• No results found

Vergelijking van voederbieten, koolrapen en voederaardappelen op lichte zandgrond in 1948 (serie 402)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vergelijking van voederbieten, koolrapen en voederaardappelen op lichte zandgrond in 1948 (serie 402)"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

)

Jt I/

'Bestemd voor:

CENTRAAL INSTITUUT VOOR LANDBOUWKUNDIG ONDERZOEK ir

V \ Gestencilde Verslagen van I n t e r p r o v i n c i a l e Proeven

No, 17 ( 1950 )

VERGELIJKING VAN VOEDERBIETEN, KOOLRAPEN EN VOEDERAARDAPPELEN

OP LICHTE ZANDGROND IN 1948 ( Serie 402 )

Op de lichte zandgronden geeft de verbouw van voederbieten vaak teleurstellende resultaten. Het doel van deze serie proeven was na te gaan welke mogelijkheden koolrapen en voeraardappelen op deze gronden bieden in vergelijking met voederbieten. Bij een instituuts-proef was ook snijmais opgenomen. Beinstituuts-proefd werden de groenkraag biet Groeningia; de barresbiet Barres C.B.; Lange rode biet; Ronde witte koolraap en Voran voeraardappel; bij de instituutsproef voorts Grote gele Engelse koolraap en Vroege gele ronde C,B0 als snijmäis. Bij de

koolrapen waren twee zaaitijden als proefobject .opgenomen, nl« een in de tweede helft van April en een omstreeks half Mei.

Tabel 1 geeft een overzicht van de proeven, die in de verwerking zijn betrokken, met vermelding van voorvrucht, zaai- en oogstdatum-.

De weersomstandigheden waren in het algemeen gunstig voor de ontwikkeling van de gewassen, met voldoende neerslag."Hierdoor kon-den de bieten zich in sommige gevallen goed handhaven, wat In een

droge zomer vermoedelijk niet het geval zou zijn geweest.

In Mei veroorzaakte nachtvorst bij enige proeven schade aan de aard-appelen.

De koolrapen hadden in enkele gevallen van aardvlo te lijden, ter-wijl er bij een enkele proef nogal wat rot in voorkwam:.

In een aantal gevallen werd er op de koolraapveldjes bijgeplant, in sommige ook op de bietenveldjes, met meer of minder gunstig resul-taat. Bij de aardappelen kwamen practisch geen misplaatsen voor; bij de bieten bleef het aantal in het algemeen binnen redelijke grenzen, uitgezonderd bij de proeven D 624 en NH 906, waar het hoog was, ter-wijl het bij de koolrapen daarentegen in het algemeen hoog was, met uitzondering van de proeven WO 1225 en Cl 609.

In de tabellen 2 t/m 4 zijn de opbrengst in kg per are, het dro-gestofgehalte en de drogestofopbrengst in kg per are vermeld.

Voor een vergelijking van de verschillende gewassen werd de op-brengst aan zetmeelwaarde bepaald.

Voor de berekening hiervan werd gebruik gemaakt van de cijfers van ' het Centraal Veevoederbureau (verkorte tabel 1949), daar de zetmeel-waarde slechts in een enkel geval (Cl 609) was bepaald. Zo werd voor

de bieten, aan de hand van de tabel, de zetmeelwaarde berekend in verband met het drogestofgehalte. Voor Cl 609 werden de gevonden waarden aangehouden. Tabel 5 geeft een overzicht van de

zetmeelwaar-de van zetmeelwaar-de bieten en voeraardappelen. Voor zetmeelwaar-de koolrapen werd een zet-meelwaarde van 7»0 aangehouden (Cl 609 resp. 8.0 en'7.4 voor de eerste en tweede zaai), voor het bietenloof 5.0 en voor het koolrapenloof 5,3. Het zijn dus grotendeels globale cijfers,

In tabel 6 is de opbrengst aan zetmeelwaarde in kg per are opge-nomen. Voor de totale opbrengst aan zetmeelwaarde van het gewas werd bij de bieten en koolrapen het loof voor tweederde in rekening ge-bracht. Deze cijfers zijn vermeld in tabel 7, tezamen met ÖP

(2)

- 2 - ri0'17 dingscijfers, waarbij de zetmeelwaardeopbrengst van de

voeraardappe-len op 100 is gesteld.

Al dadelijk blijkt, dat de koolrapen in geen enkel geval kun-nen meekomen en in opbrengst aan zetmeelwaarde ver bij de andere ge-wassen achterblijven. Bij vele proeven was het percentage misplaatsen bij de koolrapen groot, doch ook bij de proeven met een normaal per-'

centage is de opbrengst laag, In vele gevallen werd door aardvlo-aan-tasting ernstige schade veroorzaakt. Bij het merendeel der proeven komt de eerste zaaitijd van de koolrapen iets beter uit dan de twee** de, al is het verschil veelal gering. De bij de proef Cl 609 opgeno-men Grote gele Engelse koolraap gaf met de Ronde witte koolraap over-^ eenkomende resultaten.

Een vergelijking van de drie bietenrassen wijst uit, dat de Lan-ge rode biet in bijna alle Lan-gevallen met de zetmeelwaardeopbrengst beneden die van de beide andere rassen is'gebleven.

De in de practijk veel voorkomende mening, dat op de hogere zandgron-den de Barresbiet de voorkeur verdient boven de G-roenkraag, wordt in deze serie proeven van 1948 (met een vochtige zomer) niet bevestigd. De Barres komt slechts in enkele gevallen met de opbrengst aan zet-meelwaarde hoger dan de G-roenkraag. In fig.1 is de zetzet-meelwaarde op-brengst in kg per are van de Groeningia uitgezet tegen die van de

Barres C.B. en wel voor elke proef de parallellen afzonderlijk. Door de verkregen punten is een lijn geconstrueerd. Deze lijn ligt rechts van de gestippelde lijn, die een gelijke opbrengst van de beide ras-sen aangeeft. Bij een lager opbrengstniveau nadert de kromme deze rechte lijn en bij een bietenopbrengst van de Groeningia van 4-0 a 45000 kg per ha met een drogestofgehalte van ongeveer 17.8 % valt het verschil ten gunste van de Groeningia weg.

Voor een vergelijking van de voeraardappel met het beste van de drie bietenrassen (de Groeningia) zijn de zetmeelwaardeopbrengsten van beide in fig.2 tegen elkaar uitgezet.

Het blijkt, dat de spreiding in de opbrengst aan zetmeelwaarde bij de voeraardappel veel geringer is dan bij de voederbiet. De aard-appelen reageren in dit opzicht veel minder op de aard van de

ver-schillende gronden*

Op percelen met een hoger opbrengstniveau leverden de Groeningiabie-ten in het algemeen een hogere opbrengst aan zetmeelwaarde dan de

voeraardappel, op percelen met een lager opbrengstniveau was het om-gekeerde het geval„ De grens lag hier bij een bietenopbrengst van 60 a 65OOO kg per ha, met een drogestofgehalte van ongeveer 17.8 %.

Dit resultaat bevestigt de mening, dat op gronden waar de voeder-bieten het minder goed doen, de voeraardappelen'de voorkeur verdienen.

De snijmais, bij de proef Cl 609 opgenomen, gaf voor de zetmeel-waarde opbrengst een ver'houdingscijfer van 74, en bleef bij de voer-aardappelen en bieten in dit opzicht achter.

Het ruweiwitgehalte werd slechts in een enkel geval bepaald, zodat conclusies ten aanzien van- de eiwitopbrengst niet goed mogelijk zijn. Van de serie in 1949 zullen hierover meer gegevens beschikbaar zijn. Samenvatting,

Bij de vergelijking van enige voedergewassen als hoofdgewas op lichte zandgrond bleek in het voor bieten gunstige jaar 1948 de Voran-voeraardappel op de gronden met een lager opbrengstniveau de hoogste opbrengst aan zetmeelwaarde te leveren; bij een hoger opbrengstni-veau kwam de Groeningiavoederbiet op de eerste'plaats. De Barres C.B, bleef in het algemeen bij de Groeningia achter, terwijl de lange rode biet de laagste opbrengst aan zetmeelwaarde van de drie bietenrassen leverde. De koolrapen konden niet meekomen en leverden slechts onge-veer de helft aan kg zetmeelwaarde, vergeleken met de bieten.

(3)

- 3 - no»J.y H

z

E-i • • r i S 3 • p cd xi - p Oî o o u ri ü & M H O O o - p ! - H • A _-. -j • p & XJ - p o o P i CH o 1 •ri xi ri ri Ö 0> P H rij ^ q Q •H - P 0 • H • ° • p xi o 3 u > u o o > h CD Xi S O .3 xi H ' CD 1> <H <!) O P i O u • CJ M ._ • H ri ri o CM • H ri ri CD H | O 1 ^ ! i I ra 1 CM O H 1 CM CM O H 1 CM CM • = * 1 H i n i n H ... - * 1 en W 1 m • H U O i> CÖ xi ta Ad M ri g H CD O ^ 2 M C • H H i H O i=s •\ M c a> >s • H 0) Ü3 o " ^ <£> !4 N O H : £ > W H H 1 m o • H 1 O t O . • ^ "# w m i l O CM ^ < 0 CM | ^* W u © > ri xi CD 13 3 o £ CQ M O - P S3 O ^ Ä Cl S CQ - p - H Q) « • W w VU co i n i s o H 1 r 4 H H 1 <Q. m H H 1 u:? •vf î 0 3 m m H - * 1 t£> W I 0 3 Ci O - p xi Ü 3 M > e • H 3 - P ^—*. • Ä _ O m u CD H ^^* d M o c W * t M o W a o w l O w

5

o H 1 CM O >-4 1 en CM o H 1 en M. •cf 1 H t m H • ^ ( H CM • * m r-i o Xi U cô ri Ö O - p xi o co H O i « £3 • i> <H CJ o M F4 « ?H P Ö o ^ o £ > FR O O H 1 <* H O H 1 ^ H O H 1 . . H ^ 1 H | W H -tf I t o „. w... i VO H ^ ca !> tó fl ï-i CJ T 3 t J O H > 0\ U 0 ) ft Pk • H XJ O CQ 0 5 F C\2 « 3 O O H 1 m O H 1 en H O r-\ 1 en r H •=# 1 CO H i O 1 m H • = # 1 t o H 1 CO H R Q> !> cô A CD - P i - l cd 03 K • !> «H O O R ^ • M - P Ci CD Ü m O î w H O & en i ^H W O H 1 O w o H 1 O M. • ^ l H m m H •vf i c-C\i <1< 1 - * H e ^ * + 3 0 } - 1 " CD n • H P 4 S3 H C Q) m « H H CÖ P • > «H Q) O u CM R +5 Ö 0) Ü y 3 03 o ^ o H 1 <* O H 1 H H O H 1 oo ^H i m H m i c-OJ m i o H ^ «D H G) ^ où O U r - t ta t 3 u o > - r"3 • H & •\ CQ • H 0 a te « W • 1-3 H m H O O O H 1 en O H 1 en O H 1 en ^ 1 O 02 i •* w - * i £ > (M 1 O 0 2 0> Xi • H CD •s - p ra ci

5

o r - t Fs Ö â W w* %

S

' d Ö ci h^l « > C O o o r Q «H CD o M Pk t o • *

9

CD O en î w 0 2 O H l •xf H O H t cO H v h 1 H m i m H -# • •^ CM

t

^ H O T 3 R CÖ K> Ci O t l û M (D , û • H K • V Ö CD CD +^ CQ M CD Q CÔ W A h> o <• <* O H 0) CÎ3 O O i - l 1 N O H » ^ O H 1 • ^ t O H LO ] l O H ^ E C\3 <M 1 «D H O ^ U ci - p o tsl bO o o rc - p S câ M H c3 Ü c\ Ö CD ^ i c3 pq h) ^0 O es W te o ! 0 3 C\J o (-. ï H CM O H H CM ^ CM i m H •* n O w <i) c; eu c3 U W • H CÖ

ri

!S £3 CD - ro • H c-. Ö CD CD > 0 vl 0 > h» CM o> m H pq ^ o H 1 <£> O 1 CM CM •-. H CJ O H 1 H CM << ! O t O m i n H •* S t o CM ' 41 i n H n o P i cô u H O o CD T J H CD bû H CD £> tQ <D O

a

o pq en O UD H O

(4)

. 4 - no

«17

o u CD Pn faO •H -P Oî C CD !H ft O CM H CD , P • Ö ?H c3 C j <H O o H p H O O > } a CD fi H O o r^i o o c 0) - P CD • H P S CD -P CD - H , P ri M O !> •H N O CM • H et! ri CD • H ri CÔ © CM • H ri ri ISl CD H - P CD • H ft/ * m CD M M ri m c CD O ! H P - p CD • H » M ^ CD H ^ ri m CD O U o H S CD !^ •^ t O ^ <tf Z> VJ co 2 > H "tf CO 0 0 ^ h Cr» O H t o t O H •3» O w LO O l CD t O en t O «# ^ <Q O •=3* t o fi P N cO O i o -# z> m CO a> cO << LO O l LO CO cO H «* m H î > co H C» LO LO CO <£> <* «tf r-^ vO 0 0 LO & P a> CM LO CO 00 LO o H <# LO l O •vf ^ LO H t O H O l CM H t -O H *tf H C -CM LO CO CO t O <£> <M LO

CM-e

EX) CM H LO H O l c-co t O . O l t O LO CM LO -* o CM l O (M CM O i O CM O i - l 00 t O CO O l z> H CO ^ p o r-fo O H O • ^ <tf 00 LO t o CO O to t O «tf to CO CM H •vf ^ H •* l O H • = * t o t o CM H ^ CD << ^ ^ CM <o ft c-LO • ^ t O CO CO e> c-<* CM CO •^ • ^ LO 10 H LO c-H O « 5 r-i (M c-2 > CO t O CO CO 0 1 c-LO (M CM H P £ « 5 CM <tf H O H 1 H CO t O 1 LO t o H H £> i H «3 LO H CM t o LO r-LO O CO ^ Ü ) CM CM r H Q ^ P P LO o> CM H •* P H H Z> t O P CM -^ H cO CM cO LO cO CO H CM H «O KD *3> t O i > C-^ L O H LO CM r-i P P P J > • ^ 00 OS c-p H ^ H • ^ 0 0 l > ^ CM 0 0 <M cn p cO r H ^ CM to O l <0 LO £ > î>-CM CO LO CO ^ f O H CD CÖ P H CM t o CD P H £> O H O l E -L O O l O i LO <M CM t O LO c-CM ^t* LO CM <o •^ O l t O O l O l <o t O I > <* ^ 1 * p H CD p p t O CM LO o CM r - t CM O l O l "sf ^r1 cO CO •* CO t O CM -d' LO t O ^ P CO 0 0 ^ h LO i > J > C0 • * t O t O ( O o O l w ^ O l c^-•^ £ > 2 > H O LO H O l c-t O O l CO CO CM CM ^ 00 t O ^ CO <M ** CM cO CO • = # P a> p CM Z > CM O l LO H

B

c-Q • ^ r-P ^ p H LO SP CM P CO LO « 3 H t O 2 > H «O P CM «3 CO LO LO o t O cO CO t O CD P * Q H P

(5)

Tabel 3.

-5-Drogestofgehalte in. procenten.

no. 17 reg. nr. ZGr 640 WP 586 ZWF 252 OF 704 D 624 WO 1225 WO 1226 00 1251 OGe 1043 0Gel044 NH 906 WB 1592 Cl 609 bieten. , Groen. 17.7 19.9 18.3 19.2 19.8 18.4 17.4 16.0 16.6 17..6 17.8 14.5 18.3 Barres 14.1 14.4 12.5 14*6 17.3 13.1 14*0 12.4 12.7 12.8 13.7 11.0 I3.6 l.r.biet 15.2 14.7 15.1 15.1 17.0 14,1 14.1 13.5 13.4 12.5 14.1 9.-6 14.3 koolrapen Ie zaai 11.2 10.8 11.8 10.4 12.5 11.9 -10.1 9.71) 9.1 10.6 8.7 11 ..8 2e zaai 10.5 9.8 11.9 10.1 11.5 11.3 10.2 9.7 10.84) 10.1 10.3 8.8 11.0 aard. Voran 22.9 22.5 21.1 24.4 23.4 24.8 23.5 22.1 22.1 22.82) 21.0 22.3 24.3 reg. nr. ZGr 640 ZWF 252 OP 704 wo 12251) WO 1226 OGe IO44 ra 906 Cl 609 bietenloof Groen. 11.9 15.7 11.2 12.4 ' 11.3 13.8 11.8 11.5 Barres 14.1 15.3 10.9 13.2 12.7 10.0 9.9 12.1 l.r.biet 13.3 16.5 11.2 11.6 12.0 8.6 11.0 12.2 koolrapenloof J-6 29.3.X 13.5 16.0 10.3 14-5 -10.1 11.5 10.1 |2e zaai 14.3 15.2 11.2 • 15.1 13.0 9.4 • 13.3 9.9

) Drogestofgehalte berekend, op gewicht van de monsters bij ontvangst. ) Geschat.

(6)

Tabel 4. Opbrengst aan drogestof in kg per are, no.17 r e g . n r . ZGr 640 WP 586 ZWP 252 OP 704 D 624 WO 1 2 2 5 WO 1226 00 1 2 5 1 0 G e l 0 4 3 0 G e l 0 4 4 BfH 906 WB 1592 0 1 609 b i e G r o e n . I I 4 . 0 9 4 . 3 1 1 6 . 8 1 5 6 . 8 8 8 . 9 1 4 6 . 5 8 0 . 0 8 7 . 5 9 3 . 3 1 2 9 . 5 1 1 8 . 2 1 0 4 . 3 1 1 5 . 7 ! t e n B a r r e s 9 8 . 1 9 6 . 2 1 0 6 , 4 1 4 3 . 5 7 1 . 3 1 1 3 , 4 8 0 , 8 9 1 o 0 9 8 . 4 1 2 7 . 1 1 2 0 . 2 9 9 . 4 8 2 . 5 L . r . b i e t 9 0 . 4 8 2 , 0 I O 7 . 8 1 2 2 . 3 6 1 . 9 1 0 8 . 8 7 5 . 0 8 9 . 2 9 2 . 8 1 1 8 . 2 7 7 . 3 7 9 . 9 8 1 . 0 k o o l r a p e n I e z a a i

54.7

64.-3 6 4 . 2 5 4 . 6 4 2 , 9 5 3 - 1 -4 2 . -4 4 6 . 4 5 4 . 5 5 1 . 5 3 2 . 1 3 5 . 8 2e z a a i 43 .:8 4 3 . 0 6 5 . 9 4 0 . 0 3 5 . 4 2 7 . 9 3 8 . 9 3 6 . 0 4 4 . 7 5 8 . 5 4 6 . 3 3 3 - 4 4 9 . 5 a a r d . Voran 9 9 . 4 1 1 3 . 2 1 1 1 . 6 1 2 4 . 9 9 3 . 8 1 1 3 . 3 1 0 0 . 1 1 1 0 . 5 1 0 3 . 8 1 1 8 . 8 1 0 9 . 8 1 0 6 . 8 9 8 . 8 r e g . n r . ZGr 6 4 0 zwp 252 op 7 0 4 wo 1 2 2 5 WO 1226 OGe 1044 NH 906 Cl 609 b i e t e G r o e n . 2 4 , 3 1 6 . 8 2 3 , 4 1 9 . 9 1 7 . 6 3 5 . 1 3 5 . 9 2 3 . 8 m l o o f B a r r e s 2 3 , 4 1 9 , 7 2 4 , 5 2 3 , 1 2 1 , 7 2 7 , 5 3 5 , 0 2 1 . 0 l . r . b i e t 2 3 . 8 2 1 . 6 2 2 . 9 1 9 . 1 1 9 . 8 2 7 . 7 2 6 . 0 2 0 . 2 k o o l r a p e n l o o f I e z a a i 1 1 . 6 1 6 . 8 9 . 0 1 1 . . 3 f 1 0 . 8 1 0 . 6 4.-0 ! 2e z a a i 1 0 . 6 1 3 . 4 1 0 . 2 5 . 0 1 3 . 1 1 0 . 2 1 6 . 0 7 . 5

(7)

•7- no.17

Tabel 5. Zetmeelwaarde van bieten en voeraardappelen.

r e g . n r . ZGr 640 WF 586 ZWF 252 OF 704 D 624 wo 1225 WV 1226 00 1251 OGe 1043 OGe 1044 NH 906 WB 1592 CI 609 b i e ' Groen. 1 2 . 0 I 3 . 6 1 2 . 4 I 3 . I 1 3 . 5 1 2 . 5 1 1 . 8 1 0 . 8 1 1 . 2 1 1 . 9 1 2 . 1 9 . 7 1 2 . 8 ten B a r r e s 9 . 4 9.6 8 . 1 9 . 7 1 1 . 7 8.6 9 . 3 8 . 1 8.3 8 . 4 9 . 1 7 . 1 9 . 1 I . R . b i e t 10.2 9 . 8 1 0 . 1 1 0 , 1 1 1 . 5 9.4 9.4 8.9 8.9 8 . 1 9 . 4 6 . 0 9 . 6 a a r d . Voran 1 7 . 9 17.6 1 6 . 5 1 9 . 1 1 8 . 3 1 9 . 4 I 8 . 4 1 7 . 3 1 7 . 3 1 7 . 8 1 6 . 4 1 7 . 5 1 8 . 7

(8)

Tabel 6.

-8- no,17

Opbrengst aan zetmeelwaarde in kg per are.

r e g , n r . ZGr 640 WP 586 ZIP 252 OP 704 D 624 WO 1225 WO 1226 00 1251 OGel043 0Gel044 NH 906 WB 1592 Cl 609 bie Groen. 7 7 . 3 64.4 7 9 . 1 1 0 7 . 0 60.6 9 9 . 5 54.3 5 9 . 1 6 2 . 9 8 7 . 6 8 0 . 3 6 9 . 8 8 1 . 0 sten B a r r e s 6 5 . 4 6 4 . 1 6 9 . 0 9 5 . 3 4 8 . 2 7 4 . 5 53.7 59.4 6 4 . 3 8 3 . 4 7 9 . 8 6 4 . 2 5 5 . 0 l . r . b i e t 6 0 . 7 54.7 7 2 . 1 8 1 . 8 4 1 . 8 7 2 . 6 5 0 . 0 5 8 . 8 6 1 . 7 7 6 . 6 5 1 . 5 3 9 . 9 5 4 . 4 k o o l r a p e n I e z a a i 3 4 . 2 4 1 . 6 3 8 . 1 3 6 . 7 2 4 . 0 3 1 . 2 - . 2 9 . 4 3 3 . 5 4 1 . 9 3 4 . 0 2 5 . 8 2 4 . 2 2e z a a i 29.2 3 0 . 7 3 8 . 8 2 7 . 7 2 1 . 6 1 7 . 3 2 6 . 7 2 6 . 0 2 9 . 0 4 0 . 5 3 1 . 4 2 6 . 6 3 3 . 4 a a r d . Voran 7 7 . 7 8 8 . 5 8 7 . 3 9 7 . 8 7 3 . 4 8 8 . 6 7 8 . 4 8 6 . 5 8 1 . 3 92.7 8 5 . 8 8 3 . 8 7 5 . 8

reg.nr.

bietenloof

Groen.|Barres i L . r . b i e t

koolrapenloof

Ie zaai

2e zaai

ZGr 640 WP 586 ZWP 252

op 704

D 624 wo 1225 WO 1226 00 1251 OGel043 OGe 1044 ÏÏH 906 WB 1592 Cl 609 10.2 6.9 5.4 1 0 . 5 7 . 7 8 . 0 7 . 8 1 0 . 9 1 2 . 1 12.7 15.2 21.4 1 0 . 3 8.3 7.7 6 . 5 1 1 . 3 7.2 8 . 8 8 , 6 1 7 . 7 1 5 . 5 1 3 . 8 1 7 . 7 2 1 . 9 8.7

9.0

6.7

6.6

10.2

6.4

8.3

8.3

11.6

14.1

16.1

11.8

21.2

8*3

4.6

4.5

5.6

4.6

3.4

4..1

5.5

5.7

5.7

4.9

7.9

2.1

3.9

3.9

4.7

4.8

4.5

1.7

5.4

6.8

5.2

5.7

6.4

9.4

4.1

(9)

Tabel 7,

-9- no.17 Opbrengst aan zetmeelwaarde in kg per are.«

reg. nr. ZGr 640 WP 586 ZWP 252 OP 704 D 624 wo 1225 WO 1226 00 1251 OGe 1043 OGe 1044 ÏÏH 9 06 WB 1592 Cl 6 09 bie Groen. 84.1 69.0 82,7 II4.O 65.7 IO4.8 59.5 66.4 71.0 96.1 90.4 84.1 87.9 ten + 2/1 Barres 7O.9 69.2 73.3 102.8 53.0 ! 80,.4 ; 59..4 71..2 | 74.6 : 92.6 •• 9 1 . 6 78.8 ! 60.8 5 loof L.r.biet 66.7 59.2 76.5 88.6 46.1 78.1 55.5 66.5 71-. 1 87;. 3 59.4 54.0 59.9 koolrapen + 2/3 loof Ie zaai 37.3 44.6 41.8 39,8 26.3 33.9 7 33.1 37.3 45.7 37.3 31.1 25.6 2e zaai 31.8 33.3 41.9 3O.9 24.6 18.4 30.3 30.5 32.5 44.3 35.7 32.9 36.1 aard. Voran 77.7 88.5 87.3 97.8 73.4 88,6 78.4 86.5 81.3 92.7 85.8 83.8 75.8

Opbrengst aan zetmeelwaarde in verhoudingscijfers.

reg. nr. ZGr 640 WP 586 Z W P 252 O P 704 D 624 wo 1225 WO 1226 00 1251 OGe1043 OGe1044 NH 906 WB 1592 Cl 609 bieten + 2/3 loof Groen. 108 78 95 117 90 118 76 77 87 104 105 100 116 Barres 91 78 84 105 72 91 76 82 92 100 107 94 80 L.r.biet 86 67 88 91 63 88 71 77 87 94 69 64 79 koolrapen + 2/3 loof 1 6 ZclctX 48 50 48 41 36 38 *m 38 46 49 43 37 34 2e zaai 41 38 48 32 34 21 39 35 40 48 42 39 48 aard. Voran 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100

(10)

- 1 0 - no.17 o tO H

l

\ \ t J m • 5* FQ £ • H O 03 03 03 £ 03 -P M G3 c3 ttO 4*i 03 14 Ct5 cd •H H Elu 03 C! 03 £ -P 03 © -CÖ

.J-

o H O U ÜS O H O O H O \ \ . \ \ \ \ \ o O O m co U3 m O •H O <n •3«

(11)

- l i -

no.

17 cd \ \ r-4 O P i PH CO •Ö u cd a u 0) o t> l fi rô JH Û t> O H H No 15 M N ' 0 -d u d CO P H o CD S -P CD N S 6? 2X'

1

o o iH 0 \ X \ \ \ \ \ \ \ \ \ \ >$ -p \ _ CD bo •H M ,Q -ï i a> CD T3 xf a) M p cd > cd E§ — cd H •H O bù CD ö S •H -P S CD CD N O -M O — O CS? H O H H O O H a CD H CD P i p . ÏH cd U o o !> i G câ H o o to H O O CO o O to O m \ \ JsJ c\î tjiu •H O O CO o . o o o

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Keightley J furthermore maintained that the provisions contained in chapter 19 of the Children's Act do not explicitly make provision for instances where the commissioning parents

Vakkennis en vaardigheden Competentie en component(en) Prestatie-indicator • Informatie uitwisselen (t) • Opleidingsbehoefte bepalen • Opleidingsplan beoordelen/opstellen

Als er meerdere voersoorten gebruikt worden, dan dient het voer met het laagste gehalte als basis voor het antwoord?. ☐

De reeks publicaties “SOBANE – STRATEGIE Beheer van beroepsgebonden risico’s” heeft als doel deze strategie kenbaar te maken en aan te tonen hoe de strategie kan worden toegepast

Figuur 3: Aandeel van de kinderen (tussen 1 en 15 jaar) die niet beschikken over minstens drie (van de zeventien) items en aandeel van de kinderen die leven in een gezin

In een vergelijkend onderzoek nagaan in hoeverre de rassen Mazurka, Evident en Cubico door de 'consument' verschillend worden beoordeeld en welk ras het meest

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het