• No results found

Bewust Ongehuwde Moeder groep: strijd voor vrijheid van keuze.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bewust Ongehuwde Moeder groep: strijd voor vrijheid van keuze."

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

B

ewust

O

ngehuwde

M

oeder

-groep:

Strijd voor vrijheid van keuze

De geschiedenis van de Bewust Ongehuwde Moeder-groep als onderdeel van de tweede feministische golf in Nederland.

Ayla Nijenhuis Bachelorscriptie

Begeleider Prof. dr. Jan Kok Geschiedenis

Radboud Universiteit 15 juni, 2019.

(2)

2

Afbeelding Links: Franka van de Loo, in: Maria Hendriks,‘Bewust Ongehuwde Moeder’, De Volkskrant (11 november 1978).

Afbeelding rechts: Franka van de Loo, in: Maria Hendriks, ’n Onbekende mis je niet’, De Volkskrant (14 oktober 1978).

Titel is gebaseerd op De aflevering Bewust Ongehuwd Moeder: Het verhaal van een keuze, uit:

(3)

3

Inleiding ... 5

1.1 Status Quaestionis: ‘de vrouwenbeweging’ ... 6

1.2 Probleemstelling ... 12

1.3 Verantwoording methode, bronnen en opbouw. ... 14

Hoofdstuk 2: De tweede feministische golf in Nederland ... 17

2.1 ‘De vrouwenbeweging’ als sociale beweging ... 19

2.2 De feministische praatgroepen en stromingen ... 19

Hoofdstuk 3: Historische achtergrond van de ‘gevallen vrouw’ ... 21

3.1 Traditionele opvattingen ... 21

3.2 Het naoorlogse taboe op ongehuwde moeders ... 22

3.3 Samenwonen en trouwen ... 23

Hoofdstuk 4: De Bewust Ongehuwde Moeder-groep: een portret ... 25

4.1 Hoe het begon ... 25

4.2 Doelstelling ... 26

4.3 Acties: BOM-dagen... 28

4.4 Ludieke actie van Cécile Jansen, ‘de eerste BOM-vrouw’ ... 29

4.5 Conclusie ... 30

Hoofdstuk 5: Contemporaine debat van 1969 tot en met 1985 ... 31

5.1 Kwantitatieve analyse ... 31

5.2 Kwalitatieve analyse per actor ... 33

Conclusie ... 42 Bibliografie ... 44 Secundaire bronnen ... 44 Primaire bronnen ... 46 Archiefstukken ... 46 Figuren ... 46 Afbeeldingen/ illustraties ... 47

(4)

4

Krantenartikelen ... 47

Bijlage 1: Krantenartikelen van 1969-11-01 tot 1977-07-13 ... 51

Bijlage 2: Krantenartikelen van 1977-07-13 tot 1985-03-24 ... 56

Bijlage 3: BOM-archief 3: ingekomen stukken van organisaties en groepen ... 63

Bijlage 4: Tabellen ... 64

4.1 Artikelen per krant... 64

(5)

5

‘Het lichaam van vrouwen heeft de mogelijkheid in zich om kinderen te krijgen. Of we gebruik maken van die mogelijkheid bepalen we zelf en hoe we dat doen ook: in een leefgroep, met vaste relatie, zonder vaste relatie, met baan, zonder baan, afhankelijk van de situatie van de vrouw, haar opvattingen en de keuze die ze van daaruit maakt.’1

Bovenstaande tekst werd bepleit door Cécile Jansen, een van de oprichters van de in 1977

opgerichte Bewust Ongehuwde Moeder-groep(BOM-groep)2 en verscheen in het voorwoord

van het door de BOM-groep gepubliceerde werk Bewust Ongehuwd Moeder uit 1978.3 De

groep kwam op in een periode die nu bekend staat als de tweede feministische golf. In die tijd stond het principe van zelfbeschikking hoog in het vaandel bij ‘de vrouwenbeweging’. Deze periode - de jaren zestig, zeventig en tachtig van de twintigste eeuw- wordt voor de

emancipatiebeweging vóór en dóór vrouwen gezien als een zeer dynamische periode.4 Door

traditionele rolpatronen ter discussie te stellen en te strijden voor een betere positie voor vrouwen in de samenleving is ‘de vrouwenbeweging’ uit de twintigste eeuw van onschatbare

waarde geweest voor de hedendaagse emancipatie van vrouwen in Nederland.5

Over het algemeen staat ‘de vrouwenbeweging’ niet voor één specifieke beweging, maar is het een verzamelterm voor verschillende feministische activiteiten, acties,

groeperingen, feministische opvattingen en tegenculturen.6 Toch wordt in het collectieve geheugen de vrouwenbeweging uit deze periode vooral geassocieerd met de ludieke acties van Dolle Mina’s in hun strijd voor het zelfbeschikkingsrecht voor vrouwen op diverse terreinen, waaronder abortus. Hierdoor dreigen andere, minder opzichtige, vormen van ‘baas in eigen buik’ ondergesneeuwd te raken, waaronder de BOM-groep. Hierbij kozen vrouwen er

1 Cécile Jansen, ‘voorwoord’, in Cécile Jansen en Laurien Teepe (red.), Bewust Ongehuwd Moeder (Amsterdam, 1979) 2.

2 In de literatuur, artikelen en notulen van de Bewust Ongehuwde Moeder-groep is een variatie aan

spellingswijzen en hoofdlettergebruik te vinden. Voor de leesbaarheid zal in deze studie naar de groep verwezen worden als de Bewust Ongehuwde Moeder-groep of BOM-groep. De vrouwen in de groep worden aangeduid als bewust ongehuwde moeders of bom-vrouw(en).

3 Jansen en Teepe (red.), Bewust Ongehuwd Moeder (Amsterdam, 1979).

4 Deze ontwikkeling wordt overtuigend uiteengezet in A. Ribberink, ‘Man Vrouw Maatschappij in actie. Een politieke organisatie in de tweeslachtige late jaren zestig’ in: M. van der Klein en S. Wieringa eds., Alles kon anders. Protestrepertoires in Nederland, 1965-2005 (Amsterdam 2006) 71-87.

5 A. Ribberink, Leidsevrouwen en zaakwaarneemsters. Een geschiedenis van de aktiegroep Man Vrouw Maatschappij (MVM) 1968-1973 (Hilversum, 2001).

6 L. van Zoonen, ‘Moeten strijdende vrouwen zo grof zijn?’. De vrouwenbeweging en de media (Amsterdam, 1991) 41-43.

(6)

6

bewust voor om het moederschap buiten het huwelijk te realiseren, zonder daarbij samen te wonen met de vader van hun kind of economisch afhankelijk van hem te zijn. Een keuze die mogelijk werd door de in 1964 geïntroduceerde anticonceptiepil, het gedoogbeleid rondom abortus en de mogelijkheid tot kunstmatige inseminatie (KID), waardoor zij geen kinderen kregen, maar namen. 7

De BOM-groep wordt in historische overzichtswerken over ‘de vrouwenbeweging’ in deze periode echter niet genoemd. Het lijkt er zo op dat de BOM-groep door historici als een marginaal verschijnsel binnen de tweede feministische golf wordt beschouwd. Deze

onderbelichting is mijns inziens onterecht. De groep heeft een bescheiden bijdrage geleverd aan een mentaliteitsverandering in het contemporaine debat en de daarmee verbonden acceptatie van het moederschap buiten de traditionele vorm. Om deze reden staat in deze studie de bijdrage van de Bewust Ongehuwde Moeder-groep aan de tweede feministische golf centraal.

Waarom dit onderwerp een bijdrage levert aan de bestaande historiografie over de

vrouwenbewegingen en in welke wetenschappelijke theorieën het kan worden ingekaderd, zal samen met de methode, in het volgende gedeelte van deze studie worden besproken.

Geen enkel onderzoek naar ‘de vrouwenbeweging’ tijdens de tweede feministische golf staat op zichzelf, daarom zal ook deze studie voortbouwen op bestaande wetenschappelijke

onderzoeken naar dit onderwerp. In dit historiografisch overzicht zal kort uiteengezet worden onder welk studiegebied dit onderwerp valt en wat er al over ‘de vrouwenbeweging’ en de Bewust Ongehuwde Moeder-groep geschreven is. Op deze manier zal duidelijk worden uit welke hiaten en discrepantie dit onderzoek voortvloeit.

1.1a Studiegebied

Van oudsher vielen ‘gewone’ vrouwen buiten het blikveld van de geschiedschrijving. Er was alleen aandacht voor ‘grote vrouwen’, zoals Catharina de Grote. Hier kwam vanaf de jaren vijftig van de twintigste eeuw langzaam verandering in toen de ‘New Social History’ opkwam, waarin ook de geschiedenis over de marge, zoals de private vrouwelijke sfeer, zichtbaar werd. Onder invloed van feministische historici groeide de onderzoekinteresse naar

7‘Psychologe Rita Kohnstamm: Evenwicht in opvoeding is nog ver te zoeken, “sommige kinderen alleenheerser in leven van moeder”’, De Telegraaf (19 mei, 1982).

(7)

7

vrouwen door de opkomst van de ‘vrouwenstudies’ in de jaren zeventig. Het zou uitgroeien tot een populair onderzoeksgebied dat zich door de sociale geschiedenis heeft laten inspireren en waarin het accent voornamelijk op vrouwen en hun politieke, sociale en economische relaties lag. Door vrouwen een plaats in de geschiedenis te geven hebben ze hen aan de ene kant een plaats in de geschiedenisboeken gegeven en daarmee een inhaalslag op de oude, traditionele geschiedschrijving gemaakt en aan de andere kant hebben ze bijgedragen aan de bewustwording van de ongelijke positie van vrouwen in de maatschappij en als zodanig aan de emancipatiestrijd voor vrouwen.8

Vanaf de jaren tachtig veranderde het onderzoeksveld van ‘vrouwenstudies’ in ‘genderstudies’9, waarbij de nadruk minder kwam te liggen op ‘vrouwen’, maar meer op ‘gender’. Zo verschoof de focus van het bestuderen van alléén vrouwen, naar een studie naar de constante wisselwerking tussen mannen en vrouwen in de maatschappij. Er kan immers niks over de positie van vrouwen gezegd worden, zonder in te gaan op die van mannen en

omgekeerd; de rol van de man en de vrouw zijn immers voortdurend van invloed op elkaar.10

Door de nadruk op gender te leggen in plaats van op geslacht, won het onderzoeksveld aan aanhang. Waar er bij vrouwenstudies nog werd gevreesd voor een subjectieve houding van (de overwegend vrouwelijke) onderzoekers naar hun eigen geslacht, groeide genderstudies ook aan populariteit onder mannen. Er werd namelijk verwacht dat het voor de onderzoekers mogelijk was om objectief onderzoek te doen naar gender, ongeacht geslacht, politieke of ‘raciale’ agenda, of persoonlijke mening.11

1.1b ‘De vrouwenbeweging’ tijdens de tweede feministische golf

Ondanks de opkomst en populariteit van de vrouwen- en genderstudies is het aantal in Nederland verschenen monografieën over ‘de vrouwenbeweging’ tijdens de tweede feministische golf vooralsnog op één hand te tellen. Dit is opvallend, want de jaren zestig,

8 Deze ontwikkeling is uitvoerig besproken in: L.A. Tilly, ‘Women’s history and social history’ In: Social Science History 13:4 (1989) 443; J. Purvis, ‘Women’s History Today’, History Today 54:11 (2004) 40. 9 Door te spreken van gender, in plaats van vrouwen of mannen, wordt er nadruk gelegd op de biologische gedetermineerde eigenschappen die aan sekse worden toegeschreven, maar kan er onderzoek gedaan worden naar de wijze waarop de vrouwelijke of mannelijke identiteit in samenspel met onderlinge relaties in de

maatschappij worden gecreëerd. Op deze manier kunnen er meer vormen van gender worden onderscheiden, dan alleen man of vrouw. In: M. Michielsens, ’10 jaar vrouwenstudies’, Uitgelezen 11:3 (2005) 1-2.

10 B. Harrison en J. McMillan, ‘Some feminist betrayals of women’s history’, The Historical Journal 26:2 (1983) 170-171; Michielsens, ’10 jaar vrouwenstudies’, 1-2.

11 W. Jansen, ‘De vele gezichten van genus. Een agenda voor onderzoek naar de culturele constructies van vrouwelijkheid en mannelijkheid’, in: M. Brügmann (red.), Vrouwen in opspraak. Vrouwenstudies als cultuurkritiek (Nijmegen, 1987) 44-49, 52-53.

(8)

8

zeventig en tachtig van de twintigste eeuw – de periode van de golf - worden door velen aangemerkt als een periode waarin er zich grote maatschappelijke veranderingen voordeden

in Nederland in de verhoudingen tussen mannen en vrouwen.12

Een van de eerste overzichtswerken van de vrouwenbeweging in Nederland tijdens de tweede feministische golf, met de titel Feminisme, kwam in 1987 van de hand van de

Nederlandse historicus Anneke Ribberink.13 Ribberink legde hierbij vooral de focus op de jaren zestig en de daarmee verbonden feministische voorhoede-organisaties. Zij onderzocht op welke manier deze sociale bewegingen aan de basis lagen voor de vorming van de zogeheten new social movements die vanaf de jaren zeventig opkwamen, zoals Dolle Mina, Man Vrouw Maatschappij (MVM) en Paarse September. Op een zeer heldere manier toonde zij aan dat deze groeperingen zich door elkaar lieten inspireren en op elkaars gedachtengoed voortbouwden. Zo leken ze op het eerste gezicht geen ideologieën te delen, maar streefden zij het doorbreken van de traditionele rolpatronen van vrouwen na. Volgens Ribberink zorgden hun vele ludieke acties, die veel media-aandacht genereerden, ervoor dat er een publiek debat losbarstte wat de aanzet gaf tot nieuwe wetsvoorstellen.14

Waar Ribberink vooral de focus legde op de jaren zestig, probeerde historica Irene Meijer in 1996 de hele geschiedenis van ‘de Nederlandse vrouwenbeweging’ in kaart te brengen in haar proefschrift Het persoonlijke wordt politiek. Feministische bewustwording in Nederland 1965-1980.15 Aanleiding voor haar onderzoek vormde de discrepantie tussen de in de jaren zestig algemeen aanvaarde aanname dat de emancipatie was voltooid, en het feit dat er tegelijkertijd debatten werden gevoerd over ‘het onbehagen van de vrouw’, oftewel over de ontevredenheid met de normatieve traditionele rol die de maatschappij vrouwen oplegde.16 Meijer stelde dat de feministische bewustwording geen lineair proces was en dat feministen telkens op een andere manier reflecteerden over de toedracht van het ‘ware ik’, hun sekse, verhoudingen tot mannen en de wisselwerking tussen mannen en vrouwen. Deze historische veranderlijke reflectie zorgde ervoor dat ‘de vrouwenbeweging’ langzaam door kreeg dat het onbehagen van de vrouw voortkwam uit een achtergestelde positie in de maatschappij. Zo

12 J.W. Scott, ‘Gender, a useful category of historical analysis’, in: Joan W. Scott, Gender and the politics of history (New York, 1988) 31-41.

13 A. Ribberink, Feminisme (Leiden, 1987) 35-52. 14 Ribberink, Feminisme, 35-52.

15 I.C. Meijer, Het persoonlijke wordt politiek. Feministische bewustwording in Nederland 1965-1980 (Amsterdam, 1996) 20-21.

16 Het artikel ‘Het onbehagen van de vrouw’ verscheen in 1967 van de hand van Joke Kool-Smit in De Gids, en wordt in het algemeen als de start van de tweede feministische golf in Nederland gezien. In: I.C. Meijer, Het persoonlijke wordt politiek. Feministische bewustwording in Nederland 1965-1980 (Amsterdam, 1996) 20-21.

(9)

9

barstte de emancipatiestrijd los onder de leus ‘het persoonlijke wordt politiek’.17 Voor haar onderzoek hanteerde Meijer een historiserende methode, waarbij ze feministische bronnen tussen 1965 en 1980 – zoals feministische publicaties, traditionele damesbladen en progressieve opiniebladen – in de context van de tijdgeest plaatste en zo aantoonde dat er in de teksten grote verschillen te zien waren in de vijftienjarige zoektocht naar het ‘ware ik’ en de manier waarop feministen over hun positie in de maatschappij, hun sekse en feministisch-zijn dachten en schreven. Meijer plaatste de voltooiing van het

‘bewustwordingsproces’ in 1976, toen de roman De Schaamte voorbij van Anja Meulenbelt uitgebracht werd.18 De feministische beweging ging hierna versnipperd en met grote

verschillen in uitgangspunten – radicaal, paars, lesbisch – door.19

Na het overzichtswerk van Meijer over de vrouwenbeweging in zijn algemeenheid, volgden verschillende artikelen over de diverse groeperingen binnen ‘de vrouwenbeweging’. Via casestudies werd zo de groepering van Dolle Mina, MVM of lesbisch en radicaal feminisme gereconstrueerd. Een mooi voorbeeld vormde het onderzoek van Liesbet van Zoonen in haar proefschrift ‘Moeten strijdende vrouwen zo grof zijn?’ De vrouwenbeweging en de media uit 1991. Hier onderzocht zij op kwalitatieve en kwantitatieve wijze hoe Dolle Mina en MVM tussen 1968 tot 1973 in Nederlandse dagbladen verschenen.

Volgens haar vormden de media een afspiegeling van de heersende normen en waarden in de samenleving en als zodanig hadden de media een grote normatieve invloed op de beeldvorming van deze groepen bij het publiek, maar omdat zij afhankelijk van de media waren - succes hing immers af van bekendheid en de media vormden de verbindende schakel tussen hen en het publiek- probeerden zij, allebei op andere manier, ook actief hun

mediabeeld te beïnvloeden.20

Onder invloed van ‘genderstudies’ verschenen er vanaf de jaren tachtig ook enkele onderzoeken naar ‘de vrouwenbeweging’ in de periode na de tweede feministische golf. Hierbij was er minder aandacht voor het zogenaamde ‘witte feminisme’, maar lag de focus

meer op feministische bewegingen van etnische minderheden of migranten in Nederland.21

17 Meijer, Het persoonlijke wordt politiek, 20-21. 18 A. Meulenbelt, De schaamte voorbij (Gennep, 1976).

19 I.C. Meijer, Het persoonlijke wordt politiek. Feministische bewustwording in Nederland 1965-1980 (Amsterdam, 1996) 20-21.

20 Van Zoonen, ‘Moeten strijdende vrouwen zo grof zijn?’, 1-23.

21 Bijvoorbeeld: M. Botman, Caleidoscopische visies. De zwarte, migranten- en vluchtelingen- vrouwenbeweging in Nederland (Amsterdam, 2001).

(10)

10

Uitzondering vormde het in 2005 gepubliceerde overzichtswerk: De vrouw beslist. De tweede feministische golf in Nederland van historica Vilan van de Loo.22 Het werk werd uitgebracht ter gelegenheid van het jubileum van het Internationale Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging (IIAV) en was bedoeld als een historisch overzichtswerk voor het grote publiek.

Van de Loo begint haar onderzoek rond 1800 en kijkt hierbij ook naar de eerste feministische golf. Vervolgens neemt ze de tweede feministische golf onder de loep. Zij laat deze, net als Ribberink, in 1967 beginnen, maar in tegenstelling tot deze historicus,

beschouwt zij het jaar 1981 als eindpunt, omdat dan de abortuswet wordt ingestemd. In de hoofdstukken over de golf bespreekt ze de bijdragen van MVM, Dolle Mina en

radicaalfeminisme - en lesbisch feminisme voor zowel de emancipatiestrijd tijdens de tweede feministische golf als voor de positie van vrouwen in de huidige tijd. Zo toont van de Loo de

omvang en invloed van deze emancipatiegolf op de hedendaagse positie van vrouwen aan.23

Kortom, de historiografische werken van Ribberink, Meijer en Van Zoonen laten zien dat er niet alleen verschillende spelers waren die invloed hebben gehad op groeperingen binnen de tweede feministische golf, maar dat ook de media een rol speelde. Van de Loo toont vooral aan hoe de verschillende vrouwenbewegingen in Nederland zich ontwikkelden. Opmerkelijk is dat er vooralsnog geen historisch onderzoek is gedaan naar de Bewust Ongehuwde Moeder-groep. De groep verschijnt niet in artikelen als casestudy en wordt ook in overzichtswerken niet genoemd. Het lijkt er zo op dat historici aannamen dat deze groepering een marginaal aandeel in de tweede feministische golf had.24 Een andere verklaring kan zijn dat studies naar de tweede feministische golf zich vooral richten op de jaren zestig en zeventig en hier

verschillende chronologische afbakeningen bij aanhouden. Waar de één de tweede

feministische golf, zoals Meijer, laat eindigen in 1976, kiezen anderen voor het jaar 1981, als de abortuswet in Nederland wordt ingestemd. Dit is problematisch voor het bestuderen van de BOM-groep, die pas in 1977 op kwam, daarmee aan het einde van de golf. Een andere

verklaring kan zijn dat er vanuit de gendergeschiedenis minder aandacht is geweest voor de

22 V. van de Loo, De vrouw beslist. De tweede feministische golf in Nederland (Wormer, 2005). 5-6. 23 Van de Loo, De vrouw beslist. 5-6.

24 Voor dit onderzoek is geprobeerd om via de mail in contact te komen met Meijer en Van de Loo, om er zo achter te komen waarom zij de BOM-groep niet in hun overzichtswerken hadden opgenomen. Er kwam alleen een reactie van Van de Loo, die ‘het te lang geleden vond om dit te herinneren’.

(11)

11

‘witte vrouwenbeweging’ na de tweede feministische golf, waardoor de BOM-groep als grensgeval tussen de golf en het uitwateren25 zit.

Bewust Ongehuwde Moeder-groep

Hoewel er vanuit historici weinig aandacht is geweest voor de BOM-groep, zijn er wel enkele studies vanuit andere disciplines verschenen. Het belangrijkste onderzoek komt vooralsnog uit de juridische hoek, door Juristen Nora Holtrust en Ineke de Hondt in hun boek Bewust Ongehuwd Moeder uit 1987.26 Ondanks dat De Hondt zelf lid van de BOM-groep was, werkten beiden vrouwen op overtuigende wijzen uit wat er wettelijk27 wel of niet mogelijk was voor bewust ongehuwde moeders. In het werk bespraken ze kort de oprichting van de Bewust Ongehuwde Moeder-groep, maar de focus van hun onderzoek lag meer op bewust ongehuwde moeders in het algemeen. Niet elke vrouw die er bewust voor koos om het moederschap buiten de traditionele paden om te realiseren was immers lid van de BOM-groep. In hun werk gaven zij aan de hand van citaten uit interviews - die in 1983 bij 91 bewust ongehuwde moeders28 afgenomen waren29 - de juridische situatie voor bewust ongehuwde moeders toentertijd weer.

In het hoofdstuk ‘De eerste BOM-groepen’, stelden Holtrust en De Hondt dat de BOM-groep bewust en met veel succes de media opzocht om het taboe rondom (bewust) ongehuwd moederschap af te breken. Traditioneel was de normatieve verwachting namelijk dat vrouwen het moederschap binnen het huwelijk behoorde te realiseren. Normoverschrijders werden als zogenaamde ‘gevallen vrouwen’ met de nek aangekeken (verdere informatie hierover in hoofdstuk 2). Volgens hun onderzoek zorgde vooral de publiciteitsgolf rondom de publicatie van het BOM-boekje: Bewust Ongehuwd Moederschap uit 1979 ervoor dat: ‘het ergste taboe over ongehuwd moederschap doorbroken’ werd, waardoor de pogingen van de

groep om de media op te zoeken langzaam doodbloedden.30 De focus van de studie van

25 Vilan van de Loo noemt in haar boek de periode voor de golf het ‘kabbelen’, tijdens ‘golven’ en erna ‘uitwateren’. Uit: Van de Loo, De vrouw beslist.

26 N. Holtrust en I. de Hondt, Bewust Ongehuwd Moeder. Publicatie van de BOM-groep (Baarn, 1987)

27 Wettelijk advies omtrent voogdijschap, financiën als kinderbijslag of bijstand, gezag over het kind, erkenning van het kind en de eventuele zorg na het overlijden van de moeder.

28 Holtrust en de Hondt gaan in hun definitie van bewust ongehuwde moeders uit van juridische feiten: dat zij ongehuwd een kind hebben gekregen en nog steeds ongehuwd zijn. Zij rekenen hier ook moeders onder die ongewild zwanger raakte of wel samenwonen met de verwekker van het kind.

29 Met vragen over wat het bewust ongehuwde moederschap voor die vrouwen inhield, of zij vonden dat er een BOM-beweging was, hoe hun omgeving op hun bewust ongehuwde moederschap reageerden, waarom zij het huwelijk afwezen, binnen welke relationele sfeer zij een kind kregen en welke rol de verwekker van het kind innam.

(12)

12

Holtrust en de Hondt lag vooral op de juridische aspecten van het bewust ongehuwde moederschap, waardoor de omvang of vorm van de publiciteit voor de bewust ongehuwde moeders niet werd gespecificeerd.

In 1991 verscheen een ander boek over het bewust ongehuwde moederschap: Wel kinderen, geen man. Lesbisch en ‘alleenstaand’ moederschap. Hierin werkten sociaal pedagogen Anke van Dijke en Linda Terpstra de ervaringen van alleenstaande of lesbische vrouwen om een kind te krijgen via kunstmatige inseminatie (KID) uit aan de hand van de door hen afgenomen interviews. Hun boek verscheen in een periode waarin het huwelijk als instituut haar

vanzelfsprekendheid was verloren, vandaar dat er niet meer werd gesproken over bewust ongehuwde moeders, maar bewust alleenstaande moeders (bam). Ook zij halen zeer kort de geschiedenis van ongehuwde moeders en de Bewust Ongehuwde Moeder-groep aan, waarbij ze de vrouwen uit de BOM-groep prijzen voor hun bijdragen aan de verbeterde acceptatie voor het alleenstaande moederschap:

‘(…) Het naar buiten treden van een aantal [b]omvrouwen in 1979 [heeft] zeker het ergste taboe over het bewust ongehuwd moederschap weggenomen, zodat het voor vrouwen iets makkelijker is geworden om niet te voldoen aan de norm dat je eerst moet trouwen voordat je een kind mag krijgen’.31

Resumerend lijkt er zo een discrepantie te zijn tussen de historiografie en studies gebaseerd op ervaringen van bewust ongehuwde (alleenstaande) moeders. Deze discrepantie

rechtvaardigt onderzoek naar de BOM-groep, om zo te achterhalen wat hun aandeel aan de tweede feministische golf was en hoe de groep daarin kan worden gesitueerd. Deze studie kan zo aan de ene kant een bescheiden verdieping bieden aan de historiografische kennis over de ‘witte vrouwenbeweging’ in de tweede feministische golf en aan de andere kant kan het een verbreding vormen aan de informatie uit de werken van Holtrust en de Hondt en van Anke van Dijke en Linda Terpstra.

Aangezien de BOM-groep als onderdeel van de vrouwenbeweging tijdens de tweede

feministische golf nog nauwelijks is onderzocht, zal in deze studie een poging worden gedaan

31 A. van Dijke en L. Terpstra, Wel kinderen, geen man. Lesbisch en ‘alleenstaand’ moederschap (Den Haag, 1991) 37 – 40.

(13)

13

om de beweging van de BOM-groep te reconstrueren en als zodanig binnen de tweede feministische golf te plaatsen.

Aansluitend bij de werkwijze van, de eerder aangehaalde, Liesbet van Zoonen, zal tevens de beeldvorming in Nederlandse dagbladen over bewust ongehuwde moeders en de

BOM-groep op kwalitatieve en kwantitatieve wijze onder de loep worden genomen.32 Door

de beeldvorming over (bewust) ongehuwde moeders vóór het ontstaan van de BOM-groep te vergelijken met de beeldvorming vanaf het begin van de BOM-groep kunnen er twee zaken geanalyseerd worden. Op de eerste plaats kan de kwantitatieve analyse aantonen hoeveel artikelen er in beide periodes over (bewust) ongehuwde moeders verschenen. Ten tweede kan op basis van een kwalitatieve analyse, van de in de nieuwsmedia weerspiegelde moraal van samenleving, duidelijk worden hoe de BOM-groep een bijdrage heeft geleverd aan het afbreken van de taboesfeer rondom het (bewust) ongehuwde moederschap en, in het verlengde hiervan, aan de tweede feministische golf. De hieruit volgende probleemstelling kan als volgt geformuleerd worden:

‘Wat was de bijdrage van de Bewust Ongehuwde Moeder-groep aan de tweede feministische golf in Nederland?’

Deze hoofdvraag valt uiteen in de volgende deelvragen:

- Wat was de tweede feministische golf in Nederland en welke stromingen zijn daarin te onderscheiden?

- Wat was de Bewust Ongehuwde Moeder-groep, wie behoorden tot de groep, hoe was de groep georganiseerd en wat waren hun idealen?

- Wat was de beeldvorming over (bewust) ongehuwde moeder in Nederlandse

dagbladen De Telegraaf, Het Parool, Trouw, NRC Handelsblad en Volkskrant tussen 1969 tot 1977?

- Wat was de beeldvorming over (bewust) ongehuwde moeders in de Nederlandse dagbladen De Telegraaf, Het Parool, Trouw, NRC Handelsblad en Volkskrant in de periode 1977-1985?

- Wat was het taboe rondom (bewust) ongehuwd moederschap en op welke wijze probeerde de BOM-groep hier een mentaliteitsverandering in aan te brengen en hoe doeltreffend waren hun pogingen?

(14)

14

- Hoe is de BOM-groep binnen ‘de vrouwenbeweging’ tijdens de tweede feministische golf in Nederland te situeren?

De historische ontwikkeling van de tweede feministische golf wordt in deze studie aan de hand van secundaire literatuur besproken. Vervolgens zal de Bewust Ongehuwde Moeder-groep als onderdeel van ‘de vrouwenbeweging’ gereconstrueerd worden aan de hand van secundaire literatuur, een corpus van krantenartikelen, en het archiefmateriaal van de BOM-groep, waar ook de publicatie van het ‘BOM-boekje’ in opgenomen is.

Het corpus aan krantenartikelen is geselecteerd door in de onlinekrantendatabase Delpher te zoeken op de trefwoorden: ‘ongehuwd moeder’, ‘bewust ongehuwd moeder’, ‘Bewust Ongehuwd moeder groep’ en ‘BOM-groep’. Gezien deze database op basis van algoritmes controleert of (deze precieze spelling van) het trefwoord in het totale corpus aan gescande teksten voorkomt is een variatie aan spellingswijzen33 toegepast.34 Dit

krantencorpus is tevens gebruikt om het contemporaine debat over (bewust) ongehuwde moeders tijdens de tweede feministische golf te analyseren. De tijdsperiode van de analyse begint op 1 november 1969, als het eerste artikel waarin over bewust ongehuwde moeders wordt gesproken verschijnt. Aangezien er 2811 dagen tussen dit artikel en de eerste

advertentie van Cécile Jansen van 13 juli 1977 zitten – wat als startpunt van de BOM-groep wordt gezien – zullen artikelen die binnen hetzelfde aantal dagen nà de advertentie

verschijnen ook worden meegenomen (tot 24 maart 1985).

Aansluitend bij de methode die Van Zoonen gebruikt is bij deze analyse rekening gehouden met de zogenaamde ‘superstructuur’ van journalistieke teksten, waarbij een journalist antwoord hoort te geven op de vragen: hoe, wat, waar, waarom en hoe.35 De categorie ‘waar’ slaat in dit geval op de locatie in de krant, hierdoor is de naam vervangen door ‘redactie’. De analyse is verder uitgebreid met de categorieën actoren, datum en krant (Zie bijlage 1 en 2). Sommige artikelen waren omlijst met een afbeelding. In de praktijk zijn deze niet door de schrijver van het artikel gemaakt, waardoor er een discrepantie tussen het

33 Er is gezocht op: “bewust ongehuwde moeder”, “bewust ongehuwd moeder”, ‘‘bom-vrouwen’’,“bewust ongehuwd moederschap”,‘‘ongehuwd moederschap’’,“bommoeders”, “bomvrouwen”,“bomgroep”, “bom-leden”, Bewust-ongehuwde-moeder, Bewust-ongehuwde-moeder-(Bom)-groep , Bom-groep en bewust ongehuwd moeder, bewust ongehuwd moederschap, ongehuwd moeder en ongehuwd moederschap.

34 M. Broersma, ‘Nooit meer bladeren? Digitale krantenarchieven als bron’, Tijdschrift voor Mediageschiedenis, 14 (2011) 29-55, aldaar 39-43.

(15)

15

beeld en de tekst kan ontstaan. Om deze reden zijn de afbeeldingen niet systematisch meegenomen in de analyse, maar worden ze voor een algemeen beeld wel in de context van de tekst geplaatst.36

Aanvankelijk was het plan om het contemporaine debat te analyseren in dagbladen met de grootste oplagecijfers, die in alle lagen van de samenleving gelezen werden. Dit is voor een deel gelukt: de dagbladen Trouw, De Volkskrant, NRC Handelsblad, Parool en De Telegraaf stonden in de jaren tachtig van de vorige eeuw in de ‘top 6’ van meest gelezen kranten.37 Op de tweede plaats stond echter het Algemeen Dagblad. Deze ontbreekt in mijn analyse, aangezien artikelen uit deze periode niet in Delpher zijn opgenomen.38

Bij deze methode zijn enkele kanttekeningen te plaatsen. Het is lastig om een alles omvattende definitie van het ‘contemporaine debat’ te geven. Om deze reden is ervoor

gekozen om te kijken hoe in de door mij geselecteerde krantencorpus werd gesproken over de bewust ongehuwde moeder of BOM-groep vanuit verschillende actoren. Zoals de overheid, instellingen (van ongehuwde- of alleenstaande-moederzorg), journalisten (over bom-vrouwen of BOM-groep), interviews (met bom-vrouwen), bom-vrouwen en de wetenschap. Deze actoren zijn in grote lijnen aangehouden in mijn analyse, maar doordat deze gebieden soms sterk met elkaar verweven zijn is er niet altijd een harde afgrenzing gehanteerd.

Bij het analyseren van het krantencorpus was de scheidslijn tussen ‘bewust ongehuwd moederschap’ en ‘ongehuwd moederschap’ lastig te achterhalen. Om deze reden zijn alle artikelen waarbij moeders gewenst een kind kregen buiten de traditionele paden meegenomen. Hierdoor werden artikelen over abortus of minderjarige moeders uitgesloten.

Tot slot wil ik aanstippen dat het gehanteerde archief van de BOM-groep uit het kennisinstituut voor Emancipatie en Vrouwengeschiedenis Atria hiaten bevat en dat het opgenomen materiaal zelf door de BOM-groep in 1981 aangeleverd is. Om deze reden is het niet mogelijk om de verleden werkelijkheid van de groep op ongekleurde wijze te

reconstrueren. Wel biedt het materiaal de mogelijkheid om een portret van deze groep en haar werkzaamheden te schetsen. Daarnaast is het niet mijn uitgangspunt om alle inhoudelijke aspecten van het contemporaine debat weer te geven. Voor de leesbaarheid is per periode de algemene tendens per actor beschreven en met de andere periode vergeleken. De algemene

36 F. Palmari, ‘The Cartoon: the image of critique’ in: Sarah Barber en Corinna M. Peniston-Bird, History beyond the text. A student’s guide to approaching alternative sources (London, 2009), 33-48.

37 Jan van de Plasse, Kroniek van de Nederlandse dagblad- en opiniepers (Amsterdam 2005) 195-197.

38 Delpher, ‘Wat zit er in Delpher?’, https://www.delpher.nl/nl/platform/pages/helpitems?nid=389 (geraadpleegd op 28 mei 2019).

(16)

16

doelstelling is om licht te werpen op de bijdrage die de BOM-groep leverde aan de tweede feministische golf in Nederland.

Om het uitgangspunt te bereiken zal als eerste een historisch overzicht van de tweede feministische golf in Nederland worden gegeven en de daarbij horende stromingen en fases. Vervolgens wordt kort de achtergrond van het taboe omtrent ongehuwd moederschap

besproken, waarna aansluitend het karakter van de Bewust Ongehuwde Moeder-groep wordt geschetst: wie waren zij, waar stonden zij voor en wat waren hun idealen? Hierna volgt een algemeen beeld van het contemporaine debat over (bewust) ongehuwde moeders tussen 1969 tot en met 1985. De studie zal worden afgesloten met een conclusie, waarin de hoofdlijnen kort uiteen worden gezet en een antwoord op de hoofdvraag wordt geformuleerd.

(17)

17

De gangbare definitie van feminisme is dat het naast een ideologie ook een sociaal-politieke beweging is, waarin een groep mensen zich vanuit een collectief ervaren onbehagen over de verhoudingen tussen mannen en vrouwen organiseert om de traditionele rolpatronen in zowel sociaal als politiek opzicht te verbreken.39 Dit organiseren gebeurde voor het eerst in de tweede helft van de negentiende eeuw, in de periode die nu bekend staat als de eerste feministische golf. Deze vond in Nederland plaats tussen 1870 en 1919 toen er grote maatschappelijke veranderingen optraden door de modernisering en industrialisatie. Het hieruit volgende collectieve onbehagen van feministen bestond grofweg uit vier thema’s: de achtergestelde politieke participatie van vrouwen, het zelfbeschikkingsrecht binnen het huwelijk, het opleidings- en beroepsprobleem en de door de traditionele normen opgelegde morele richtlijnen voor vrouwen over zedelijkheid.40 Het einde van de golf wordt over het algemeen gelijkgesteld met het verkrijgen van actiefkiesrecht voor vrouwen in 1919 en de feministische doelen door de crisisjaren en de Tweede Wereldoorlog naar de achtergrond zakken.41

De wederopbouwperiode zorgde opnieuw voor ingrijpende veranderingen in de maatschappij, door processen als democratisering, ontzuiling, welvaartstijging, secularisering en

emancipatie. Deze ontwikkelingen maakten nieuwe manieren van denken mogelijk, waardoor er kritisch naar bestaande machtsverhoudingen in de maatschappij, zoals het huwelijk of de kerk, werd gekeken. In deze periode ontstonden verschillende tegenbewegingen, zoals de Provo in 1965, die zich verzetten tegen autoriteit en waar het recht op zelfbeschikking en gelijkheidsdenken hoog in het vaandel stonden. Dit leek echter minder op te gaan voor vrouwen. Zij werden er minder bij betrokken als gevolg van de normatieve verwachting dat zij zich vooral op het realiseren van het moederschap behoorden te focussen. De verbeterde naoorlogse scholingsmogelijkheden en de in 1956 ingevoerde handelingsbekwaamheidswet voor vrouwen had hier weinig verandering in aangebracht.42 De algemene tendens was zelfs,

39 K. Offen, European feminisms, 1700-1950. A political history (Stanford, 2000) 20.

40 T. Akkerman en S. Stuurman, ‘Introduction: Feminisme in European history’ in: Tjitske Akkerman en Siep Stuurman, Perspectives on feminist political thought in European history. From the middle ages to the present (Londen, 1998) 1-33.

41 A. Dijkman, Opzij & aan de kant met haar. De constructie van norm en afwijking in Opzij tussen 1972-2002 (Nijmegen, 2008) 33.

42 E. Kloek, Vrouw des huizes. Een cultuurgeschiedenis van de Hollandse Huisvrouw (Amsterdam, 2009) 179-180.

(18)

18

ook onder vrouwen, dat met de wettelijke gelijkheid de emancipatie van vrouwen voltooid was.43

Dit betekende volgens, de eerder aangehaalde Meijer, echter niet dat vrouwen tevreden waren met de door de maatschappij opgelegde rol.44 Op basis van de door de tegenbeweging gebruikte nieuwe waarden groeiden ook bij vrouwen langzaam het besef dat ze op sociaal, economisch en politiek vlak een achtergestelde en afhankelijke positie ten opzichte van mannen hadden. Daarnaast kreeg dit groeiende feministische bewustzijn in de jaren zestig een extra impuls door een aantal ontwikkelingen.

Op de eerste plaats nam de vraag naar arbeidskrachten toe, waardoor meer getrouwde vrouwen uit de private sfeer traden (van 2% in 1947 naar een verdubbeling in 1960) en de arbeidsmarkt op gingen. Dit betekende in de praktijk een dubbele rol voor veel vrouwen,

aangezien het huishouden voor vrouwen niet als werk werd beschouwd.45 Op de tweede

plaats raakten een groeiende groep hoogopgeleide vrouwen gefrustreerd. Als zij al een baan vonden die bij hun opleidingsniveau paste, dan was dit vaak van korte duur door de

normatieve veronderstelling dat het moederschap en de rol van huisvrouw in het verlengde van elkaar lagen.46

Bovenstaande ontwikkelingen zorgden voor veel persoonlijke ontevredenheid onder vrouwen, wat de reeds aangehaalde, Joke Kool-Smit treffend op papier heeft gezet in het artikel ‘Het onbehagen bij de vrouw’ uit 1967. Haar betoog over haar ongenoegen over de tweedeling tussen man en vrouw in de maatschappij werd afgesloten met de woorden: ‘ik kan alleen maar hopen dat sommige vrouwen mijn onbehagen delen en dat er een grotere groep het op den duur zal gaan delen’.47 Haar woorden inspireerden veel vrouwen om zich vanuit een gedeeld onbehagen te verenigen en emancipatie na te streven, waardoor het over het algemeen als startpunt van de tweede feministische golf in Nederland wordt beschouwd. In deze periode gaan vrouwen zich als sociale beweging verenigen in ‘de vrouwenbeweging’.48

43 J.C. Schokking, De vrouw in de Nederlandse politiek: een inleidend onderzoek (Assen, 1958). 44 Meijer.

45 ‘Gezinsraad wenst verbetering: alleenstaande ouders vaak te zwaar belast’, De Volkskrant (26 september 1978).

46 A. Ribberink, ‘De tegenstrijdige impact van de tweede feministische golf’, Nieuwste tijd 1:2 (oktober, 2001) 26; J.C.H. Blom, Burgerlijk en beheerst. Over Nederland in de twintigste eeuw (Amsterdam, 1996) 247. 47 Joke Kool-Smit, ‘Het onbehagen van de vrouw’ De Gids vol. 130 (november, 1967) 9/10, 267-281. 48 Meijer, Het persoonlijke wordt politiek.

(19)

19

Zoals reeds in de inleiding gezegd, bestond ‘de vrouwenbeweging’ als sociale beweging uit meerdere groepen en worden sociale bewegingen vanaf de jaren zeventig aangeduid met ‘new social movements’. Van Zoonen stelt in haar studie dat bewegingen uit deze periode vaak worden gezien als ‘relatieve coherente entiteiten die op rationele en consistente wijze allerlei hulpmiddelen, waaronder de media, proberen te mobiliseren om hun doelen te bereiken’.49 Daarnaast merkt zij, naar mijns inziens terecht, op, dat deze definitie impliceert dat de actoren vooral de openbaarheid zochten om maatschappelijke veranderingen door te voeren, waardoor initiatieven vanuit de privésfeer – zoals de in 1972 opgekomen feministische praatgroepen- uitgesloten dreigden te worden.50 Deze veelheid aan initiatieven werd door Selma

Sevenhuijsen, hoogleraar vrouwenstudies, in 1978 op treffende wijze verwoord:

‘We komen de vrouwenbeweging in zoveel gedaantes tegen, in traditionele maar ook in compleet onverwachte. Het is al moeilijk om haar zichtbare organisaties te beschrijven. (…) Het aantal feministische groepjes loopt in de duizenden met ook duizenden uiteenlopende doelen en werkwijzen. Zelfs met een beschrijving daarvan zou je er nog niet zijn, want de vrouwenbeweging is meer dan de optelsom van haar organisaties. Ze vindt haar uitdrukking

ook in de dagelijkse omgang van mensen, hun veranderende denken’.51

De feministische praatgroepen zijn overgewaaid uit Amerika, waar aan het einde van de jaren zestig via ‘consciousness raising’ werd getracht om de feministische bewustwording op het gebied van hun sociale positie, geslacht en seksualiteit te bevorderen. Vanuit het principe ‘kennis is macht’, probeerden vrouwen in praatgroepen inzichten te krijgen in de

verschillende wijzen waarop de maatschappij, sociale relaties, familie, kinderen of echtgenoot macht op hen probeerden uit te oefenen, zodat zij zich hiertegen konden wapenen.52 In 1972 kwamen vergelijkbare praatgroepen ook in Nederland op. Kenmerkend voor deze periode zijn de radicaalfeministische praatgroepen, die zich verzetten tegen alle vormen van autoriteit. In

49 Van Zoonen, ‘Moeten strijdende vrouwen zo grof zijn?’, 15.

50 Deze definitie baseerde Van Zoonen uit het sociologisch werk: W. v. Noort, ‘Collectieve Actie, protest en pressie’, in W. v. Noort, W. Huberts & L. Rademaker(red.), Protest en pressie: een systematische analyse van collectieve actie (Assen, 1987) 1-30.

51 S. Sevenhuijsen, J. Outshoorn, A. Meulenbelt & Johanna’s Dochter, ‘De moederschoot van het isolement en de veilige havens van links: een kwestie van schipperen.’ Socialisties-Feministiese Teksten (1978) 2, 214-244. 52 Kathy Davis, The making of Our Bodies, Ourselves. How feminism travels across borders (Londen, 2007) 189-190.

(20)

20

deze groepen, waarin uitsluitend vrouwen zaten, stond het gelijkheidsdenken centraal en deelden de vrouwen passages uit hun persoonlijke leven en ervaringen. Zo groeide langzaam het feministische bewustzijn dat de individuele problemen die vrouwen ervoeren ook door anderen gedeeld werden. Verondersteld werd dat de collectieve problematiek bij vrouwen veroorzaakt werd door de traditionele rolpatronen in de maatschappij. Onder de leus ‘het persoonlijke wordt politiek’ probeerden zij deze te doorbreken.53

Op basis van de inzichten uit de praatgroepen ontwikkelde zich vanaf 1973 ook een feministische-sociologische stroming, waar naar een gelijke positie tussen mannen en

vrouwen werd gestreefd. Hier valt de zogeheten Fem Soc beweging – en in mindere mate ook de Dolle Mina – onder. Zij verzetten zich tegen de patriarchale structuren van de

maatschappij, zoals het gezin of het huwelijk, als symbool voor de ongelijke positie tussen man en vrouw.54 Ook radicale feministen keren zich tegen het patriarchaat, maar willen deze volledig ontbinden en zo een revolutie ontketenen, waardoor mannen in hun beweging niet welkom zijn.

De differentiatie binnen het feminisme zorgden daarnaast nog voor twee stromingen: het liberale feminisme en het verschilfeminisme. Bij het liberale feminisme, onder andere uitgedragen door het in 1968 opgerichte MVM, wordt de democratisering en gelijkheid tussen man en vrouw door beide seksen nagestreefd. Het verschilfeminisme gaat ervanuit dat

mannen en vrouwen op fundamentele wijzen van elkaar verschillen, maar wel gelijkwaardig zijn. Om deze reden keren zij zich tegen het zogenaamde gelijkheidsfeminisme, waar het sociale, liberale en radicaalfeminisme onder vallen, en waarbij het realiseren van een absolute gelijkheid tussen de seksen het doel is.55

De strijd van de verschillende feministische stromingen komt in 1981 symbolisch tot een einde toen de abortuswet werd ingestemd. Over het algemeen wordt dit jaar, of 1984 met de legalisering van abortus, als het eindpunt van de tweede feministische golf in Nederland gezien. Hoe de Bewust Ongehuwde Moeder-groep binnen de tweede feministische golf past zal, na de historische achtergrond van het autonome moederschap, in het volgende gedeelte besproken worden.

53 M. Meijer, ‘Feminisme als taalstrijd. Reflecties over identiteit en subjectiviteit van vrouwen’, in: Vernon February (ed), Taal en identiteit: Afrikaans & Nederlands Kaapstad (Tafelberg Uitgevers, 1955) 90-105. 54 Van de Loo, ‘De vrouw beslist’, 97,104.

(21)

21

Om deze studie goed in te kaderen is het van belang om de nodige achtergrondkennis te geven over de traditionele denkbeelden over moederschap, om zo te kunnen begrijpen waarom het bewust ongehuwde moederschap zo provocerend was. Daarnaast zal kort op de seksuele revolutie en demografische veranderingen in worden gegaan, omdat deze processen hebben bijgedragen aan het afbreken van de taboesfeer rondom (bewust) ongehuwde moeders vanaf de jaren zeventig.

Van oudsher was de combinatie ‘ongehuwd’ en ‘moederschap’ als water en vuur. Een combinatie die volgens de normen en waarden van de Nederlandse samenleving niet samenging. Zo was ongehuwd zwanger raken tot ver in de twintigste eeuw een enorme

schande, voor zowel de ongehuwde moeder als haar familie.56Deze schande kwam voort uit

de burgerlijke en normatieve gezinsidealen die in deze tijd algemeen aanvaard werden: de man als kostwinnaar en de vrouw als moeder en huisvrouw.57 Zo is het te verklaren dat vrouwen die buiten het huwelijk om zwanger raakten op veel afkeuring konden rekenen: zij braken met de gezins- en moederschapsidealen die in deze periode door de dominante groep, zowel mannen als vrouwen, werd gedeeld. Voor vrouwen dienden gemeenschap alleen voor voortplanting binnen het huwelijk en was het ongehoord dat een vrouw het moederschap buiten het huwelijk om realiseerden.

Vrouwen die – gewenst of ongewenst - toch ongehuwd zwanger raakten werden als normoverschrijders en onzedelijk gezien, waardoor niet alleen hun reputatie, maar ook die van hun familie beschadigde. Elke vorm van seksuele omgang met een man werd voor ongehuwde vrouwen namelijk als een stap richting prostitutie gezien. Om deze reden werden zowel prostituees als ongehuwde moeders als ‘gevallen vrouwen’ beschouwd, terwijl er maar

weinig ongehuwde moeders ook daadwerkelijk als prostituee werkzaam waren.58 Deze

conventies verklaren de dubbele moraal rondom seksualiteit: wat voor mannen als een klein vergrijp werd gezien, was voor vrouwen een onvergeeflijke zonde.59

56 A. de Regt, Arbeidsgezinnen en beschavingsarbeid. Ontwikkelingen in Nederland 1870-1940 (Amsterdam, 1984) 83.

57 B. J.L. Wieman, ‘Opkomst en neergang van de ongehuwde-moederzorg in Nederland’, Amsterdams Sociologisch Tijdschrift, jrg. 15, nr. 2 oktober 1988 blz 337-368, aldaar 346.

58 A.N. Huitzing, Betaalde liefde. Prostituées in Nederland 1850-1900 (Bergen, 1983) 82.

59 P. Böschen, ‘De ontstaansgeschiedenis van Tehuis Anette, in: Heidi Offerman (red.), Andere tijden, andere meiden…? 100 jaar hulp aan ongehuwde moeders (Amsterdam, 2005) 9

(22)

22

De in historische pedagogiek gespecialiseerde Nelleke Bakker schreef in 2018 het artikel: ‘In the interest of the child: psychiatry, adoption and the emancipation of the single mother and her child – the case of the Netherlands (1945-1970)’. Zij stelt

hierin dat de stijgende naoorlogse welvaart ervoor zorgde dat: ‘(…) the stay-at-home mother and her supposedly happy family became, more than before, the norm’.60 In deze tijd raakte het onderzoeksveld van sociale wetenschappen ook in een versnelling, waardoor er vanuit de psychiatrie, psychologie en pedagogiek meer onderzoeken werden gedaan naar de

ontwikkeling van kinderen en het moederschap. De focus kwam te liggen op de gevoelens van kinderen en de daarmee verbonden veilige hechting in een ‘happy family’, waardoor een grote verantwoordelijkheid bij de moeder kwam te liggen: zij zou de emotionele behoeftes van kinderen moeten vervullen om zo een normale ontwikkeling van het kind veilig te stellen.

De hoge verwachtingen van het moederschap op de ontwikkeling van kinderen binnen het gezin zorgden ervoor dat het naoorlogse Nederland anders naar ongehuwde moeders keek, omdat zij - over het algemeen - niet aan dezelfde gezinscondities als gehuwde vrouwen konden voldoen. Om deze reden nam de acceptatie voor ongehuwd moederschap af in de periode van de wederopbouw, terwijl er toen een toename in het aantal buitenechtelijke geboortes was.61 Vrouwen die in deze periode zwanger raakten ondervonden veel moeite met het vinden of houden van werk en vanwege de schande konden zij minder, zoals enkele decennia eerder, op hun sociale achterban rekenen. Om deze reden groeide de ongehuwde-moederzorg in deze periode uit tot een heel netwerk.62

Tot aan de jaren vijftig was het uitgangspunt van de ongehuwde-moederzorg dat de ‘de band des bloeds’ tussen moeder en kind intact moest blijven.63 Vanaf de jaren vijftig tot eind van de jaren zeventig van de vorige eeuw werd het intact houden van de band tussen de ongehuwde moeder en haar kind juist als onwenselijk gezien. Ongehuwde moeders werden voorgehouden dat een goede moeder het kind behoorde af te staan, omdat het kind een betere

60 Bakker, In the interest of the child: psychiatry, adoption and the emancipation of the single mother and her child – the case of the Netherlands (1945-1970), 1.

61 G.A. Kooy, Seksualiteit, huwelijk en gezin in Nederland. Ontwikkelingen en vooruitzichten (Deventer, 1978) 131 ;E. Hueting, R. Neij, Ongehuwde moederzorg in Nederland (Den Haag, 1990) 55.

62 Wieman, ‘Opkomst en neergang van de ongehuwde-moederzorg in Nederland’, 337-368; Bakker, In the interest of the child, Paedagogica Historica, 1-16, aldaar 1.

(23)

23 toekomst in een ‘happy family’ zou hebben.64

In samenhang met het herlevende feminisme tijdens de tweede feministische golf en de seksuele revolutie ontstonden nieuwe denkbeelden over ouderschap, opvoeding

gezinsleven en seksualiteit, waardoor er langzaam afstand werd gedaan van de naoorlogse burgerlijke cultuur en waren ongehuwde vrouwen minder ‘bereid’ hun kind af te

staan.65 Door processen als secularisering en individualisering, de introductie van de anticonceptiepil in 1964 en de welvaarsverbetering raakte het huwelijk tevens haar

vanzelfsprekendheid kwijt.66 Als tegenbeweging ontstonden meer alternatieve relaties, zoals

de Latrelatie, ongehuwd samenwonen of bewust ongehuwd moederschap.67

Vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw daalden het aantal huwelijkssluiting (zie: Figuur 1) Volgens demograaf Jan Latten geeft deze ontwikkeling aan dat mensen op een andere manier naar relaties- en gezinsvorming keken.68Zo groeide het ongehuwd

samenwonen aan populariteit. Dit werd aanvankelijk gezien als een soort

‘proefhuwelijk’ voor kinderloze stellen, maar zodra er een kind op komst was behoorden zij een boterbriefje te halen: het huwelijk was nog altijd de voorwaarden voor het realiseren

64‘U bent alleen de biologische moeder’, De Volkskrant (29 april 1978); J. Kok ed., ‘De scharnieren van de tijd. Wetgeving, seksuele moraal, hulpverlening en de maatschappij, ca 1945-1985’ in: Idem, Beklemd in de

scharnieren van de tijd. Beleid, praktijk en ervaringen van afstand ter adoptie door niet-gehuwde moeders in Nederland tussen 1956 en 1984 (Nijmegen, 2017) 13-22, aldaar 13-17.

65 R. Veenhoven, ‘De bevrijde seksualiteit’, De psycholoog (juli/augustus 2002) 377-382. 66 Veenhoven, ‘De bevrijde seksualiteit’, 377-382.

67 R. Veenhoven, ‘Alternatieve relaties’, In: E. Spruit (red), Psychologie van het gezin (Utrecht, 1991) 279-300. 68Jan Latten, ‘Trends in samenwonen en trouwen: Informalisering en de schone schijn van burgerlijke staat’ (januari, 2005) 46-60.

Figuur 1: Aantal huwelijkssluitingen, 1960-2003.

Bron: J. Latten, ‘Trends in samenwonen en trouwen. De schone schijn van burgerlijke staat’ (januari, 2005) 46-60, aldaar 49. Centraal Bureau voor de Statistiek. Bevolkingstrends 4e kwartaal 2004.

(24)

24 van het ouderschap.69 Latten stelt dat

halverwege de jaren zeventig er een lichte stijging in het aandeel buitenechtelijke

geboorten plaats vond, maar dat het informele ouderschap en het samenwonende

‘schijnhuwelijk’ vanaf de jaren tachtig pas echt aan terrein won (zie: Figuur 2). Dat de bewust ongehuwde moeders voor het ongehuwde moederschap kozen was dus geen geheel nieuw fenomeen, al vormde het een radicale breuk met de traditionele gezinswaarden.70

69 Holtrust en de Hondt, Bewust Ongehuwd Moeder, 7. 70 Ibidem.

Figuur 2: Aandeel buitenechtelijke geboorten naar rangnummer, 1960-2003.

Bron: J. Latten, ‘Trends in samenwonen en trouwen. De schone schijn van burgerlijke staat’ (januari, 2005) 46-60, aldaar 54. Centraal Bureau voor de Statistiek. Bevolkingstrends 4e kwartaal 2004.

(25)

25

Voor deze studie is het van belang om duidelijk te maken wat de BOM-groep precies voor sociale beweging was en hoe zij te situeren is binnen de tweede feministische golf. Op basis van secundaire literatuur en het primaire bronmateriaal uit het archief in Atria (over de

periode 1977-1982) zal een portret van de BOM-groep worden geschetst, dat zich toespitst op haar doelen, leden, acties en ideologie. De manier waarop zij in de media verscheen komt in hoofdstuk 5 aan bod.

‘Ik zoek een aantal vrouwen die – net als ik – vanuit een

bewuste keuze ongehuwd zwanger zijn of dit overwegen. Doel: ervaringen uitwisselen, elkaar ondersteunen, samenwerken bij het oplossen van praktische zaken.’71

Bovenstaande advertentie is afkomstig van Cécile Jansen en verscheen op 13 juli 1977 in Het Parool onder diversen te vinden. In eerste

instantie kreeg de advertentie maar weinig reacties, maar als op 1 september een interview met Cécile in hetzelfde dagblad verscheen, meldden twaalf72 geïnteresseerden vrouwen zich aan. Vijf van hen overwogen het bewust ongehuwde moederschap, drie hadden al een kind en de rest was al bewust ongehuwd zwanger. Ze besloten eind september bij elkaar te komen en deelden hun verhaal:

‘Herkenning, warmte, blijdschap. Ieder vertelt haar eigen verhaal (…) elke situatie anders maar toch ook weer hetzelfde. Problemen met de verwekker, het gevoel “ik ben de enige in Nederland die zoiets doet” of dit overweegt. Jaren met het plan rondlopen, durfde er niet over te praten. Reacties van ouders en vrienden, veel juridische vragen.’73

In oktober 1977 kwamen de, nu zestien, vrouwen weer bij elkaar en werd besloten dat zij zich zouden verenigen onder de Bewust Ongehuwde Moeder-groep (BOM-groep), welke elke drie

71 ‘Ik zoek een aantal vrouwen’, Het Parool (13 juli 1977).

72 Deze gegevens zijn gebaseerd op bom-boekje dat door de bom-groep is uitgebracht. Maar het boek Bewust Ongehuwd Moeder van Nora Holtrust en Ineke de Hondt melde op bladzijde 10 dat er 15 vrouwen reageerden. 73 Jansen en Teepe, Bewust Ongehuwd Moeder, 2.

Afbeelding 1: Advertentie van Cécile Jansen in Het Parool, juli 1977.

(26)

26

weken bij elkaar zou komen. De groep zou zowel ‘praatgroep-achtig’ bezig zijn om elkaar emotionele ondersteuning te bieden, als praktisch ondersteunend door elke week een thema te behandelen (zoals verwekker, voogdijregeling bij overlijden moeder of woonvormen).74 Met het ontstaan van de groep ontstond ook de vraag ‘wat is een bom-vrouw en wat niet?’ Hier werd verschillend over gedacht. Sommigen kozen voor het bewust ongehuwde moederschap omdat zij het wachten op ‘de prins op het witte paard’ zat waren, maar stonden wel open voor

een man in hun leven.Anderen woonden ongehuwd samen met de vader van hun kind, maar

waren tegen het huwelijk als instituut waarin de vrouw een nadelige fiscale positie had. Enkele, waar onder Cécile, zagen het als een politiek-feministische daad, waarbij zij zich tegen het traditionele gezin afzetten omdat de vrouw daar een minderwaardige positie had.75

Uit het uiteindelijke compromis kan opgemaakt worden dat er geen collectieve invulling van het bewust ongehuwde moederschap was: elke vrouw die er bewust voor koos om ‘de zwangerschap uit te dragen’, maar daarbij niet samenwoonden met ‘de verwekker’ van haar kind of ‘economisch afhankelijk’ van haar partner was(van instanties mocht wel)

werd ingesloten.76 Samenwonende- of gescheiden moeders die economische afhankelijk

waren van een partner (zelfs als hij niet de verwekker was) werden uitgesloten.

Allen waren het er wel over eens dat een kind zowel een vader- als een moederfiguur nodig had, maar dat dit niet beperkt hoefde te blijven tot alleen de biologische ouders. Om deze reden dacht ze na over andere gezinsvormen, zoals het leven in een woongroep. Om te voorkomen dat nieuwe aanmeldingen, met nieuwe meningen, nieuwe discussies zouden veroorzaken werd besloten dat het niet wenselijk was als de groep groter zou worden dan de

op dat moment deelnemende zestien vrouwen.77

Naast discussies over de identiteit van een bom-vrouw, ontstond er ook een debat over de doelstelling van de BOM-groep. Voor de een was het vooral een praatgroep om persoonlijke verhalen en praktische zaken te regelen – wat zij later in subgroepen realiseerden- , maar het merendeel zag in de BOM-groep de potentie om uit te groeien tot een maatschappelijke

74 Ibidem, 2.

75 Ibidem, 2.

76 Atria, Archief Bewust Ongehuwde Moeders (BOM), archiefnummer IIAV00000016.1 Notulen van de Bom-groep en van het landelijk overleg. Met adreslijsten en enige correspondentie. 1977-1981.

(27)

27

organisatie die voor het zelfbeschikkingsrecht van vrouwen opkwam en daarbij bewust de media inzette om het maatschappelijke debat te beïnvloeden.78

Vanuit de insteek om een maatschappelijke organisatie te worden stelde de jurist van de groep, Ineke de Hondt79, een juridisch stencil op voor vrouwen die bewust ongehuwd moeder wilden worden. Vanuit de ‘praatgroep-achtige’ gesprekken groeide tevens het besef dat er nog altijd een negatief maatschappelijk klimaat heerste rondom vrouwen die het moederschap buiten de traditionele vorm realiseerden. Daarnaast merkten zij in hun sociale omgeving dat er veel onbegrip was voor hun keuze. Om deze reden besloten zij om hier verandering in te brengen, door het stimuleren van het publieke debat rondom bewust ongehuwde moeders en daarbij met hun verhaal meer in de openbaarheid te treden. (Zie hoofdstuk 7).80

In januari 1978, vier maanden na de oprichting, reflecteerde de groep op hun voortgang. Er werd vastgesteld dat er nog te weinig met het juridische stencil of

maatschappelijke context was gedaan. In hun notulen stelden zij vast dat: ‘de [BOM]-groep nog te veel een ‘kransje’ was en te weinig een efficiënte, doelgerichte organisatie’.81 Na een kleine onderbreking door het ‘zwangerschapsverlof’ van vier leden, kwam de groep in april weer bijeen om de structuur en doelstelling van de groep te bespreken. Door de vastgestelde limiet had de BOM-groep aanvankelijk weinig met nieuwe aanmeldingen gedaan, maar nu ‘besluiten [ze] een open dag te houden om vrouwen in de gelegenheid te stellen elkaar te ontmoeten, informatie uit te wisselen en nieuwe groepen te vormen’.82 Om die reden wilden het juridische stencil van Ineke de Hondt uitbreiden met ander relevant materiaal en

samenbrengen in een '[BOM-]boekje’, dat op de BOM-dag uitgedeeld zou kunnen worden. Er werden diverse subgroepen gevormd om bovenstaande zaken te realiseren.

Het BOM-boekje verscheen in 1979 en bevatte onder meer enkele bevallingsverhalen, juridische tips en een aantal in het bronnencorpus opgenomen en door hen gegeven -interviews uit dagbladen en was voor 7.5 gulden te bestellen. In het daar opgenomen

voorwoord reflecteerde Cécile Jansen op het eerste jaar van de groep, waaruit blijkt dat het in

78 Atria, Archief Bewust Ongehuwde Moeders (BOM), archiefnummer IIAV00000016.1 Notulen van de Bom-groep en van het landelijk overleg. Met adreslijsten en enige correspondentie. 1977-1981.

79 Ineke de Hondt is tevens één van de auteurs van het boek Bewust Ongehuwd Moeder uit 1987.

80 Atria, Archief Bewust Ongehuwde Moeders (BOM), archiefnummer IIAV00000016.1 Notulen van de Bom-groep en van het landelijk overleg. Met adreslijsten en enige correspondentie. 1977-1981.

81 Jansen en Teepe, Bewust Ongehuwd Moeder, 4. 82 Ibidem, 5.

(28)

28

deze periode vooral een praatgroep was die vanuit de privésfeer een verbetering van de positie voor vrouwen probeerden na te streven:

‘Één jaar B[OM]-groep (…) we zijn erg met onszelf bezig geweest, met de direkte ervaringen en gebeurtenissen, het krijgen van de kinderen zal daartoe hebben bijgedragen. (…) we zullen ons anders moeten gaan organiseren, enerzijds praktisch gericht (elkaars kinderen opvangen, informatie inwinning, kleren doorgeven), anderzijds gericht op aktie en scholing /theorievorming. Daarnaast moet het praatgroep-achtig blijven; we hebben elkaar nodig: de maatschappij ‘tolereert’ ons, maar dat wil niet zeggen dat ze ‘met’ ons is; ze zal ons het B[OM]-schap niet in dank afnemen’.

Aanvankelijk was het idee om één BOM-dag te organiseren. Voor de organisatie deed de groep, met succes, een beroep op ‘het fonds van het Ministerie van Cultuur Recreatie en

Maatschappelijk Werk (CRM) [dat] gereserveerd [was] voor emancipatiezaken’(zie: Bijlage

3 voor subsidieaanvraag).83 In april ontvingen ze een goedkeuring voor een bedrag van 2.220 gulden hiervoor, mits zij een verslag zouden indienen over het verloop van de opendag.84 Het organiseren van de BOM-dag gaf de aanzet voor nieuwe discussies over wat een bewust ongehuwde moeder was. Om ‘een einde aan het voortdurende geharrewar over de enige echte bomvrouw [te maken]’, formuleerde Yvonne

Driehuis ‘met opzet [een] rui gehouden (…) definitie’:

‘Een BOM-vrouw is iemand die kiest voor het krijgen van een kind, maar daarbij niet automatisch wil samenwonen met de verwekker van haar kind. Zij wijst voor haarzelf het traditionele gezin als leefvorm af en zoekt naar andere mogelijkheden zodat meerdere volwassenen bij de opvoeding van haar kind betrokken kunnen worden’.85

83 Atria, Archief Bewust Ongehuwde Moeders (BOM), archiefnummer IIAV00000016.1 Notulen van de Bom-groep en van het landelijk overleg. Met adreslijsten en enige correspondentie. 1977-1981.

84 Ibidem. 85 Ibidem. Omgeving Aantal Amsterdam 99 Utrecht en omgeving 87 Rotterdam 23 Arnhem, Nijmegen 17 Groningen en omgeving 14 Noord-Brabant 6

(29)

29

Na de eerste BOM-dag van 17 maart 1979 in -Rase Utrecht - stroomden de aanmeldingen voor de BOM-groep binnen (zie: tabel 1). Om deze reden werd er nog een BOM-dag georganiseerd op 26 mei van dat jaar, om ook deze vrouwen de gelegenheid te bieden om met elkaar in contact te komen en eigen praatgroepen te realiseren.

Hierdoor ontstonden er meerdere BOM-groepen in Nederland. De originele BOM-groep is volgens de gegevens van Atria echter nooit opgeheven, maar kwam volgens het onderzoek van Holtrust en de Hondt na 1981 nog nauwelijks bij elkaar.86

Aangezien deze studie zich richt op het algemene beeld van de BOM-groep is er verder niet op individuele gevallen ingegaan. Echter kan oprichtster Cécile Jansen niet geheel onvermeld blijven, omdat zij in het collectieve geheugen de BOM-groep verbeeldde. Deze positie verkreeg zij in 1979 toen zij het feministische radioprogramma ‘Hoor haar’ toestemming gaf om haar bevalling (van haar tweede kind Berthe)

live uit te zenden en was met deze ludieke actie de eerste vrouw waarbij de bevalling live op de radio – en in elke huiskamer - te volgen was. Tijdens haar bevalling werd ze tevens gefotografeerd door Catrien Ariëns, waarvan het resultaat in 1981 in het Rijksmuseum belandde (zie: Afbeelding 2).87 Het leven van Cécile is daarnaast verbeeld in de documentaire ‘Sweet Cécile’ die in 2000, in het jaar waarop zij overleed aan borstkanker, uitkwam.88

86 Atria, ‘Archief Bewust Ongehuwd Moeder (BOM)

https://cdn.atria.nl/search/collection/arch/show/IIAV00000016 (geraadpleegd op 16 mei 2019); Holtrust en de Hondt, Bewust Ongehuwde Moeder, 16.

86 Atria, Archief Bewust Ongehuwde Moeders (BOM), archiefnummer IIAV00000016.1 Notulen van de Bom groep en van het landelijk overleg. Met adreslijsten en enige correspondentie. 1977-1981.

87 Stichting het Rijksmuseum, ‘Cecile Jansen, Bewust Ongehuwd Moeder, in verwachting van

tweede kind, Catrien Ariëns, 1978-1981,

https://www.rijksmuseum.nl/en/collection/NG-1981-7-7 (geraadpleegd op 20 mei, 2019).

88 VPRO, ‘sweet cecile’, https://www.vpro.nl/speel~WO_VPRO_037948~sweet-cecile~.html

(geraadpleegd op 10 januari, 2019).

Afbeelding 2: Catrien Ariëns, foto tijdens de bevalling van Cécile Jansen van haar tweede kind, waarbij ze ondersteund wordt door een vriendin.

Bron: Rijksmuseum, 1981,

(30)

30

De BOM-groep werd door de leden zelf omschreven - en geprezen - als ‘praatgroep-achtig’. Dit komt ook in het uitgangspunt van de BOM-dag naar voren: het in contact brengen van vrouwen, zodat zij in kleine groepjes elkaar kunnen helpen met het realiseren van hun bewust ongehuwde moederschap. Uit de algemene tendens om - de naam impliceert het al - het huwelijk af te wijzen en het moederschap buiten de traditionele paden om vorm te geven (bijvoorbeeld in woongroepen met zowel mannen als vrouwen), lijken zij te passen binnen het patriarchale verzet van de feministische-sociologische stroming.89 Uit het feit dat het

Ministerie CRM de BOM-dag subsidieerde vanuit een potje dat gereserveerd was voor ‘emancipatiezaken’ blijkt naar mijns inziens ook dat de groep in de voetsporen trad van eerdere feministische initiatieven. Of dit ook tot uiting kwam in het contemporaine debat zal in het volgende gedeelte achterhaald worden.

89 Van de Loo, ‘De vrouw beslist’, 97,104.

(31)

31

In dit hoofdstuk zal geïllustreerd worden wat de beeldvorming in het contemporaine debat was over vrouwen die (bewust) ongehuwd een kind kregen vóórdat de BOM-groep bestond (1969-1977) en erna (1977-1985). Als eerste zal het contemporaine debat op een

kwantitatieve manier geanalyseerd worden, om zo de omvang van het aantal artikelen, het aandeel van de verschillende actoren en de redacties waaruit de artikelen voortkwamen te duiden en op objectieve manier met elkaar te vergelijken. De hieruit volgende kwalitatieve analyse zal op intuïtieve wijze, per periode, de algemene tendens van de verschillende actoren schetsen. Voor de leesbaarheid is ervoor gekozen om niet alle 67 artikelen gedetailleerd te bespreken. Details over de inhoud van de gebruikten artikelen zijn, op basis van de

superstructuur van kranten, voor de tijdsperiode 1969-1977 te vinden in bijlage 1 en voor 1977-1985 in bijlage 2. Zo kan achterhaald worden of de beeldvorming over (bewust) ongehuwde moeders in deze periode veranderde en in hoeverre de BOM-groep hier een aandeel in heeft gehad.

Uit het bronnencorpus blijkt dat er significant minder artikelen over (bewust) ongehuwde moeders zijn verschenen vóór het ontstaan van de BOM-groep dan erna (zie: Figuur 3). Hoewel de BOM-groep als organisatie in deze periode niet bestond, blijkt uit het eerdergenoemde werk van Jan Latten dat het ongehuwd

samenwonen en bewust ongehuwd moederschap vanaf 1970 opkwam.90 Om deze reden lijkt het aannemelijk dat de media-aandacht voor dit verschijnsel vanaf 1977 is toegenomen. Deze winst aan populariteit blijkt tevens uit de toename van het aantal artikelen in vier van de vijf onderzochten kranten (zie: Bijlage 4.1). Echter verschenen deze artikelen na 1977 minder in het algemene nieuws – zoals vóór 1977 het geval was – maar vaker in de zogenaamde zaterdagedities of de vrouwenpagina van kranten (zie: Bijlage 4.2). Deze redacties dienden in het

90 Latten, ‘Trends in samenwonen en trouwen’, 46-50.

Figuur 3:Aantal artikelen over BOM voor en na 13-07-1977.

Bron: Kranten corpus Delpher (zie: Bijlage 1 en 2) 25 42 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 1969-11-01 tot 1977-07-13 1977-07-13 tot 1985-03-24

(32)

32

algemeen voor ‘meer verdieping én meer ontspanning’.91

In deze redacties was er meer ruimte voor

achtergrondartikelen, interviews of opinieartikelen. Dit zou kunnen verklaren waarom het aantal interviews of artikelen waarin bom-vrouwen aan het woord waren in deze periode toenam. Waar er voor 1977 overwegend, vanuit de verschillende actoren, over hen werd

gesproken, kregen de bom-vrouwen na 1977 meer de mogelijkheid om hun eigen stem te laten gelden in het publieke debat dat zich in dagbladen voltrok (zie: Figuur 4). Of deze toegenomen aandacht aan het beleid van de BOM-groep -om bewust de media op te zoeken- toe te schrijven valt is op de manier niet te achterhalen. Volgens Van Zoonen waren kranten immers een afspiegeling van de heersende normen en waarden in de samenleving, waardoor het ook blijk zou kunnen geven van de

toegenomen maatschappelijke acceptatie voor alternatieve vormen van de burgerlijke staat.92 Holtrust en de Hondt stelden in hun onderzoek dat de media-aandacht voor de BOM-groep in 1979 het ergste taboe weggenomen had. Door de spreiding van het aantal artikelen per jaar te analyseren (zie: Figuur 6) wordt

duidelijk dat dat de aandacht voor (bewust) ongehuwd moederschap al vanaf 1975 geleidelijk toenam en, na het hoogtepunt in 1978, ook weer afnam. Hieruit kan de voorzichtige conclusie worden getrokken dat de BOM-groep vanaf haar bestaan inhaakten op de reeds

91 P. Remarque, ‘De nieuwe Volkskrant in het weekend: ‘Meer verdieping én meer

ontspanning’, De Volkskrant (31 augustus 2012).

92 Latten, ‘Trends in samenwonen en trouwen’, 46-50; Van Zoonen, ‘Moeten strijdende vrouwen zo grof zijn? 20.

Figuur 4:Vergelijking aantal artikelen over BOM per actor voor t.o.v. na.

Bron: Kranten corpus Delpher (zie: Bijlage 1 en 2) 0 2 4 6 8 10 1969-11-01 tot 1977-07-13 1977-07-13 tot 1985-03-24

Figuur 5:Percentage van de artikelen met of over BOM.

Bron: Kranten corpus Delpher (zie: Bijlage 1 en 2) 88% 69% 12% 31% 0% 20% 40% 60% 80% 100% 1969-11-01 tot 1977-07-13 1977-07-13 tot1985-03-24 Over BOM Met BOM

Figuur 6:Aantal artikelen per jaar over bom van 1969-1985.

Bron: Kranten corpus Delpher (zie: Bijlage 1 en 2)

0 2 4 6 8 10

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Naar aanleiding van een aantal verontrustende brieven van de Stichting Steunpunt Studerende Moeders stond de afgelopen week de situatie van alleenstaande studerende moeders op

In onze Studie worden twee soorten ondersteunmg gegeven, beide als het kmd tussen de 7 en 11 maanden oud is. Een deel van de moeders knjgt video-mterventie, een vorm van

Alleenstaande moeders die veel praktische en emotionele steun ontvangen uit hun informele sociale netwerk, hebben niet minder opvoedstress dan moeders die dit minder

Toen Wauhuta thuiskwam en gilde: "Waar zijn ze gebleven?" hielden de posten hun mond, maar de papegaai schreeuwde: "Ervandoor, in een korjaal." Wauhuta rende naar

Als Moeder Schildpad uit wilde gaan, boodschappen moest doen, naar een feestie wilde, dan paste Moeder Hagedis op de beide kleintjes en als Moeder Hagedis uit wilde gaan,

Daarnaast is ook onderzocht wat voor invloed deze sociale activiteit heeft op de vrijwilligers die actief zijn bij het wijkpastoraat en hoe zij de gezondheid en het welzijn bij

De nadere analyse in paragraaf 8.1 heeft aangetoond welke factoren van positieve dan wel negatieve invloed zijn op het al dan niet leveren van een tegenprestatie door

Nu moet het beleid ook voor het hele gezin gelden en moet bekeken worden of er uitzonderingen gemaakt kunnen worden.. Als er uitzonderingen worden gemaakt voor het gezin dan