• No results found

Uit de mest- en mineralenprogramma's : Milieukundige effecten van graslandvernieuwing

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Uit de mest- en mineralenprogramma's : Milieukundige effecten van graslandvernieuwing"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Uit de mest- en mineralenprogramma's

Milieukundige effecten van

graslandvernieuwing

Aanleiding

Het scheuren van grasland kan leiden tot stikstofverliezen. Bij graslandvernieuwing moet daarom de afweging worden gemaakt tussen de landbouwkundige en milieukundige gevolgen. In 2002-2004 is experimenteel onderzoek uitgevoerd naar de landbouwkundige en milieukun-dige effecten van tijdstip en methode van graslandvernieuwing. In dit informatieblad worden de belangrijkste resultaten met betrekking tot de milieukundige gevolgen van graslandvernieuwing besproken. Het informatieblad 398.83 gaat in op de landbouwkundige resultaten. De resulta-ten worden weergegeven in de rapporresulta-ten van Dolfing et al. (2004) en Hoving & Velthof (2005).

Proefopzet

De experimenten zijn gedurende drie jaar (2002-2004) op drie locaties uitgevoerd: twee zandgronden (Maarheeze en Heino) en een kleigrond (Goutum). Er waren zes objecten van graslandvernieuwing, elk met 4 stikstofniveau's (0, 150, 300 en 450 kg N per ha): S1: geen graslandvernieuwing

S2: doodspuiten, ploegen en inzaaien in april 2002 S3: doodspuiten, ploegen en inzaaien in september 2002

S4: doodspuiten, ploegen in september 2002 en inzaaien in voorjaar 2003

S5: doodspuiten en inzaaien zonder grondbewerking in september 2002 (doorzaaien) S6: doodspuiten, ploegen en inzaaien in april 2003 (herhaling S2)

De metingen bestonden uit bepalingen van gehalten aan minerale N en oplosbare organisch N en C in de bodem, potentiële denitrificatie en mineralisatie, bodemfysische metingen en de emissie van lachgas. De lachgasemissie metingen zijn alleen uitgevoerd in de periode september 2002 - oktober 2003. Het lachgasonderzoek is door NOVEM gefinancierd in het kader van ROB landbouw

Minerale N

Na graslandvernieuwing in het voorjaar 2002 nam de hoeveelheid minerale N snel toe. Tijdens het groeiseizoen nam de minerale N weer af (waarschijnlijk door gewasopname) en in novem-ber 2002 was de hoeveelheid minerale N ongeveer gelijk aan die van de controle (vergelijk S1 en S2 in figuur 1). De minerale N die in het najaar in de bodem aanwezig is, kan tijdens de winter uitspoelen. Graslandvernieuwing in het voorjaar leidde dus niet tot een groter risico op nitraatuitspoeling ten opzichte van het bestaande grasland.

In november 2002 waren de gehalten aan minerale N na graslandvernieuwing in september (S3, S4 en S5) duidelijk hoger dan na graslandvernieuwing in april (S2). De hogere minerale N gehalten in de 30-60 cm laag laten zien dat er al nitraatuitspoeling was opgetreden. Graslandvernieuwing in het najaar leidde dus tot meer nitraatuitspoeling dan graslandver-nieuwing in het voorjaar. Er was geen effect van graslandvergraslandver-nieuwing in 2002 op de hoeveel-heid minerale N in 2003 en 2004.

Het doodspuiten en doorzaaien in september (S5) leidde tot een vergelijkbare ophoping van minerale N als doodspuiten, ploegen en herinzaai (S3). De mineralisatie van het doodgespoten grasland werd blijkbaar niet verhoogd door ploegen.

Heino 2002 2003 2004 0 20 40 60 80 100 120 140 160 180 S1 S2 S3 S4 S5 S1 S2 S3 S4 S5 S6 S1 S2 S3 S4 S5 S6 N m in 0-90 c m ( kg/ha) 0-30 30-60 60-90 Maarheeze 2002 2003 2004 0 20 40 60 80 100 120 140 160 180 S1 S2 S3 S4 S5 S1 S2 S3 S4 S5 S6 S1 S2 S3 S4 S5 S6 N m in 0-90 cm (k g/ ha) 0-30 30-60 60-90 Goutum 2002 2003 2004 0 20 40 60 80 100 120 140 160 180 S1 S2 S3 S4 S5 S1 S2 S3 S4 S5 S6 S1 S2 S3 S4 S5 S6 N m in 0-90 cm (k g/ ha) 0-30 30-60 60-90

Figuur 1. Gemiddelde voorraden aan minerale N in november 2002, 2003 en 2004 bij een N-niveau van 300 kg N per ha.

(2)

Voor meer informatie:

Dr. ir. G.L. (Gerard) Velthof ir. I.E. Hoving, ASG Lelystad Informatieblad 398. 98 december 2005 Alterra, Postbus 47 dr. ir. J. Dolfing, Alterra Programma;s 398-I, II, III

6700 AA Wageningen Gefinancierd door ministerie LNV Tel. 0317-474793 www.mestenmineralen.nl e-mail: gerard.velthof@wur.nl

Oplosbare organische N en C

Om inzicht te krijgen in de effecten van graslandvernieuwing op de vorming en uitspoeling van organische N en C zijn op verschillende tijdstippen de gehalten aan oplosbaar organi-sche N en C in drie bodemlagen bepaald. De hoeveelheid oplosbare organiorgani-sche N in de 0-90 cm laag was duidelijk lager in de zandgronden (60-80 kg N per ha) dan in de kleigrond (120-180 kg N per ha). Er waren echter geen verschillen in hoeveelheid oplosbare organische N en C tussen de objecten. Graslandvernieuwing leidde dus niet tot hogere gehalten aan oplos-bare organische N en C en had ook geen effect op de uitspoeling van oplosbaar organische C en N.

Lachgasemissie

De lachgasemissie was het hoogst op de kleigrond en het laagst op droog zand in Maarheeze. Uit de lachgasmetingen blijkt dat grasland-vernieuwing zowel in het voorjaar (S6) als in het najaar (S3, S4 en S5) tot een verhoogde lachgasemissie leidt (figuur 2).

De verhoging van lachgasemissie duidt op een verhoging van denitrifi-catie. Tijdens denitrificatie wordt naast lachgas (N2O) ook stikstofgas (N2) gevormd. De totale N-verliezen door denitrificatie zullen daarom hoger zijn dan de lachgasemissie.

Deze resultaten geven aan dat graslandvernieuwing in het voorjaar welis-waar niet tot meer nitraatuitspoeling leidt, maar het is dus niet zo dat er dan geen stikstof verloren gaat.

Conclusies

• De opbrengst en kwaliteit van het gras werd niet verbeterd door graslandvernieuwing (zie informatieblad 398.83).

• Vernieuwing in het voorjaar had geen effect op nitraatuitspoeling.

• Vernieuwing in het najaar leidde tot een hogere nitraatuitspoeling dan vernieuwing in het voorjaar.

• Vernieuwing had geen effect op uitspoeling van oplosbare organische C en N.

• Vernieuwing leidde tot een hogere lachgasemissie; zowel in het voorjaar als in het najaar.

Referentie

Hoving I.E. & G.L. Velthof (red.; 2005) Landbouwkundige en milieukundige effecten van graslandvernieuwing op zand- en kleigrond. Rapport ASG (in druk).

Dolfing, J., W.J.M. de Groot, I.E. Hoving & P.J. Kuikman (2004) Lachgasemissie bij graslandvernieuwing in voor- of najaar; Resultaten van een éénjarige meetcampagne. Alterra rapport 896. 56 p.

Figuur 2. Lachgasemissie uit onbemest grasland in de periode september 2002 - oktober 2003 0 2 4 6 8 10 12 14 16

Heino Maarheeze Goutum S1 S3 S4 S5 S6 N2O-emissie, kg N per ha

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Archive for Contemporary Affairs University of the Free State

The zenith angles (ZA) and the offsets of the GRB 060602B position from the center of the FoV are shown for each observation period. This includes 1.7 hr preburst, 9 s prompt, and

We introduce a new, valid name of the class of nemoral coniferous or mixed forests (Asaro europaei-Abietetea sibiricae) replacing the deciduous Carpino-Fagetea in the

A commonly used soil health index (Shannon-Weaver diversity index) was used to compare microbial community diversity at each site and to evaluate whether or not the heavy

Data from the initial study were then used to conduct a secondary data analysis, guided by the following question: What is the nature of intergenerational transmission described

In the early 1970s, the Human Sciences Research Council (HSRC) explored the possibility of establishing a regional history studies section within the Institute for Historical

The concept equilibrium denotes a set of available strategies for players in a game in which each player’s decision depends on the decisions of other players

Although foreign competition is commended for exposing local enterprises to the specialisation and diffusion of new techniques of production, the research findings show that