• No results found

Dockx, J., Stevens, E., Custers, C., Fidlers, I., De Fraine, B. & Van Damme, J. (2015) LiSO-project: vragenlijst voor klastitularissen mei 2015, SSL/2015.20/2.1

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Dockx, J., Stevens, E., Custers, C., Fidlers, I., De Fraine, B. & Van Damme, J. (2015) LiSO-project: vragenlijst voor klastitularissen mei 2015, SSL/2015.20/2.1"

Copied!
46
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

LISO-PROJECT: VRAGENLIJST

VOOR KLASTITULARISSEN

MEI 2015

Technische rapportering

J. Dockx, E. Stevens, C. Custers, I. Fidlers, B. De Fraine &

J. Van Damme

(2)
(3)

LISO-PROJECT:

VRAGENLIJST VOOR

KLASTITULARISSEN

MEI 2015

Technische rapportering

J. Dockx, E. Stevens, C. Custers, I. Fidlers, B. De Fraine &

J. Van Damme

Promotoren coördinatieteam: B. De Fraine, K. Verschueren,

K. Petry, S. Gielen, J. Van Damme, A. Vandenbroecke, M.

Van Houtte en J. P. Verhaeghe

Research paper SSL/2015.20/2.1

Leuven, December 2015

(4)

Het Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen is een samenwerkingsverband van KU Leuven, UGent, VUB, Lessius Hogeschool en HUB.

Gelieve naar deze publicatie te verwijzen als volgt:

Dockx J., Stevens E., Custers C., Fidlers I., De Fraine B. & Van Damme J. (2015), LiSO-project:

Vragenlijst voor klastitularissen mei 2015 technische rapportering, Steunpunt Studie- en

Schoolloopbanen, Leuven

Voor meer informatie over deze publicatie jonas.dockx@ppw.kuleuven.be, eef.stevens@ppw.kuleuven.be, catharina.custers@ppw.kuleuven.be, ilka.fidlers@ppw.kuleuven.be, bieke.defraine@ppw.kuleuven.be, jan.vandamme@ppw.kuleuven.be

Deze publicatie kwam tot stand met de steun van de Vlaamse Gemeenschap, Programma Steunpunten voor Beleidsrelevant Onderzoek.

In deze publicatie wordt de mening van de auteur weergegeven en niet die van de Vlaamse overheid. De Vlaamse overheid is niet aansprakelijk voor het gebruik dat kan worden gemaakt van de opgenomen gegevens.

D/2015/4718/typ het depotnummer – ISBN typ het ISBN nummer © 2015 STEUNPUNT STUDIE- EN SCHOOLLOOPBANEN

p.a. Secretariaat Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen HIVA - Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving Parkstraat 47 bus 5300, BE 3000 Leuven

(5)

| v

Voorwoord

Dit technisch rapport kadert binnen de derde generatie van het Steunpunt Studie‐ en Schoolloopbanen (2012‐2015). Dit steunpunt omvat verschillende onderzoeksdomeinen, waarvan één betrekking heeft op de schoolloopbanen van leerlingen (onderzoekslijn 2.1). Binnen dit onderzoeksdomein werd in het schooljaar 2013-2014 gestart met het onderzoek ‘Loopbanen in het Secundair Onderwijs’, kortweg het LiSO-project. Dit onderzoek wil de wijze waarop leerlingen het secundair onderwijs doorlopen in kaart brengen en verklaren.

Dit rapport beschrijft de technische resultaten en descriptieve kenmerken van de vragenlijst voor

klastitularissen die in functie van het LiSO-project werd afgenomen in mei 2015. Op dat moment

bevonden de leerlingen van de LiSO-steekproef zich in het tweede semester van het tweede leerjaar van het secundair onderwijs.

Graag bedanken we het coördinatieteam en de promotoren voor hun medewerking en feedback tijdens de ontwikkeling van dit instrument. Onze dank gaat ook uit naar Jantine Spilt voor het onderdeel betreffende leerling-leerkracht relaties.

Tot slot onze welgemeende dank aan alle scholen die deelnemen aan het LiSO-project. Voor deze vragenlijst zijn we in het bijzonder alle leerkrachten dankbaar die de vragenlijst voor klastitularissen invulden.

(6)
(7)

Technische rapportering klastitularisvragenlijst | vii

Inhoud

Voorwoord v

Inhoud vii

Inleiding 1

Hoofdstuk 1 Opbouw van de vragenlijst 3

Hoofdstuk 2 Afnameprocedure klastitularisvragenlijst mei 2015 4

2.1 Verspreiding van de vragenlijsten 4

2.2 Afnameprocedure klastitularisvragenlijst 4

Hoofdstuk 3 Responsgegevens en afnamedata klastitularisvragenlijst mei 2015 6

3.1 Responsgegevens 6

3.2 Afnamedata 7

Hoofdstuk 4 Statistische kenmerken van items en schalen 10

4.1 Statistische kenmerken van items en schalen klastitularisvragenlijst mei 2015 11

4.1.1 Verwachtingen 11

4.1.2 Participatie 13

4.1.3 Leraar-leerlingrelatie 16

4.1.4 Zorg op school 17

4.2 Samenhang tussen schalen klastitularisvragenlijst mei 2015 19

4.3 Variantie op leerling-, klas- en schoolniveau 20

Bibliografie 22

Bijlage 1 Mail klastitularissen 23

Bijlage 2 Mail LiSO-contactpersoon 25

Bijlage 3 Uitwerking vragenlijst voor klastitularissen in Websurvey 27

(8)
(9)

| 1

Inleiding

Dit technisch rapport kadert binnen het LiSO-project (Loopbanen in het Secundair Onderwijs) van het Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen (2012-2015). Dit onderzoek wil de wijze waarop leerlingen

het secundair onderwijs doorlopen in kaart brengen en verklaren. Hierbij is het uitgangspunt dat niet

alleen factoren op het niveau van de individuele leerling (leerlingkenmerken) en zijn thuisomgeving van belang zijn, maar ook factoren op school-, klas- en leerkrachtniveau. Het LiSO-project wil hier een bron van informatie zijn voor scholen en beleidsmakers en wil specifiek inzicht bieden in school-, klas- en leerkrachtkenmerken die effectief zijn voor prestaties (van onder meer Nederlands, wiskunde en Frans) en voor non-cognitieve uitkomsten van leerlingen (zoals schoolwelbevinden, engagement en interesse).

De focus ligt vooral op factoren die door de school of het beleid kunnen worden beïnvloed om zo de individuele leerlingprestaties te maximaliseren en te komen tot meer gelijke onderwijskansen voor iedere leerling. Het LiSO-project wil op deze manier bijdragen tot beslissingen die de onderwijseffectiviteit in Vlaanderen zullen doen toenemen. Om deze doelstelling te bereiken, werd vanaf de start van het schooljaar 2013-2014 een cohorte van ongeveer 6.500 leerlingen gevolgd doorheen hun gehele secundaire schoolloopbaan. Deze leerlingen bevonden zich in september 2013 in het eerste leerjaar van de eerste graad van het secundair onderwijs.

Om meer te weten te komen over factoren op school-, klas- en leerkrachtniveau namen we een

vragenlijst af van alle klastitularissen in het tweede leerjaar van de eerste graad van het secundair

onderwijs. Dit technische rapport beschrijft de responsgegevens, afnamedata en technische

kenmerken van de schalen en items van de vragenlijst voor klastitularissen die werd afgenomen in

mei 2015. Op dat moment bevonden de LiSO-leerlingen zich in het tweede semester van het tweede jaar van de eerste graad van het secundair onderwijs. De instrumentontwikkeling van de vragenlijst

voor klastitularissen werd al besproken in een voorgaand rapport (Dockx et al., 2015a). In mei 2014

werd reeds een gelijkaardige vragenlijst afgenomen in het eerste jaar van de eerste graad van het secundair onderwijs (Dockx et al., 2015b).

Deze vragenlijst voor klastitularissen is één van de verschillende vragenlijsten die worden afgenomen binnen het LiSO-project. Er worden ook vragenlijsten afgenomen van leerlingen, vakleerkrachten, ouders en directies om meer te weten te komen over de verschillende factoren die schoolloopbanen mogelijk verklaren. Naast deze vragenlijsten worden er van de leerlingen op verschillende tijdstippen toetsen voor wiskunde, Nederlands en Frans afgenomen in functie van de schoolse prestaties van leerlingen. De vragenlijst voor klastitularissen kan niet los gezien worden van deze instrumenten. In hoofdstuk 1 wordt de opbouw van de vragenlijst kort toegelicht. In hoofdstuk 2 wordt vervolgens de afnameprocedure van de klastitularisvragenlijst beschreven. In hoofdstuk 3 worden de

responsgegevens besproken. In hoofdstuk 4 worden de statistische kenmerken besproken van de items en schalen opgenomen in de klastitularisvragenlijst.

In bijlage 1 wordt de mail voor de klastitularissen voor de afname van de klastitularisvragenlijst weergegeven. Deze mail had als doel de klastitularis te informeren over de start en de inhoud van de klastitularisvragenlijst. Tevens stond hierin de persoonlijke weblink van de leerkracht. In deze mail stond ook beschreven wat de einddatum was om de klastitularisvragenlijst in te vullen.

(10)

In bijlage 2 wordt de mail voor de LiSO-contactpersonen weergegeven die informeert over de verschillende digitale vragenlijsten (waaronder de klastitularisvragenlijst).

In bijlage 3 wordt weergegeven hoe de vragenlijst voor klastitularissen in de praktijk werd afgenomen in Websurvey.

(11)

| 3

Hoofdstuk 1 Opbouw van de vragenlijst

De theoretische achtergronden van de schalen/items in de vragenlijst voor klastitularissen werden al besproken in het rapport over de instrumentontwikkeling van deze vragenlijst (Dockx et al., 2015a). Tabel 1 geeft een overzicht van de schalen/items. We merken op dat alle bevraagde thema’s per leerling gesteld worden. Concreet houdt dit in dat de vragen meermaals gesteld worden, namelijk per leerling waarvan de leerkracht klastitularis is.

Tabel 1

Overzicht thema’s en schalen/items vragenlijst voor klastitularissen

Thema Schaal/item

Verwachtingen Verwachtingen over prestaties

Verwachtingen over de lange termijn schoolloopbaan

Participatie Coöperatieve participatie Onafhankelijke participatie Werkhouding Leraar-leerlingrelatie Nabijheid Conflict Zorg op school Diagnose Welke diagnose Extra ondersteuning

(12)

Hoofdstuk 2 Afnameprocedure

klastitularisvragenlijst mei 2015

De vragenlijst voor klastitularissen is een digitale vragenlijst en werd afgenomen door middel van

Websurvey (zie instrumentontwikkeling Dockx et al., 2015a). Voor elke leerkracht werd een geïndividualiseerde vragenlijst voorzien op basis van zijn of haar unieke gegevens. Deze unieke

gegevens bestonden uit: de school waarin de leerkracht lesgaf, de klas(sen) waarvan de leerkracht klastitularis was en de leerlingen die in deze klassen zaten. Dankzij deze unieke gegevens werden de schoolnamen, klasnamen en leerlingen automatisch in de vragenlijst weergegeven. Voor elke

leerkracht was er dus een persoonlijke weblink.

2.1 Verspreiding van de vragenlijsten

De verspreiding van de vragenlijst voor klastitularissen gebeurde op volgende wijze. Elke leerkracht ontving zijn persoonlijke weblink voor zijn geïndividualiseerde vragenlijst voor klastitularissen. De

weblink naar deze vragenlijst werd per mail verstuurd naar de klastitularissen (bijlage 1). In deze

e-mail stond onder meer informatie over de inhoud van deze vragenlijst en de einddatum van deze vragenlijst. Ook naar de LiSO-contactpersoon werd een mail gestuurd met onder meer informatie over de inhoud van de verschillende digitale vragenlijsten en de einddatum van deze vragenlijsten (bijlage 2). De klastitularisvragenlijst was immers niet de enige digitale vragenlijst die werd afgenomen. Naast deze vragenlijst werd tijdens dezelfde periode ook een vakleerkrachtenvragenlijst en directievragenlijst afgenomen. Sommige klastitularissen hebben ook deze andere vragenlijsten moeten invullen.

2.2 Afnameprocedure klastitularisvragenlijst

Wanneer de klastitularissen de weblink ontvingen via mail, dienden zij eerst de instructies in de mail te lezen. Vervolgens dienden zij op de weblink te klikken en de instructies vanuit Websurvey te volgen. We beschrijven hier kort de onderdelen die zij moesten doorlopen om de klastitularisvragenlijst in te vullen:

- De klastitularissen kregen eerst informatie over het LiSO-project, de klastitularisvragenlijst zelf, de bescherming van de privacy, hoe de vragenlijst in te vullen en de contactgegevens van het LiSO-project.

- Vervolgens kregen de klastitularissen een overzicht van de leerlingen in hun klas. Indien nodig konden de klastitularissen ontbrekende leerlingen toevoegen. Indien de lijst met leerlingen geheel foutief was, werd aangeraden om contact op te nemen met het LiSO-team.

- Vervolgens kregen de klastitularissen de vragen per leerling te zien. Alle vragen waren hierbij verplicht om in te vullen; er konden dus geen vragen open gelaten worden. De vragen over de zorg van leerlingen werden enkel geactiveerd indien de leerkracht aanduidde dat een leerling

(13)

Technische rapportering klastitularisvragenlijst | 5

een diagnose had waarvoor ondersteuning nodig was in de klas. Bij elke individuele leerling kon ook worden aangeduid dat deze leerling niet (meer) in de klas van de klastitularis zat. - Vervolgens kregen de klastitularissen vragen over hun ‘achtergrondgegevens’. Alle vragen

waren hierbij verplicht in te vullen, er konden dus geen vragen open gelaten worden. Dit is uitgezonderd de vraag naar hun stamboeknummer, deze was niet verplicht om in te vullen. - Wanneer alle vragen voor alle leerlingen waren ingevuld, werd de optie voorzien om vragen

of opmerkingen te schrijven omtrent het LiSO-project of de klastitularisvragenlijst. Daarna

konden de leerkrachten op ‘versturen’ klikken om alle antwoorden door te sturen. We merken hierbij op dat de antwoorden reeds werden opgeslagen per afgewerkt onderdeel tijdens het invullen van de vragenlijst. Er moet dus niet noodzakelijk op ‘versturen’ geklikt worden opdat het LiSO-project de antwoorden van de leerkrachten kan ontvangen. Tevens hebben we hierdoor in de databank ook enkele slechts gedeeltelijk ingevulde vragenlijsten. In sommige klassen zijn er dus voor enkele leerlingen antwoorden, terwijl deze er voor andere leerlingen niet zijn.

- Hierna werden de klastitularissen bedankt voor hun medewerking, werd nogmaals het gebruik van de gegevens en de bescherming van de privacy uitgelegd en werden de contactgegevens van het LiSO-project opnieuw meegedeeld.

Wanneer de klastitularissen hun vragenlijst hadden ingevuld, kregen zij een bedankingsmail Wanneer de afnameperiode was afgelopen, kreeg ook de LiSO-contactpersoon een bedankingsmail.

In bijlage 3 wordt de klastitularisvragenlijst weergegeven en wordt er per schermafdruk een uitgebreide toelichting voorzien over het doel en de inhoud van elk onderdeel van de vragenlijst.

(14)

Hoofdstuk 3 Responsgegevens en afnamedata

klastitularisvragenlijst mei 2015

3.1 Responsgegevens

De totale LiSO-steekproef op 1 mei van het tweede leerjaar secundair onderwijs bestond uit 6.629 leerlingen in 444 klassen in 51 scholen (bestaande uit 70 instellingsnummers). Binnen de steekproef waren 5.585 leerlingen in 350 klassen ingeschreven in het tweede leerjaar A (2A) en 1044 leerlingen in 94 klassen ingeschreven in het beroepsvoorbereidend leerjaar (BVL). In tabel 2 wordt de steekproef

van leerlingen en steekproef van klassen weergegeven.

Tabel 2

Steekproef mei 2015

Stroom N leerlingen (%) N klassen (%) 2A 5.585 (84,25%) 350 (78,83%) BVL 1.044 (15,75%) 94 (21,17%)

TOTAAL 6.629 (100%) 444 (100%)

Van het totaal aantal scholen in de LiSO-steekproef namen er 50 deel aan de klastitularisvragenlijst van mei 2015. Eén school nam dus niet deel aan de afname van de klastitularisvragenlijst. Deze school had op 1 mei 2015 een populatie van 267 leerlingen in 14 klassen. Deze leerlingen behoorden allemaal tot het tweede leerjaar A. Zo komen we tot de substeekproef voor de klastitularisvragenlijst die op 1 mei 2015 bestond uit 6.362 leerlingen in 430 klassen, met 5.318 leerlingen in 336 klassen in het tweede leerjaar A en 1.044 leerlingen in 94 klassen in het beroepsvoorbereidend leerjaar. In tabel 3 wordt de substeekproef van leerlingen en klassen weergegeven.

De respons van deze vragenlijst wordt zowel op klasniveau als leerlingniveau berekend. Op klasniveau wordt een ingediende klastitularisvragenlijst als een positieve respons beschouwd wanneer alle

vragen voor minstens 1 leerling van de klas werden beantwoord. In tabel 3 wordt de respons op

klasniveau in de substeekproef weergegeven. Op leerlingniveau wordt een ingediende klastitularisvragenlijst beschouwd als een positieve respons wanneer alle vragen van de betrokken

leerling waren ingevuld. Om technische redenen was het enkel mogelijk dat ofwel alle vragen ofwel

geen vragen van één leerling werden ingevuld. Het is dus onmogelijk dat er leerlingen zijn waarvan

slechts enkele vragen zijn ingevuld. In tabel 3 wordt tevens de respons op leerling- en klasniveau in de

(15)

Technische rapportering klastitularisvragenlijst | 7

3.2 Afnamedata

De leerkrachten/scholen kregen vanaf 28 april tot en met 7 juni de tijd om de klastitularisvragenlijst in te vullen. Meestal werd hieraan voldaan, maar in een aantal gevallen werden de vragenlijsten aanzienlijk later ingevuld (tot en met 22 juni). In tabel 4 wordt weergegeven voor hoeveel leerlingen en klassen de afnamedatum van 7 juni overschreden werd.

Tabel 4

Overschrijding uiterste afnamedatum

Stroom N klassen (%) N leerlingen (%) Afname 28/04 - 07/06 Afname 08/06 - 22/06 Afname 28/04 - 07/06 Afname 08/06 - 22/06 2A 225/240 (93,75%) 15/240 (6,25%) 3.549/3.763 (94,31%) 214/3.763 (5,69%) BVL 64/65 (98,46%) 1/65 (1,54%) 671/687 (97,67%) 16/687 (2,33%) TOTAAL 289/305 (94,75%) 16/305 (5,25%) 4.220/4.450 (94,83%) 230/4.450 (5,17%)

Dit betekent dat er sprake is van een zeer lange periode waarin de vragenlijsten werden ingevuld (van 28 april tot en met 22 juni). Dit kan de vergelijkbaarheid van de uitkomsten tussen verschillende leerlingen en leerkrachten in het gedrang brengen. We verwachten immers dat de uitkomsten bij de klastitularisvragenlijsten die na 7 juni werden afgenomen niet meer dezelfde situatie van de leerlingen omschrijven als de leerlingen waarvoor tot en met 7 juni de vragenlijst werd ingevuld.

Het is dan ook cruciaal dat de grote spreiding van afnamedata niet leidt tot een vertekening van de resultaten. Daarom werden alle volgende analyses in dit rapport zowel uitgevoerd met als zonder de klastitularisvragenlijsten die na 7 juni werden ingevuld. Equivalente resultaten werden steeds bekomen en er was geen indicatie van vertekening. Om deze reden worden enkel de resultaten

besproken waarbij alle klastitularisvragenlijsten opgenomen zijn. In figuur 1 wordt de cumulatieve

Tabel 3

Responsgegevens op klas- en leerlingniveau

Stroom N Klassen(%) N leerlingen (%) Substeekproef klasniveau Respons klasniveau (binnen de substeekproef) Substeekproef leerlingniveau Respons leerlingniveau (binnen de substeekproef) 2A 336/350 (96,00%) 240/336 (71,43%) 5.318/5.585 (95,22%) 3.763/5.318 (70,76%) BVL 94/94 (100%) 65/94 (69,15%) 1.044/1.044 (100%) 687/1.044 (65,80%) TOTAAL 430/444 (96,85%) 305/430 (70,93%) 6.362/6.629 (95,80%) 4.450/6.362 (69,95%)

(16)

frequentieverdeling weergegeven van de afnamedata van de klassen behorende tot het tweede

leerjaar A. Deze grafiek geeft per dag weer voor hoeveel klassen de klastitularisvragenlijsten tot dan toe werden ingevuld.

Figuur 1

Cumulatieve frequentieverdeling invuldata klassen 2A

In figuur 2 wordt de cumulatieve frequentieverdeling weergegeven van de afnamedata van de klassen behorende tot het beroepsvoorbereidend leerjaar.

(17)

Technische rapportering klastitularisvragenlijst | 9

Figuur 2

Cumulatieve frequentieverdeling invuldata klassen BVL

In tabel 5 worden percentiel 10, percentiel 25, de mediaan, percentiel 75 en percentiel 90 van de afnamedata weergegeven. De percentielen van de afnamedata geven weer op welke datum voor minstens 10%, 25%, 75% of 90% van de klassen een klastitularisvragenlijst werd ingevuld. De mediaan geeft weer wanneer voor minstens 50% van de klassen een klastitularisvragenlijst werd ingevuld, deze is dus gelijk aan percentiel 50. Hier zien we dat minstens 50% van de klassen in het tweede leerjaar A een ingevulde vragenlijst had tussen 05/05 en 28/05. Voor het beroepsvoorbereidend leerjaar werd minstens 50% van de vragenlijsten ingevuld tussen 02/05 en 23/05. Minstens 90% van de vragenlijsten van het tweede leerjaar A werd ingevuld tot en met 07/06, terwijl minstens 90% van de vragenlijsten van het beroepsvoorbereidend leerjaar werd ingevuld tot en met 03/06.

Tabel 5

Verdelingskenmerken afnamedata 2A en BVL

Stroom P10 P25 P50 P75 P90

2A 29/04 05/05 21/05 28/05 07/06

BVL 28/04 02/05 20/05 23/05 03/06

In de databank van het LiSO-project wordt steeds bijgehouden wanneer de vragenlijst voor een specifieke klas werd voltooid. Deze datum kan dan ook steeds opgenomen worden als variabele.

(18)

Hoofdstuk 4 Statistische kenmerken van items en

schalen

In de klastitularisvragenlijst worden verschillende items opgenomen. Elk item meet daarbij een bepaald concept of een bepaalde mening van een klastitularis. De meeste items moeten beantwoord worden met een Likertschaal. Wanneer deze items naar hetzelfde concept of dezelfde mening peilen, vormen deze items samen een schaal. Op basis van de antwoorden op de Likertschalen van de items behorende tot een schaal kan een schaalscore per leerling berekend worden.

Het proces waarbij een schaal wordt opgesteld op basis van verschillende items noemen we

schaalconstructie. De schalen worden als volgt berekend: de scores op de verschillende items van een

schaal worden opgeteld en vervolgens gedeeld door het aantal items dat tot de schaal behoort. Op deze manier is de maximale (minimale) schaalscore gelijk aan de maximale (minimale) score op één item.

Van de individuele items die beantwoord worden met een Likertschaal worden de volgende

descriptieve kenmerken besproken: het aantal leerlingen waarvoor de klastitularissen een geldig

antwoord gaven (N), het gemiddelde (M), de spreiding (standaarddeviatie: SD) en de item-totaalcorrelatie (Rit). De item-totaalcorrelatie wordt hierbij berekend als de correlatie tussen het item en het totaal van de andere items die tot dezelfde schaal behoren. Van de schaal zelf worden de volgende kenmerken besproken: het aantal leerlingen waarvoor de klastitularissen een geldig antwoord gaven (N), het gemiddelde (M), de spreiding (SD), de scheefheid en de Cronbachs alfa. Hoe deze maten geïnterpreteerd dienen te worden, geven we hier weer:

- Het aantal leerlingen waarvoor de klastitularissen een geldig antwoord gaven (N) dient steeds zo hoog mogelijk te zijn. Een relatief lage respons voor een bepaald item (of bepaalde schaal) wijst op moeilijkheden met dit item (of items behorende tot een schaal). Er moet dan zeer voorzichtig worden omgegaan met de interpretatie van dit item (deze schaal).

- Een laag of hoog gemiddelde (M) kan wijzen op sociale wenselijkheid. Tevens kan het zijn dat de antwoordtendens duidt op een uitzonderlijke situatie of een zeldzaam gedrag. Een zeer laag of hoog gemiddelde kan echter ook een interessante observatie op zich zijn. Er moet ingedachte gehouden worden dat de meeste items op een Likertschaal van vijf punten bevraagd worden, hierbij is er dus een theoretisch minimum en theoretisch maximum van respectievelijk één en vijf.

- De spreiding (SD) is een maat die weergeeft hoe groot de verschillen zijn tussen de antwoorden van de respondenten. In het geval van individuele items beschouwen we een standaarddeviatie kleiner dan één als klein. Items met een extreem gemiddelde hebben vaak ook een lagere spreiding.

- De item-totaalcorrelatie (Rit) is de correlatie tussen een item en het totaal van de andere items die tot dezelfde schaal behoren als dat item. Een hoge item-totaalcorrelatie wijst erop dat het item het te meten concept relatief zuiver meet. Een lage item-totaalcorrelatie wijst erop dat het item een minder goede meting is van het te meten concept.

(19)

Technische rapportering klastitularisvragenlijst | 11

- De Cronbachs alfa is een maat voor betrouwbaarheid of interne consistentie. Deze wordt berekend op basis van de correlatie tussen de verschillende items van een schaal en de somscore van deze items. Deze maat is sterk verwant aan de item-totaalcorrelatie. Hoe dichter bij 1, hoe meer betrouwbaar de schaal is. Hierbij is wat als voldoende betrouwbaar beschouwd wordt grotendeels afhankelijk van de context waarin men de schaal gebruikt. In dit technisch rapport kiezen we ervoor om de meest gangbare cutoff van 0,70 te hanteren om een schaal als voldoende betrouwbaar te beschouwen (Lance, Butts & Michels, 2006).

- De scheefheid geeft de mate van afwijking weer van de normale verdeling. Een normale verdeling heeft daarbij de waarde 0, een links-scheve verdeling heeft een negatieve waarde en een rechts-scheve verdeling heeft een positieve waarde. Bij een waarde groter dan +/- 0,5 zeggen we dat de verdeling afwijkt van de normale verdeling.

Voor de items waarbij geantwoord dient te worden met een Likertschaal, maar die niet behoren tot

een schaal worden enkel het gemiddelde en de standaarddeviatie besproken. Tevens wordt hierbij de

relatieve antwoordfrequentie per punt in de Likertschaal weergegeven. Voor items waarbij gekozen moet worden tussen verschillende antwoordcategorieën wordt enkel de relatieve frequentie per antwoordcategorie weergegeven.

In sommige gevallen heeft een item dat behoort tot een schaal een tegengestelde betekenis tot de schaal zelf, het item heeft dan een negatieve relatie met zijn schaal. In dit geval wordt de schaal steeds

geïnverteerd: score 5 wordt score 1, score 4 wordt score 2, score 3 blijft score 3, score 2 wordt score

4 en score 1 wordt score 5. Deze items worden in de tabellen steeds aangeduid met een '(-)'. De descriptieve kenmerken van een item dat een tegengestelde betekenis heeft met zijn schaal worden steeds op de inverse van dit item berekend.

In bijlage 4 worden de histogrammen weergegeven van de schalen opgenomen in de klastitularisvragenlijst.

Dit hoofdstuk heeft enkel als doel de technische resultaten en beschrijvende kenmerken van de

schalen en items behorende tot de klastitularisvragenlijst weer te geven. Er worden hierbij dan ook geen verklaringen gegeven over de gevonden resultaten. Hiervoor zijn meer gedetailleerde onderzoeken nodig met bijhorende theoretische kaders en statistische analyses.

4.1 Statistische kenmerken van items en schalen

klastitularisvragenlijst mei 2015

In deze sectie worden de statistische kenmerken van de items en schalen besproken die onderdeel zijn van de klastitularisvragenlijst.

4.1.1 Verwachtingen

In de klastitularisvragenlijst staan verschillende vragen die peilen naar de verwachtingen die de klastitularis heeft over de leerlingen. Er wordt gekeken naar verwachtingen over prestaties door middel van een schaal. Tevens worden er enkele vragen gesteld over de lange termijn verwachtingen over de schoolloopbaan.

De klastitularissen krijgen eerst enkele vragen over hun verwachtingen van de prestaties van leerlingen. Alle items van deze schaal hebben geen extreem gemiddelde. 1 item heeft een kleine

(20)

spreiding. Item VERWACHT_01 heeft een problematisch lage item-totaalcorrelatie (tabel 6). De schaal in zijn geheel heeft een hoge betrouwbaarheid, geen extreem gemiddelde en volgt een links-scheve verdeling (tabel 7). Het verwijderen van VERWACHT_01 zou leiden tot een hogere betrouwbaarheid van de schaal tot 0,96. Deze betrouwbaarheid ligt in de lijn van voorgaand onderzoek (Van Den Bergh, Denessen, Hornstra, Voeten & Holland, 2010) en de vorige afname in het LiSO-project (Dockx et al., 2015b).

Tabel 6

Items verwachtingen over prestaties

Vraag: “Hieronder staan verschillende stellingen over deze leerling. Gelieve voor elke stelling aan te geven in hoeverre u het eens bent met de stelling. Denk niet te lang na, maar duid uw eerste idee aan.”

Nr. Item N M SD Rit

VERWACHT_01 Hij of zij is een slimme leerling. 4450 3,72 0,95 0,71 VERWACHT_02 Hij of zij zal waarschijnlijk een goed schoolrapport

hebben op het einde van dit schooljaar. 4450 3,82 1,10 0,90 VERWACHT_03 Hij of zij presteert goed op school. 4450 3,70 1,07 0,91 VERWACHT_04 Hij of zij zal waarschijnlijk een succesvolle

schoolloopbaan hebben. 4450 3,76 1,01 0,89

Antwoordschaal is een Likertschaal met 5 punten: 1=helemaal oneens; 2=oneens; 3=noch eens, noch oneens; 4=eens; 5=helemaal eens

Tabel 7

Schaal verwachtingen over prestaties

Schaal N M SD Scheefheid Min. Max. Cronbachs alfa VERWACHT_Schaal 4450 3,75 0,94 -0,58 1 5 0,94

Vervolgens kregen de klastitularissen ook verschillende vragen over de langetermijnverwachtingen van hun leerlingen. Het is daarbij opvallend dat bij de meeste leerlingen verwacht wordt dat zij zullen afstuderen in het ASO, TSO of BSO met 95,8% (tabel 8). De andere mogelijkheden (zonder getuigschrift, KSO, DBSO, BuSO) worden veel minder vaak vermeld. We zien ook dat bij de meeste leerlingen verwacht wordt zij een opleiding in het hoger onderwijs zullen volgen met 67,9%. Toch is het opvallend dat nu reeds bij 13,3% van de leerlingen verwacht wordt dat zij zullen stoppen met studeren en zullen gaan werken (tabel 9). Verder is het opmerkelijk dat bij 36,0% van de leerlingen de kans eerder klein tot zeer klein wordt ingeschat dat ze ooit een diploma hoger onderwijs halen (tabel 10). Deze resultaten liggen in de lijn van de vorige afname in het LiSO-project (Dockx et al., 2015b).

(21)

Technische rapportering klastitularisvragenlijst | 13

Tabel 8

Items verwachtingen over de langetermijnschoolloopbaan 1

LOOPBAANSO Vraag: “Volgens mij zal deze leerling afstuderen in het secundair onderwijs in

deze onderwijsvorm”: N %

zonder getuigschrift de school verlaten 79 1,8

afstuderen in het DBSO 22 0,5

afstuderen in het ASO 1920 43,1

afstuderen in het BSO 951 21,4

afstuderen in het KSO 61 1,4

afstuderen in het TSO 1395 31,3

afstuderen in het BuSO 22 0,5

Tabel 9

Items verwachtingen over de langetermijnschoolloopbaan 2

LOOPBAANNASO “Volgens mij zal deze leerling na het secundair onderwijs:” N %

Stoppen met studeren en werken 593 13,3

Een korte specialisatie volgen (vb. 7de jaar BSO) 836 18,8 Een opleiding aan de hogeschool volgen 2069 46,5 Een opleiding aan de universiteit volgen 952 21,4

Tabel 10

Items verwachtingen over de langetermijnschoolloopbaan 3

LOOPBAANHO “De kans dat dit kind ooit een diploma hoger onderwijs haalt acht ik:” N %

zeer klein 496 11,1

eerder klein 1108 24,9

eerder groot 1770 39,8

zeer groot 1076 24,2

4.1.2 Participatie

De klastitularisvragenlijst bevat ook verschillende vragen die peilen naar de participatie van leerlingen. Er wordt hiervoor gebruikt gemaakt van 3 schalen: coöperatieve participatie, onafhankelijke participatie en werkhouding.

De klastitularissen krijgen eerst enkele vragen over hoe ze de coöperatieve participatie van elke leerling ervaren. Alle items van deze schaal hebben een hoog gemiddelde en een lage spreiding (tabel 11). De schaal in zijn geheel heeft een goede betrouwbaarheid, een hoog gemiddelde en volgt een

(22)

links-scheve verdeling (tabel 12). Deze betrouwbaarheid ligt in de lijn van het SiBO-project1 (Maes, Van Damme & Verschueren, 2008) en de vorige afname in het LiSO-project (Dockx et al., 2015b).

Tabel 11

Items coöperatieve participatie

Vraag: “Hieronder staan verschillende stellingen over deze leerling. Gelieve voor elke stelling aan te geven in hoeverre u het eens bent met de stelling. Denk niet te lang na, maar duid uw eerste idee aan.”

Nr. Item N M SD Rit

COOPPART_01 Hij of zij doet wat de leerkracht vraagt. 4450 4,07 0,88 0,77 COOPPART_02 Hij of zij maakt verantwoordelijk gebruik van

klasmateriaal. 4450 4,07 0,83 0,70

COOPPART_03 Hij of zij is goed handelbaar voor de leerkracht. 4450 4,25 0,79 0,74 COOPPART_04 Hij of zij aanvaardt het gezag van de leerkracht. 4450 4,30 0,69 0,74 Antwoordschaal is een Likertschaal met 5 punten: 1=helemaal oneens; 2=oneens; 3=noch eens, noch oneens; 4=eens; 5=helemaal eens

Tabel 12

Schaal coöperatieve participatie

Schaal N M SD Scheefheid Min. Max. Cronbachs alfa COOPPART_Schaal 4450 4,17 0,68 -0,89 1 5 0,88

De klastitularissen krijgen vervolgens enkele vragen over hoe ze de onafhankelijke participatie van individuele leerlingen ervaren. Alle items van deze schaal hebben een niet extreem gemiddelde terwijl de spreiding van 2 items eerder klein is (tabel 13). De schaal in zijn geheel heeft een goede betrouwbaarheid, een niet extreem gemiddelde en volgt een normale verdeling (tabel 14). Deze betrouwbaarheid ligt in de lijn van het SiBO-project (Cortois, Van Damme & Verschueren, 2010) en de voorgaande afname in het LiSO-project (Dockx et al, 2015b).

1 Het SiBO-project is een afkorting voor het project ‘Schoolloopbanen in het Basisonderwijs’. Dit project is een longitudinaal

(23)

Technische rapportering klastitularisvragenlijst | 15

Tabel 13

Items onafhankelijke participatie

Vraag: “Hieronder staan verschillende stellingen over deze leerling. Gelieve voor elke stelling aan te geven in hoeverre u het eens bent met de stelling. Denk niet te lang na, maar duid uw eerste idee aan.”

Nr. Item N M SD Rit

ONPART_01 Hij of zij zoekt uitdagingen. 4450 3,05 1,03 0,68 ONPART_02 Hij of zij is zelfbepalend, stelt eigen doelen. 4450 3,21 0,99 0,67 ONPART_03 Hij of zij werkt onafhankelijk. 4450 3,60 0,99 0,70 ONPART_04R Hij of zij heeft veel hulp en leiding nodig. (-) 4450 3,04 1,15 0,64 Antwoordschaal is een Likertschaal met 5 punten: 1=helemaal oneens; 2=oneens; 3=noch eens, noch oneens; 4=eens; 5=helemaal eens

Tabel 14

Schaal onafhankelijke participatie

Schaal N M SD Scheefheid Min. Max. Cronbachs alfa ONPART_Schaal 4450 3,22 0,86 -0,06 1 5 0,84

Als laatste binnen het thema participatie krijgen de klastitularissen enkele vragen over hoe ze de werkhouding van individuele leerlingen inschatten. Alle items van deze schaal hebben een niet extreem gemiddelde en een redelijke spreiding (tabel 15). De schaal in zijn geheel heeft een goede betrouwbaarheid, een niet extreem gemiddelde en volgt een normale verdeling (tabel 16). Deze betrouwbaarheid ligt in de lijn van het SiBO-project (Maes, Van Damme & Verschueren, 2008) en de voorgaande afname in het LiSO-project (Dockx et al, 2015b).

Tabel 15

Items werkhouding

Vraag: “Hieronder staan verschillende stellingen over deze leerling. Gelieve voor elke stelling aan te geven in hoeverre u het eens bent met de stelling. Denk niet te lang na, maar duid uw eerste idee aan.”

Nr. Item N M SD Rit

WERKH_01R Hij of zij denkt al gauw dat zijn/haar werk af is. (-) 4450 3,09 1,19 0,78 WERKH_02 Hij of zij werkt nauwkeurig. 4450 3,54 1,09 0,72 WERKH_03R Hij of zij geeft snel op als iets niet lukt. (-) 4450 3,25 1,16 0,72 Antwoordschaal is een Likertschaal met 5 punten: 1=helemaal oneens; 2=oneens; 3=noch eens, noch oneens; 4=eens; 5=helemaal eens

Tabel 16

Schaal werkhouding

Schaal N M SD Scheefheid Min. Max. Cronbachs alfa

(24)

4.1.3 Leraar-leerlingrelatie

In de klastitularisvragenlijst worden verschillende vragen opgenomen die peilen naar de leerlingrelatie. Er wordt hiervoor gebruikt gemaakt van een schaal over nabijheid in de leraar-leerlingrelatie en een schaal over conflict in de leraar-leraar-leerlingrelatie.

De klastitularissen krijgen enkele vragen over de nabijheid in hun individuele leraar-leerlingrelaties. Alle items van deze schaal hebben een niet extreem gemiddelde terwijl 2 items een lage spreiding hebben (tabel 17). De schaal in zijn geheel heeft een voldoende betrouwbaarheid, een niet extreem gemiddelde en volgt een normale verdeling (tabel 18). De betrouwbaarheid in deze afname is enigszins lager in de vorige afname in het LiSO-project (Dockx et al., 2015b).

Tabel 17

Items nabijheid

Vraag: “Hieronder staan verschillende stellingen over deze leerling. Gelieve voor elke stelling aan te geven in hoeverre u het eens bent met de stelling. Denk niet te lang na, maar duid uw eerste idee aan.”

Nr. Item N M SD Rit

NABIJ_01 Ik heb een hartelijke, warme relatie met deze leerling. 4450 3,73 0,89 0,70 NABIJ_02 Deze leerling praat openhartig met mij over zijn/haar

gevoelens en ervaringen. 4450 3,13 1,08 0,54

NABIJ_03 De omgang met deze leerling geeft mij een gevoel van

effectiviteit en zelfvertrouwen. 4450 3,51 0,91 0,56 Antwoordschaal is een Likertschaal met 5 punten: 1=helemaal oneens; 2=oneens; 3=noch eens, noch oneens; 4=eens; 5=helemaal eens

Tabel 18

Schaal nabijheid

Schaal N M SD Scheefheid Min. Max. Cronbachs alfa

NABIJ_Schaal 4450 3,46 0,79 -0,31 1 5 0,76

De klastitularissen krijgen vervolgens enkele vragen over het conflict in hun individuele leraar-leerlingrelaties. 2 items van deze schaal hebben een laag gemiddelde terwijl alle items een voldoende spreiding hebben. Item CONFL_01 heeft een problematisch lage item-totaalcorrelatie (tabel 19). De schaal in zijn geheel heeft een goede betrouwbaarheid, eerder laag gemiddelde en volgt een rechts-scheve verdeling (tabel 20). Het verwijderen van CONFL_01 zou leiden tot een iets hogere betrouwbaarheid van de schaal tot 0,84. Er moet hierbij echter vermeld worden dat een schaal met 3 items robuuster is dan een schaal met 2 items, desondanks de iets lagere betrouwbaarheid. Tevens wordt het aangeraden een Cronbachs alfa enkel te berekenen op schalen bestaande uit 3 items of meer (Eisinga, Te Grotenhuis & Pelzer, 2013). De betrouwbaarheid in deze afname ligt in de lijn van de vorige afname in het LiSO-project (Dockx et al., 2015b).

(25)

Technische rapportering klastitularisvragenlijst | 17

Tabel 19

Items conflict

Vraag: “Hieronder staan verschillende stellingen over deze leerling. Gelieve voor elke stelling aan te geven in hoeverre u het eens bent met de stelling. Denk niet te lang na, maar duid uw eerste idee aan.”

Nr. Item N M SD Rit

CONFL_01 De omgang met deze leerling vergt veel energie van mij. 4450 2,34 1,17 0,60 CONFL_02 Als deze leerling slecht gehumeurd is, weet ik dat het een

lange en moeilijke les gaat worden. 4450 1,87 1,01 0,72 CONFL_03 De gevoelens van deze leerling tegenover mij kunnen

geheel onvoorspelbaar zijn of abrupt omslaan. 4450 1,89 1,01 0,72 Antwoordschaal is een Likertschaal met 5 punten: 1=helemaal oneens; 2=oneens; 3=noch eens, noch oneens; 4=eens; 5=helemaal eens

Tabel 20

Schaal conflict

Schaal N M SD Scheefheid Min. Max. Cronbachs alfa

CONFL_Schaal 4450 2,03 0,92 0,91 1 5 0,82

4.1.4 Zorg op school

De klastitularissen krijgen op het einde van een vragenreeks voor een individuele leerling ook enkele vragen over zorg op school voor deze leerling.

De klastitularis moet eerst aanduiden of de leerling (een) specifieke diagnose(s) heeft waarvoor hij of zij extra ondersteuning nodig heeft in de klas. Bij 14,5% van de leerlingen is dit het geval (tabel 21). Vervolgens kunnen de klastitularissen aanduiden om welke diagnose(s) het gaat. Hierbij zijn dyslexie (5,9%), dyscalculie (2,5%), autisme (ASS) (2,4%) en ADHD (1,8%) de vaakst aangeduide specifieke diagnoses. We merken ook op dat de nieuwe antwoordcategorieën (ADD en Dysorthografie) (Dockx et al., 2015a) worden aangeduid voor een aanzienlijk deel van de leerlingen met (een) specifieke diagnose(s). Er zijn ook verschillende leerlingen waarbij meerdere diagnoses werden aangeduid (tabel 22). Wanneer klastitularissen aanduiden dat er een andere diagnose is waarvoor ondersteuning geboden wordt, dienen zij in te vullen welke diagnose dit is (tabel 23). Deze antwoorden zijn opgenomen in de LiSO-databank, maar worden hier niet vermeld. De klastitularissen vullen ook in welke ondersteuning aan de leerlingen met specifieke diagnoses geboden werd (tabel 24). Ook deze antwoorden zijn opgenomen in de LiSO-databank.

Tabel 21

Diagnose

DIAGNOSE “Heeft deze leerling een specifieke diagnose waarvoor hij/zij extra ondersteuning

nodig heeft in de klas?” N %

Ja 644 14,5

(26)

Tabel 22

Welke diagnose: keuzeopties

“[Indien op de eerste vraag ja werd geantwoord] Welke diagnose(s) heeft deze

leerling?” N % DIAG_ADHD ADHD 82 1,8 DIAG_ADD ADD 38 0,9 DIAG_DYSLEXIE Dyslexie 261 5,9 DIAG_DYSORTHO Dysorthografie 73 1,6 DIAG_DYSCALC Dyscalculie 113 2,5

DIAG_ASS Autisme (ASS) 109 2,4

DIAG_HOOGBEG Hoogbegaafdheid 17 0,4

DIAG_NLD Niet-verbale leerstoornis (NLD) 10 0,2

DIAG_ANDER Andere 121 2,7

Tabel 23

Welke diagnose: andere

DIAG_ANDERBESCHR

“[Indien op de tweede vraag andere werd aangeduid] Gelieve aan te vullen welke andere diagnose(s) deze leerling heeft waarvoor hij/zij extra

ondersteuning nodig heeft in de klas:”

N %

[open vraag] 121 2,7

Tabel 24

Extra ondersteuning

ONDERSTEUNING “[Indien op de eerste vraag ja werd geantwoord] Welke extra ondersteuning

geven u en de andere leerkrachten aan deze leerling in de klas?” N %

(27)

Technische rapportering klastitularisvragenlijst | 19

4.2 Samenhang tussen schalen klastitularisvragenlijst mei 2015

Aan de hand van de Pearsons product-moment correlatiecoëfficiënt gaan we de samenhang na tussen de schalen van de klastitularisvragenlijst (Tabel 25). We verwachten hierbij dat schalen die een gelijkaardig concept meten sterker zullen samenhangen dan schalen die ongerelateerde concepten meten. We merken hierbij op dat een mogelijke samenhang tussen schalen niets zegt over een causaal verband tussen de concepten die deze schalen meten. De resultaten in dit onderdeel kunnen beschouwd worden als indicaties voor de validiteit van de verschillende schalen.

Tabel 25

Correlatiematrix schalen klastitularisvragenlijst

Schaal 1 2 3 4 5 6

1. Verwachtingen over prestaties 1 ,56 ,76 ,72 ,48 -,43 2. Coöperatieve participatie 1 ,48 ,62 ,56 -,72 3. Onafhankelijke participatie 1 ,76 ,51 -,40

4. Werkhouding 1 ,53 -,54

5. Nabijheid 1 -,43

6. Conflict 1

Correlaties kleiner dan ,05 zijn niet significant (alfa=,01)

In de correlatiematrix werden de cellen met de hoogste (absolute) correlaties ( ≥ 0,60) grijs gekleurd. Hierbij merken we het volgende op:

1. De hoogste correlatie vinden we tussen de schalen ‘verwachtingen over prestaties’ en ‘onafhankelijke participatie’ (0,76). Hieruit leiden we af dat de verwachtingen over de prestaties van leerlingen sterk positief samenhangen met hoe onafhankelijk participatief de leerlingen ervaren worden.

2. De tweede hoogste correlatie vinden we tussen de schalen ‘onafhankelijke participatie’ en ‘werkhouding’ (0,76). Hieruit leiden we af dat de mate waarbij de leerling als onafhankelijk participatief wordt ervaren sterk positief samenhangt met hoe positief de werkhouding van de leerling ervaren wordt.

3. De volgende hoogste correlatie vinden we tussen de schalen ‘verwachtingen over prestaties’ en ‘werkhouding’ (0,72). Hieruit kunnen we afleiden dat de verwachtingen over de prestaties van leerlingen sterk positief samenhangen met hoe positief de werkhouding van leerlingen ervaren wordt.

4. Tevens vinden we een hoge negatieve correlatie tussen de schalen ‘coöperatieve participatie’ en ‘conflict’ (-0,72). Hieruit kunnen we afleiden dat de mate waarin een leerling als coöperatief participatief ervaren wordt sterk negatief samenhangt met de mate waarin de leerkracht conflict ervaart in zijn of haar relatie met deze leerling.

5. Tot slot vinden we een hoge correlatie tussen de schalen ‘coöperatieve participatie’ en ‘werkhouding’ (0,62). Hieruit kunnen we afleiden dat de mate waarin een leerling als coöperatief participatief ervaren wordt sterk samenhangt met hoe positief de werkhouding van de leerling ervaren wordt.

Opvallend is dat de correlaties tussen de verschillende schalen bij deze afname enigszins hoger zijn dan in de voorgaande afname (Dockx et al., 2015b).

(28)

Omdat we geïnteresseerd zijn in de samenhang tussen de verschillende schalen opteren we er ook voor om een principale componentenanalyse2 uit te voeren op de verschillende schalen. Om tot een goede oplossing te komen volgen we de procedure voor exploratieve factoranalyses beschreven door Costello & Osborne (2005). Deze procedure omvat verschillende stappen. Eerst passen we ‘Cattell’s scree test’ en ‘Kaiser’s criterion’ toe om initiële oplossingen te bekomen. Vervolgens vergelijken we alle oplossingen gaande van één component minder dan de kleinste initiële oplossing tot één component meer dan de grootste initiële oplossing. De auteurs raden aan om tevens alle orthogonaal en obliek geroteerde oplossingen te vergelijken, wij kijken om inhoudelijke redenen echter enkel naar de orthogonaal geroteerde oplossingen. Voor onze gegevens houdt dit in dat we alle varimax orthogonaal geroteerde factoroplossingen met 1 tot en met 3 componenten vergelijken. De oplossing die het best aan de volgende voorwaarden voldoet wordt weerhouden: er moeten zo weinig mogelijk items zijn die tegelijk op meerdere componenten significant laden (1), op elke component moeten minstens 3 items significant laden (2) en items moeten op één van de componenten significant laden (3). We hanteren een cut-off van 0,40 als significante lading. We reduceren hierbij het aantal tot 1 component aangezien dit de inhoudelijk beste oplossing geeft. De resultaten worden weergegeven in tabel 26.

Tabel 26

Componentladingen van alle schalen in de klastitularisvragenlijst

Schalen Componenten

1 1. Verwachtingen over prestaties ,831

2. Coöperatieve participatie ,820 3. Onafhankelijke participatie ,823

4. Werkhouding ,877

5. Nabijheid ,720

6. Conflict -,724

We interpreteren deze component als de mate waarin het schools gedrag van de leerling als positief ervaren wordt. Het opvallend dat bij deze afname een oplossing met 1 component als de beste oplossing bevonden wordt. Dit is in tegenstelling tot de voorgaande afname waarbij een oplossing met 2 componenten als beste oplossing werd bevonden (Dockx et al., 2015b). Wanneer we de oplossing met 2 componenten hier toepassen vinden we wel een gelijkaardige structuur als bij de vorige afname. Echter vinden we dat de schalen ‘werkhouding’ en ‘nabijheid’ crossloaden op beide componenten. ‘Nabijheid’ laadt daarbij in gelijke mate op beide componenten.

4.3 Variantie op leerling-, klas- en schoolniveau

Om na te gaan in welke mate we de schaalscores kunnen beschouwen als een kenmerk van individuele leerlingen, een kenmerk van de klassen of een kenmerk van de scholen hebben we het percentage

variantie op school-, klas- en leerlingniveau geschat. Het percentage variantie per niveau voor elke

schaal wordt weergegeven in tabel 27.

Bij de klastitularisvragenlijst bevindt de meeste variantie voor alle schalen zich op leerlingniveau. Voor alle schalen bevindt zich relatief weinig variantie op schoolniveau. We zien in vergelijking met de vorige afname binnen het LiSO-project (Dockx et al, 2015b) dat de hoeveelheid relatieve variantie op schoolniveau voor ‘Coöperatieve participatie’ is gestegen terwijl deze voor ‘Conflict’ is gedaald.

(29)

Technische rapportering klastitularisvragenlijst | 21

Tabel 27

Geschat percentage van de variantie op school-, klas- en leerlingniveau

Schaal Percentage variantie per niveau School Klas Leerling 1. Verwachtingen over prestaties 4,99% 14,65% 80,36%

2. Coöperatieve participatie 6,85% 25,93% 67,22% 3. Onafhankelijke participatie 3,12% 14,93% 81,95% 4. Werkhouding 2,03% 11,90% 86,07% 5. Nabijheid 3,75% 23,59% 72,66% 6. Conflict 7,29% 26,85% 65,86%

(30)

Bibliografie

Cortois, L., Van Damme, J. & Verschueren, K. (2010) , Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs.

Leerlingvragenlijst zesde leerjaar (schooljaar 2008-2009) SSL/OD1/2010.23, Leuven: Steunpunt

'Studie- en Schoolloopbanen' (SSL).

Dockx J., Stevens E., Custers C., Fidlers I., De Fraine B. & Van Damme J. (2015a), LiSO-project: vragenlijst

voor klastitularissen mei 2015 instrumentontwikkeling, Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen,

Leuven.

Dockx J., Stevens E., Custers C., Fidlers I., De Fraine B. & Van Damme J. (2015b), LiSO-project: vragenlijst

voor klastitularissen mei 2014 technische rapportering, Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen,

Leuven.

Eisinga, R., Te Grotenhuis, M., & Pelzer, B. (2013). The reliability of a two-item scale: Pearson, Cronbach, or Spearman-Brown? International journal of public health, 58(4), 637-642.

Lance, C. E., Butts, M. M., & Michels, L. C. (2006). The Sources of Four Commonly Reported Cutoff Criteria What Did They Really Say?. Organizational Research Methods, 9(2), 202-220.

Maes, F., Van Damme, J. & Verschueren, K. (2008) , Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs

Leerlingvragenlijst vijfde leerjaar (schooljaar 2007-2008) SSL/OD1/2008.10, Leuven: Steunpunt

‘Studie- en Schoolloopbanen’ (SSL).

Vandenberghe, N., de Bilde, J. & Van Damme, J., (2011) , Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs. Basisrapportage leerkrachtenvragenlijst zesde leerjaar (schooljaar 2008‐2009) SSL/OD1/2011.42 , Leuven: Steunpunt 'Studie‐ en Schoolloopbanen' (SSL).

Van Den Bergh, L., Denessen, E., Hornstra, L., Voeten, M., & Holland, R. (2010). The Implicit Prejudiced Attitudes of Teachers: Relations to Teacher Expectations and the Ethnic Achievement Gap. American

(31)

Bijlage 1 Mail klastitularissen

Beste leerkracht van de testschool

Uw school engageerde zich om deel te nemen aan het project Loopbanen in het Secundair

Onderwijs (

www.lisoproject.be

). In het kader van dit project nemen wij ook van alle

klastitularissen in het tweede jaar secundair onderwijs een vragenlijst af. Hiermee willen

wij meer te weten komen over wat leerkrachten denken en verwachten van hun leerlingen. Deze

vragenlijst werd ook afgenomen in het schooljaar 2013-2014 van alle klastitularissen in het

eerste leerjaar. De resultaten van deze vragenlijst bleken cruciaal te zijn om de schoolloopbanen

van leerlingen in het vorige schooljaar te kaderen. Deze vragenlijst is dus belangrijk om een

beeld te krijgen van de schoolloopbanen van leerlingen. Hieronder vindt u meer uitleg over

deze vragenlijst.

Voor wie?

De vragenlijst is bestemd voor alle klastitularissen van het tweede jaar. Volgens onze gegevens

bent u klastitularis in de testschool van testklas.

Hoe deelnemen?

De vragenlijst voor de klastitularissen is een online vragenlijst die u via het internet dient

ingevuld te worden. U kan deelnemen door te klikken op onderstaande link:

[Link websurvey]

Deadline

U kan de vragenlijst invullen tot en met 7 juni 2015.

Hoe lang duurt de vragenlijst?

Neem rustig de tijd om deze vragenlijst in te vullen. Het invullen van de vragenlijst zal ongeveer

2 a 3 minuten per leerling in beslag nemen. De duurtijd is dus afhankelijk van de grootte van

uw klas.

Bescherming van de privacy

Het LiSO-project hecht veel belang aan de bescherming van de privacy van alle betrokken

personen. Het verzamelen en verwerken van de gegevens gebeurt dan ook in overeenstemming

met de Wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte

van de verwerking van persoonsgegevens.

(32)

Indien u technische problemen ondervindt, kan u ons contacteren op het telefoonnummer:

016/32 63 62 (tussen 10u en 17u). Indien u verder nog vragen heeft over het LiSO-project, kan

u de verantwoordelijke onderzoekers, Jonas Dockx en Eef Stevens, contacteren via het

volgende e-mailadres:

info@lisoproject.be

Wij danken u alvast voor uw medewerking,

(33)

Bijlage 2 Mail LiSO-contactpersoon

Beste school,

U heeft de voorbije dagen al het papieren afnamemateriaal voor het LiSO-project ontvangen. Wij hopen dat dit goed is aangekomen en dat er geen problemen zijn. Indien wel, dan mag u ons uiteraard altijd contacteren.

Met deze mail willen wij u laten weten dat ook de online bevraging gestart is.

Overzicht online vragenlijsten

Er zijn drie online vragenlijsten:

1) Alle vakleerkrachten Frans, Nederlands en wiskunde van het 2de jaar werden persoonlijk via e-mail uitgenodigd om een vragenlijst in te vullen. Deze gaat onder meer over hun professionele ontwikkeling, over hoe zij over het leren van leerlingen denken, over de manier waarop zij de leeromgeving vorm geven, over hun eigen functioneren en over de klassen waaraan zij les geven. Het invullen van de vragenlijst duurt ongeveer 40 minuten, afhankelijk van het aantal klassen waaraan de leerkracht les geeft.

2) Alle klastitularissen van het 2de jaar werden eveneens persoonlijk via e-mail uitgenodigd om een vragenlijst in te vullen. We vragen aan de klastitularis om elke leerling afzonderlijk in te schatten. Het invullen van de vragenlijst duurt ongeveer 2 à 3 minuten per leerling.

3) Tot slot werd ook een persoonlijke uitnodiging via e-mail gestuurd naar een aantal leden van de schoolleiding die rechtstreeks betrokken zijn bij de eerste graad. Voor uw school gaat het om volgende perso(o)n(en): [Namen directieleden]. De vragenlijst peilt onder meer leiderschap, schoolbeleid, evaluatie, participatie, samenwerking, schoolklimaat en zorg op school. Het invullen van de vragenlijst duurt ongeveer 45 minuten.

Wat moet u nog doen?

Aangezien wij van alle betrokkenen e-mailadressen ontvingen, hoeft u als LiSO-contactpersoon niets meer te doen. Wel kan u, indien u dit zinvol vindt, de brief in bijlage afprinten en aan de betrokken vakleerkrachten, klastitularissen en schoolleiding bezorgen. Binnen een aantal weken zullen wij u op de hoogte brengen van het verloop van de vragenlijsten. Zo krijgt u een zicht op de respons en kan u de betrokkenen eventueel nog extra motiveren om deel te nemen.

Deadline

Alle vragenlijsten blijven online tot en met 7 juni 2015, met mogelijkheid tot verlenging indien gewenst.

Privacy

Het LiSO-project hecht veel belang aan de bescherming van de privacy van alle betrokken personen. Het verzamelen en verwerken van de gegevens gebeurt dan ook in overeenstemming met de Wet van

(34)

8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. Wij garanderen dat alle gegevens volledig geanonimiseerd worden door een omzetting in codes.

Wat doen bij (technische) problemen

Indien u nog vragen of opmerkingen heeft, mag u ons uiteraard altijd contacteren via

info@lisoproject.be. Indien u technische problemen ondervindt bij de vragenlijst, kan u contact nemen met Jonas Dockx op het nummer 016 32 63 62 (10u-17u).

Wij bedanken u alvast voor alle inspanningen! Met vriendelijke groeten,

(35)

Bijlage 3 Uitwerking vragenlijst voor klastitularissen

in Websurvey

De vragenlijst voor klastitularissen werd afgenomen door middel van Websurvey. Websurvey is de centrale enquêteservice van de KU Leuven voor het aanmaken, uitvoeren en verwerken van webenquêtes. Voor elke klastitularis werd een geïndividualiseerde vragenlijst voorzien. De individualisering bestond uit: de naam van de school van de klastitularis, de naam van de klas van de klastitularis en de leerlingen die in de klas van de klastitularis zaten. In de volgende paragrafen beschrijven we de uitwerking van de vragenlijst voor klastitularissen binnen Websurvey. In deze paragrafen verwijzen we steeds naar de onderdelen B2.1 tot en met B2.6 die de schermafdrukken van de vragenlijst in Websurvey weergeven. Deze schermafdrukken worden weergegeven op het einde van deze bijlage. We merken op dat alle vragen in deze vragenlijst verplicht waren, uitgezonderd waar anders vermeld.

In B2.1 wordt het welkomscherm weergegeven. Met dit welkomscherm beogen we globaal vier doelen: het LiSO-project toelichten, het doel van de vragenlijst voor klastitularissen weergeven, inlichtingen verstrekken over de bescherming van de privacy en het toelichten van het verloop van de vragenlijst.

In B2.2 wordt het overzichtsscherm gegeven. In dit overzicht wordt weergegeven welke leerlingen in de klas van de klastitularis zitten. De klastitularis krijgt hierbij ook de mogelijkheid om namen aan te vullen mochten er enkelen ontbreken. Indien er iets structureel mis was met de lijst van de leerlingen dan werd de klastitularis aangeraden hiervoor contact op te nemen met het LiSO-team.

Scherm B2.3 wordt geactiveerd per leerling van de klas van de klastitularis. Het aantal van deze schermen is dus afhankelijk van het aantal leerlingen in de klas van de klastitularis. Per leerling worden de vragen van de volgende thema’s gesteld: (1) verwachtingen over prestaties en (school)loopbanen van leerlingen, (2) participatie en werkhouding van leerlingen in de klas , (3) de relatie tussen de leerkracht en de leerling en (4) zorg op school. Bovenaan heeft de klastitularis de optie om aan te geven of een leerling niet in de klas zit. Zo hoeft een klastitularis geen vragen te beantwoorden over een leerling die niet in zijn/haar klas zit. Alle vragen zijn steeds verplicht. Bij het thema zorg op school (4) worden enkele vragen pas geactiveerd bij specifieke antwoorden op voorgaande vragen. De stellingen die met een Likertschaal beantwoord moeten worden staan samen gegroepeerd en worden telkens op toevallige volgorde weergegeven.

In B2.4 wordt de vragengroep gepresenteerd waarin de achtergrondvragen en vragen over de loopbaan van de leerkracht gesteld worden. We merken op dat het nummer van de lerarenkaart geen verplichte vraag was en dit ook duidelijk vermeld werd.

In B2.5 wordt de mogelijkheid gegeven aan de respondenten om opmerkingen of vragen over de vragenlijst te schrijven, mochten zij deze hebben.

(36)

In B2.6 wordt de respondent bedankt voor zijn of haar medewerking aan de vragenlijst. We lichten nog eens kort toe waarvoor deze gegevens gebruikt zullen worden en hoe deze gegevens geanonimiseerd worden. Afsluitend geven we weer waar de respondenten meer informatie kunnen verkrijgen en hoe zij vragen kunnen stellen over het LiSO-project.

(37)
(38)
(39)
(40)
(41)
(42)
(43)

Bijlage 4 Histogrammen schalen

In deze bijlage worden de histogrammen weergegeven van de schalen die werden opgenomen in de klastitularisvragenlijst. Op de X-as worden de waarden van elke schaal weergegeven terwijl op de Y-as de proportie wordt weergegeven van waarden die zich binnen een bepaald interval bevinden. Er werd gekozen om een vaste breedte te gebruiken voor de intervallen. De intervalbreedte voor alle histogrammen is hierbij 0,5. Er moet hierbij opgemerkt worden dat het aantal verschillende waarden (de schaalscores) die in principe kunnen voorkomen binnen elk interval niet steeds gelijk is voor de opeenvolgende intervallen. Dit heeft als gevolg dat de histogrammen een discontinu verloop hebben die afhankelijk is van de gekozen intervalbreedte. Dit is dus niet ten gevolge van een discontinuïteit in de onderliggende schaal. De kans op discontinuïteit in het histogram die niet te wijten is aan een discontinuïteit in de onderliggende schaal is groter naarmate de schaal minder items bevat.

Histogrammen schalen klastitularisvragenlijst:

1. Verwachtingen prestaties 2. Coöperatieve participatie 3. Onafhankelijke participatie 4. Werkhouding 5. Nabijheid 6. Conflict

(44)
(45)
(46)

Afbeelding

Tabel  1  geeft  een  overzicht  van  de  schalen/items.  We  merken  op  dat  alle  bevraagde  thema’s  per  leerling gesteld worden
Tabel 17  Items nabijheid
Tabel 19  Items conflict

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bij deze combinatie doen zich verschillende problemen voor, het belangrijkste is de manier waarop alle concentraties binnen een enkele buffer worden omgezet naar een

Hiertoe werd onderzocht wat de aard en omvang van de problematiek is, hoe het farmaceutisch zorgproces eruit ziet, welke beheersmaatregelen al door het veld genomen zijn en welke

betekende concreet dat in deze studies de relatie tussen blootstelling aan trillingen van railverkeer en gezondheid en/of hinder, slaapverstoring of verstoring van activiteiten in

Bij de evaluatie van de mate waarin de huidige keuring de verkeersveiligheid bevordert, is overwogen dat er naast het beoogde directe effect van de keuring ‒ het opsporen en

De procedure die het European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction (EMCDDA) gebruikt om nieuwe stoffen te verbieden, neemt veel tijd in beslag en is niet efficiënt,

De drie actoren (technologie, cliënt, zorgorganisatie) in het zorgproces dat wordt ondersteund met domotica, kunnen falen waardoor de zorg niet of niet tijdig wordt geleverd.. Dit

Bij de berekening van de magneetveldzone voor parallelle lijnen waarbij de masten niet 'in de pas' staan (zie Figuur 9), wordt voor de voorgeschreven combinaties

Risicogrenswaarden voor grondwater kunnen worden afgeleid ter bescherming van het grondwater buiten het beheersgebied en voor de toetsing van risico’s binnen het beheersgebied..