• No results found

Onkruiden als waardplant voor Meloidogyne chitwoodi en Mi en M. fallax

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Onkruiden als waardplant voor Meloidogyne chitwoodi en Mi en M. fallax"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging

Gewasbescherming jaargang 35, nummer 5, september 2004 Pagina 293

[

ARTIKEL

De meeste wortelknobbelaaltjes hebben vele waardplanten.

Meloi-dogyne chitwoodi en M. fallax

be-horen tot de meest ‘polyfage’ wor-telknobbelaaltjes-soorten, omdat ze zowel monocotyle als dicotyle planten aantasten. Om vermeer-dering van deze soorten te voorko-men kan een braakperiode of een (vrijwel) resistent gewas zoals bla-drammenas ‘Commodore’ worden ingezet.

De vraag is in hoeverre verschil-lende onkruiden een rol kunnen spelen in de overleving van wortel-knobbelaaltjes onder een resistent gewas of ‘braak’, waardoor het ef-fect van deze maatregel teniet wordt gedaan. Uit een Duitse in-ventarisatie onder 78 biologische bedrijven kwam naar voren dat de opbrengstderving ten gevolge van plantparasitaire nematoden toe-nam naarmate er meer onkruiden op de percelen aanwezig waren (Hallmann et al. 2004). De waard-plantgeschiktheid van onkruiden is waarschijnlijk niet voor elke on-kruidsoort en aaltjessoort hetzelf-de. In het hier beschreven onder-zoek van Plant Research

International is onderzocht wat onkruidplanten binnen een aal-tjesgeneratie van acht weken met de populatie van Meloidogyne-soorten in het veld kunnen doen.

Experiment

Op twee besmette percelen in Zuidoost Nederland werden veld-jes geselecteerd met een bekende besmettingsgraad van M.

chit-woodi (Mc), of M. fallax (Mf ). Deze

veldjes werden in mei 2003 be-werkt met de rotoreg en vervol-gens werden zaailingen van ter plaatse gekiemde onkruiden zameld en in een regelmatig ver-band uitgeplant. Als referentie werd ook nog een rijtje Italiaans raaigras (Lolium multiflorum) cv Bartali gezaaid, waarvan bekend is dat het een redelijk goede waard is.

Acht weken later werden wortel-stelsels (ca 20x20x20 cm) van vijf planten opgegraven en naar het lab vervoerd. Van enkele onkruid-soorten die niet waren uitgeplant, maar bij het oogsten in of vlak rondom de veldjes werden gevon-den wergevon-den ook wortelstelsels ver-zameld. De wortelstelsels werden uitgespoeld, gewogen en in een mistkamer gelegd gedurende vier weken. De Meloidogyne aaltjes die uitkwamen werden wekelijks ver-zameld en geteld.

Resultaten en

Discussie

Eindpopulaties tot 200.000

Meloi-dogyne-juvenielen per individuele

onkruidplant werden gevonden. Gemiddelden staan vermeld in ta-bel 1. Onder de beste, en dus de riskantste, Meloidogyne-waard-planten zijn de onkruiden zwarte nachtschade, knopkruid, valse ka-mille en ooievaarsbek. Opvallend is hoederbeet die ondanks een zeer geringe biomassa (Fig 2) een flinke populatie naliet. Een grote groep van andere soorten had ook nog een aanzienlijke aaltjesnako-melingschap, zij het waarschijnlijk niet genoeg om de hoge initiële dichtheid in stand te houden. De nakomelingschappen zijn immers geoogst uit ca 4-8 liter grond, of-wel 40-80 keer de eenheid waarin de initiële dichtheden zijn uitge-drukt.

Herderstasje en melganzevoet lij-ken minder vatbaar voor M.fallax dan voor M.chitwoodi, gezien het verschil in nakomelingschap bij gelijk wortelgewicht. Bepaalde on-kruiden blijken compleet resistent tegen M.chitwoodi, terwijl voor

M.fallax steeds enig

nakomeling-schap werd gevonden. Dit is mis-schien ten dele te wijten aan het verschil in initiële besmettings-graad van de veldjes, maar slui-tend is deze verklaring niet.

Onkruiden als waardplanten

van Meloidogyne chitwoodi en

M. fallax

Frans Zoon en Ate de Heij, Plant Research International

(2)

Verschillende goede waardplan-ten, zoals zwarte nachtschade en herderstasje, vertoonden weinig of geen wortelknobbels en de slechte waardplant paardebloem

vertoon-de wel enige knobbels. Knobbels zijn dus geen goede indicator voor waardplant-geschiktheid. Om de-zelfde reden kunnen slechts be-paalde onkruiden worden gebruikt

om een indruk van de besmetting van percelen te krijgen, zoals nachtschade voor M.fallax en knopkruid, valse kamille en hoen-derbeet voor M.chitwoodi. Verschillende combinaties van aal-tjessoort en onkruidsoort zijn in dit experiment nog niet onder-zocht en het zou goed zijn om van de belangrijkste onkruiden de waardplantstatus voor deze moei-lijk te beheersen bodemplagen te kennen. Bovendien is nog niet be-kend in hoeverre er regionale ver-schillen in aaltjes- of onkruidpo-pulaties zijn met betrekking tot de waardplantinteractie. Het is daar-naast van praktisch belang om te weten welke maximale onkruid-groeiduur (ofwel een tempera-tuursom minder dan een aaltjes-generatie) en welke kritische dichtheden van verschillende on-kruiden te tolereren zijn in afwe-ging met de benodigde bestrij-dingsinspanning.

Pagina 294 Gewasbescherming jaargang 35, nummer 5, september 2004

Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging

[

ARTIKEL

Figuur 2. Ook zeer kleine onkruiden zoals hoenderbeet (midden) vormen een risico.

Tabel 1. Meloidogyne vermeerdering op onkruiden na acht weken groei op besmette percelen (M.chitwoodi

Pi=400-1000/100ml; M.fallax Pi=4300/100 ml grond).

Onkruidsoorten M. chitwoodi M. fallax

wortels aaltjes wortel- wortels aaltjes

wortel-Nederlandse naam Latijnse naam g/plant per plant knobbels g/plant per plant knobbels

Zwarte Nachtschade Solanum nigrum 20 164.400 weinig 12 59.520 veel

Knopkruid Galinsoga parviflora 6 109.660 veel – – –

Harig Knopkruid Galinsoga ciliata – – – 10 *** 69.920 weinig

Valse Kamille Anthemis arvensis 3 66.286 veel – – –

Ooievaarsbek Geranium sp. – – – 8 59.580 geen

Hoenderbeet Lamium amplexicaule 2 24.512 veel – – –

Uitstaande Melde Atriplex patula – – – 29 20.950 geen

Akkerviooltje Viola arvensis – – – 5 13.570 weinig

Herderstasje Capsella bursa-pastoris 2 6.046 geen 7 *** 543 weinig

Akkerdistel Cirsium arvense 6 4.194 weinig – – –

Melganzevoet Chenopodium album 22 3.606 geen 16 746 geen

Perzikkruid Polygonum persicaria 10 2.884 geen 3 132 geen

Vogelmuur Stellaria media 3 2.602 geen 6 4.790 geen

Reigersbek Erodium cicutarium 6 1.906 geen 11 1.294 geen

Straatgras ** Poa annua ** 1 1.756 geen 6 2.762 geen

Hanepoot Echinochloa crus-galli 8 1.060 geen – – –

Italiaans raaigras * Lolium multiflorum * 4 958 geen 2 1.750 geen

Varkensgras Polygonum aviculare 6 0 geen 5 280 geen

Zwaluwtong Polygonum convolvulus 4 0 geen 5 36 geen

Klein Kruiskruid Senecio vulgaris 6 0 geen – – –

Akkermelkdistel Sonchus arvensis 44 *** 0 geen – – –

Paardenbloem ** Taraxacum officinale ** 7 0 weinig – – –

Kleine Brandnetel Urtica urens 4 0 geen 14 62 geen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The case study reflects on the rationale for the organisation’s mentoring programme, the methods resulting from its understanding of the causes of child offending, the profile

A higher BH mass shifts the accretion disc flux component peak to lower frequencies in the EM spectrum and shifts the decrease in the total degree of polarisation towards

Modelling the Stellar Soft-photon Energy Density of Globular Clusters.. Centre for Space Research, North-West University, Potchefstroom Campus presented by Phillip L Prinsloo

An- other view on Caloosia evolution was proposed by Gan- guly aud Khan (1983), who believed that the body shape, straight spicules aud relatively thin cuticle

The empirical research encompassed the development of a survey questionnaire aimed at understanding five core research areas: the Mzansi customer profile (for a sample of

David Barnhill beskou die alternatiewe model van andersheid, soos dit ontwikkel het uit Bakhtin se gedagtes en toegepas word in die veld van die ekokritiek deur Patrick Murphy, as

Thanks to MeerKAT’s combination of exquisite column density sensitivity, high spatial resolution and large field of view, MHONGOOSE will be the first survey that does not suffer