• No results found

Download dit artikel

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Download dit artikel"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

In de tachtiger jaren van de vorige eeuw groeide in Lim-burg de maatschappelijke weerstand tegen de groot-schalige winning van grind, die resulteert in grote diepe plassen. Daarom besloot de provincie Limburg in 1989 tot een alternatieve vorm van grindwinning, waarbij deze samengaat met ecologisch herstel van de rivier de Maas. In 1990 onderzocht Bureau Stroming in opdracht van de provincie de mogelijkheden voor natuurontwikkeling in relatie tot grindwinning. Dit resulteerde in het rapport ‘Toekomst voor een Grindrivier’ (Helmer et al., 1991). Hierin wordt door middel van het graven van een stroomgeulverbreding en het aanleggen van bergingen voor de niet commercieel interessante dekgrond, invul-ling gegeven aan de volgende twee doelstelinvul-lingen voor het Grensmaasproject:

• grootschalige natuurontwikkeling en ecologisch her-stel van de rivier, waarbij een nieuw riviergebonden natuurgebied van minimaal 1.000 ha ontstaat; • winning van grind voor de nationale grindbehoefte,

met als taakstelling: de laatste 35 miljoen ton Lim-burgs grind te winnen.

Na de overstromingen van 1993 en 1995 kwam daar nog een derde doelstelling bij:

• Beperking van de wateroverlast, gericht op een be-schermingsniveau van 1/250 (dat wil zeggen tegen wa-terstanden die slechts met een kans van eens in de 250

jaar overschreden worden) voor de door kades be-schermde gebieden, te bereiken uiterlijk in 2015. Met de realisatie van het Grensmaasproject worden deze drie hoofddoelstellingen in onderlinge samenhang en balans gerealiseerd. De planontwikkeling is in handen van De Maaswerken (een projectorganisatie waarin het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Landbouw Natuur en Visserij en de Provincie Limburg samenwerken); de verantwoordelijkheid voor de invulling van het ontwerp is ondergebracht bij de Productgroep Ontwerp Rivier-verruiming Grensmaas.

Eind 2000 is het Voorlopig Ontwerp (VO) voor het Grensmaasproject gereedgekomen. Het VO is een, met de laatste inzichten en gegevens, per locatie uitgewerkt Voorkeursalternatief uit de MER en vormt voor De Maas-werken de basis voor de onderhandelingen met de uit-voerende partij, een consortium waarin grindproducen-ten, aannemers en de vereniging Natuurmonumenten participeren. Dit moet dan leiden tot een definitief ont-werp, waarna met de uitvoering kan worden begonnen.

Het projectgebied

De Grensmaas is een vrij afstromend traject van de Maas, met een grind substraat, dat zich uitstrekt tussen Borg-haren (km 15) en Stevensweert. De rivier vormt hier de

A L P H O N S VA N W I N D E N W I L L E M O V E R M A R S M I C H E L L E D E L A H A Y E Drs. A. van Winden en Drs. W. Overmars, Bureau Stroming, Postbus 6, 6997 ZG Hoog Keppel, alwinden@ stroming.nl of willem.overmars@ stroming.nl Drs Michelle de la Haye, De Maaswerken, Postbus 1593, 6201 BN Maastricht, m.a.a.dlhaye@dlb.rws.minvenw.n l

Ontwerp Grensmaas en historische

referenties

Ontwerp

Historische refenenties speelden een belangrijke rol bij het opstellen van het ontwerp voor het Grensmaasproject. Voor de grootschalige natuurontwikkeling die hier wordt gerealiseerd is het belangrijkste uit-gangspunt dat natuurlijke processen, die horen bij een rivier zoals de Grensmaas, weer tot leven worden gewekt. Historische kaarten geven een goed beeld van deze processen en laten zien dat ze slechts 150 jaar geleden nog actief waren. In het eerste deel van het artikel worden deze processen aan de hand van enkele kaartfragmenten toegelicht, waarna in het tweede deel wordt uiteengezet hoe daar in het ontwerp gebruik van is gemaakt.

Foto links: De

stroom-geulverbreding krijgt vorm bij Meers. Hier werkt de grindwinning sinds 1999 volgens het nieuwe con-cept.

(2)

maliseerde, loop van de Grensmaas geen gegevens wor-den verzameld. De rivier is volledig vastgelegd, verdiept en versmald, waardoor de stroomsnelheden veel groter zijn dan in een natuurlijke rivier en vrijwel al het be-schikbare fijne grind in de bedding is weggespoeld. Aan de hand van historisch kaartmateriaal is geprobeerd een beeld te verkrijgen van deze voor een grindrivier karakte-ristieke morfologische processen.

Geraadpleegde bronnen

Vanaf de 16deeeuw zijn er kaarten beschikbaar van

de-len van het gebied. Lokale kaarten uit de 17deen 18deeeuw

zijn er vooral van de omgeving Itteren, Elsloo, Obbicht en Roosteren. Vaak zijn daarop spectaculaire verande-ringen in de loop van de rivier te zien, zoals de botsing met de schaarberg in Elsloo, de bochtverlegging bij Meers en de laatste afsnijding van een meander bij Ob-bicht.

Vlak voor en na 1800 ontstonden twee grote

monumenta-le overzichtskaarten: de Ferrariskaart van België van ca. 1770, en de Tranchotkaart van 1804-1813. Met name de laatste kaart vormt een zeer betrouwbare basis van waar-uit de morfologische ontwikkeling op latere kaarten goed te volgen is.

In de 19deeeuw is bijzonder veel gekarteerd. Van de hele

Maas zijn lokale manuscriptkaarten beschikbaar. Dat zijn handgetekende kaarten, zoals bestekken om een deel van de oever vast te leggen, waarbij in veel gevallen ook

dwarsprofielenbeschikbaar zijn. Er bestaat dan ook een goed beeld van de beddingvormen en de loop van de ri-vier in die tijd. Met name de normalisatie van de riri-vier in de tweede helft van de 19e eeuw is zowel in gedrukte als in manuscriptkaarten zeer goed gedocumenteerd. Vanaf het midden van de negentiende eeuw bestaan er landgrens tussen Nederland en België. Het

Grensmaas-projectgebied strekt zich uit vanaf stuw Borgharen tot en met Roosteren (km 56) en omvat in totaal 12 Nederland-se en 3 VlaamNederland-se locaties (zie figuur 1).

Ten behoeve van het ontwerp van de nieuwe bedding zijn veel gegevens verzameld op het gebied van: geologie, morfologie, bodem, hydrologie, flora, fauna, archeolo-gie en historische geografie. Niet alle gegevens zijn in het veld voorhanden. Met name over het morfologisch functioneren van de rivier kunnen in de huidige, genor-Figuur 1

Overzichtkaart van het Grensmaas-projectgebied met daarin de geplande ingrepen. (oranje: stroomgeulverbreding, bruin: weerdverlaging, groen: onvergraven natuur, grijs en geel: dekgrond-berging).

(3)

tieke, patroonvormende processen van de Grensmaas naar voren.

Beweeglijkheid van de rivier

De historische kaarten laten een ondiepe bedding zien met een aanzienlijke breedte. Ook de eerste gemeten dwarsprofielen van de rivier uit het begin van de 19eeeuw

tonen dit beeld. Het diepste deel van de rivier was niet dieper dan 4 meter en de breedte varieerde van 150 tot 750 meter. Wanneer verschillende kaarten van hetzelfde gebied worden vergeleken blijkt dat de rivier een sterke zijdelingse beweeglijkheid had. In een kaart van de om-geving van Meers uit 1651 is dit proces vastgelegd (zie fi-guur 2). De verschuivingen verliepen soms zo snel dat stukken land werden overgeslagen. Zo zijn zelfs dorpen

ononderbroken reeksen, gebiedsdekkendegedrukte rivierkaarten en topografische kaarten, waarop de veranderingen goed en compleet te volgen zijn.

Helaas nemen in die tijd, als gevolg van de normalisatie, de zijdelingse veranderingen sterk af, waardoor de kaar-ten uit de twintigste eeuw niet veel meer bijdragen aan het inzicht in de dynamische processen. Wel treedt er sterke diepte-erosie op in de bedding zelf. Dit is af te lei-den uit de zeer regelmatige hoogtemetingen van de Grens-maasbedding ten behoeve van het bepalen van de ligging van de grens tussen Nederland en België.

Historische morfologie

Uit de historische gegevens komt een aantal

karakteris-Figuur 2

Kaart uit 1651 van de meander bij Meers. De kaart illustreert de zijdel-ingse beweeglijkheid van de rivier: De Maas is naar het westen (naar rechts) verschoven en heeft links een oude loop achterge-laten en tussen beide lopen in een grindvlakte met 3 kleine geulen. Bij de verschuiving is een klein stukje land (de gele driehoek) met daarop een hoeve overgeslagen en op de andere oever terecht-gekomen (Rijksarchief Limburg, Maastricht).

(4)

in de loop der tijd van de ene op de andere oever terecht gekomen.

De beddingvorm en het beweeglijke karakter dankt de Grensmaas aan het feit dat de rivier met de bestaande waterafvoer en het verhang moeilijk diep in het grind-pakket kon insnijden (Duizendstra, 1999). Onder de be-staande condities spoelde het fijne grind uit en de

zwaar-dere stenen bleven liggen. Deze laatste gingen boven-dien dakpansgewijs op elkaar liggen zodat er een af-pleistering van de bodem optrad die de rivier niet kon openbreken. Dit beperkte vermogen om zich diep in te snijden, leidde er toe dat de rivier een sterke neiging had om zich zijdelings te bewegen. In figuur 3 is een dwars-profiel van een historische loop afgebeeld die aan de hand van recente boorgegevens kon worden vastgesteld. Op enkele plaatsen stuitte de Grensmaas in haar zijde-lingse beweging op hogere terrassen, zoals ter hoogte van Elsloo, waar een ca. 20 meter hoge, actief eroderen-de steilrand ontstond. Het afschuiven van eroderen-deze helling, met bomen en al, is nauwgezet op een kaart uit 1670 vastgelegd. Vanwege de grote hoeveelheden zand en grind die hier in de rivier stortten, verliep de zijdelingse erosie er relatief traag. In de ca. 250 jaar die verliepen tussen het eerste contact en het vastleggen van de oever door Rijkswaterstaat was de rivier ca. 125 m in de heuvel doorgedrongen.

Meandering

De geomorfologische kaart (Van de Berg, 1989) staat vol Figuur 4

Kaart uit 1670 waarop het afschuiven van de Scharberg bij Elsloo is vastgelegd (Rijksarchief Limburg, Maastricht). D C A B 25 28 31 34 37 0 150 300 450 600 750 900 1050 1200 1350 1500 1650 1800 1950 2100 2250 breedte rivierdal in meters

historische bedding recente bedding nieuwe bedding

H o o g te b o ve n N A P Figuur 3 Historisch dwarsprofiel van de Grensmaas bij Urmond uit circa 1500, uitgezet tegen het huidige dwarsprofiel van de bed-ding op die plaats en het nieuwe profiel dat door de uitvoer van het Grensmaasplan zal worden gerealiseerd. A = insteek-lijn, B = beddinginsteek-lijn, C = weerdlijn en D = maaiveldlijn.

(5)

Grensmaas kan de sedimentatie na een vernauwing zo sterk zijn, dat de rivier zijn eigen bedding verstopt. Bij laagwater zoekt de rivier dan zijdelings een uitweg. Op de rivierkaart van 1848 is dit goed te zijn bij Visserweerd (figuur 7), waar een heel stuk rivier “verwilderd” nadat er enkele grindeilanden zijn opgeworpen.

met oude rivierlopen, die veelal bestaan uit fragmenten van afgesneden meanderbochten. Deze meanders varië-ren in ouderdom van 6000 jaar BP tot de recente tijd (Paulissen, 1973). De laatste grote meanderafsnijding was die van Obbicht-Stokkem (zie figuur 5 en 6). Op oude kaarten is het proces helemaal te volgen, rond 1750 startte het en de doorbraak was in 1818 een feit. Bij Meers was een bochtafsnijding al ver gevorderd, maar deze werd door de aanleg van een dam in 1724 voorkomen. Sinds de normalisatie zijn de meanders gefixeerd.

Vernauwingen en verbredingen

Het effect van flessenhalzen is op de historische kaarten goed te vinden. Wanneer, om wat voor reden dan ook, plaatselijk een vernauwing van de rivierbedding op-treedt, stuwt het water voor de vernauwing enigszins op, waardoor de stroomsnelheden ter hoogte van de vernau-wing toenemen. Daardoor wordt de erosieve kracht van de rivier in de flessenhals groter, er wordt materiaal ver-spoeld en materiaal dat van bovenstrooms komt wordt versneld doorgevoerd. Voorbij de flessenhals, waar de ri-vier weer breder is en de stroomsnelheid afneemt, be-zinkt het materiaal vervolgens weer, zodat er een eiland in de rivier ontstaat. Bij een snelstromende rivier als de

Figuur 5 (links) Kaart uit

1751 waarop de meander van Obbicht-Stokkem nog intact is; noord is rechts. Met letters is aangegeven waar dijken zijn doorge-broken. Het zou nog bijna 70 jaar duren voor de meanderdoorbraak een feit was (Rijksarchief Limburg, Maastricht).

Figuur 6 De eerste kaart

van na de meanderdoor-braak uit 1818; noord is rechts.(Algemeen Rijksarchief ‘s Gravenhage, WCAP 2168/3, kopie uit 1842 van een kaart uit 1820-22).

Figuur 7 Rivierkaart uit

1849 waarop de sterke sedimentatie in de ver-breding na de flessenhals van Visserweerd duidelijk is te zien. De Maas heeft in dit deel een ver-wilderde loop. De dammen van de riviernor-malisatie uit 1869 zijn in de kaart aangegeven.

(6)

Obstakels: ijs en boomdammen

IJsdammen kunnen tijdelijk eenzelfde effect hebben als een verstopping door sediment: het water stuwt op, en moet zijdelings uitwijken. Lokaal kunnen daardoor die-pe erosiegeulen ontstaan. De werking is, naar de aard der zaak , kortstondig. Wanneer in een rivier veel boom-stammen voorkomen, kunnen deze een aanzienlijke in-vloed op de morfologische activiteit van de rivier uitoefe-nen. Deze referentie is niet te halen uit historisch kaart-materiaal. De effecten van boomstammen op de morfo-logische activiteit is bestudeerd in de Allier in Centraal Frankrijk, waar dit proces ook nu nog optreedt. Dat in de Grensmaas ooit ook veel boomstammen aanwezig wa-ren blijkt uit de tientallen historische bomen (voorna-melijk eiken) die bij de grindwinning worden gevonden. De gedateerde bomen dateren in ouderdom van 4500 jaar tot 1500 jaar BP (Stichting Ring, 1998).

Riviernormalisatie

Tussen 1860 en 1890 is de Grensmaas genormaliseerd. Dat betekende dat er een geul met een uniforme breedte van 60 meter werd aangelegd en dat de oevers zo wer-den aangepast dat de rivier bij hoge afvoeren overal tege-lijk uit zijn oevers zou treden. Daarbij werden steile ta-luds in buitenbochten met basalt en kalksteen verstevigd en werden er in de flauwe binnenbochten strekdammen en kribben aangelegd. Richels en eilanden in de rivier werden afgegraven en hier en daar werd een bocht afge-sneden. Dit betekende dat de natuurlijke, ondiepe rivier-bedding met wisselende breedte en diepte vervangen werd door een uniforme goot van 60 meter breed. Deze normalisatie had grote gevolgen voor de natuurlij-ke morfologie van de rivier. In plaats van zich zijdelings te bewegen ging de rivier zich de diepte in graven en trad op de oevers alleen nog sedimentatie op. Dit effect werd

dramatisch versterkt doordat er in de 20eeeuw in de bed-ding grind gewonnen werd. Binnen een eeuw kwam de bedding 3 tot 6 meter lager te liggen en hoogden de oe-vers ca 1,5 m op. In figuur 3 is te zien hoe de huidige bed-ding ter hoogte van Urmond zich verhoudt tot de histo-rische bedding op die plaats.

De ontwerpprincipes

Het doel van het ontwerp voor het Grensmaas-project-gebied is spontane morfologische en ecologische pro-cessen weer zoveel mogelijk te activeren. De historische kaartenstudie geeft een goed beeld van wat hier mogelijk is. De rivierverruiming moet daarom zo worden aange-legd dat deze processen ook werkelijk van start kunnen gaan. De belangrijkste ‘brandstof’ om deze processen daarna gaande te houden moet het ongesorteerde grind en zand zijn, dat door verruiming van de bedding weer aan de oppervlakte komt te liggen. De rivier moet dit kunnen oppakken en de verschillende fracties over het nieuwe Grensmaasdal gaan herverdelen, vervolgens door morfologische activiteit weer kunnen oppakken etc. Het aanbrengen van namaak-morfologie in de bed-ding moet daarom zoveel mogelijk vermeden worden, opdat de grindbanken, eilanden, steilranden en nieuwe geulen zo authentiek mogelijk door de rivier zelf worden gemaakt en onderhouden. Dit vergt een zo neutraal mo-gelijk, objectiveerbaar ontwerpprincipe voor de rivier-verruiming, met een aantal steeds terugkerende, conse-quent toegepaste onderdelen, die over het gehele traject van de Grensmaas moeten kunnen worden toegepast. Het hiervoor ontwikkelde ontwerpprincipe, het vier-lij-nen principe genoemd, is gebaseerd op de beddingvorm van de historische Grensmaas. Hierin zijn 3 vlakken te onderscheiden: de grindige stroomgeul (het zomerbed), Foto 1. Monding van de Geul

in de Grensmaas. De Geul is er morfologisch zeer actief en heeft hier in 5 jaar tijd een nieuwe meander gevormd.

(7)

scheiden (zie figuur 8):

• grens onvergraven zomerbed - stroomgeulverbreding:

de insteeklijn;

• grens stroomgeulverbreding - weerdverlaging: de

bed-dinglijn;

• grens toutvenant (zie hieronder) – lemige deklaag : de

weerdlijn;

• grens weerdverlaging - onvergraven weerd: de

maai-veldlijn.

De hoogte van de insteeklijn is bepaald aan de hand van dwarsprofielen om de 100 meter en volgt de teen van het huidige steile oevertalud. De hoogteverschillen hierin worden deels veroorzaakt door, en zijn daarom een af-spiegeling van, de morfologische activiteit die nog in de rivierbedding aanwezig is. De hoogte van de beddinglijn is afgeleid van het lengteprofiel van de rivier en volgt het de langzaam oplopende oeverzone, die onderin uit grind

bestaat en bovenin uit leem (het winterbed) en het vrij-wel vlakke gebied buiten de bedding (de weerd). In de huidige Grensmaas is de oeverzone door sedimentatie geheel verdwenen en zijn alleen de stroomgeul en de weerd nog over. Het streven bij de rivierverruiming is om de historische vlakkenverdeling opnieuw te realiseren, door de stroomgeul te verbreden (de zogenaamde stroomgeulverbreding) en een deel van de weerd te ver-lagen tot een oeverzone (de zgn weerdverlaging), zonder in morfologische details te vervallen.

Het vier-lijnen principe

De vlakken van het nieuwe rivierprofiel laten zich zijn het beste beschrijven door hun grenzen (de ontwerplijnen) te definiëren. De volgende 4 ontwerplijnen zijn

onder-Figuur 8 Schetstekening

van de nieuwe rivierbed-ding gebaseerd op het vier-lijnen principe.

(8)

verhang van het Maasdal. De weerdlijn loopt precies op de grens van grind en dekgrond. Het toutvenant, het onge-sorteerde zand/grind mengsel, wordt momenteel overal in het gebied afgedekt door een ca. 2 meter dikke dek-laag van fijn zand en klei, die in de laatste eeuwen is af-gezet.

In de loop van de weerdlijn zijn de structuren (geulen en eilanden) terug te vinden die ooit in het grindoppervlak aanwezig waren voordat het met leem werd afgedekt. De

maaiveldlijnligt op de grens van het vergraven naar het onvergraven gebied en is bepaald aan de hand van aller-lei natuurlijke en antropogene factoren die grenzen stel-len aan de uitbreiding van het natuurlijke Maasdal.

Functioneren stroomgeulverbreding

Van de rivier afgaande loopt de stroomgeulverbreding (tussen de insteeklijn en de weerdlijn, zie fig 8) zeer langzaam op (ca. 1:100) en vlakken de morfologische structuren uit de zomerbedding (richels en poelen) ge-leidelijk uit. Dit leidt bij ieder debiet tot een andere ver-deling van waterdiepten en een grote variatie in stroom-snelheden en overstromingsfrequenties, wat van groot belang is voor de flora en fauna die afhankelijk is van de rivier (zie figuur 9). Ook vindt de rivier hier voldoende aangrijpingspunten voor morfologische activiteit, om-dat de bodem geheel uit onvergraven toutvenant bestaat.

Functioneren weerdverlaging

In de weerdverlaging loopt het terrein steiler op (tot 1:5). Hierbinnen zijn in de top van het grindpakket de restan-ten aanwezig van geulen en eilanden, die zorgen voor een variatie in de dikte van de deklaag. De weerdlijn volgt deze hoogteverschillen waardoor, afhankelijk van de hoogteligging van deze geulen, een deel weer actief door de rivier gebruikt kan worden. Daarnaast zullen ook nieuwe geulen en poelen in de weerdverlaging ontstaan door de toegenomen morfologische activiteit van de Grensmaas.

Het hoogste deel van de weerdverlaging tussen weerdlijn en maaiveldlijn, waar de deklaag dagzoomt, krijgt een vast talud van 1:2. Hiermee krijgt het vergraven gebied bij aanleg een duidelijke begrenzing die door morfologi-sche activiteit langzaam zal vervagen.

In figuur 3 is weergegeven hoe de nieuwe bedding geba-Figuur 9

Het overstromen van de stroomgeulverbreding bij afvoeren van respec-tievelijk 10, 40 en 100 m3/s (van boven naar beneden).

(9)

Discussie

De historische kaarten geven een goed inzicht in welke morfologische processen zich in het verleden langs de Grensmaas hebben afgespeeld. Om van deze processen te begrijpen hoe ze functioneren is een dergelijke studie echter niet voldoende. Aanvullende kennis is nodig van riviersystemen waar deze processen nog levend zijn, zo-als de Allier in Midden Frankrijk en de Ticino in Noord Italië. Het betreft dan vooral informatie over de snelheid waarmee bepaalde processen verlopen, zoals de zijde-lingse erosie en het verschuiven van meanders. Ook kan in deze nog goed functionerende systemen onderzocht worden hoe de flora en de fauna reageert op de morfo-dynamiek in en om de rivier.

De nieuwe Grensmaas zal nooit hetzelfde zijn als haar historische voorganger. Dit is ook niet het streven ge-weest van de ontwerpers. Het is de bedoeling dat er een rivier ontstaat die morfologisch actief is en zelf weer in hoge mate haar eigen dal mag vormgeven. Hoe dat er seerd op het 4-lijnenprincipe zich verhoudt tot de

huidi-ge bedding en de historische bedding.

Gebruik lokale omstandigheden

Door algemene ontwerpprincipes toe te passen ontstaat een zoveel mogelijk objectiveerbaar ontwerp. Op de ver-schillende locaties is de uitgangssituatie echter steeds anders. Sommige locaties liggen in een binnenbocht, andere in een buitenbocht, er monden plaatselijk beken uit en de grinddikte varieert sterk. Zo zijn er tal van lo-kale omstandigheden die het nodig maken om op een beredeneerde en verantwoorde manier op de algemene ontwerpprincipes te variëren. De landschappelijke iden-titeit wordt er door versterkt, doordat binnen het natuur-lijke rivierenlandschap variaties ontstaan die iedere lo-catie een eigen verbijzondering van het algemene beeld, een eigen herkenbaarheid geven. Ook hierbij leverde de kennis over de historische processen op de verschillende locaties veel nuttige informatie op die gebruikt kon wor-den in het VO.

Figuur 10 Artist

impres-sion van het toekomst-beeld van de locatie Meers in vogelvlucht (Aquarel J. Helmer).

(10)

precies uit zal zien is ook niet in natuurdoeltypen te van-gen en zal steeds weer een verrassing zijn. De dalvorm komt in grote lijnen overeen met de oorspronkelijke dal-vorm, zij het op een niveau dat enkele meters lager ligt. Op deze diepte wordt de rivier voldoende ruimte gebo-den om een bedding te vormen die past bij het huidige afvoerregime. Binnen deze ruimte heeft de rivier de mo-gelijkheid om zijdelings te gaan eroderen. Het materiaal dat daarbij vrijkomt zal stroomafwaarts in de vorm van eilanden worden neergelegd. Lokale versmallingen zul-len daarbij net als in het verleden fungeren als flessen-halzen waar het materiaal snel door wordt gevoerd. De hoeveelheid materiaal die vrijkomt bij de zijdelingse ero-sie zal veel groter zijn dan in het verleden omdat de oever 2 tot 3 maal zo hoog is. De snelheid waarmee de erosie voortschrijdt zal daarom veel geringer zijn dan vroeger. Omdat de ruimte die de rivier geboden wordt gelimiteerd is, is dit eerder een voordeel dan een nadeel. De zijde-lingse beweeglijkheid mag namelijk niet ontaarden in gevaar voor doorbraak van dammen, of in ondermijning van huizen en infrastructuur. Plaatselijk worden daar-om ook oeververdedigingen aangelegd of gehandhaafd. Tijdens het ontwerpproces is duidelijk geworden dat er ook processen zijn die niet meer tot volle wasdom zul-len komen in het nieuwe Grensmaasdal. Na uitvoering van de plannen is er aan Nederlandse kant namelijk geen ruimte voor de vorming van een volledige meander-bocht, op lange termijn gevolgd door een doorsnijding daarvan. De ruimte die de rivier maximaal geboden kan worden is hiervoor te klein. In theorie bestaat die ruimte alleen tussen Grevenbicht en Roosteren, als ook de Eler-weert en de Heppeneert op de Vlaamse oever bij het pro-ject betrokken zouden worden. In de nieuwe situatie zal de vorming van nieuwe bochten dus beperkt blijven tot de grenzen die veilig zijn, in het beschikbare gebied.

Ook al is een volledige bochtuitslag niet meer mogelijk, er zullen zich toch voortdurend nieuwe kleinere bochten en tegenbochten vormen, die zich steeds zullen ver-plaatsen.

In de Voorkeursaanpak uit de MER is er steeds van uit ge-gaan, dat getuigen van vroegere morfologische activiteit onvergraven moesten blijven. In het Voorlopig Ontwerp is hier op enkele plaatsen met opzet van afgeweken. Wanneer naar verwachting het hele proces, van zijde-lingse erosie en sedimentatie elders, weer de mogelijk-heid kan krijgen om opnieuw te beginnen, is voor herstel van het authentieke proces gekozen in plaats van behoud van een authentiek restant.

De Geul mondt ter hoogte van Voulwames in de Grens-maas uit. Dit mondingsgebied is nu al een van de meest morfologisch actieve delen van het projectgebied. In het ontwerp is dit gebied daarom uitgespaard opdat de hui-dige processen ongehinderd voortgang kunnen vinden. De oeververdediging van de Maas wordt hier wel wegge-haald zodat de erosie hier ook weer op gang komt en dit de Geulmonding ook zal gaan beïnvloeden.

De soms 20 meter hoge steilranden die in het verleden langs de Grensmaas aanwezig waren kunnen niet wor-den gereactiveerd, vanwege het feit dat ze alle in de na-bijheid van bewoning of infrastructuur liggen. De maxi-male oeverhoogte zal echter toch aanzienlijk zijn. Omdat de nieuwe bedding veel dieper ligt dan de vroegere bed-ding zullen, daar waar de rivier op de Nederlandse oever afstroomt, steilranden ontstaan tot 8 meter hoog. Het afgraven van het grind en de dekgrond door de mens is te vergelijken met het natuurlijke proces van erosie. Een van de karakteristieke aspecten van de natuurlijke erosie in de Grensmaas was dat de rivier soms stukken land oversloeg die dan als eilandje in de lagere grind-vlakte overbleven (vgl figuur 2). Met dit proces in

(11)

ge-uitgangspunten om de algemene ontwerpprincipes voor het Grensmaasplan uit af te leiden.

Nawoord

Het Voorlopig Ontwerp, zoals dat hierboven is beschre-ven, was de inzet van Maaswerken tijdens de onderhan-delingen met het Consortium van grindproducenten, aannemers en de Vereniging Natuurmonumenten. In de loop van 2001 bleek dat er geen akkoord gesloten kon worden omdat de eis van de overheid dat het kostenneu-traal zou worden uitgevoerd niet te realiseren was voor de uitvoerende partij. Hierop heeft de provincie Limburg het project weer overgenomen en een afgeslankte variant opgesteld. Deze variant heeft het VO als basis, maar op enkele locaties is de ingreep beperkt tot een smalle strook die nodig is om de waterstandverlaging te reali-seren. De rivierverruiming valt hier dus smaller uit, maar de rivier wordt op deze plaatsen wel de mogelijkheid ge-boden om zelf haar oevers te eroderen. Zoals uit de his-torische kaarten blijkt, kunnen we dat wel aan haar over-laten.

dachten zijn er in het ontwerp ook enkele van deze heu-vels uitgespaard. Ze zijn zodanig gesitueerd dat de rivier ze daarna kan aanvallen en zelf verder kan eroderen, wat weer grind oplevert voor nieuwe eilanden stroomaf-waarts. Bij Borgharen is een eiland uitgespaard waarvan uit archeologisch onderzoek is gebleken dat deze ver-hoogde plaats in de ijzertijd bewoond is geweest. Deze sporen zullen nu door de erosieve krachten van de Maas langzaam vervagen.

Conclusies

Vanaf de 17eeeuw zijn van het rivierengebied voldoende

goede kaarten om veranderingen in de waterlopen aan af te lezen. Vanaf de 19eeeuw komen daar ook uitgebreide

reeksen van meetgegevens, m.b.t. diepte en breedte bij. De wijze waarop natuurlijke processen, met name op het gebied van morfologie en rivierdynamiek, in ruimte en tijd verliepen, is er aan af te lezen. De latere kaarten ge-ven ook een goed inzicht in hoe deze dynamiek tot stil-stand kwam. Aangevuld met recente meetgegevens vormden de historische kaarten een van de belangrijkste

Literatuur

Van de Berg, 1989. Geomorfologische kaart van Nederland, schaal

1:50.000. Kaartblad 59 (Genk), 60 (Sittard, 61 (Maastricht) en 62 (Heerlen). Archief Alterra, Wageningen & Nederlands Instituut voor Toegepaste Geowetenschappen TNO Delft.

Duizendstra, H.D., 1999. Sedimenttransport in de Grensmaas.

Transportcapaciteit en aanbod van sediment. Rijkswaterstaat RIZA. Werkdocument 99. 158X.

Helmer, W., Overmars W. & G. Litjens, 1991. Toekomst voor een

Grindrivier. Stroming, Bureau voor landschapsontwikkeling in opdracht van Provincie Limburg.

Helmer, W. , 2000. Proefproject Meers: Begin van een levende

Grensmaas.

Maaswerken, 1998. Met de stroom mee: ontwerp streekplan

Grensmaas, streekplanherziening Grensmaasgebied. De Maaswerken, afdeling communicatie, Maastricht.

Maaswerken, 2000. Voorlopig Ontwerp (VO) Grensmaasproject. De

Maaswerken, Productgroep Ontwerp Rivierverruiming Grensmaas. Maastricht.

Paulissen, E., 1973. De morfologie en de kwartairstratigarfie van de

Maasvallei in Belgisch Limburg. Verhandeling nr 127 van de Kon. Vlaamse Academie voor Wetenschappen. Paleis der Academiën, Brussel.

Stichting Ring, 1998. Nieuwsbrief Begraven bossen 3\4. Red. E.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Die adjunk-gebruike toon meer beduidende verandering en, soortgelyk aan die totale gebruik van in saam met statiewe prosesse oor die algemeen, is daar ʼn toename in die

The effect of CEOs’ extraversion on M&A behavior may be explained, in part, by their board networks because of the importance of board networks in identi- fying

The analysis of these arguments, strategies and criticisms has led us to conclude that Yachay has been con figured as an ideological device with a triple function: first, the pol-

Sequence analysis demonstrated the presence of a mixture of DNA of L. major and L. tropica in the bone marrow specimen, which could be explained by either an infection by a

However, when the government makes an industry-based certification a requirement in the issuance of a permit, timing concerns arise. Some of the GB laws at the state or local

Table 4.4: Indicating nucleotide-nucleotide BLAST results for the partial mgc2 gene consensus sequences from Group A and Group B (Farms 1 and 2) field isolates, with

Kinderopvang (26 miljoen euro) en educatie (2 miljoen euro) laten de minste omzet als sector zien. Bij kinderopvang zijn er wel grote verschil-len tussen professionele en

Daar waren er in 2007, toen er geen werken waren, meer territoria van Kleine Karekiet maar ook van Blauwborst en Bosrietzanger (Figuur 2).. In het relatief onverstoorde