• No results found

Stentonderzoek 1993 : vermeerderbaarheid van acht onderstammen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Stentonderzoek 1993 : vermeerderbaarheid van acht onderstammen"

Copied!
14
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Proefstation voor de Bloemisterij Linnaeuslaan 2a 1431 JV Aalsmeer Tel. 02977-52525 ISSN 0921-710X STENTONDERZOEK 1993: VERMEERDERBAARHEID VAN ACHT ONDERSTAMMEN Rapport 193 Prijs f 7,50 A. Kromwij k M. ten Hoope C. Beelen oktober 1994 '>A'~ SO:

Rapport 193 wordt u toegestuurd na storting van f 7,50 op girorekening 174855 ten name van Proefstation Aalsmeer onder vermelding van 'Rapport nr 193: Stentonderzoek 1993'

CENTRALE LANDBOUWCATALOGUS

(2)

INHOUD 1. Inleiding 3 2. Proefopzet 4 3. Resultaten 6 3.1 Zomerhout 3.2 Winterhout 4. Conclusie en discussie 12 4.1 Selectie op vermeerderbaarheid

4.2 Moerplanten vermeerderd door weefselkweek 4.3 C02-toediening tijdens de beworteling

(3)

1. INLEIDING

In de tweede selectieproef van de Stichting Uitgangsmateriaal voor de Kasrozenteelt (STUR) werden zes nieuwe onderstammen geselecteerd met een hoge produktie en een goede kwaliteit. Om de goede eigenschappen van deze geselecteerde onderstamklonen te behouden moeten deze

onderstammen vegetatief vermeerderd kunnen worden. Daarom werden op het Proefstation voor de Bloemisterij in Aalsmeer de stentresultaten van de zes nieuwe onderstammen vergeleken met de stentresultaten van Sturdu en Sturtri (proefnummer 5101-4). In twee van de vier proeven werd ook

gekeken naar de invloed van C02-dosering tijdens de beworteling van de

stentlingen. Bij Sturdu en Sturtri werd naast onderstammenhout van

moerplanten vermeerderd door stek, ook onderstammenhout van moerplanten vermeerderd in weefselkweek meegenomen.

(4)

2. PROEFOPZET

De moerplanten van de zes nieuwe onderstammen waren voorjaar 1992 door stek vermeerderd en tot en met de winter 1992-1993 opgekweekt door Moerheim New Plant B.V. De moerplanten van Sturdu en Sturtri vermeer-derd door stek en de moerplanten van Sturdu vermeervermeer-derd door weefsel-kweek waren eveneens opgeweefsel-kweekt door Moerheim New Plant B.V. De leef-tijd van de moerplanten van Sturdu en Sturtri was niet precies bekend. Waarschijnlijk waren deze moerplanten wel ouder dan de moerplanten van de zes nieuwe moerplanten. Begin 1993 werden alle moerplanten naar het Proefstation gebracht en in de kas gezet bij 15'C. Tegelijkertijd

werden ook jonge weefselkweekmoerplanten van Sturdu en Sturtri naar het Proefstation gebracht, opgepot en in de kas verder opgekweekt. Deze planten waren najaar 1992 in weefselkweek vermeerderd.

Het onderstammenhout werd dezelfde ochtend voor het stenten geoogst. Uit de takken onderstammenhout werden stukjes geknipt van één inter-nodium waarbij er net onder een knoop werd geknipt (tekening 1). Het bovenste, zachte gedeelte van een tak werd niet gebruikt. Het blad en de okselknop onderaan het internodium van de onderstam werden bij het stenten zijdelings weggesneden. Het enthout van de cultivar

Kiss"-'Korokis' werd geknipt uit rozen geoogst in een rijper bloemstadium dan het veilstadium. De rozen werden één dag voor het stenten geoogst en op water in de koelcel bij 5'C bewaard. Het enthout bestond uit één inter-nodium afgeknipt ongeveer 1 cm boven het blad. De onderkant van de ent en de bovenkant van de onderstam werden schuin afgesneden en met de schuine snijvlakken op elkaar met een wasknijper vastgezet. De onder-kant van de stentling werd gedipt in Rhizopon AA-talkpoeder met 0,5% Indolylboterzuur (IBA) gemengd in de verhouding 1:1 met Orthocide-poeder (83% captan). De stentlingen werden in steenwolblokken bewor-teld. Deze blokken werden één dag voor het stenten gedompeld in een standaardvoedingsoplossing voor de kasrozenteelt met een pH van 5,2 en een EC van 1,2. knippen onderstammenhout knippen cultivarhout stentling

(5)

De stentlingen werden beworteld op tafels met plastic boogtunnels. Op de bodem van de tafels lag een natte bevloeiingsmat. Met een hoge-druk mistapparaat werd de relatieve luchtvochtigheid op 100% gehouden. De temperatuur in de stekkas was ingesteld op 22'C. Door instraling van buiten was de temperatuur onder het folie enkele graden hoger. Bij veel instraling liep de temperatuur op tot boven de 30'C en soms tot boven de 35'C. Om te voorkomen dat de temperatuur verder opliep werden de stektenten afgedekt met vliesdoek en werd het vliesdoek enkele malen per dag natgesproeid. Bij een instraling boven de 300 W/m2 werd

ge-schermd met een buitenscherm. In de winter werd van 6.00 tot 24.00 uur bijbelicht met een lichtintensiteit van ca. 10 W/m2 op stekniveau. Er

werd alleen bijbelicht als de instraling buiten lager was dan 180 W/m2.

Wanneer de C02-concentratie in de stektent beneden de 600 ppm zakte

werd extra C02 gegeven. Vanwege de kleine ruimte onder het plastic liep

de C02-concentratie dan op tot ongeveer 1100 ppm. Gemiddeld lag de C02

-concentratie rond de 800 à 900 ppm.

Omdat in voorgaand stentonderzoek (rapport 146) bleek dat de stent-resultaten van een onderstam in zomer en winter nogal kunnen verschil-len werden zowel in de zomer als in de winter twee stentproeven uit-gevoerd. Op 25 mei 1993 werd de eerste proef ingezet met zacht, actief groeiend onderstammenhout. Van de zes nieuwe onderstamklonen, Sturdu vermeerderd door stek en door weefselkweek en van Sturtri werden elk 100 stentlingen gemaakt. De proef werd herhaald op 22 juni en op deze datum werden ter oriëntatie 40 stentlingen gemaakt van de jonge weefselkweekmoerplanten van Sturdu en 20 stentlingen van de jonge weefselkweekmoerplanten van Sturtri. Omdat veel stentlingen na drie weken al goed beworteld waren, werd drie weken na het stenten gestart met afharden.

Op 27 oktober werd de eerste proef met afgehard winterhout ingezet. Van Sturdu en Sturtri werden zowel van de moerplanten vermeerderd door stek als van de jonge weefselkweekmoerplanten van 1992 elk 100 stentlingen gemaakt. In de tweede proef op 1 december werden de twee behandelingen van Sturtri niet meegenomen omdat er onvoldoende enthout beschikbaar was. Daarom werden behalve rijp geoogste rozen ook rozen in het veil-stadium gebruikt. Het enthout was ook wat dunner en van mindere kwali-teit dan in de voorgaande proeven. In deze twee proeven werden 50

stentlingen van elke onderstam beworteld in een stektent met C02

-toe-diening en 50 stentlingen in een stektent zonder C02-toediening.

Vier weken na het inzetten van de proeven werden de stentlingen ingedeeld in vier groepen:

- goed beworteld: de wortels kwamen onderuit het steenwolblok. Deze stentlingen waren na vier weken afleverbaar.

- slecht beworteld: wel beworteld, maar wortels kwamen nog niet onderuit het steenwolblok.

- niet beworteld: geen wortels.

- zwartpoten: onderstam van de stentling was zwart.

De aantallen goed bewortelde stentlingen werden getoetst met een

binomiale regressie-analyse. De significante verschillen zijn per proef aangegeven met verschillende letters achter de bewortelingspercentages.

(6)

3. RESULTATEN

3.1 Zomerhout

Het zomerhout van Sturdu en Sturtri van de moerplanten vermeerderd door stek gaven beide ruim 70% goed bewortelde stentlingen (tabel 1). De drie nieuwe onderstammen onder nummer 267, 421 en 549 gaven een hoger percentage goed bewortelde stentlingen dan Sturdu en Sturtri. Bij de beoordeling viel op dat de stentlingen van nummer 549 meer en fijnere wortels hadden dan de stentlingen van de andere onderstammen. De moerplanten van deze onderstam hadden meer en dunnere scheuten en fijner blad in vergelijking met de andere onderstammen. Nummer 216 en 286 gaven gemiddeld dezelfde stentresultaten als Sturdu en Sturtri. Onderstam 548 gaf zeer slechte resultaten met veel zwartpoten en in de tweede proef ook veel niet bewortelde stentlingen (figuur 1).

Bij zeven van de negen behandelingen was het percentage goed bewortelde stentlingen op beide data vrijwel gelijk. Alleen bij onderstam 216 en bij het onderstammenhout van Sturdu van de moerplanten vermeerderd in weefselkweek kwamen de resultaten van de twee proeven niet overeen. Bij onderstam 216 was het resultaat in de eerste proef nog heel goed met 93% goed bewortelde stentlingen, terwijl in de tweede proef maar 61% goed beworteld was. Bij de weefselkweekmoerplanten van Sturdu waren de resultaten op 25 mei juist slecht door een hoog percentage zwartpoten

(figuur 1). In de tweede proef was het resultaat met 85% goed bewor-telde stentlingen beter dan bij de moerplanten vermeerderd door stek. De oriënterende proef met het eerste onderstammenhout van de jonge moerplanten die in 1992 in weefselkweek waren vermeerderd, gaf erg goede resultaten. De 20 stentlingen van de jonge weefselkweekmoer-planten van Sturtri waren allemaal goed beworteld. Bij Sturdu waren 37 van de 40 stentlingen goed beworteld. Vanwege de kleine aantallen

stentlingen per behandeling zijn deze resultaten niet meegenomen in de analyse en worden de resultaten alleen ter indicatie weergegeven.

(7)

Tabel 1: Percentage goed bewortelde stentlingen vier weken na het stenten van de cultivar Kiss op acht onderstammen en op Sturdu van moerplanten vermeerderd in weefselkweek, ingezet op 25 mei

en 22 juni 1993. Onderstam nr. 216 nr. 267 nr. 286 nr. 421 nr. 548 nr. 549 Sturdu Sturdu-weefselkweek Sturtri 25 mei 1993 93 ef 97 f 79 bed 88 de 28 a 82 cd 77 bc 38 a 70 b 22 juni 1993 61 b 90 e 77 cd 85 de 7 a 91 e 69 bc 85 de 79 cd

(8)

100

2 5 MEI 1 9 9 5

20 • • • • • • • • • • • • • • • a f W W i » « i • ••••••••••••«••a •>X*T«tK • **••••• ••••••••• * A W » V ' • • • • • • • • < • • * • • • • • • • • • • • • • • • » » : • ; • ••••••••••••••a ^ A T A ^ A ? • • •••••••••••«••a »V*^V«^i'i

216 267 286 421 548 549 STUROU DU-WFS STURTRI

100

22 JUNI 1995

2 1 6 2 6 7 2 8 6 421 5 4 8 5 4 9 STUROU DU-UFS STURTRI

percentage z v a r t p o t e n percentage m e t b e w o r t e l d percentage e l e o h t b e v o r t e l d percentege goed beworteLd

Figuur 1 : Percentage goed, slecht en niet bewortelde stentlingen en percentage zwartpoten vier weken na het stenten van de cul-tivar Kiss op acht onderstammen en op Sturdu van moerplanten vermeerderd in weefselkweek, ingezet op 25 mei en 22 juni 1993.

(9)

3.2 Winterhout

In de twee proeven met afgehard winterhout gaven alleen 267 en 421 een hoger percentage goed bewortelde stentlingen dan Sturdu en Sturtri (tabel 2). Bij 216 was het slagingspercentage in de eerste proef nog wel hoog met 85%, maar in de tweede proef was dit nog maar 59% en

daarmee gelijk aan de resultaten van Sturdu. Bij de andere onderstammen kwamen de slagingspercentages op de twee verschillende data redelijk overeen. Het winterhout van de onderstammen 286, 548 en 549 gaf slechte resultaten. Bij onderstam 286 waren veel stentlingen slecht of niet beworteld. Onderstam 548 gaf veel niet bewortelde stentlingen en bij 549 was het percentage zwartpoten erg hoog (figuur 2).

In de proef van 27 oktober gaf het onderstammenhout van de weefsel-kweekmoerplanten van Sturdu en Sturtri ruim 20% meer goed bewortelde stentlingen dan het onderstammenhout van de moerplanten vermeerderd door stek. Bij de tweede proef, waarin alleen Sturdu werd meegenomen, was er geen verschil tussen de moerplanten vermeerderd door stek en

door weefselkweek.

Tabel 2: Percentage goed bewortelde stentlingen vier weken na het stenten van de cultivar Kiss op acht onderstammen en op Sturdu en Sturtri van moerplanten vermeerderd in weefselkweek, ingezet op 27 oktober en 1 december 1993.

Onderstam nr. 216 nr. 267 nr. 286 nr. 421 nr. 548 nr. 549 S turdu Sturdu-weefselkweek Sturtri Sturtri-weefselkweek 27 okt. 1993 85 f 79 ef 27 c 81 ef 2 a 12 b 50 d 79 ef 50 d 71 e 1 dec. 1993 59 c 74 d 28 b 86 e 12 a 29 b 62 cd 60 c _

(10)

-100 y

OKTOBER 1995

216 267 266 421 5*8 549 STUROU OU-VFS STURTRI TRI-WFS

100

1 DECEMBER 1993

267 286 421 548 549 STUROU DU-WFS

parcantaga zvartpotan paroantaga nlat bavortald parcantaga • lacht bavortald parcantaga goad bawortald

Figuur 2: Percentage goed, slecht en niet bewortelde stentlingen en percentage zwartpoten vier weken na het stenten van de cultivar Kiss op acht onderstammen en op Sturdu en Sturtri van moerplanten vermeerderd in weefselkweek, ingezet op 27 oktober en 1 december 1993.

(11)

In de eerste proef van 27 oktober gaf het toedienen van extra C02, als

de concentratie beneden de 600 ppm zakte geen verbetering van de stent-resultaten (tabel 3). In de tweede proef was het percentage goed bewor-telde stentlingen in de stektent met C02-toediening 7% hoger dan in de

tent zonder C02. In deze twee proeven werd weinig extra C02 gegeven

omdat de concentratie gemiddeld maar 1 à 2 maal per dag beneden de 600 ppm zakte. Wellicht dat er daardoor geen verschil is opgetreden met de stentlingen beworteld in de stektent waar geen C02 werd gedoseerd.

Tabel 3 : Percentage goed bewortelde stentlingen (gemiddelde van alle onderstammen) vier weken na het stenten met en zonder C02

-toediening tijdens de beworteling.

Behandeling + co2 - C02 27 okt. 1993 55 a 52 a 1 dec. 1993 56 b 49 a 11

(12)

4. CONCLUSIE EN DISCUSSIE

4.1 Selectie op vermeerderbaarheid

Alleen de onderstammen 267 en 421 gaven zowel in de zomer als in de

winter betere stentresultaten dan Sturdu en Sturtri. Onderstam 549 gaf in de zomer nog wel goede resultaten, maar in de winter waren de resul-taten erg slecht. Onderstam 286 gaf in de zomer hetzelfde percentage goed bewortelde stentlingen als Sturdu en Sturtri, maar zakte in de winter ook ver naar beneden. Onderstam 548 gaf zowel in de zomer als in de winter erg slechte resultaten. Onderstam 216 gaf wisselende resulta-ten. Zowel in de zomer als in de winter was het resultaat in de eerste

proef beter dan van Sturdu en Sturtri, maar zakte het percentage goed bewortelde stentlingen in de herhaling terug. Bij deze onderstam waren mogelijk te weinig goede takken onderstammenhout beschikbaar, waardoor voor de twee herhalingen takken van mindere kwaliteit gebruikt werden. Uit de tweede selectieproef van de STUR bleek dat de nummers 267, 421 en 549 vergeleken met Sturdu en Sturtri een kleine produktieverhoging kunnen geven (rapport 182). Omdat de steeldiameter van de geoogste rozen bij nummer 267 achterbleef, is deze onderstam in de selectie op kwaliteit afgevallen. Na selectie op goede vermeerderbaarheid blijft dan alleen onderstam 421 over die zowel in de zomer als in de winter

betere stentresultaten geeft dan Sturdu en Sturtri.

Bij de vergelijking van de resultaten van de nieuwe klonen met Sturdu en Sturtri kunnen verschillen in leeftijd en opkweek van de moerplanten een rol spelen. De moerplanten van Sturdu en Sturtri waren ouder dan de moerplanten van de nieuwe klonen en de opkweek van de moerplanten was daardoor ook anders.

4.2 Moerplanten vermeerderd door weefselkweek

De stentresultaten van het onderstammenhout van moerplanten vermeerderd in weefselkweek waren in twee proeven beter dan de stentresultaten van het hout van moerplanten vermeerderd door stek. In de proef van 22 juni gaven de moerplanten van Sturdu vermeerderd in weefselkweek 16% meer goed bewortelde stentlingen. Op 27 oktober was het percentage goed

bewortelde stentlingen bij de moerplanten vermeerderd door weefselkweek gemiddeld 25% hoger dan bij de moerplanten vermeerderd door stek. Ook de resultaten van de oriënterende proef met het eerste hout van de

jonge weefselkweekmoerplanten waren erg goed. Bij het stekken van Rosa

canina 'Inermis'-klonen bleek dat stekken van moerplanten vermeerderd

in weefselkweek beter bewortelden dan stekken van moerplanten vermeer-derd door stek (Dubois en De Vries, 1992). Dit wordt toegeschreven aan het herstel van de juveniele eigenschappen (o.a. groeikracht) na de vermeerdering in weefselkweek. Deze 're-invigoratie' kan ook de ver-betering van de stentresultaten verklaren.

(13)

In de proeven van 25 mei en 1 december kon echter geen positief effect van weefselkweekvermeerdering worden aangetoond. In de eerste proef waren de resultaten zelfs slechter dan van de moerplanten vermeerderd door stek. Wellicht was het hout van de weefselkweekmoerplanten op de eerste stentdatum nog te zacht, waardoor veel stentlingen een zwarte onderstam kregen. In de laatste proef was het percentage goed bewor-telde stentlingen van de moerplanten vermeerderd in weefselkweek en door stek gelijk. Vervolgonderzoek zal meer duidelijkheid moeten geven over het effect van vermeerdering van de moerplanten in weefselkweek.

4.3 C02-toediening tijdens de beworteling

Bij het stenten met het zomerhout in de eerste twee stentproeven waren de stentresultaten vrij goed. Dit zou veroorzaakt kunnen zijn doordat vanaf mei 1993 C02 in de stektent werd toegediend. Bij het stekken van

diverse boomkwekerij gewassen is aangetoond dat extra C02 tijdens de

beworteling een positief effect kan hebben op de beworteling (Kunneman, Houdijk en Ruesink, 1992) . Om de invloed van C02 na te gaan werden in

de derde en vierde proef de helft van de stentlingen zonder en de helft met extra C02 beworteld. In de proef van 27 oktober gaf het toedienen

van extra C02 geen verbetering van de stentresultaten en in de proef

van 1 december waren in de stektent met C02-toediening gemiddeld 7%

stentlingen meer goed beworteld dan in de tent zonder C02. In de

winterperiode werd weinig extra C02 gegeven omdat de concentratie maar

1 à 2 maal per dag beneden de 600 ppm zakte. Tijdens de twee proeven in mei en juni zakte de C02-concentratie veel vaker beneden de 600 ppm,

waardoor meer C02 werd toegediend dan in de twee winterproeven. Het

verschil in C02-concentratie tussen de stektenten met en zonder C02

-toediening zal in de zomer dus groter zijn. Het toedienen van C02 in de

stektent kan daardoor in de zomer meer effect hebben dan in de winter. De resultaten van een oriënterend proefje uitgevoerd op 8 september 1993 wijzen ook in deze richting. In de stektent waarin C02 werd

ge-doseerd, waren na vier weken 16 van de 24 stentlingen goed beworteld. In de stektent zonder C02 waren 10 van de 24 stentlingen goed

bewor-teld. Dit zou een verbetering van de stentresultaten kunnen betekenen van 25%. Aangezien in deze oriënterende proef maar 24 stentlingen per behandeling werden gemaakt, kunnen deze resultaten alleen als indicatie

gezien worden.

(14)

LITERATUUR

Dubois, A.M., D.P. de Vries (1992), Vitrocultuur geeft onderstam jeugdige groeikracht terug, Beworteling 'Inermis' klonen mogelijk te verbeteren. Vakblad voor de Bloemisterij 15, 42-43.

Kromwijk, A., N. van Mourik, M. ten Hoope, C. Beelen, J. Rademaker

(1992), Stenten van Rosa canina 'Inermis'-onderstammen 1989-1991. Rapport 146 Proefstation voor de Bloemisterij.

Kromwijk, A., J. Rademaker (1994), Tweede selectieproef STUR: produktie en kwaliteit van Escimo op 498 onderstammen. Rapport 182 Proefstation voor de Bloemisterij.

Kromwijk, A., M. ten Hoope, C. Beelen, J. Rademaker (1994), Stenten

van Rosa canina 'Inermis'-onderstammen 1992. Rapport 192 Proefstation

voor de Bloemisterij.

Kunneman, B.P.A.M., F.A.M. Houdijk, J.B. Ruesink (1993), Effect van steksysteem, licht, temperatuur en C02 op de beworteling van Betuia,

Chamaecyparis, Juniperus, Malus, Pinus, Quercus en Viburnum - 1004. Jaarverslag boomteelt praktijkonderzoek 1992, 37-39.

Kunneman, B.P.A.M., E.J. Bertrums, J.B. Ruesink (1994), Effect van steksysteem, licht, temperatuur en C02 op de beworteling van Betuia,

Chamaecyparis, Juniperus, Malus, Pinus, Quercus en Viburnum - 1004. Jaarverslag boomteelt praktijkonderzoek 1993, 41-46.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

opbrengsten in de proef en die op de bedrijven, wat waarschijnlijk in het zelfde licht moet worden gezien als het feit dat de invloed van het plantgoed op de opbrengsten in

Op verzoek van de RZI zijn een 14-tal blikken smeltkaas (WFP) van 3 reeds eerder op reinheid gecontroleerde dagproduktles van de firma Vonk te Roermond

Hoewel bij toepassing van een 34° C-behandeling enige dagen vroeger bloei kan worden verkregen, zijn ook zonder deze behandeling uitstekende resultaten mogelijk.. De bollen moeten

Een activiteit mag alleen worden ingezet ten behoeve van extern salderen voor zover er een toestemming was voor de N-emissie veroorzakende activiteit in de referentiesituatie en deze

Om dat te onderzoeken hebben we initiatieven voor stadslandbouw met verschillende doelstellingen en met een verband met gezondheid gegroepeerd aan de hand van vijf ‘kenmerken’

4. in alle richtingen komen beide materialen steeds alternerend voor. Dit betekent dat het model, op doorsnede, een dambord-stuctuur ver- toont, zoals weergegeven in fig. De

Op deze bedrijven zijn kortdurende metingen verricht van ammoniak, fijnstof, temperatuur en luchtvochtigheid, zowel in de ingaande luchtstroom (stal en drukkamer) als in de

Three main objectives were pursued, namely: to quantify the direct and indirect losses ascribed to predation; to determine the impact of predation on the large