JGZ-richtlijn Opsporing Oogafwijkingen www.jgzrichtlijn.nl
Bijlage 1a: Handleiding voor het voeren van het anamnesegesprek en voor de
inspectie van de ogen
Tijdens alle contactmomenten waarop de opsporing van oogafwijkingen plaatsvindt, wordt een gerichte anamnese uitgevraagd en het oog geïnspecteerd.
Eenmalig wordt een familieanamnese gericht op oogheelkundige afwijkingen uitgevraagd en opgenomen in dossier: komen hoge brilsterkte (een sterkte hoger dan +6 of -5) op
basisschoolleeftijd, amblyopie, slechtziendheid, scheelzien of andere oogafwijkingen bij familieleden in de eerste en tweede graad voor? Een positieve familieanamnese op zich is geen reden tot
verwijzing, maar ondersteunt de beslissing om door te verwijzen.
Tijdens alle contactmomenten vindt een gerichte anamnese en inspectie van de ogen plaats. Aan de ouder(s) of verzorger(s) wordt gevraagd:
● Kijkt uw kind wel eens scheel?
● Twijfelt u aan het gezichtsvermogen van uw kind?
○ Kijkt uw kind u gericht aan / volgt het kind objecten met de ogen? (baby’s t/m 3 maanden)
○ Hebben de ouders het idee dat het kind goed ziet? (vanaf 6 maanden)
■ Knijpt uw kind met de ogen bij kijken op afstand of houdt het dingen altijd heel dichtbij?
■ Kan uw kind langere tijd met kleine voorwerpen spelen en plaatjes in een prentenboek zien (3 jaar)
● Zijn er afwijkingen aan de ogen opgevallen?
● Indien nog niet geïnventariseerd: Komen hoge brilsterkte (een sterkte hoger dan +6 of -5) op basisschoolleeftijd, amblyopie, slechtziendheid, scheelzien of andere oogafwijkingen van familieleden in de eerste en tweede graad voor?
Algemene inspectie van de ogen:
Bij de contactmomenten tot en met 36 maanden wordt het oog geïnspecteerd op afwijkingen. Hulpmiddel hierbij is een penlight, waarmee de onderdelen uit verwijstabel 1e.1 onderzocht kunnen worden. Zie bijlage 1e, verwijzingstabel 1 e.1.