• No results found

Bodemkundig onderzoek van de sportvelden aan de Taalstraat te Vught

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bodemkundig onderzoek van de sportvelden aan de Taalstraat te Vught"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Advies nr. 39

B0DEI4KUNDIG ONDERZOEK VAN DE SPORT-VELDEN AAN DE TAALSTRAAT TE VUGHT

(2)

Stichting voor Boderakartering WAGENINGEN

Postbus 10, Bennekora Tel.: O8379 - 20U1 Stencilnr. Ui 00

Advies nr. 39

Advies nr. 39

B0DE^NDIG_0NDERZ0EK_VAN_DE_SP0RT-VEIDEN AAN DE TAALSTRAAT TE VUGHT

door B.H, Steeghs

Bennekom, januari 1967

N.B. Niets uit dit advies mag zonder toestemming van de Stichting voor Bodemkartering worden vermenig-vuldigd of in andere publikaties worden overgeno-men.

(3)

I N H O U D

B i z .

Voorwoord

Conclusies van het onderzoek 5

1. Algemeen 6 2. De bodemgesteldheid van de sportvelden 7

2.1 De profielopbouw 7 2.2 De bovengrond 7 2.3 Grondwaterverschijnselen 8

3. Onderzoek naar het functioneren van het

drainage-systeem 9

k. Oorzaken van de moeilijkheden 10

5. Cultuurtechnische maatregelen ter verbetering van de

bestaande toestand 1 5.1 Afwatering en ontwatering 1 5.2 Grondverbetering 1 5.2.1 Werkwijze I T 5.2.1.1 Grondbewerking 1'

5 . 2 . 1 . 2 Bezanding 12

5 . 2 . 1 . 3 Bemesting 12

5 . 2 . 1 . 4 A f - e g a l i s a t i e 12

5 . 2 . 2 Werkwijze I I 13

5.2.2.1 Grondbewerking 13

5 . 2 . 2 . 2 Bezanding, bemesting, a f - e g a l i s a t i e 13

5.3 Te verwachten r e s u l t a t e n 13

Afbeeldingen

1. S i t u â t i e k a a r t , schaal 1 : 10 000 6

2 . Gedeelten waar humeuze k l e i l a g e n met weinig of geen

zand-bijmenging binnen 50 cm - maaiveld z i j n aangetroffen 7

3 . Gedeelten waar s t e r k e r e d u c t i e v e r s c h i j n s e l e n binnen 60 cm

- maaiveld z i j n aangetroffen 7

Aanhangsel A; Gegevens betreffende het onderzoek naar het

functioneren van het drainagesysteem ( u i t g e

-voerd door de Koninklijke Nederlanfehe

Heide-maatschappij) met b i j l a g e n .

(4)

V O O R W O O R D

Door de Technische Dienst van de gemeente Vught werd in juli 1966 opdracht verstrekt tot het uitbrengen van een bodemkun-dig advies voor de gemeentelijke sportterreinen aan de Taai-straat (Vught).

Het veldwerk werd verricht door B.H. Steeghs, die tevens het adv ie s s ame ns te 1de .

Het onderzoek naar het functioneren van het drainagesysteem werd uitgevoerd door de Koninklijke Nederlandsche Heidemaat-schappij .

DE ADJUNCT-DIRECTEUR,

(5)

o

-CONCLUSIES VAN HET ONDERZOEK

1. Hoewel dit niet met absolute zekerheid is vast te stellen kan uit de bodemkundige gegevens geconcludeerd worden, dat de bo-demgesteldheid van het terrein vóór de aanleg van de sportvel-den wellicht van dien aard was, dat beter een ander terrein

gekozen had kunnen worden, waardoor vele moeilijkheden voorko-men zouden zijn.

2. Thans zijn op verschillende plaatsen vrij zware humeuze klei-lagen in het profiel aanwezig; deze hebben een te geringe doorlatendheid.

3. Als gevolg van een slechte doorstroming van het water naar de ondergrond is de bovenlaag plaatselijk veelvuldig te nat ge-weest en zijn de velden soms bij te hoge vochtigheidstoestand

(plaatselijk) bespeeld en/of bewerkt. Hierdoor is de aanwezige platerigheid ontstaan die oorzaak is van drassigheid, reeds bij weinig regen.

h. In zijn totaliteit hebben de sportvelden aan de Taaistraat een betrekkelijk "vette" toplaag.

5. Het drainagesysteem functioneert onvoldoende als gevolg van verstopping door plantewortels en/of ijzerafzettingen. 6. Bij hoge waterstanden van de Dommel is de afwatering niet in

orde. De waterstand in de sloot waarin de drainage uitmondt, loopt dan te hoog op.

7. De storingen in het drainagesysteem dienen verholpen te worden. Onder de beplantingsstroken moeten de geperforeerde buizen ver-vangen worden door ongeperforeerde.

8. Het verdient sterke aanbeveling om over het gehele terrein de toplaag te verschralen.

9. De plaatselijke platerigheid van de laag direct onder de zode moet verbroken worden.

10.De grootste zekerheid om uit de bestaande moeilijkheden te gera-ken verkrijgt men door bovendien de plaatselijk voorkomende storende lagen gedeeltelijk te verwijderen en de rest te ver-mengen met schraal zand.

11 .Eventuele grondbewerkingen dienen onder droge omstandigheden te geschieden.

12.Zeer belangrijk is dat alle werkzaamheden onder deskundige lei-ding en toezicht worden uitgevoerd.

(6)

r ^ L

mrnrcsMs^m •

VUGHT

SCHAAL 1-10.00

Afb1 SITUATIEKAART

(7)

1. ALGEMEEN

Het onderzochte gebied (afb. 1) ligt ten noordoosten van de be-bouwingskern van Vught, nabij de samenvoeging van de rijkswegen van Tilburg en van Eindhoven richting 's Hertogenbosch.

Het bodemkundig veldonderzoek vond plaats in september I966. Ten einde het daarbij nodig geachte onderzoek naar het functioneren van het dramagesysteem te kunnen verrichten moest een periode met veel neerslag afgewacht worden. Laatstgenoemd onderzoek is in november

1966 uitgevoerd. De verwerking van de gegevens en de samenstelling van het advies vonden plaats in december 1966 en januari 1967«

(8)

<

<

O _ l O LU LU -Mr

t/W'/

/ . • ' / . / ' i l ' • ' / , / ' / /7 / / / • - ' / . . v / . ' / ' / • '-' TRIBUNE

Af h ? V/v, x Gedeelten waar humeuse kleilagen met weinig of geen zand bijmenging

binnen50-cm-maaiveld zijn aangetroffen. SCHAAL1:2000

TRIBUNE

Af b.3 VLLLA Gedeelten waar sterke reductie -verschijnselen

binnen 60cm-maaiveld zijn aangetroffen. SCHAAL 1:2000

(9)

7

-2. DE BODEMGESTELDHEID VAN DE SPORTVELDEN 2.1 De profielopbouw

Door de diepe grondbewerking bij de aanleg van de sportvelden treden er op zeer korte afstand grote verschillen op in de profiel-opbouw. Als gevolg hiervan is het niet mogelijk om een kaart te ver-vaardigen waarop de bodemgesteldheid betrouwbaar wordt weergegeven.

Het thans aanwezigenateriaal wijst erop dat vóór genoemde grond-bewerking op verschillende plaatsen sterk humeuze, kleiïge lagen aanwezig waren. Bij de diepe grondbewerking (tot + 80 cm) zijn deze lagen op vele plaatsen met matig fijn zand vermengd. Er komen echter ook nog humeuze kleilagen voor waarin vrijwel geen zand is doorge-werkt. Op afb. 2 zijn de gedeelten aanggegeven waar humeuze kleila-gen met weinig of geen zandbijmenging binnen 50 cm werden aangetrof-fen.

Elders zijn de profielen overwegend zandig met bijmenging van een weinig humeus, kleiïg materiaal.

De ondergrond beneden 80 cm bestaat plaatselijk uit matig fijn tot matig grof zand en plaatselijk uit humeuze klei, sons kleiïg veen.

2.2 De bovengrond

De bovengrond bestaat veelal uit een mangsel van humusarm en humeus materiaal en heeft dan van plaats tot plaats een zeer verschil-lend humusgehalte. Daarnaast komen echter ook duidelijk humeuze boven-gronden voor.

Het leemgehalte is eveneens wisselend en varieert in het algemeen van 10 tot 20 %. Plaatselijk is dit echter 20 à 30 £.

De grote variaties, ook op korte afstand, zijn van dien aard dat zowel het humus- als het leemgehalte niet nader kan worden aangegeven. In de toplaag (0-3 cm) is enige bijmenging van humusarm matig fijn zand waar te nemen. Dit zand '.s echter op plaatsen waar periodiek

water-overlast optreedt, grotendeels verdwenen door sterke vermenging met het onde r1iggende mat eriaa1.

Verder is gebleken dat de laag direct onder de zode plaatselijk een platerige structuur vertoont. De graswortels hebben hier een horizonta-le verbreiding. De platerigheid is niet overal en ook niet steeds in

dezelfde mate aanwezig. Het werd voornamelijk geconstateerd op plaatsen waar tijdelijk wateroverlast optreedt.

(10)

8

-2.3 Grondwat ervers ohi j ns elen

In gronden met een ongestoorde profielopbouw kan, aan de hand van de aanwezige profielkenmerken, worden aangegeven binnen welk niveau de gemiddelde hoogste - en gemiddelde laagste grondwaterstand zich beweegt, In een diep doorgewerkte grond zijn bedoelde profielkenmerken niet vol-doende betrouwbaar om een uitspraak te doen betreffende de thans voor-komende grondwaterbewegingen. In de humeuze kleilagen komen echter plaatselijk reductiekleuren voor die er toch wel op wijzen dat er in deze lagen een slechte doorluchting plaats heeft.

Op afb. 3 zijn die gedeelten aangegeven waar genoemde reductie-verschijnselen binnen 60 cm -maaiveld zijn waargenomen.

Op 19 september I966, na een droogteperiode van enkele weken, bedroegen de grondwaterstanden over het gehele sportveldencomplex 80 - 110 cm -maaiveld.

(11)

9

-3. ONDERZOEK NAAR HET FUNCTIONEREN VAN HET DRAINAGESYSTEEM Zoals in paragraaf 2.3 vermeld, werden bij het bodemkundig

onderzoek plaatselijk profielen aangetroffen met kenmerken die wijzen op een slechte doorluchting.

De oorzaak hiervan kan gelegen zijn in de aanwezigheid van slecht doorlatende bodemlagen maar ook in een te geringe afvoer van het regenwater via het drainagesysteem. Om hierin een beter inzicht te krijgen was een onderzoek naar het functioneren van het systeem nood-zakelijk. Dit onderzoek, waarvan de resultaten zijn opgenomen onder aanhangsel A, werd uitgevoerd door de Koninklijke Nederlandsche Heide-maatschappij.

Gebleken is dat het drainagesysteem op verschillende plaatsen nfet voldoende functioneert. Wortelgroei in de buizen onder de

beplan-tingsstroken en ijzerafzettingen zullen de voornaamste oorzaken zijn. Uit de meetgegevens nâ doorspuiting van de drainbuizen blijkt echter ook, dat de toestroming van water uit de bovengrond naar bene-den plaatselijk onvoldoende is. Bodemkundig gezien „is dit de belang-rijkste conclusie uit de verzamelde gegevens. Hiermede werd zekerheid verkregen omtrent het vermoeden dat de humeuze kleilagen met weinig of geen zandbijmenging een sterk storende invloed hebben op de water-beweging in de grond. Uit de vergelijking van de bijlagen 5b en 5d

(12)

10

-4. OORZAKEN VAN DE MOEILIJKHEDEN

Uit het bodemkundig onderzoek is gebleken dat er op verschillende plaatsen (voornamelijk daar waar de wateroverlast het ergste is) humeu-ze kleilagen zonder voldoende zandbijmenging in het profiel aanwezig zijn. Hierdoor is de doorstroming naar de ondergrond steeds onvoldoende geweest. Na regen is op die plaatsen de bovengrond vaak verzadigd met water en treedt soms zelfs plasvorming op.

Door het bespelen (en eventueel bewerken) van de velden op momenten dat wel het overgrote deel der terreinen voldoende droog is, doch ge-noemde plaatsen min of meer te nat, wordt de grasmat ter plaatse be-schadigd en de bovengrond in elkaar getrapt. Het gevolg is verdichting van de bovengrond, waardoor de waterafvoer naar de ondergrond steeds slechter wordt.

Het tijdelijk slecht functioneren van het drainagesysteem heeft ook juist op die plaatsen waar humeuze kleilagen in het profiel voor-komen, de grondwaterstanden het sterkst doen oplopen. De waterberging

is immers in deze lagen in verhouding gering.

Uit het bovenstaand blijkt dat door een complex van factoren de moeilijkheden op genoemde plaatsen steeds groter zijn geworden.

Hoewel het bekend is willen wij er nog op wijzen dat in perioden met hoge waterstanden van de Dommel de afwatering niet goed kan

functi-oneren. De waterstanden in de afvoersloten lopen dan tot een ongewenst hoog peil op, waardoor de uiteinden van de drains onder water komen te liggen. De afvoer van water uit de grond via de drains wordt dan ernatig vertraagd of stopt geheel.

(13)

11

5. CULTUURTECHNISCHE MAATREGELEN TER VERBETERING VAN DE BESTAANDE TOESTAND

5-1 Afwatering en ontwatering

'Jm verbetering in de bestaande toestand van de sportvelden aan te brengen is het noodzakelijk dat allereerst de afwatering en ontwatering in orde zijn.

Voor wat de afwatering betreft, dient de waterstand in de sloten op een peil te worden gehouden, dat minstens 10 à 20 cm beneden de uit-monding van de buizen ligt.

Voor een goede ontwatering van de sportvelden dient het drainage-systeem goed te functioneren. Alle buizen moeten doorgespoten en op defecten gecontroleerd worden. Onder de beplantingsstroken dienen de bestaande geperforeerde buizen vervangen te worden door ongeperforeer-de buizen. De uitmondingen van ongeperforeer-de buizen in ongeperforeer-de sloten moeten zodanig

beschermd zijn dat deze niet stuk getrapt kunnen worden of op andere wijze beschadigingen oplopen. Het is namelijk wenselijk dat men het functioneren van de drainage kan zien, eventueel meten.

Door de terreingedeelten waar wateroverlast optreedt (vóór de tribune en nabij de grens van het half verharde veld), is het wenselijk om enkele extra drainreeksen te leggen tussen de bestaande reeksen.

Het leggen van deze drains dient te geschieden v66r de hierna te noemen grondbewerkingen.

5.2 Grondverbetering

Wat dit betreft zijn twee mogelijkheden van werkwijze gegeven met daarbij het te verwachten resultaat.

5.2.1 Werkwijze I

5.2.1.1 Grondb£w_erking_

Over het gehele terrein wordt de bovenlaag gefreesd. Op de plaat-sen waar zich regelmatig moeilijkheden voordoen als gevolg van een te natte bovengrond, is het wenselijk om te frezen tot + 30 cm diepte. Dit om de platerige structuur, die daar optreedt, te verbreken.

Voor de rest van de terreinen is een freesdiepte van + 10 cm vol-doende.

Uiteraard moeten deze werkzaamheden or.der droge omstandigheden worden uitgevoerd.

(14)

12

5.2.1.2 Branding

V66r het aanbrengen van het zand is een vlakke ligging van de

speelvelden noodzakelijk aangezien anders geen gelijkmatige dikte van de zandlaag kan worden verkregen. Eventuele onregelmatigheden in de lig-ging dienen dus v66r de bezanding te worden weggewerkt. Het te gebrui-ken zand dient een U-cijfer van 70-80 of een M-cijfer van 180-210 te hebben. Verder moet het uiterst humusarm, kleiarm en leemarm zijn en geen grind bevatten.

De dikte van de aan te brengen zandlaag kan voor de gedeelten, die tot + 30 cm diepte zijn gefreesd, het beste + 10 cm bedragen. Dit zand wordt dan doorgefreesd met + 10 cm van de oorspronkelijke bovengrond. Voor het overige deel van de terreinen is 5 cm zand voldoende; door-frezen met 5 cm van de oorspronkelijke bovengrond.

Voor de aanvoer van zand op speelvelden is het gebruik van voer-tuigen met hoge wieldruk ongunstig, omdat hierdoor de vlakke ligging van het maaiveld wordt verstoord. De steeds meer gebruikte monorail geeft de beste resultaten.

Ook deze werkzaamheden dienen onder droge omstandigheden te wor-den uitgevoerd.

5.2.1.3 Bemesting

Door het verschralen van de bovengrond met humus-, leem- en klei-arm zand, is een bovenlaag ontstaan met een laag humusgehalte, die vrij arm is aan plantenvoedende stoffen. Om de juiste hoeveelheden mest-stoffen toe te kunnen dienen, is een grondonderzoek van de bovengrond

(20 cm) noodzakelijk. Doordat fosfaat en kalk zich moeilijk verplaat-sen in de grond is het noodzakelijk dat deze meststoffen goed worden doorgewerkt. De fosfaat- en kalkmeststoffen kunnen het beste worden toegediend direct na de bezanding, zodat deze met het zand goed worden doorgefreesd.

De stikstof- en kalimeststoffen kunnen vlak voor het inzaaien van het gras worden gestrooid en behoeven niet te worden doorgewerkt. Om een goede grasgroei te bevorderen is een regelmatige stikstofgift tijdens het groeiseizoen noodzakelijk.

5.2.1.^ Af-egalisatie

Na de bezanding en bemesting van het terrein moet er meestal nog

een af-egalisatie plaatsvinden, waarbij alle kleine oneffenheden worden weggewerkt.

(15)

13

-De beste resultaten worden verkregen indien de af-egalisa-tie wordt uitgevoerd in mankracht met de hark; soms gebruikt men hier-voor wel een goede weidesleep of de zgn. Deense sleep.

Bij gebruik van een sleep zal een tractor of ander voertuig nood-zakelijk zijn, waardoor in meer of mindere mate sporen ontstaan. Het is daarom raadzaam deze werkzaamheden bij droog weer en droge terrein-gesteldheid uit te voeren en de tractor van kooiwielen te voorzien.

5.2.2 W_erkwijze_II

5.2.2.1 Grondbewe rking__

Op die plaatsen waar wateroverlast optreedt wordt 30 cm grond weggegraven en afgevoerd. Daarna wordt humusarm, matig fijn zand opgebracht tot oorspronkelijke maaiveldhoogte en goed vermengd met de laag van 30 tot 60 cm d:

wordt + 10 cm gefreesd.

x)

laag van 30 tot 60 cm diepte. Het overige deel der sportvelden

5.2.2.2 Be^anding, bemesting, af^egali_satie

Voor deze behandelingen wordt verwezen naar hetgeen onder 5.2.1.2 -5.2.1.3 en 5.2.1.k gesteld is met dien verstande dat nu een bezanding van 5 cm en doorfrezen met 5 cm, voor het gehele terrein van toepassing is.

5.3 Te verwachten resultaten

Als gevolg van de te nemen maatregelen op het gebied van de afwa-tering en ontwaafwa-tering, is te verwachten dat er enige verbeafwa-tering op-treedt. De tijdsduur met duidelijk piasvorming zal korter worden. De plaatselijke drassigheid van de bovenlaag die vrij regelmatig, ook bij betrekkelijk weinig regen, optreedt zal hierdoor echter niet ver-dwijnen. Om dit te bereiken is grondverbetering volgens een der behan-delde werkwijzen noodzakelijk.

Bij de prognose na werkwijze I en werkwijze II wordt ervan uit-gegaan dat de onder 5.1 gestelde maatregelen op het gebied van afwa-tering en ontwaafwa-tering eveneens genomen zullen worden.

x) Hiervoor is het gebruik van een zgn. mengrotor aan te raden; dit is

(16)

]k

-Na uitvoering van de werkzaamheden gesteld onder werkwijze I (5.2.1) zal de plaatselijke wateroverlast minder worden. Met name de optreden-de drassigheid bij betrekkelijk weinig regen zal grotenoptreden-deels verdwijnen. In perioden met veel neerslag zal de doorstroming naar de ondergrond

waarschijnlijk niet voldoende zijn, zodat toch nog op tijdelijke water-overlast gerekend moet worden.

Voor het overige deel van de terreinen zal de verschraling van de toplaag een gunstig effect hebben op de bespeelbaarheid bij een voch-tige of natte terreingesteldheid.

Wanneer de onder werkwijze II (5.2.2) genoemde maatregelen geno-men zijn, zal naar onze geno-mening de plaatselijk optredende wateroverlast verdwijnen en de bespeelbaarheid van de terreinen zal aan de algemeen gestelde eisen voldoen.

N.B. Onder 5.2.1.1 en 5.2.2.1 zijn terreingedeelten genoemd, waar moeilijk-heden zijn (wateroverlast). In grote lijnen zijn dit dezelfde gebieden waar door ons humeuze kleilagen en/of reductieverschijnselen ondiep in het profiel zijn aangetroffen (zie ook fig. 2 en fig. j5). Als gevolg van de sterke heterogeniteit in de bodemgesteldheid zijn deze gebieden moeilijk nauwkeurig af te grenzen.

Het is raadzaam om bij de eventuele uit te voeren grondverbetering deze oppervlakten ruim te nemen.

(17)

A A N H A N G S E L A:

gegevens betreffende het onderzoek naar het functioneren van het drainagesysteem (uitgevoerd door de Koninklijke Nederlandsche Heidemaatschappij).

(18)

KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE HEIDEMAATSCHAFPIJ - ARNHEM - AFDELING ONDERZOEK

Onderzoek naar de oorzaken van

wateroverlast op het sportveldencomplex Taaistraat te Vught

Ï22£Î2EiS«ES£E2IS

** Algemene gegevens (zie ook bijlage 1)

- Aangelegd en gedraineerd: ca. 1961—1962.

- Huidig bodemprofiel:

plaatselijk (bijv. bij raaien peilbuisjea bij drains I-II en V-VI): slibhoudend sand tot beneden draindiepte «et slappe bovengrond. plaatselijk (bijv. bij raai peilbuisjea bij drains III-IV):

schoon zand. - Drainage:

enkelvoudige drainage, uitmondend in sloot, plastic buizen afgedekt met turfiaolat.

draindiepte: 0,85-0,95 m

drainafstand: variërend van 5,5-7 ».

Ca. 2 jaar geleden zijn alle drain« doorgespoten i.V.». ook reeds toen geconstateerde wateroverlast.

- Huidige ontwateringstoestand: frequent voorkomen van natte plekken en plassen (zie bijlage I ) .

11« Het onderzoek

Op 21 november en 23 november 1966 werden drie raaien peilbuisjes geplaatst (zie bijlage 1) en wel:

- 2 raaien ter plaatse van natte plekken (A «n C)

(19)

-2-De juiste situering en nummering der buisjes is weergegeven op bijlagen 2 , 2 on 2 . Behalve buisjes net filter op draindiepte zijn er ook ondiepere buisjes geplaatst, teneinde een eventuele belemmering van de vertikale waterbeweging

a b

te kunnen vaststellen. In bijlage 3 en 3 zijn de filterdiepten ten opzichte van maaiveld weergegeven. Hierop is tevens de hoogteligging van het maaiveld aangegeven, alsmede een overzicht van de verrichte metingen. De gemeten

water-standen zijn aangegeven in centimeters beneden maaiveld. De gemeten drainaf-voeren zijn vermeld in bijlage 4. In bijlagen 5 t/m 5 zijn enige waarnemingen aan raai A grafisch woergegeven.

Aangezien de eerste roetingen wezen op een grote stromingsweerstand jLn de buis (overdrukken in de drain) zijn de drains I en II op 2 december 1966 tor controle doorgenpoten. Hierbij bleken de drains verstopt te zijn door wortelingroei ter plaatse van de kruising met de plantsoenstrook langs de sloot. Bij het door-spuiten bleek tevens ijzerafzetting in de drains aanwezig te zijn.

III. Beschouwing der meetgegevens

1. Er treden te grote stromingsweerstanden in de drain op (blijkens gemeten overdrukken in de drain).

Mogelijke oorzaken :(blijkens doorspuitproef reeksen I en II) - wortelgroei onder de plantsoenstrook

- ijzerafzettingen in de buis.

Na doorspuiten en verwijderen van de wortels is te verwachten, dat genoemd euvel is verholpen. Het zal waarschijnlijk wel nodig zijn van tijd tot tijd

nieuwe ijzerafzettingen te verwijderen. Ter vermijding van hernieuwde wortel-groei dienen onder de plantsoenstrook de bestaande buizen te worden vervangen door ongeperforeerde plastic buizen. Voor de ontwatering is dit niet nadelig, aangezien overtollig grondwater hier direkt naar de sloot kan afstromen. N.B.: Bij reeks I blijken ook na doorspuiten nog overdrukken in de drain

voor te komen, ofschoon niet meer zo hoog als tevoren. Vermoedelijk is de drain toch niet helemaal schoon of misschien plaatselijk inge-dsukt. Dit houdt wellicht verband met het feit, dat op een gegeven mo-ment de spuitkop vastliep.

(20)

-3-2. Plaatselijk blijkt «en vrij hoge "toestroœingswearstand" (zio potentiaal-verschillen tussen stijgbuisje ^in de drain en peilbuisjes naast de sleuf). Dit euvel is echter niet van ernstige aard.

3. Vooral bij raaien A en C blijkt een sterk belemmerde vertikale waterbeweging, te zien aan een groot potentiaalverschil tussen buisjes met filters op ver-schillende diepte. Wanneer de potentiaal, gemeten op draindiept© voldoend® laag is, blijkt toch het maaiveld nog nat te zijn. De oorzaak hiervan is

niet pelepen in een onvoldoende funktioneren van de drainage, doch in een slechte toestand van de bovengrond tot een diepte van ca. 50 ca*

(21)

o

o

«SC Ut «4t

H

Ui

vo

«c

•«J => co *

X

Ui

a

r

o

VJ Ui

o

^J Ui >. K CC O

a_

v> ^

:n

O

> « j -*> «Ç

cc

K

sn ~ j

«c

«c

K

o ^ a 0 *<

u

V» ^ y "H4 w ** ^

o

Vi >» • « «j ei ~S O V» 22L A " * * « « ^ V'W«'

X

u,

«K fi

XL*"***

1

,77rv/yyg'

i

* l

* » 1

o

o

«c

l -Ui

o

- J

<s>

Ui »-> Ui

^ 1

uil

jf invita

^

t/mcï

^

i < 5 ^

-!H

•TH

- j <u Ui t X ca Ui A V5 Ui V5 > <c *4 Ci. V3 Ui çT Uj , V3 Ui lu •S. »e

**; u,

4

3Nnnm±.

(22)

<

l

cri

1

H

0

M

K >

H

O «n -<sr

X

s. 1 » •s« 11

o < < < <

x

O > -4 > ce Ci <x r^ r oc O < -s* Q *; « Q û. Ui

o

<3T —i ""» rO * * " • » «Ç OC Q K •A N . ."->

<o

k3 « i U j K u. t-^ K v \ ** -3 Ci) Q. '4! H •*•"* Uj OC

a

o

® * <î

(23)

a:

^ 3>i c^ k t Ui

5

QC

N

*

Nr

o

_^g-l

* •%> v NO *S'

(24)

JK

Ä O

s

* U i <ll >

o

Q_ v> U c^ U i -a ~> co

cc

Vr,

K

« * \ •«•) • > « > • $ » «TO X # . IA «O

£

W

W

• O •o.

H

«Ni

o

% o-} 1LSL

(25)

( I A . cc ;pq CO (-1 a I M "-> • r-l u O •o r-t ü u •H U M e 0) c CJ & > O •o 1-1 o o 4-1 ui rJ o r> m 4-1 JZ 3 > c CJ 13 r—* > *-r-* ' v .— -• < i • H i « 1 « 1 M ml C l O l >\ C i l ta o\ oa • • i « i COI 1 u «31 t-»l •ml • r i | J , sr ro

é

— • / o ^ C N '

-•^i

vO t O

©

co s f CN O CA CO o CN CN CO CN CO ON OD 0 3 CO CN CO en co O CS CO r-» co CM CN CN co \co CA oo vO CS O -er o CO r«.

d

CM CO . 'vO CN CO a • f - » w • w 3 .O l-i C •a r-l D. ü ex • H » TO > « • U O CC U c • H C) cc tn M 4J • i-4 CO r-t TO Ü . - I O u o Ci

s

u r > o to • H 3 SX r^ vo u •o «- vo m co co vr co co o co <r m s? — co in vo vo c o c o o-> co sr sr m in m CM co o CM CM C O M m M CO CO s r < co -co -co «* co co o co sr m CN <r CN sr m m r^ co o co sr m co m u — -a O O CM CM co sr > o •a c « U ) 1-4 ^ - S « e *-» o « v _ ^ C i - i ai <a u > ci T l S M cw TO vO vO vO VO VO O Cv O 0 \ IU l-i CN •O *U m in r-« m <r co m o m m m sr vo co o vO vo vo « 3 - CN < T m sr <r co co co ro co co — S 3 - CM m — — m O U0 CN co r^ CM CO CM CM vO ~ CO sr <r — CM r^ CM m <r «* in CA co m sr sr — o o vo m m m c\ CM m <? sr yA u u "U 1 3 " 0 r - CN CM sr co co vO vO C N vO vO CN vO VO O s CM o m vo ÇA CM CM — •— CO — •— vO vo O r»> vo co co m — p"« ro cr\ <r m <r sr f>» co ro co m CM m co co CM CM »n CM C M CM CM » - CM CM CM — + + + m vo — CT> m CT\ C M C M — O CN CM CO CM CN c o CN C^ vO m ST CN r-» c o n co co co r^ ON c» m CM v O v O CN + + S3-—• CM CN ST — s j -CN — — m co co s j s j -co -co vO O CN CO CM en — — — — O co <r CM co sr •— — • - — CO V D vo CN 3 P. 10 u o o •o u \o \o > v O v O ON u o o -o c u 3 3 CM «w vO v o CN vO vo CN sr ON co co C M C M co co l l CM m — CM + vO CO CM CM co co sr sr CN UO -a- m i i co o vo r^ vo co co sr sr u •a o <r CO CM v O v O v O v O C N CN C M C M C M C M C M C CO U to c c o c

c

o *o c o p . CS co CS <u B O c o te c 0! C3 a a CM CM CO CM sr CM m CM v O CM CM CM co ON CM CM CM CO m c a < ce C • I - l ^! U G C O co U M C ctj r-l ' O M Ü K co > C CO TO (X 0 Ü w C o > v-i ai 0) to c <u

©

w CJ (0 •l-l 3 ,o i-l CJ o 4-1 P . (U • r 4 •a o •u 0) CM 3 C •r-t E TO c u co a l • H ai 3 m •a C ro ai > o c CS r-l o 4-1 C Cl •r-l 13 • O C TO 4-1 C/3 r-l 01 4-J TO t3 00 O o u • o o •>-| (A • H 3 r O r-l •a o co a > • 1-4 TO TO 6 C ai > o rC e u CM CO TO 4-J U ) CJ * > - l C 0 • H 3 r O r-l CJ 4-1 TO II CM + CJ • sr

(26)

CO CJJ

«1

• H CO cj C3 • H j CM CM CM CO CM CSi es Cl CN O O

c

o

o CO LT, ON CS o CM CN /vi? C N C\ ON CO o • - y CN o OJ •o r-t CJ > b o C/i • H 0 CS BS 0 •<~i w 0 J3 • M c CN ON es as CO CO CN O CA 03 Ci • H öS s c o •et s»» to 60 C •r-t o» ft™4 « • 4 i > b& • O O o • e o > O (fi • H 3 .a o 4-1 es u CM r»» vu CO vO vO vO vo M H3 vs U oo co r» ON vO O r» 03 1»» U •a VO W T3 CO eo co CM eo o u ••* r» r*. u •X} a •X3 O CO CN O CO CO U •o CM CM CM r». U co VO co CO r» «•3- t>-m vO tA vO vu VD M *0 O vO o c « c «8 4M <s B u o vo « N-«» VO & CN <y fi) «-. * J > <— « « H . S <S co <y « CM vO vO V 0 vO ON vO vO VO vO ON ON CM «M VO CM r«» «M 'M 83 tg «3-CO CM <T o CN co co CO CO /vo\ •A co sr co co co CM CO

©

a

CO CN CM 00 CM VO co co «3-KT CO co 60 co co CO CO CO CO CC

c

CN CN CO CN 00 CO CO CO

o

ON ON CO m CO ON CO CM OS VO CO VO CO

Ä

CO CN VÛ CO CO VCÔ CO CO VO CO «l~t Ja u a ß o a > m «s > ß • •r4 O u> 1-4 ÖJ & (A 4J 44 60 « O « O *•"* J3 Cm & u > a. 3 ü u a si » H •a m vO t3 r~ CM m vO CM O CO m ON in u •o co vO CM vO vO vO m CM vO m vu CO CN

o

vO CM vô CM vO vO CM VO V0 U •X} vO vO U •o CD 1-4 no i-i *V3 CO co vO vO vu vO O vD u CM O v£> r>» 1-. U CO VO u T3 CM m vO vO vO r-» U C% SO r«. vO m sO CO vO U ON V© vO U co r^ WO vO m în O "Xi co ON CM VD M vO > m o c o *o c s 4-1 W 1-4 * - v « g •U O nt V-* •o o *^* « m * j > M "r4 S «3 <V «9 vO ON CO CM VD vo CN vO vD ON «M m CM vO VD CN vO CM vO vO ON CM

(27)

Sportvelden Vught

Mil£2£_£i_ä£a!2ä!¥2£I22_iS_ES_E£L-£i:E§2l

bijlage A drain nr. 22.11.1966 23.11.1966 24.11.1966 25.11.1966 26.11.1966 27.11.1966 28.11.1966 29.11.1966

I

-0,9 ** ;,-••. --. .- •

.

..h°.'

:

r

2. 12(rundoorspuitcn) 11,2 • 3.12 .1966 A.12 .1966 5.12 .1966 4.7'' 5.2 5,0 II -1,5 -2,4 15

7

9

8

III -drupt -' IV -0,7 -** ••'•. -'• '. 'iJ.

V

-0

-VI -drupt

(28)
(29)
(30)

-- .. „ -t • i i i i r — -IT ... -: x -i.. - i ' . i „ r i ! 1 i »f . . . .. -^ 1 . . . !

' r

t J r-.. ! . 1.1 i t

""•

T

"ï ' "1

""" '""* ! h h

1.4

!

: 1 i . |

i j

j

t

j ' i

t

• j _ r gri ^

\JJ

} _

' I < ' i . !

: ; i . "

7 :

_ [ ' i j _ ; ! ; : ; i ;

1 , t i ! |

1 ! ' .. .' i

...} . __ .... . - _ . . . . : . : . . . : .. . r . : : . . \ . _ . . . . :

!. h !...! .'. L

r t -L_ .

1 •

J L. i L

•..'.. : _ :

'M

:

'

t •

-• i • r hl.

i ' * :

! . . . . ! . . .!.... 1 . ' i

; . t , J c*> u _:~ ! • i 1 . ^

; : 1.- il?!

: } ' ! ' i _ ... :. . . . .

•' I ,

- i

' ! !

•-f|-

:

-:-j

:_ ; : :.-:.... . . : „ . - ••• ! : t

. i ...i. _ .

!

1 1 ,

, , . , . , , ; .1 ' i

~T t r i

. _. % N i

^ i -

:

--

{

4-y-i 4-y-i . , - , . - . %J • ^ . i

1 4 . . X i L

:

X ;.^:i -.1 L:t.:

j : i ' i ; " ^ ; U; i Uli h ;•

. . ! ! i i

- - ! - ; ; | : : - |

~ T :

M

j i

" i

r

T

!

'

'

!.. i

h ;

h -1

— - N W * — t-. i l , J* i S 1 > i i

" !--!* Th | *'"

. h"' f" ' 1

fer R ? .

J

'

!

' ' . '

• 1 M

1

: L i.J. : ! \Vh

" i . t • ; v r '

, '. 1 • , ! , , ! , ' ! ' ' : !.. ;. i

L ' ' i ' '

i : ' ! . " . . ! ; •'•.'•.• i

_Ll_i L ^

j ^ ; . 1 ; * ' i

I ; 1 '» !

!

|| !

l

! : " i-

:

'"! " ' ! Î " 'f || !" 1 " < ' 'j ". r J".";""

: t • i i

r "! i : !

!

1 i ' j ' ! " :

! , ! 1 i

i

i 1 !

. U i T l

i * w ' } [ » ' t - . : ' -v . . . . »

i *

• • ; • i 1

I V

1. ...» • i -• ' * . f — . . , „ , * • • • - t ' V l ._ i ... • .... t t i ' k ^ •

<—-p-

1 ! i

: . - U - I

t ! ! i i . . . ' i i i ' , i „. }.,. ' ! i ! . 1 .j

! • 1 ' '

-ri -K!

! 1

v

.

; ! n r r . i t 1 i ... ,

; l 1 i • i

• ! — — 1 .. t ~<~ t Î 1 .. \,. ,

.hl

(

• i ; i •• : •-,

Ut

! . • ! - ! '

' i • i :•

i .

! ;

.. | -H !

•ri : l

t i : 1 • 1 ' ' -.' ' 1 i 1 | v , . ; » ' ' 1 ! 1 1 .

I\ 1 . ' ' ' h

i- 1

!

K h '

!

i ^ !

• - r : -î - o - t - - - " • , î - - t

'1 ! i i • ; i ; *i

• i

} * • Ï r • • | v» | I t , ivi * i' 5 1 * i : i h 1

v ! '• *; . ^^-^

t 1 ^ S i • i * ., ~J î . 1 i >. i ' * 1 ' v% ' •• r s» " ' j • N j t • t f \ \ t ! * * * * ! i . , N ( .,

..: i.L .

-

~iI

-L T.-L..-L

:

! ,_]::;'_.

j ' *! ; t

-" f ••

i - ' t • 1 f " f -' 1 .. : . „ t * * J , 1

• ; i h l

, » . , , „ [ , . . . , " * • , •cï ' • " • • " • , ; ^ i ; o 1 -1 i « i ' ! *, ] ! ! • i M ' •• . . j .r i . . . 1 j |

/TV K

1 : i ' . . i . i ! ! - 1 ' 1

i'l f h ' i i ! " 1 i

1 *<Ä

• ! 7 ï\

# , • '"•*- ; f l M . . ' ' . i i i . i i . • . • • . . . . : : • • ,:.. : " ; !

. i i/Lh

; 1

| . . . J : : .,

I ••

. J"'•*'• -Li

i l ' ' • , , ,, • •

. j - j .

J _ !

! i ,; * * } =

i • * . i v . * i i T V

-h.

i ! 1 ' . ' t - i,.-I .__

~C

i *'

n,r " • " " * " * " •"•'" Jiii.l»i).Jlli.lV-«*» ... ;_ . _ : ~ . 1 - • . ; '•' " ~"s~' 11—

:v

r *

• t ... 1 . 4' 1 , j - * j . „ - 1 t i • Î " — t i s - ' I i t 1 r — ^ j -, i ; ' S' j — ! — • _ — _ \ i . . : : . **»' ' ' •• . .. . . , r , v.' . t <-i M ' ; i 5c ..-{. i l — 1 - - U i l - ... H*^}—•—s ——VC' î i « *v> t f < *., i , • t > O.f ; j : : i . . . K - ^ . >. L . ! . . i ..: ! !.!. "'. I i

. . . h h h h h

-' r j i i h i

.; \«<z\. _ i h . i .!. L .. >

'

!

.j « i • : ... i. " | i

- . . ! ' * : * t ; ' .:. . . . j „ j _ . i - - . . .<» \ . f~N! . . . !

r

rri""

,

T"!

:

'

:

-"

î

"s*"*!

! i . . .. i

4 | J 4 , | , .

:

L L ; I .

r i L j .

, . • 1 t ! , _ r • . i . ï ' -' . , h >r, i. ...c^'_ „ ; " "" ; ; j —1 1 ,t . t , 1 ' 1 . 1 .. . . : : i . ; . . .,,, . , ,,•; , „ . , , ' , ~ . ~ . > — * ~ . »t— » — * » ^ „ , w ^ . « « » . O 0 i a s i t ï * Ç 5 •< % L* ; ' 1 - ' , . • • • . ; «* * f * * ' t * * . "> . i

(31)

i I '

J--[ ' ' i ' \J i * 5T*

-Mi

i i i i. .. i . . . i i ! — — , -i i l 1 " ' " t

i

1 i i

-> 1 ! ... . i — X

1

1. t . j i 1

. ' \

en ;

i i . r

i _

4 L

-^ * 1 1 1 _ - , t i !

r

1

j {. « _. i i i ! : i 1 i i ;

; i i ! "

_ . i - i _ - j . i r i

« ' !

* * • i , ! : •• •<*•> i, ' , , , f. |

4

i t i j ! 1 1 i

- i

i ! t -t \ ~* ' l " " * " ! * " -i „ t — i i i t

TlZ

i i ! 1 J — i - ^ - j — ~ i i ! i

1 '

t' 1 " i i ~ r i •*-*• "V"* *** L -1

-_L_

- 1

r

]

,,, r— -i

1

, J 1 _ 4 -i i 1 1 i 1

_x_

1 1

' Vu i I i

i (

^ > i >

• . . . , f t , ,-r - ~ ' — i i - _ i _ i i , < . _ _ . _ . _ ! . . . . ' ....'i T V

Mi

- — t , i i

. 'J

* i i i i

i

ij-il"

l ~

. i . ..^

, r 1 , , •»«•«"" , . ,. T x ^ w r w ; i ;

1

' ! ! ! G : Cl *n

i i i i i ! . r

! " ' 1' I l * i t i " î l N O ' i • • j - « ' • - — V

- t - 1 - ^

! 1 ! . i — 1 ~ _ , — — 4 - , . , l , .. .., 1, „ , • • " -' : » -, 1 ~ ~ 1 1 1 i J 1 i ! \ , - 1 cri 1 i j — i • l i t T

I

'... | ' i i ' l i 1 i ' " _ l — i i i 1

" J "

- — r i i 1 - |. . . > m H ... j . . . • i i « - . L , ..,...,, ! i

, • i

I i i 1 1 ! • 1

i 1 1 ' 1

J ..

!

, i i

« .1 1

, > . , . . -t 4 t 1 i '" t i i_ i

i

-* — i n j -* I

i'

,1

1 t . — ! 1 , '"", i-rr. 1 i " ' : : ,i: i i :l |i i,: ' : i : ! :ii ,i: ! i , l : . i : t, i i i i ! ! - u i i iJ' i ! (

irr

i j ! t i f *t ~ 1 i 1 i i ^ „ . , " i i *-.. + i i i i

L

t

i

r ^ H i '

1

î^l

^

r.

r

i

11

i ,

11

«^J- m

i

{ i Î | [ ,-t t i i i t | , ! i

.1

1'

11

I

1 J , '..! . 'L. r- "..-t „ « - . t - — „>— ~i _ . . , . ,p.

j

. : _ !

V.

I , 1 1 t t

i

! i i

K

i t i ! 1

i

1

i ! i .

...i L i I 1 ' i I ! ! . . 1

\

r

• !

' i

. i . ' " ! ...>c». .... i ! . "*•—*—i—i—-*— .T i..'.:'''.:.'.'..: : . -i -i 1 i -i i ! 1 1 1 i ! ' ' ' ' i • ' i i i i ! '"T' ^_ i t -i

r

i i i ~ -' -' [ " * " - -' * - -' • — — J ! 1 t i , | . 1 . i ' ! *%y „„S " ^ 1 „ ,1 , ^L V— i t -„ _

i

* i _ i i

,i

" i "

i

-i i .~,_ i

J

' i * _ t t

1 ~

l i — L ^ t i , | ,i, . • ; i i * l'^ ' • * ' f f -j—* ^4 ** 4-U.4..J.»»*.* 4 1

T

-t ,t 1 i <: «a: CK o . i " ! ! i l i t ' ~ t — t r™ U - , — ••«i 1 "«1 «

-1

-, - " " • - " i / f

It

i

!

i

!

- i i > ' '

! ' i 1 ^ ' i 1 1 i I 1

i«r-1 - ' 4-i ' l 1 . i U s1 _ t i i i ! i ! i ^>

I

51 i i i t i , u i , , , * j , f t ç t i i i . ; i •**] i — w \3 t 1 ) 1 1 1 1 1 " t "...

1

1

I A ' - I ' . , 1

r

r>;

t ' i t 1

. 1

: J _ 5

|

1 1 ' ! O C ! ( * i ,, 1 . . . , 1

i 1 i

! ' I I i

i

* , ! , Oct •SO <0

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In theorie zal er zeker sprake zijn van een relatie van maisteelt met bodemdaling, maar deze heeft dan vooral betrekking op de teeltwijze en niet direct op het gewas mais..

In figuur 2 is weer- gegeven wat het effect van een verder dalend saldo op de besparingen van een bedrijf zou zijn.. Het bedrijf is voor 60 procent gefinancierd uit

De respondent zal gevraagd worden drie kaartjes te kiezen van de groepen producten waarvan zij het liefst een nieuw product naar haar wensen speciaal voor kinderen op de markt

This study therefore posed the question: What are the learners' perceptions concerning their learning experiences with respect to thinking skills ('minds-on'

Al die toonlere, majeure en mineure (in die melodiese sowel as die harmoniese toonreeks) moes vanaf die laagste noot, met die hande afsonderlik en tegelyk oor &#34;n omvang van

Bij vervlechting van consumenten-eHealth en reguliere zorg zouden mensen meer zeggenschap over hun gegevens kunnen nemen en kunnen zij zelf meer gaan bepalen wie zij wanneer in

'n betel&#34; werkverhouding tussen hoof en onderwyser moet ontwikkel. 1981 en Bosman 1985) blyk di t dat daar wel volledig aandag aan die klasbesoek gegee word,

16 I Schapera, The Tswana (London, International African Institute, 1984); PT Tanga, “The women are coming: Women’s participation in Lesotho local governance”, Advancing Women