Een Iniljoen woningen,
Inag het ietsje Ininder zijn
?
F
.A
.
H
ijman
s
I
Heerma het beleidsvoor-n 1988 uit staatsseCl'elal'isnemen om tot 2015 één mil-joen woningen aan de woning-voon"aad van de randstad toe te voegen. In de vakwel"eld ontstaat
een discussie ovee de noodzaak
en dc wen elijkheid van deze nieuwbouw. Het gaat dan zowel over dc effecten voor het milieu door het euimtebeslag, als de
con equenties vooe het gebruik en de kwaliteit van de
woning-Een pleid
oo
i voor minder
ge-plande woningen in de
r
andstad.
kort er sprake was van zowel kwantitatieve als kwalitatieve achterstanden in de
volkshuis-vesting. Thans bedraagt evenwel het statistisch woningtekot,t niet meet· dan circa 2% van de wo
-ningvoorraad. De volkshuisve
s-ting staat op een hoog peil. ZeU' in de gebieden waar spanning heet'st op de woningmarkt, doen zich leegstandpmblemen voor.
Eén miljoen woningen bctekent
D
e
prioriteit zou moeten liggen
bij de aanpassing van de
woningvoorraad. Maar ook het
beleid dat is gericht op de indi
-vidualisering van het wonen zou
moeten worden heroverwogen.
voonaad. De kt"itiek spitst zich toe op de Haag of de vool'spelling omtrent de geoei in de woningbehoefte bewaarheid zal woeden. Zijn de woningen echt nodig? Zouden er andel's emstige kwantitatieve en kwalitatieve knelpunten in de volkshuisvesting ontstaan?
Ook voor de dool' D66 nagestt'eefde 'duul'zame ontw. ik-keling' lijkt dat een hamvraag. Echter in de betreffende
paeagraaf van het verkiezingspl'ogramma van 1989 wOl'dt aan, de eldel's wel vedangde, duurzaamheid geen aandacht besteed. Integcndeel, door onverkort het woolll'echt voor iedel'een, alsmede de individuele huur -subsidie te bepleiten, kiest men el'Voor de woningvraag te stimuleren. Over de relatie tussen volkshuisvesting en milieu doet het pl'ogramma geen uitspraken, alle aan-dacht VOOI: de 'energie-kwaliteit van nieuwbouw' tcn
sp ij t.
Hoeveel is één m.iljoen ?
In de periode van 1988 tot 1990 worden door de centl"ale beleidmakers steed Weel" andcre kwantitatieve doel-stellingen VOOI' het woningbouwbeleid gedebitcet·d.
Daarbij worden wissclende 'perioden, behoeftecom
-ponenten en pijplijneffccten' gebruikt. (Als iets in de
pijplijn zit dan wil dat zeggen dat de voorbel'eiding of de
u.itvoering zo vel' is, dat de gekozen lokatie en bouw in po.litiek of beleidsmatig opzicht niet meel' ter discussie
kunnen komen te staan.) Hiel" wordt derhalve uitgegaan
van één miljoen woningen dic tus en 1988 en 2015 ge-bouwd moeten gaan woeden, waarvan er al 400.000 in de pijplijn zitten.
Vanaf 1991 zal het dus gaan om een fikse pt'oduktie.
Historisch gezien nog geen indl'Ukwekkende; de laatste
tientallen jaren lag de Pl'oduktie rond de 100.000 per jaat". Daarbij moet echter bedacht wOl'den, dat tot voor'
F.A. Heijmans is geograaf-planoloog en gespecialiseerd
in volkshuisvesting en stadsvernieuwing.
een toevoeging van 20% aan de voorraad. Dat heeft uitel'aa .. d grote kwantitatieve en kwalitatieve gevolgen. Vet'wacht mag worden dat ook de subjectieve, maat chappelijke waardedng voor de voor
-raad zich zal wijzigen. Om één miljoen woningen te kunnen wegzetten zou in de randstad (maal' buiten het
groene hal't!) 15 - 25% van dc open ruimte moeten WOt·-den opgeoffel'd, afhankelijk van de te kiezen lokaties.
Woningbehoefte in 2015 ?
De centrale vraag speelt dan l'ond de vel'wachte wonin
g-behoefte. Daar is de gl'Ote onzekerheid over de trends en
vool"al over de Haag of deze ontwikkelingen zich
auto-noom volteekken, dan wel dat zij beleidsmatig z.ijn te
beïnvloeden.
Het aanvangstekort bedl'aagt zo'n 100.000 woningen.
Daarbij moet echtet' bedacht worden dat ook in t"cgio'
met lange wachtlijsten de woningvoon:aad in de regel groter is dan het aantal huishoudens dat behoefte heeft
aan een woning. Er is dus eel'del' sprake van een distl"Î-butie- of circulatiepmbleem dan van een echt tckort. In de meeste beleidsstukken wordt ervan uitgegaan dat van de nieuw te bouwen woningen el' zo'n 500.000 be-stemd zijn voor vervanging. Dat lijkt redelijk. Het komt
ovel'een mct een vCl'vanging van de totale voorraad in dl"iehondet'd jau. AlLeen al dc provincie NOOl'd-Jlolland
noemt echter een vCI'vangingsaandeel van de nieuwbouw dat 65% lager ligt. Bedacht moet worden dat hct groot -ste deel van de voorraad na de oOl'log gebouwd is en dat
van het vooroodogse deel veel is opgeknapt in het kadel'
van de stadsvet'nieuwing. In dat licht is het te
verde-digen dat wordt uitgegaan van een lagere behoefte aan vervanging van de aanwezige woningvootTaad.
Een meer conservatieve schatting van het aanvang
s-tekort en de vel'Vangingshehoefte leveet ten opzichte van
de door de beleidmakers geschatte behoefte aan nieuw-bouw een winst van om en nabij de 250.000 woningen. Politiek en beleidsmatig gezien is de schatting van het
---
30
---IDEE-MAART '91 aa in 01: ke Zl' m: Ho be In de st kl m: k~ b~ gl'D,
ja beD
,
D4
is ee le4D.
aa he st. va th u heV(
en zi: zoH.
de be fel dil deEE
de he ho to, n aa W4gr
r Ile s t I t r
aantal woningvragende huishoudens in 2015 het meest interessant. Een dergelijke prognose voor de lange ter
-mijn is gecompliceerd. Zij is onderhevig aan vele onz
e-kerheden. Maar wat niet over het hoofd mag worden g
e-zien is dat deze onzekel'heid door politieke en beleids -matige keuzes kan worden beïnvloed.
IJet aantal woningvragende huishoudens bestaat uit de
bevolking die verwacht wordt in 2015, gedeeld door de
in 2015 te verwachten gemiddelde woningbezetting. Ovel'
de omvang van de bevolking van de I'andstad in 2015 b
e-taal weinig di cussie. Die zal nog gt·oeien. Voor een klein deel wordt deze groei bepaald dOOl' binnenlandse
migratie, als gevolg van de economische aantrekkin
gs-kracht van de randstad. De belangrijkste groei wordt bepaald door de buitenlandse migratie. Die heeft het
gr'oot te effect voor de gt'ote teden in de randstad.
De gemiddelde woningbezetting is de laatste tientallen jaren bovendien steeds gedaald en is thans 2,6. In het beleid wordt er elke keet· van uitgegaan dat deze trend
zich zal voortzetten. Dat is nu de VI·aag.
D
e
verkleining van de leefeenhedenDe steeds verdel'gaande vel'kleining van de leefeenheden i' zeker geen autonoom proces. Het is afhankelijk van
een groot aantal sociaal-economische, nuu'kttechnische,
leeftijdspedfieke en groep pecifieke factoren.
Daal' is in de eel'ste plaats de ontwikkeling van de ink
o-m ns en vool'al van de overdl'achtsinkomens. Voor het
aantal starters op de woningmarkt is juist de leeftijd van
belang, bijvoorbeeld de leeftijd waarop jongeren zelf
-tandig gaan wonen. De laatste jaren is er een omhuiging
van de tt'end zichtbaar: jongeren blijven weer langer thuis wonen. Voor dit aspect zijn de bijstand, de hUUl'
-subsidie, de studiefinanciering en de aallvangslonen van
belang.
Voor het aantal mensen dat verandert van huishouden
en de mate waarin bijvoorbeeld ouderen samenwonen, zij n AO W, pensioenen en even tuele knelpunten in de
zorg ector van belang.
llet i nog onduideLij k welke invloed de vergrijzing van de bevolking op de gemiddelde woningbezetting zal heb -ben. De beleidsstukken gaan uit van een verlagend ef
-fect. De resultaten van de onderzoeken zijn niet eendui
-dig. Het is ook nog onduidelijk wat het effect zal zijn van de zich thans aftekenende leef tij d specifieke migratie.
Een groot deel van de toekomstige, startende huishou
-dens zal afkomstig zijn van de kant van de allochtone
bevolkingsgroepen. Deze gl'oepen tonen traditioneel hogere gemiddelde woningbezettingen dan wij van de au
-tochtone bevolking gewend zijn. Het zal waarschijnlijk nog wel een aantal genet'aties duren voordat men zich
aan bet 'autochtone patt'oon' kan aanpassen.
liet is op grond van deze overwegingen dat De Gans en Oskamp tot de conclusie komen dat vooral na 2000 de
woninghehoefte het aantal van 200.000 minder zal
groeien dan de beleidmakers veronderstellen. Deze
ge-I'ingere groei, gecombineerd met meet' conservatieve
schattingen van het woningtekort, zowel al van ve
r-vangingsbeboefte, geeft een 450.000 lagere woningb
e-hoefte in 2015.
Beleid of niet ?
Als voor de randstad geldt dat een verkleining van de
leefeenheid leidt tot een groter l'l1imtebeslag voor het wonen, dan is dat slecht voor het milieu. In het beleid zouden dan ook die elementen moeten worden herove r-wogen, die de individualisel'ing en dus de woningvraag stimuleren. En vool'al moeten die elementen worden
versterkt die het opnamevermogen van de bestaande
voorraad op peil houden of vergroten.
Ook in de volkshuisvesting kan men een gulden maal'
één keet' uitgeven. Eén gulden voor nieuwbouw betekent
onhelToepelijk dat er één gulden minder kan worden
uügegeven voo I' behoorlijk voorraadbeheer. Juist de b
e-staande woningvoOl'raad zou het uitgangspunt VOOt' b
e-leid moeten zijn, het moet erop gericht zijn deze voor
-t'aad aan de behoeften te laten voLdoen. Dan wOl·dt het
ook mogelijk te streven naaI' een stabielt'uimtebe Lag
door het wonen. En zal mogelijk zijn na 2000 een iets gt'Otere bevolking te herbergen, zonder een omvangrijke
nieuwbouw te hoeven plegen.
Volkshnisvesting wordt dan vooral een circuJatie- en een
optimaliseringsHaagstuk. Het zal zaak zijn de tegen
-woordig sterk gediffel'entieerde vraag beter te doen aan -sluiten bij het aanbod. Dit kan doOI: een grotere vuiatie aan typen woningen èn woonmilieus. Dat vet'eist een
krachtige voortzetting van het beleid om de bestaande
woningvool'l'aad aan te passen. Sleutelwoorden zijn
stadsvernieuwing, renovatie, verdichting en strategische
nieuwbouw. Dit dient inzet te zijn van het belei(l. In de volkshuisvesting wordt de vraag in sterke mate b
e-paald door het aanbod. Bij de huidige stand van de wel. -vaal't is de omvang en de prijs van de woningvoorraad
bepalend voor de individualisering van het wonen. VOOl
'-al voor de nieuwkomers op de woningmarkt blijft de
prijs door object- en subjectsubsidies relatief laag.
Dau om zou óók de automatische politieke stellingname
die hiet'aan debet is heroverwogen moeten worden. Het ongenuanceerd uitgaan van het individuele woonrecht,
zekel' waal' dit gekoppeld is aan een nog steeds groeiende
reeks van individuele l'egelingen, creëert het ruimtepro
-bleem waar we nu tegen oplopen. Er za) opnieuw over moeten worden nagedacht -het wordt kiezen en delen,
of verliezen.
Literatuur
H.
de Gans en A. Oskamp, Eén miljoen woningen in derandstad? Een onderzoek naar de hardheid van de
uitbreidingsbehoefte. Werkstukken PDI nr. 124 i.o.v.
Natuur en Milieu, Amsterdam 1990.