van de aangepaste Toolkit - medio augustus. Hierop volgt de coördinatie van de online ondersteuning Toolkit in samenwerking met DR in de periode september 2013 – februari 2014 o de oplevering van een gezamenlijke communicatiestrategie van het ministerie

van EZ, IPO/VP, DR en ANV per 1 augustus 2013

o de inrichting van de online- en offline communicatiemix over het ANb o op 1 september is het thema ‘vernieuwd stelsel agrarisch natuurbeheer’

ingericht op het Portaal Natuur en Landschap. Hierbinnen zullen onder meer filmfragmenten worden geplaatst over het ANb waarop de doelgroep kan reageren, is ruimte voor discussies over het Stelsel en er zal een link gelegd worden naar websites zoals GLB-checker en toekomst GLB. Belangrijk is dat de doelgroep weet wat de verandering voor hem/haar betekent. Daarom komen er sprekende voorbeelden op de site en laten we het veld zelf aan het woord

 Voor de activiteiten vanaf oktober 2013 zal in september een communicatiestrategie worden vastgesteld.

Trekker Kernteam: Erik Lubberink Projectleider: Sandra Binken Betrokkenen:

Karin Cox (V&M, extern), Yvette Ruessen (Koepels), Martine Geurts (DR), Ada van Schijndel (N&B)

(23)

Planning:

Augustus 2013: informeren/voorlichten en opleiden van de gebiedscoördinatoren (loopt via DR in samenwerking met IPO/VP): coördinatoren weten wat er van hen wordt verwacht, zoeken actief de beheerders in hun gebied op, kunnen werken in de aangepaste Toolkit en weten dat zij de collectieve aanvraag verzorgen namens de beheerders.

Zomer/herfst 2013: communiceren over de nieuwe werkwijze/het overgangsregime per 1-1-2014 en draagvlak creëren voor de verandering die eraan komt. Beheerders en andere stakeholders informeren/voorlichten over het nieuwe stelsel en de relatie met de GLB-doelen. Manage de verwachting: what’s in it for them? Wat moeten zij weten? De stakeholders zullen een mening hebben over de veranderingen. We zullen ruimte creëren voor de dialoog hierover

Zomer 2013 – 2015: aanpassingen SNL: alle doelgroepen voorlichten over en enthousiasmeren voor het nieuwe stelsel. En in dialoogvorm uitleggen wat dit voor hen betekent, zodat zij weten wat er van hen wordt verwacht en zodat zij straks ook op deze wijze gaan acteren

Zomer 2013 – 2015: Draagvlak creëren bij alle stakeholders voor de

nieuwe/hernieuwde aanpak met gebiedscollectieven inclusief maatschappelijke dialoog

Medio 2013 – eind 2015: effectief beheer en efficiënte wijze: collectieven (primaire en intermediaire doelgroep) informeren/voorlichten, opleiden/begeleiden en de samenwerking tussen beheerders en collectieven stimuleren. Hierbij maken we gebruik van storytelling: de koepels vertellen het verhaal van het ANB actief aan de agrariërs en gebiedscollectieven

Medio 2013 – eind 2015: inzet verandercommunicatie over de rol van de

verschillende actoren. Wat is de rol van de provincies, DR, GC en beheerders? Wie moet wat wanneer doen? Waar kun je terecht met vragen over de veranderingen in het Stelsel?

Zomer 2013 – eind 2015: flankerend beleid op het gebied van Vergroening, Probleemgebiedenvergoeding, Groenblauwe diensten, Waterschapsregelingen, organisatiekosten, relatie tussen grondgebonden subsidies, Groenfinanciering, etc. is voldoende effectief en afgestemd. Deze relatie is helder gecommuniceerd en

stakeholders weten wat dit voor hen betekent. Zodra conceptregelingen en

randvoorwaarden beschikbaar zijn, spitsen we de communicatie hieromtrent verder toe

Zomer 2013 – Herfst 2013: zorgvuldige informatie-uitwisseling en tweerichtingscommunicatie over de opzet van het overgangsregime  Zomer 2013 – eind 2015: zorgvuldige informatie-uitwisseling en

tweerichtingscommunicatie over de inwerkingtreding van het nieuwe stelsel

Zomer 2013 – eind 2015: Tweede Kamer informeren over opzet nieuw stelsel (via lobbyist Interprovinciaal Overleg)

(24)

BIJLAGE 3

Planning op hoofdlijnen

(2014) Continueren SNL per 01-01-2014

(2016) Nieuwe regeling ANb per 01-01-2016

FB Flankerend beleid Jaar 2013

maart

Akkoord Rijk-Provincies over ANB (programma en financiering) (2014)

Opdracht aan provincies om SNL te continueren vanaf 1-1-2014/aanpassen SNL-regeling (SNL+) (2014)

Financiering programmakosten vanaf 2014 (2016)

Akkoord over programmaorganisatie (2016)

april

Aanpassen natuurbeheerplannen (2014)

Akkoord over vervolg van Plan van Aanpak offerte van de collectieven/Koepels/LTO (Rijk-provincies) (2016)

Akkoord over businesscase (uitvoeringskosten en investeringskosten) (2016)

Uitsluitsel over non-paper Brussel over het werken met collectieven in pijler II

(2016)

mei

Aanpassen regeling SNL plus (2014) Notificatie aan Brussel (2014)

Duidelijkheid overgangsregime POP2 naar POP3 (2014) Overgangsbepalingen POP2 naar POP3 (2016)

Opdracht aan DR (2016)

Projectgroep Vergroening / Certificering

Org.kosten + cofinanciering (FB)

Vergroening collectief (FB)

GBD Integreren en herzien (FB)

juni

Informeren TK over de opzet van het nieuwe stelsel (2016)

Gebiedscoördinatoren – aanwijzen – opdracht geven (2014) Werven opleiding Gebiedscoördinatoren (2014)

juli

Aanpassen toolkit en opnemen eSNL (2014)

Gemeenschappelijke visie Rijk-provincies over POP3 verdelingsafspraken financiering (2016)

augustus -september

Referentie bestanden DR (2014)

(25)

“Pilots” aanwijzen voor 2014 en 2015 (2016)

oktober

Openstellingsbesluit (2014) november

Uitsluitsel uitvoeringsverordeningen Brussel (2016)

Kennisagenda (2016)

december

Van ANB --- AMK (Agr.milieu klimaat) (2016)

Jaar 2014 januari – juli

Indienen POP3 (2016)

Stelsel en doelenkader opleveren (2016)

juli – november

GIS/ ICT klaar (2016)

december

Collectieven gecertificeerd (2016)

Jaar 2015 januari – juni

Doelenkader definitief klaar (2016)

Regelgeving opleveren (2016)

Openstellingsbesluit (2016)

Openstelling (2016)

Administratieve organisatie klaar (AO) (2016)

Indienen gebiedsoffertes (2016) Adviesraad collectievenoffertes (2016) juli – december Beschikking op gebiedsoffertes (2016) Jaar 2016 januari AO betaalaanvragen (2016) juli – december BA 2016 (2016) Jaar 2017 Beschikking betaling (2016) Verantwoording (2016)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De verschillen tussen het beregende en niet beregende gewas waren slechts klein, alleen in de periode van afrijping was de produktie aan drogestof bij het on- beregende

bevonden, onderzocht. Van de verkregen uitkomsten kan een kans- verdeling worden opgesteld. Het resultaat is in onderstaande tabel weergegeven. Kansverdeling van de gemeten

Een verdeling van de grote bedrijven in deze droge gebieden heeft alleen positieve resultaten, als op de kleinere eenheden intensieve melkvee- houderij en/of akkerbouw kan

De visserijsector en het ministerie van LNV denken dat voor een rendabele en duurzame visserij in de toekomst een herstructurering van de vloot nodig is. Herstructurering houdt in

Uitdagingen op organisatorisch en medisch vlak multidisciplinariteit: variatie afhankelijk van de betrokken periode prenatale periode, neonatale periode, kindertijd

1) Jonge otters tot circa twee maanden oud komen nog niet buiten de nestplaats. Tot een leeftijd van circa acht maanden is hun leefgebied beperkt. Hun spraints zijn daarom niet

De Koning stelt na advies van de Technische Commissie voor Verpleegkunde de lijst vast van de activiteiten of verstrekkingen die kunnen worden aangeleerd aan personen bedoeld in

Verder komt uit een ander onderzoek naar voren dat jongeren met een leerbeper- king in het speciaal onderwijs een meer vaste mindset hebben over intelligentie dan jongeren