• No results found

Monitoring energiebesparing en teeltervaringen bij energie-innovaties

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Monitoring energiebesparing en teeltervaringen bij energie-innovaties"

Copied!
84
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Monitoring Energiebesparing en

Teeltervaringen bij Energie-innovaties

Rapport GTB-1357 F. de Zwart, M. Raaphorst, P. van Weel, B. Speetjens, H. Janssen en W. Verkerke

(2)

Referaat

Luchtcirculatiesystemen die een gecontroleerde uitwisseling met buitenlucht mogelijk maken zijn een belangrijk onderdeel van Het Nieuwe Telen. Controle over de hoeveelheid ontvochtiging en de verdeling in het gewas bieden tuinders de zekerheid die nodig is om energiebesparing te kunnen realiseren middels het intensiveren van het schermgebruik, het afbouwen van minimum buis gebruik en het toelaten van een hogere luchtvochtigheid in de kas. In dit project zijn een 10-tal tuinbouwbedrijven die in zulke installaties hebben geïnvesteerd gevolgd en is hun energieverbruik vergeleken met dat van een zorgvuldig gekozen referentie.

De installaties blijken een besparingspotentie van 10 tot 20% op de stookenergie op te geven. Deze potentie wordt echter lang niet altijd (direct) gerealiseerd. Op sommige bedrijven is duidelijk een leertraject te zien. Daar moet eerst het vertrouwen in het systeem groeien voordat de feitelijke bron van de energiebesparing, meer schermen en vochtiger telen, ten volle wordt benut.

Er zijn ook bedrijven die gelijktijdig met de aanschaf van de nieuwe installaties hun teelt zijn gaan intensiveren. Op deze bedrijven leidt het luchtcirculatie- en ontvochtigingssysteem niet tot energiebesparing.

Door de diversiteit van bedrijven die in dit project aanwezig was is er een goed beeld ontstaan van de

potenties van verschillende luchtcirculatie- en ontvochtigingssysteem, maar ook van de ontwikkelingen die het energieverbruik van tuinbouwbedrijven juist doet verhogen.

Abstract

Air circulation systems that allow controlled exchange with outside air are an important part of The New Cultivation growing (Het Nieuwe Telen in Dutch). Control over the amount of dehumidification and the air distribution in the crop provides growers the confidence needed to realize energy savings through intensifying screen use, reduced minimum pipe temperatures acceptance of a higher humidity in the greenhouse.

In this project 10 horticultural companies that have invested in such installations were monitored and their energy consumption was compared to that of a carefully chosen reference.

The air circulation systems are found to provide a 10 to 20% potential of saving on heating energy. This potential, however, is not always (immediately) realized. Some companies show a clear learning curve. First, confidence in the system has to be gained before the actual source of the energy savings, which is the increased application of screens and more humid growing conditions, can be fully exploited.

There are also companies that intensified their production system together with the purchase of the new air circulation systems. The Intensification in these cases meant an increased application of artificial illumination and/or a lower humidity. At these companies, the air circulation and dehumidification system will not lead to energy savings.

The diversity of companies that were present in this project provides a good picture of the potential of various air circulation and dehumidification systems, as well as the developments that tend to increase the energy consumption of horticulture.

Rapportgegevens

Rapport GTB-1357

Projectnummer: 3742157313

Disclaimer

© 2015 Wageningen UR Glastuinbouw (instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek), Postbus 20, 2665 MV Bleiswijk, Violierenweg 1, 2665 MV Bleiswijk, T 0317 48 56 06,

F 010 522 51 93, E glastuinbouw@wur.nl, www.wageningenUR.nl/glastuinbouw. Wageningen UR Glastuinbouw. Wageningen UR Glastuinbouw aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.

Adresgegevens

(3)

Inhoud

Voorwoord 5 Samenvatting 7 Summary 9 1 Inleiding 11 2 Komkommerbedrijf (VA) 13 2.1 Inleiding 13 2.2 Bedrijfssituering 13 2.3 Resultaten 14 2.4 Horizontale temperatuurverdeling 18 2.5 Conclusies 20 3 Komkommerbedrijf (AA) 21 3.1 Inleiding 21 3.2 Resultaten 21 3.3 Horizontale temperatuurverdeling 25 3.4 Conclusies 25 4 Komkommerbedrijf (CL) 27 4.1 Inleiding 27 4.2 Resultaten 27 4.3 Horizontale temperatuurverdeling 30 4.4 Conclusies 30 5 Komkommerbedrijf (MA) 31 5.1 Inleiding 31 5.2 Resultaten 31 5.3 Horizontale temperatuurverdeling 34 5.4 Conclusies 37 6 Tomatenbedrijf (AR) 39 6.1 Inleiding 39

6.2 Berekend en gemeten energieverbruik in AR en S1 39

6.3 Conclusie 40

7 Tomatenbedrijf (VB) 41

7.1 Inleiding 41

7.2 Bedrijfssituering 41

7.3 Homogeniteit van het kasklimaat, dec – feb 2014 43

7.4 Lichtmetingen 46

7.5 Vergelijking met referentie 47

(4)

8 Tomatenbedrijf (RS) 49 8.1 Inleiding 49 8.2 Bedrijfssituering 49 8.3 Resultaten energiegebruik 51 8.4 Conclusies 55 9 Rozenbedrijf (BR) 57 9.1 Inleiding 57 9.2 Bedrijfssituering 57 9.3 Installatie en meetapparatuur 57 9.4 Resultaten energiegebruik 60

9.5 Invloed van vertifan op het kasklimaat 61

9.6 Analyse van de benodigde luchtuitwisseling 62

9.7 Conclusies 62 10 Alstroemeriabedrijf (VD) 63 10.1 Inleiding 63 10.2 Metingen en resultaten 64 10.2.1 Schermgebruik 64 10.2.2 Belichting 64 10.2.3 Verwarming 64 10.2.4 Gewaskwaliteit 65 10.2.5 Bladdikte 66

10.2.6 Meetresultaten met de thermocamera 66

11 Phalaenopsisbedrijf (TL) 69 11.1 Inleiding 69 11.2 Bedrijfssituering 69 11.3 Resultaten energiegebruik 70 11.4 Conclusies 72 12 Conclusies 73 13 Literatuur 75

Bijlage 1 Analyse windrichting en temperatuurverdeling bij het bedrijf BR 77

(5)

Voorwoord

Sinds de uitrol van het onderzoeksprogramma Kas Als Energiebron hebben een groot aantal energie-innovaties het licht gezien. De meeste innovaties hebben betrekking tot systemen die op een of andere manier gebruik maken van vochtbeheersing middels gecontroleerde luchtbeweging. Daarnaast is er een voorzichtige toename in de toepassing van isolatieglas.

De snelle verdere uitrol van deze technieken ondervindt echter vertraging doordat veel ondernemers huiverig zijn voor tegenvallende prestaties of onverwachte negatieve bijwerkingen op de teelt.

Het is daarom van groot belang dat de resultaten van innovatoren die wel met de nieuwe systemen aan de slag zijn gegaan via een monitoringsproject goed over het voetlicht te brengen. Door de intensieve aandacht middels het monitoringsprogramma neemt de slagingskans van energie-innovaties op deze bedrijven duidelijk toe. Monitoring objectiveert, verheldert en verdiept het inzicht van de ondernemer in de mogelijkheden die een innovatie voor zijn bedrijf kan hebben. Monitoring laat ook zien hoe de nieuwe systemen zo goed mogelijk kunnen worden benut. Door monitoring wordt het mogelijk dat bestaande kennis kan landen, dat ervaringen van betrokkenen uit eerdere energiebesparingsprojecten kunnen worden gedeeld en dat nieuwe ideeën, nog voor ze worden toegepast, op waarde kunnen worden geschat. Hierdoor neemt de kennis over praktisch toepasbaarheid van innovaties toe.

Uiteindelijk levert de publicatie van de bevindingen van de monitoring een grote bijdrage aan de verspreiding van de best passende technieken voor verschillende teelten.

(6)
(7)

Samenvatting

De monitoring van het kasklimaat en het energieverbruik bij 10 tuinbouwbedrijven die onlangs hebben geïnvesteerd in nieuwe technologieën voor energiebesparing en energiezuinige ontvochtiging geeft een goed overzicht van de mogelijkheden die deze technieken bieden. Vooral komkommer en tomatenbedrijven zijn in de monitoring ruim bedeeld. Dit maakt dat er voor die gewassen een goed beeld is ontstaan van systemen die goed uitpakken en systemen die weliswaar een groeizaam kasklimaat leveren, maar geen besparing op energie. Alle systemen die in dit project zijn gevolgd hebben overigens wel de potentie om energie te besparen, maar soms kiest de tuinder ervoor om vooral intensiever te gaan telen. Intensiever telen betekent meestal droger telen en/ of de inzet van meer belichting. Ook zijn er in de monitoring voorbeelden van bedrijven die geregeld warmte over hebben of over heel goedkope warmte beschikken (diepe uitkoeling van geothermische warmte). In die gevallen is er geen dringende reden om de warmtevraag van de kas te verlagen.

Alle toegepaste technieken zijn gericht op een doelbewuste luchtcirculatie ten behoeve van de homogenisering van de kaslucht in het horizontale en verticale vlak. In enkele gevallen worden ook ventilatoren ingezet om warmte van de belichting die zich onder het schermdoek ophoopt naar de onderste lagen van het gewas te blazen. Deze veronderstelde mogelijkheid kon echter bij geen van de hier gevolgde bedrijven worden aangetoond.

In alle situaties waar het gebruik van Het Nieuwe Telen een energiebesparing opleverde kon dit vooral worden toegeschreven aan de hogere isolatiegraad van de kas. Dit kan worden bereikt door het gebruik van dubbele schermen, een vergroting van het aantal schermuren en een vermindering van het gebruik van schermkieren en minimumbuis.

Voor alle betrokken tuinders geldt dat zij vertrouwen in een goede vochtavoer-mogelijkheid en in een homogene horizontale- en verticale temperatuurverdeling willen hebben alvorens isolatie verhogende maatregelen worden doorgevoerd. Luchtcirculatiesystemen en installaties waarmee buitenlucht goed verdeeld kan worden ingebracht dragen sterk bij aan dat vertrouwen. Dit blijkt uit de meetresultaten waaruit is af te lezen dat tuinders die met het nieuwe telen aan de slag gaan meer gaan schermen, minder schermkieren gaan gebruiken en hogere luchtvochtigheden gaan aanhouden.

Dit gebeurt bij de meeste bedrijven met kleine stapjes. Bij een aantal tuinders, bij AA en TL bijvoorbeeld, is te zien dat deze bedrijven in het begin van de monitoringperiode terughoudend waren, maar gaandeweg meer met hun installaties gingen doen en daardoor minder stookenergie zijn gaan gebruiken. Er zijn ook tuinders, VA bijvoorbeeld, die direct met hun nieuwe systeem heel energiezuinig zijn gaan telen, maar daar later weer een beetje van terugkomen.

Luchtverdeelsystemen vergroten het vertrouwen van tuinders in een goede temperatuurverdeling, maar metingen aan die verdeling laten geen duidelijke effecten zien. In situaties waarbij deze bij uitgeschakelde systemen goed was, blijft die met het inschakelen van de luchtcirculatie ook goed. Daar waar de

temperauurverdeling niet homogeen was blijft die ook bij inschakeling van ventilatoren inhomogeen. Structurele oorzaken van een slechte temperatuurverdeling, zoals niet goed sluitende schermdoeken of koude hoeken in de kas, kunnen niet met de beperkte capaciteit die luchtcirculatiesystemen opleveren worden weggewerkt. De algemene conclusie die uit de monitoring getrokken kan worden is dat de luchtcirculatiesystemen die met het nieuwe telen zijn ontwikkeld 10 tot 20% besparing op de verwarming kunnen opleveren, maar dat het een proces van gewenning en leren gebruiken is om deze potentie tot z’n recht te kunnen laten komen.

(8)
(9)

Summary

The monitoring of the greenhouse climate and energy consumption at 10 greenhouse sites that have recently invested in new technologies for energy saving and energy efficient dehumidification provides a good overview of the potentials of these technologies. Especially cucumber and tomato companies are well represented in this project. This means that for these crops a fair idea can be presented about how these systems can realize the energy savings expected.

All systems analysed in this project do have this potential, but sometimes growers choose to use the installations to intensify the cultivation. Intensive cultivation usually means growing at lower humidities and/or the increased application of artificial illumination.

There are also examples of companies within this monitoring project that have access to very cheap heat (reject heat from CHP or the last degrees of cooling geothermal heat). In those cases, there is not such a need to reduce the heat consumption of the greenhouse.

All techniques used are based on air circulation for homogenization of the greenhouse air in the horizontal and vertical plane. In some cases fans are also expected to bring the superfluous heat form the illumination just below the screen down to the lower regions of the greenhouse. This mechanism, however, did not follow from the measured data.

In all situations where the new systems lead to energy savings this could be attributed to the higher degree of insulation of the greenhouse. This can be achieved by the use of double screens, an increase in the number of screen hours combined with a reduction in the use of slits in the screens gaps and a reduction in the application of a minimum pipe temperature.

For all the growers, feeling confident about sufficient moisture removal from the greenhouse and in a uniform horizontal and vertical temperature distribution are a prerequisite for the application of an increased insulation. Air circulation systems and controlled inlet of outside air strongly contribute to that confidence. Among the group of growers monitored it can be seen that they certainly has gained this confidence. They were clearly using more screens, less screen slits and a higher humidity.

However, this confidence grows in small steps. Some companies, AA and TL for example, show that the growers were first reluctant, but gradually demonstrated a more energy conserving way of growing. Others, VA for instance, started a bit too enthusiastic, realizing very high savings in the beginning, followed by a consolidation at a somewhat higher energy consumption level.

From the experiences in this project it follows that air distribution systems increase the confidence of growers in a good temperature distribution, which allows for a the changes in greenhouse climate control that lead to energy saving. However, actual improvement of homogeneity could hardly be found. In situations where this was good when air circulation systems were switched-off the distribution remains good with a system switched on. In cases with a poor homogeneity, the problems remain when using the fans. Structural causes of poor temperature distribution, like poorly closing screens or cold spots in the greenhouse, cannot be solved with the limited capacity provided by air circulation systems.

The general conclusion from this monitoring is that the potentials of the current techniques for well controlled air circulation and dehumidification have an energy saving potential of 10 to 20%. However, it needs experience and accommodation to the resulting greenhouse climate to achieve this potential.

(10)
(11)

1

Inleiding

Om stijgende energieprijzen in de toekomst het hoofd te kunnen bieden en om te beantwoorden aan de maatschappelijke vraag naar duurzamer productiesystemen moeten tuinders initiatieven nemen voor de aanpassing van de energiesystemen in hun kas. Dit kunnen ingrijpende aanpassingen zijn, zoals de toepassing van warmte en koudeopslag die in veel phalaenopsisbedrijven is toegepast, maar ook eenvoudige systemen, zoals de toepassing van zorgvuldig regelende ontvochtigingssystemen.

De vernieuwingen die in de afgelopen jaren zijn ontwikkeld zijn resultaten van het onderzoeksprogramma Kas Als Energiebron, waarin middels intensieve samenwerking van onderzoek, toeleveranciers, voorlichting en tuinders de contouren zichtbaar zijn geworden van wat genoemd wordt Het Nieuwe Telen.

In Het Nieuwe Telen staat de plant centraal en wordt de kasklimaatregeling zodanig ingezet dat de plant evenwichtig kan groeien, terwijl het energieverbruik voor de teelt tot een minimum beperkt wordt.

Sleutelfactoren hierbij zijn het telen bij een hogere luchtvochtigheid en het verhogen van de isolatiegraad van de kas, bijvoorbeeld door een intensiever gebruik van energieschermen. Telen bij een hogere luchtvochtigheid beperkt de verdamping van het gewas en verkleint de ventilatiebehoefte. Het intensiever gebruik van

energieschermen betreft zowel de vergroting van het aantal uren, de beperking van schermkieren en de toepassing van extra schermen.

Om op deze energiezuinige wijze te kunnen telen is een homogeen kasklimaat een voorwaarde. Zekerheid over een goede temperatuurverdeling maakt dat ook bij hoge luchtvochtigheden de kans op natslag in kasgedeelten met een ondergemiddelde temperatuur klein genoeg is om met vertrouwen zo’n energiezuinig klimaat te kunnen hanteren. Het gebruik van luchtdistributiesystemen wordt gezien als belangrijke techniek om deze homogeniteit te realiseren en daarom is in de sector ‘Het Nieuwe Telen’ bijna synoniem geworden aan ‘het gebruik van luchtdistributiesystemen’.

Er bestaat ook de verwachting dat ventilatoren warme lucht die zich bij gebruik van assimilatiebelichting onder tegen het scherm ophoopt naar beneden geblazen kan worden. Hierdoor zou er onderin de kas een droogcapaciteit ontstaan, waardoor de inzet van buisverwarming kan worden beperkt, ook weer zonder nadelige effecten in een toenemende ziektedruk.

In het monitoringsproject dat in 2013 en 2014 is uitgevoerd zijn een 7-tal tuinbouwbedrijven gevolgd die allemaal op een of andere manier aan de slag zijn gegaan met nieuwe technieken voor een betere klimaatbeheersing in de kas. Het gaat om de volgende bedrijven:

• Een komkommerbedrijf met een standaard buitenlucht inblaassysteem (VA).

• Twee komkommerbedrijven met een balansventilatiesysteem waar tijdens de ontvochtiging zowel buitenlucht ingeblazen wordt als kaslucht afgezogen (AA en CL).

• Een komkommerbedrijf zonder buitenlucht inblaassysteem, maar met grote luchtcirculatieventilatoren voor een homogener kasklimaat. (MA).

• Een tomatenbedrijf met buitenluchtaanzuiging, voorzien van standaard buitenlucht aanzuiging (AR). • Een tomatenbedrijf met buitenluchtaanzuiging zonder voorverwarming (VB).

• Een tomatenbedrijf zonder natuurlijke ventilatie, waarbij alle luchtuitwisseling plaatsvindt via ventilatoren) (RS).

• Een rozenbedrijf waar verticaal uitblazende ventilatoren warmte van onder het scherm naar beneden blazen (BR).

• Een alstroemeriabedrijf waar verticaal blazende ventilatoren de onderste gewaslagen droger moeten houden (VD).

• Een phalaenopsisbedrijf met een standaard buitenlucht inblaas systeem onder een isolerend kasdek (TL). Voor al deze bedrijven wordt een beschrijving gegeven van het toegepaste systeem en wordt de gerealiseerde energiebesparing bepaald. Kwantificering van de gerealiseerde besparing is niet altijd eenvoudig omdat de toe te passen referentie vaak niet eenduidig vastligt. Daarom wordt er steeds veel aandacht aan die referentie besteedt.

(12)

In de bepaling van het energieverbruik van de nieuwe situatie gaat het steeds om een afname van de

warmtevraag, maar vaak ook om een toename van het elektriciteitsverbruik. Aangezien het overgrote deel van de elektriciteit op dit moment en in de komende jaren in Nederland op basis van fossiele brandstoffen wordt geproduceerd, betekent een toename van het verbruik van elektriciteit ook een toename van het verbruik van fossiele brandstof. In de omrekeningsfactor voor stroom naar fossiele energie speelt het gehanteerde gemiddelde centrale rendement een belangrijke rol. In dit rapport wordt daarvoor 45% gerekend. Met deze factor komt 1 kWh elektriciteit overeen met 0.25 m³ aardgas equivalenten aan fossiele energie.

In de beoordeling van de energiebesparing wordt de fossiele energie-component ten gevolge van het extra elektriciteitsverbruik van de bepaalde besparing op verwarming afgetrokken om tot een netto energiebesparingsgetal te komen.

(13)

2

Kom kommerbedrijf (VA)

2.1

Inleiding

Het komkommerbedrijf VA heeft in het nieuwste deel van het bedrijf geïnvesteerd in een buitenlucht aanzuig systeem om daarmee de horizontale temperatuur- en vochtverdeling goed houden bij intensief gebruik van een dubbele scherminstallatie. De verwachting van de betreffende tuinder is dat door dit intensievere schermen een besparing op de warmtevraag van tenminste 5 m³/(m² jaar) verwacht.

Daarnaast wordt het lucht-inblaassysteem gebruikt bij de verwarming van de kas. In de luchtcirculatiemodus geeft de warmtewisselaar die in de luchtbehandelingskast is opgenomen een additioneel verwarmend oppervlak (additioneel ten opzichte van de buisrail-verwarming). Hierdoor kan de uitkoeling van het verwarmingswater worden vergroot wat voor het betreffende bedrijf zeer gunstig is aangezien het gebruik maakt van geothermie voor de verwarming.

Het energieverbruik van het bedrijf is voor het jaar 2013 en een gedeelte van 2014 bepaald. De beoordeling van de energieprestaties kan voor dit bedrijf dan ook goed worden uitgevoerd door het klimaat en het schermgebruik in één van de nieuw geëquipeerde afdelingen te vergelijken met dat van één van de oude afdelingen.

De zorg om een homogene horizontale temperatuurverdeling is het grootste in de wintermaanden. Daarom heeft de monitoring van de horizontale temperatuurverdeling plaatsgevonden in maart en april 2014. Deze metingen zijn uitgevoerd met een set van 20 draadloze temperatuur/vocht sensoren.

2.2

Bedrijfssituering

Figuur 2.1 toont het bedrijf en de nieuw (2010) gebouwde afdeling met hierin het luchtbehandelingssysteem (Priva Climate Optimizer) dat wordt getest. Als referentie wordt de naastgelegen afdeling gebruikt, waar nog op de ‘oude’ wijze geteeld wordt.

(14)

Tabel 1

Enkele kenmerken van komkommerbedrijf VA.

Oppervlakte 7 ha

Bouwjaar variërend, nieuwste uitbreiding in 2010

Kas Venlokas, 7m hoog in nieuwste stuk

Scherm 1&2 (nieuwe afdeling) xls10

Scherm 1 (2013 ref. afd.) xls10

Scherm 1&2(2014 ref. afd.) xls10

LBU 5-10m3/m2 uur

Belichting Nee

Het luchtbehandelingssysteem bestaat uit een ventilator, gekoppeld aan slurven om de lucht in de kas te verdelen (Figuur 2.2). Door aanzuigopeningen (boven) in de kas en buiten, kan precies de hoeveelheid

buitenlucht gekozen worden die nodig is voor het drogen van de kaslucht. De luchtbehandelingskast is voorzien van warmtewisselaar, waardoor de lucht naar kasluchttemperatuur kan worden opgewarmd.

F iguur 2.2 Schets van het toegepaste systeem voor buitenluchtaanzuiging. Met een antagonistisch

kleppenregister wordt bedoeld dat het ene register dichtloopt als het andere openloopt en dat de som van beide klepstanden steeds 100% is.

2.3

Resultaten

(15)

01-Jan5 01-Apr 01-Jul 01-Oct 01-Jan 01-Apr 10 15 20 25 30Kastemperatuur [°C] referentie afdeling nieuwe afdeling

Figuur 2.3 Daggemiddelde kasluchttemperatuur in de kasafdeling met buitenlucht aanzuiging (groen) en in de

referentieafdeling van januari 2013 tot april 2014.

01-Jan50 01-Apr 01-Jul 01-Oct 01-Jan 01-Apr 60 70 80 90 100Relatieve luchtvochtigheid [%] referentie afdeling nieuwe afdeling teeltwisseling

Figuur 2.4 Daggemiddelde luchtvochtigheid in de kasafdeling met buitenlucht aanzuiging (groen) en in de

­r­eferentieafdeling­(De­data­gefilterd­met­een­24-uurs­voortschrijdend-gemiddelde­filter)

In Het Nieuwe Telen willen we tijdens stookmomenten de RV zo min mogelijk omlaag brengen door ventileren met buitenlucht. Immers, bij ventilatie verlaat niet allen het vocht de kas, maar ook voelbare energie. Het beeld dat we zien tijdens de stookperioden (Figuur 2.5) wijkt niet af van Figuur 2.4; in de eerste winter is de RV in de nieuwe afdeling iets lager dan die van de referentie, maar de rest van de tijd is de RV vergelijkbaar.

(16)

01-Jan40 01-Apr 01-Jul 01-Oct 01-Jan 01-Apr 50 60 70 80 90 100Relatieve luchtvochtigheid [%] referentie afdeling nieuwe afdeling

Figuur 2.5 Luchtvochtigheid tijdens stookperiode in de kasafdeling met buitenlucht aanzuiging en in de

referentieafdeling. Alleen tijdvakken waarin in beide afdelingen werd gestookt ( >5 W/m² verwarming) zijn in de­beoordeling­meegenomen.­(De­data­zijn­gefilterd­met­een­24-uurs­voortschrijdend-gemiddelde­filter).

Het aantal schermuren in de nieuwe kas is in 2013 ongeveer gelijk aan de referentie, maar in de nieuwe kas wordt er bijna altijd met twee schermen tegelijk geschermd. Daarom is de nieuwe afdeling veel energiezuiniger.

01-Jan0 01-Apr 01-Jul 01-Oct 01-Jan 01-Apr 5

10 15 20

Schermuren per dag referentie afdeling nieuwe afdeling, scherm 1 nieuwe afdeling, scherm 2

(17)

16-Jan 07-Mar 26-Apr 15-Jun 04-Aug 23-Sep 12-Nov 0 500 1000 1500 2000 2500 3000 3500 4000 4500 uren Schermuren cumulatief referentie afdeling 2013

nieuwe afdeling scherm 1, 2013 nieuwe afdeling scherm 2, 2013 referentie afdeling 2014

nieuwe afdeling, scherm 1, 2014 nieuwe afdeling, scherm 2, 2014

Figuur 2.7 Cumulatieve schermuren de referentie (blauw) en nieuwe afdeling in 2013 en eerste deel 2014.

Het luchtinblaassysteem is in de winter/voorjaar 2013 veel gebruikt. Opvallend is dat het systeem in de winter van 2014 niet heeft gedraaid. De redenen hiervoor was teelttechnisch; er is gestart met kleinere planten

waardoor de ontvochtigingsbehoefte lager was. Bovendien is het gewas naar het oordeel van de tuinder in winter 2013 te “schraal weggegroeid”, wat wordt geweten aan te veel ontvochtiging. In de winter van 2014 wilde men dit voorkomen en is ontvochtigd met schermkieren en minimumbuis.

De minimumbuis wordt nodig geacht, om actief te telen. Bovendien was in de warme winter van 2014 toch warmte ‘over’ (uit de geothermie bron), waardoor de minimumbuis altijd gebruikt werd.

01-Jan0 01-Apr 01-Jul 01-Oct 01-Jan 01-Apr 500 1000 1500 2000 2500 3000 3500

4000Cumulatieve draaiuren van de LBK ventilator [-]

Figuur 2.8 Cumulatief aantal draaiuren van de luchtbehandelingskast over de periode van 1 januari 2013 tot

eind april 2014.

In 2013 was het totale warmteverbruik van de referentie 41m3/m2 (in aardgas equivalenten) en in de nieuwe

afdeling 33m3/m2 (bron: Tuinderij VA, pers. med.). Het verloop van de warmtevraag van beide afdelingen is

bepaald met een modelmatige benadering. Figuur 2.9 geeft de warmtevraag die is geschat aan de hand van de gemeten ingaande buistemperatuur (groene en blauwe lijn). In de nieuwe afdeling wordt een deel van de verwarming ook met de LBK verzorgd, het vermogen hiervan is geschat met de uitgaande luchttemperatuur en een gemiddeld luchtdebiet van 6m3/(m2uur).

(18)

De warmtevraag van de nieuwe afdeling in 2013 was zo’n 20% lager dan in de oude afdeling.

Overigens is het verbruik in de referentiekas en in de HNT-afdeling hoog voor een komkommerteelt. Het bedrijf VA hanteert dan ook een vrij lage luchtvochtigheid (tussen de 80 en 85%). De andere komkommertelers (AA, CL en MA) telen tussen de 85 en 90% RV en komen dan ook op een lager verbruik uit.

Door de goede ervaringen met het werken met twee schermen (goed voor de beperking van het energieverbruik, maar ook goed voor het kasklimaat) heeft het bedrijf besloten ook in de kasafdeling waar geen buitenlucht inblaas installatie is aangebracht een dubbel scherm aan te brengen. Dit heeft ertoe geleid dat vanaf de nieuwe teelt (gestart in december 2013) het energieverbruik in de referentiekas gelijk werd aan het energieverbruik in de kas waar volgens HNT wordt geteeld. Dit is goed te zien in onderstaande figuur.

01-Jan 01-Apr 01-Jul 01-Oct 01-Jan 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45Afgegeven vermogen [m 3 gas equivalenten/m2] referentie afdeling 2013 nieuwe afdeling 2013 referentie afdeling 2014 nieuwe afdeling 2014

Figuur 2.9 Cumulatieve warmtevraag in 2013 en het eerste deel van 2014 in de nieuwe afdeling en in de

referentie (blauw)

Het feit dat de HNT-kas en de referentiekas in 2014 op hetzelfde verbruiksniveau werken kan worden verklaard door het inmiddels vergelijkbare schermgebruik. Het feit echter dat het verbruik in de HNT-kas hoger ligt dan het verbruik in dezelfde periode in 2013 is verrassend, aangezien 2014 een stuk warmer was dan 2013. Dit wordt verklaard uit het feit dat de tuinder niet tevreden was over de gewasontwikkeling die hij in 2013 in de HNT-kas heeft gezien. Op grond van die ervaring is hij in 2014 intensiever gaan telen. Dit heeft geleid tot een hoger warmteverbruik, zelfs ondanks de zeer zachte winter.

2.4

Horizontale temperatuurverdeling

Net als bij bedrijf VB is met draadloze sensoren de horizontale temperatuurverdeling in kaart gebracht. Er is gemeten over de lengterichting van het pad. Dit is namelijk de richting waarin de temperatuurverschillen beïnvloed kunnen worden door ventilatie met slurven onder het gewas.

De meetperiode met relevante meetdata was in april-juni 2014. Vóór deze tijd werd het ontvochtigingssysteem niet gebruikt. Net als in de analyse voor bedrijf VB worden alleen de data gebruikt bij geen/zeer lage

(19)

01-Apr 11-Apr 21-Apr 01-May 11-May 21-May 18 19 20 21 22 23 24 25 Daggemiddelde temperatuur [°C]

gemiddelde alle sensoren maximum daggemiddelde minimum daggemiddelde

Figuur 2.10 Bandbreedte van de gemeten nachttemperaturen.

De temperatuurverdeling wordt niet slechter (of beter) als de inblaastemperatuur verandert, zelfs als de inblaastemperatuur 15°C hoger is dan de kaslucht. Hieruit concluderen we dat de temperatuurverdeling niet merkbaar beïnvloedt wordt door een variërende inblaastemperatuur (Figuur 2.11). Blijkbaar zijn de overige onregelmatigheden in warmte-input of warmteverlies belangrijker voor de horizontale temperatuurverdeling dan de inblaastemperatuur van het luchtverdeelsysteem.

-5 0 5 10 15 -3 -2 -1 0 1 2 3 inblaastemperatuur - kastemperatuur [°C] Temperatuur afwijking in pad 24, hoogte van teeltgoot [°C]

Afwijking hoogste meetwaarde [°C] Afwijking laagste meetwaarde [°C]

(20)

2.5

Conclusies

Energiegebruik

Het energiegebruik van de afdeling met actieve ontvochtiging en dubbel scherm was in 2013 20% lager dan een vergelijkbare referentie afdeling met één scherm.

Na installatie van een tweede scherm in de referentieafdeling bleken beide afdelingen evenveel energie te gebruiken in de (warme) winter van 2014. Het is dus op dit bedrijf het dubbele scherm dat zorgt voor de energiebesparing, onafhankelijk van het gebruik van de buitenlucht inblaas installatie.

Temperatuurverdeling

De temperatuurverdeling is in de periode van april-mei 2014 gemeten. Het luchtinblaassysteem blijkt geen invloed te hebben op de temperatuurverdeling.

Op gebied van opbrengst en gewasgezondheid zijn geen verschillen gerapporteerd tussen de referentie en afdeling met ontvochtigingssysteem.

(21)

3

Komkommerbedrijf (AA)

3.1

Inleiding

Het komkommerbedrijf AA beslaat bijna 4.8 ha. Op een derde van dit bedrijf (1.78 ha) is er in 2014 gewerkt met een nieuw buitenlucht aanzuig systeem. Dit systeem wijkt op twee punten af van het standaard buitenlucht aanzuigsysteem. In de eerste plaats vindt de verdeling van de verse buitenlucht niet plaats via slurven, maar via een rijtje circulatieventilatoren. Deze ventilatoren worden geacht de lucht die vrij uit de luchtbehandelingskast de kas in wordt geblazen op te pakken en via drie ventilatoren in de lengte van het pad in de richting van het middenpad te voeren.

Aan de onderkant van de gevel staat een tweede luchtbehandelingskast die lucht onderuit de kas zuigt en via een water/lucht warmtewisselaar naar buiten blaast. Het idee achter de toepassing van dit tweede warmtewisselaar-blok is dat het water dat met de opwarming van de droge buitenlucht koud geworden is (in de fi guur aangeduid met ‘tussentemperatuur’) opgewarmd kan worden aan de warme vochtige kaslucht alvorens die naar buiten wordt afgevoerd.

Schematisch ziet de situatie er uit als in onderstaande schets.

Figuur 3.1 Schematische tekening van het balansventilatiesysteem waarmee de kas ontvochtigd kan worden.

De fi guur laat zien dat de HNT-installatie bij AA niet alleen een lucht-inblaassysteem heeft, maar ook een dubbel scherm. AA maakt geen gebruik van assimilatiebelichting.

Het kasklimaat en de energieprestatie van dit systeem wordt vergeleken met een naastliggende kasafdeling. Deze referentieafdeling heeft een enkel scherm en geen buitenlucht inblaassysteem.

3.2

Resultaten

De meetperiode waarover de prestatie van de nieuwe installatie wordt vergeleken met de referentie bestrijkt 1 februari tot 12 september 2014. Vanaf 12 september is in de referentieafdeling een najaarsteelt tomaat geplant zodat het klimaat en het energieverbruik niet meer goed vergeleken kunnen worden.

(22)

Onderstaande fi guren tonen de etmaalgemiddelde temperatuur en de etmaalgemiddelde luchtvochtigheid van de HNT-afdeling en de referentie.

Figuur 3.2 Etmaalgemiddelde­temperatuur­en­luchtvochtigheid­in­de­HNT-afdeling­en­in­de­referentie.­Om­de­

grafi­ek­makkelijk­leesbaar­te­maken­zijn­de­data­afgevlakt­met­een­5-daags­voortschrijdend­gemiddelde­fi­lter.

Figuur 3.2 laat zien dat de teelttemperaturen dicht bij elkaar liggen, maar dat de luchtvochtigheid in de kas met de ontvochtigingsinstallatie stelselmatig lager ligt dan in de referentieafdeling. Alleen in de weken na een teeltwisseling is de referentiekas droger dan de HNT kas. Hieruit kan worden afgeleid dat de ontvochtigingsinstallatie intensief gebruikt wordt. Dit klopt met de registraties die aangeven dat AA de buitenlucht inblaas installatie 45% van de tijd aan heeft staan.

Door dit veelvuldig gebruik gaat een relatief droog kasklimaat prima samen met een intensief schermgebruik. Onderstaande grafi ek toont het aantal schermuren per dag en het aantal uren dat het scherm op een kier stond. Een kierstand is hier gedefi nieerd als een schermstand die groter is dan 95, maar geen 100%.

(23)

Figuur 3.3

Aantal­schermuren­en­het­aantal­uren­(daarvan)­waarbij­er­een­kier­in­het­scherm­werd­getrok-ken­in­de­HNT-afdeling­(met­onder-­en­bovenscherm)­en­in­de­referentie.­Om­de­grafi­ek­makkelijk­leesbaar­te­ ­maken­zijn­de­data­afgevlakt­met­een­5-daags­voortschrijdend­gemiddelde­fi­lter.

In de NHT-afdeling wordt niet eens heel veel meer geschermd, maar er wordt ruim de helft van de tijd met twee schermen geschermd. Het bovenscherm werd in de HNT afdeling in deze periode 940 uur gesloten, waarvan 100 uur met kier, terwijl het scherm in de referentie-afdeling 860 uur gesloten was, met maar liefst 155 kier-uren. Het onderscherm van de HNT-afdeling was 485 uur gesloten waarvan slechts 6 uur met een kier.

Ondanks het fors toegenomen schermgebruik heeft de HNT-installatie op dit bedrijf in 2014 niet tot energiebesparing geleid.

Onderstaande grafi ek toont de hoeveelheid buisverwarming die in de kas is ingezet. Het afgegeven buisvermogen is hierbij berekend uit de overtemperatuur van de verwarmingsnetten ten opzichte van de kasluchttemperatuur in combinatie met het aantal buizen. In beide afdelingen liggen er per tralie 10 51-ers, maar de traliebreedte is in de HNT-afdeling 9 meter en in de referentie-afdeling 8 meter. Het VO (Verwarmend Oppervlak) is in de HNT-afdeling dus 11% kleiner zodat het afgegeven vermogen in de HNT-afdeling bij gelijke overtemperatuur (het verschil tussen gemiddelde buistemperatuur en kasluchttemperatuur) ook 11% kleiner is (1. 77 W/°C in vergelijking met 1.99 W/°C).

Naast de buisrail-verwarming hebben beide kassen nog een tweede net. In de referentiekas is dat een standaard groeinet met 5 32-ers in een tralie van 8 meter, maar in de HNT-afdeling is dit een PE slangen net met 10 40 mm buizen per 9 meter tralie. Het VO in het tweede net van de HNT-afdeling is dus 2.2 maal groter dan dat van de referentie-afdeling. De PE-slangen geven echter per graad iets minder warmte af dan een metalen buis, zodat het afgegeven vermogen per graad overtemperatuur in het tweede net van de HNT-afdeling 1.8 maal groter is dan het tweede net in de referentie-afdeling (1.21 W/°C in vergelijking met 0.67 W/°C).

(24)

Uit de meetdata van de referentie-afdeling en de HNT-afdeling is voor elke 5 minuten waarin de pompen draaiden de overtemperatuur van de verwarmingsnetten bepaald en vermenigvuldigd met de bovenstaande omrekenfactoren. Dit leidde tot de onderstaande grafi ek.

Figuur 3.4 Buisverwarming­in­de­HNT-afdeling­en­in­de­referentie.­Om­de­grafi­ek­makkelijk­leesbaar­te­maken­

zijn­de­data­afgevlakt­met­een­5-daags­voortschrijdend­gemiddelde­fi­lter.

De fi guur laat zien dat in er de eerste helft van 2014 meer buiswarmte in de HNT-afdeling is ingebracht dan in de referentie-afdeling. In de zomerperiode liggen de warmteverbruiken op hetzelfde niveau. Over de 226 dagen waarover de vergelijking tussen deze twee kasafdelingen is gemaakt bedroeg de hoeveelheid warmte die via de buizen werd gegeven in de HNT-afdeling 17.1 m³ aardgas equivalenten. Voor de referentieafdeling was dit 15.5 m³ aardgas equivalenten.

Het energieverbruiksverschil wordt nog groter wanneer ook de warmte die ingezet is voor de opwarming van de buitenlucht wordt meegenomen. In de 2400 uur dat de buitenlucht-installatie in deze monitoringperiode heeft gedraaid werd de aangezogen buitenlucht gemiddeld 9.5 °C opgewarmd. Als hierbij gemiddeld 3 m³/(m² uur) buitenlucht is aangezogen waren er voor deze opwarming 2.8 m³ aardgas equivalenten nodig.

Met het opwarmen van de koude buitenlucht wordt het water dat door de warmtewisselaar stroomt afgekoeld tot onder de kasluchttemperatuur. Over de warmere periode kwam het water dat uit de eerste warmtewisselaar stroomde op een temperatuur van zo’n 2 graden onder de kasluchttemperatuur en in de koude periode van het jaar kan dit oplopen tot 5 graden onder de kasluchttemperatuur. Omdat deze watertemperatuur meestal onder de kasluchttemperatuur ligt kan er middels de tweede warmtewisselaar energie worden teruggewonnen uit de uitgeblazen, vochtige kaslucht. Dit is in fi guur 3.1 gevisualiseerd door de tussentemperatuur lichtblauw gekleurd af te beelden (koud) en de retourtemperatuur, die uit het onderst blok stroomt donkerblauw te kleuren (minder koud).

De terugwarming van het water blijkt echter niet groot. Gemiddeld bedraagt de afkoeling van het aanvoerwater naar de tussentemperatuur over de beschouwde periode 8 °C en de terugwarming van dit water is gemiddeld 2 °C. Van de 2.8 m³ aardgas equivalenten die nodig was voor het opwarmen van de buitenlucht wordt over de beschouwde periode dus ongeveer 0.7 m³ aardgas equivalenten teruggewonnen. De opwarming van de buitenlucht kostte in de beschouwde periode (1 februari tot 12 september 2014) dus netto iets meer dan 2 m³ aardgas equivalenten per m².

Behalve de energie voor de opwarming van de aangezogen buitenlucht wordt er ook nog elektrische energie gebruikt voor de ventilatoren. Deze hoeveelheid is niet bekend, maar zal gezien het aantal gebruiksuren en het feit dat er 5 ventilatoren per tralie draaien over de monitoringsperiode zeker 4 kWh/m² bedragen.

Het totale energieverbruik voor de HNT-afdeling in dit bedrijf over de monitoringperiode van 1 februari tot 12 september 2014 ligt daarmee 4.6 m³ aardgas equivalenten per m² hoger dan de referentie.

(25)

3.3

Horizontale temperatuurverdeling

Een van de vragen vooraf was of het systeem om de droge lucht over het gewas te verdelen met horizontale ventilatoren wel een uniforme verdeling zou opleveren. Uit het weekgemiddelde van de sensoren in de HNT afdeling ontstaat het beeld dat die verdeling redelijk uniform is. Wel nemen na week 45 de verschillen toe, sensoren 10 en 12 gaan uit de pas lopen. Ook valt op dat de temperatuur van de ingeblazen lucht een lange tijd duidelijk te laag is.

Figuur 3.5 Weekgemiddelden temperaturen van het gedistribueerd meetnet sensoren in de HNT afdeling. De

weeknummers hebben betrekking op 2014.

De temperatuurverschillen over wat langere periode blijven binnen de plus of min een halve graad ten opzichte van het gemiddelde. Er is ook gekeken naar de relatie tussen het al dan niet in werking zijn van de buitenlucht inblaas installatie en de temperatuurverschillen. Hier werd geen invloed gevonden.

Wel gaven de metingen aan dat bij gesloten scherm de temperatuurverschillen wat groter werden. Waarschijnlijk is de onbalans tussen verwarming langs de gevel en verwarming in de rest van de kas groter bij een gesloten scherm.

Het gedistribueerde meetnet is ook op de referentie-afdeling geplaatst. Dit leverde hetzelfde beeld.

3.4

Conclusies

Energiegebruik

Het energiegebruik van de afdeling met het buitenlucht inblaas installatie is bij dit bedrijf in de periode van 1 feb 2014 tot 12 september 2014 ongeveer 30% hoger dan het verbruik van de referentieafdeling. Dit ondanks het feit dat de Nieuwe Telen afdeling een dubbel scherm heeft. Het hogere energieverbruik heeft te maken met de structureel lagere luchtvochtigheid die wordt aangehouden.

De terugwinning van warmte middels de tweede warmtewisselaar in het balansventilatiesysteem bespaarde een kwart op de warmte die benodigd was voor de opwarming van de aangezogen buitenlucht. Aangezien he warmteverbruik voor de opwarming van de buitenlucht op 2.8 m³ aardgas uitkwam betekende dit voor de beschouwde periode een besparing van 0.7 m³ aardgas equivalenten per m².

Temperatuurverdeling

Er zijn geen problemen met de temperatuurverdeling geconstateerd. Het lucht inblaassysteem laat geen beïnvloeding op de temperatuurverdeling zien.

(26)
(27)

4

Komkommerbedrijf (CL)

4.1

Inleiding

Het komkommerbedrijf CL heeft op een deel van het bedrijf geïnvesteerd in een buitenlucht inblaas installatie met een lucht/lucht warmtewisselaar. Ook dit is dus, net als bij AA, een balans ventilatiesysteem. Schematisch ziet de situatie er uit als in onderstaande schets.

Figuur 4.1 Schematische tekening van het balansventilatiesysteem waarmee de kas ontvochtigd kan worden.

In de uitvoeringsvorm zoals bij CL wordt de instormende droge maar koude buitenlucht opgewarmd aan de uitstromende warme, vochtige kaslucht. Hierdoor kan de luchtbehandelingskast als een passief systeem zonder verwarmingsblok worden uitgevoerd.

Het kasklimaat en de energieprestatie van dit systeem wordt vergeleken met een naastliggende kasafdeling. Deze referentieafdeling heeft een enkel scherm en geen buitenlucht inblaassysteem.

4.2

Resultaten

De meetperiode waarover de prestatie van de nieuwe installatie wordt vergeleken met de referentie bestrijkt 1 februari tot 1 november 2014. Vanaf 1 november begint de tuinder met teeltwisselingen waardoor er pas vanaf eind januari 2015 weer vergelijkingen mogelijk zijn tussen de twee afdelingen.

Onderstaande fi guren tonen de etmaalgemiddelde temperatuur en de etmaalgemiddelde luchtvochtigheid van de HNT-afdeling en de referentie.

(28)

Fi guur 4.2 Etmaalgemiddelde­temperatuur­en­luchtvochtigheid­in­de­HNT-afdeling­en­in­de­referentie.­Om­de­

grafi­ek­makkelijk­leesbaar­te­maken­zijn­de­data­afgevlakt­met­een­5-daags­voortschrijdend­gemiddelde­fi­lter.

Figuur 4.2 laat zien dat de teelttemperaturen en luchtvochtigheid dicht bij elkaar liggen. Voor wat betreft de luchtvochtigheid is duidelijk sprake van een leercurve. Aan het begin van de monitoringsperiode werd in de HNT-afdeling droger geteeld, wat extra energie vraagt, maar aan het eind van de monitoring periode zijn de RV’s gelijk.

Behalve een hoge luchtvochtigheid hanteert dit bedrijf op de HNT-afdeling ook meer schermuren, vaak met twee schermen en een klein aantal kier-uren. Ook hier is een kierstand gedefi nieerd als een schermstand groter dan 95, maar geen 100%.

Figuur 4.4 laat zien dat de warmtevraag van de HNT-afdeling bijna altijd lager is dan van de referentieafdeling. Het berekende energieverbruik voor de HNT-afdeling over deze periode bedroeg 19.1 m³/m², terwijl dit voor de referentie-afdeling 20.6 m³/m² was.

Dit verschil is waarschijnlijk net genoeg om het energieverbruik dat gemoeid is met het elektriciteitsverbruik voor de ventilator te compenseren.

Om echt energiebesparend te zijn zal dit bedrijf dus nog meer moeten gaan schermen en/of vochtiger moeten gaan telen.

(29)

Figuur 4.3 Aantal schermuren en het aantal uren (daarvan) waarbij er een kier in het scherm werd

getrokken­in­de­HNT-afdeling­(met­onder-­en­bovenscherm)­en­in­de­referentie.­Om­de­grafi­ek­makkelijk­ ­l­eesbaar­te­­maken­zijn­de­data­afgevlakt­met­een­5-daags­voortschrijdend­gemiddelde­fi­lter.­De­data­over­ het schermgebruik in de referentiekas waren pas vanaf half juli beschikbaar.

Figuur 4.4 Buisverwarming­in­de­HNT-afdeling­en­in­de­referentie.­Om­de­grafi­ek­makkelijk­leesbaar­te­maken­

(30)

4.3

Horizontale temperatuurverdeling

De installatie bij dit bedrijf levert droge buitenlucht dat op passieve wijze is opgewarmd naar de kasluchttemperatuur. De verschillen in temperatuur over de diepte van het pad zijn dan ook gering.

Figuur 4.5 laat echter zien dat de verschillen in luchtvochtigheid vooral aan het einde van de teelt groot zijn . Blijkbaar leidt de buitenlucht inblaas vooral langs de gevels tot een lagere luchtvochtigheid en in het pad niet.

Figuur 4.5 Weekgemiddelden temperaturen van het gedistribueerd meetnet sensoren in de HNT afdeling. De

weeknummers hebben betrekking op 2014.

4.4

Conclusies

Energiegebruik

De warmtevraag van de afdeling met het buitenlucht inblaas installatie was bij dit bedrijf in 2014 iets lager dan dat van de referentie. Het verschil is klein, maar genoeg om te compenseren voor het stroomverbruik van de ventilator. De tuinder zal een hogere luchtvochtigheid moeten gaan aanhouden en mogelijk nog wat meer moeten gaan schermen om tot een duidelijke energiebesparing te komen.

Horizontale verdeling van temperatuur en RV

Er zijn geen problemen met de temperatuurverdeling geconstateerd. Het lucht inblaassysteem laat geen beïnvloeding op de temperatuurverdeling zien. De RV werd langs het middenpad stelselmatig te hoog, waardoor aanpassing van het circulatiesysteem gewenst is.

(31)

5

Komkommerbedrijf (MA)

5.1

Inleiding

Het komkommerbedrijf MA heeft geen buitenlucht aanzuigingssysteem. Het past echter wel de fi losofi e van HNT toe, dat wil zeggen dat de tuinder bij een hoge luchtvochtigheid teelt en intensief schermt. Er is echter slechts één scherm aanwezig.

Om de homogeniteit van de kaslucht onder het gesloten doek goed te houden heeft MA op het bedrijf van 2.9 ha 13 stuks zeer grote ventilatoren opgehangen. Deze ventilatoren hebben een bladdiameter van 4.8 meter en bedienen elk 2215 m². De ventilatoren zuigen volgens opgave vanuit het midden aan de onderkant 30000 m³/uur aan die zijdelings langs het schermdoek wordt weggeblazen. Dit betekent een gemiddeld luchtverplaatsingsdebiet van 13,5 m³/(m² uur).

Het bedrijf MA heeft hetzelfde systeem over het hele bedrijf zodat de prestaties alleen vergeleken kunnen worden met andere komkommerbedrijven. De twee voornoemde bedrijven AA en CL liggen in dezelfde regio en daarom worden deze als vergelijking gebruikt.

5.2

Resultaten

Qua temperatuur neigt MA gemiddeld wat warmer te telen dan de twee andere HNT-bedrijven in zijn regio. Dit blijkt uit onderstaande fi guur.

Figuur 5.1 Etmaalgemiddelde­temperatuur­van­MA­in­vergelijking­met­twee­HNT-telers­in­dezelfde­regio.­Om­

de­grafi­ek­makkelijk­leesbaar­te­maken­zijn­de­data­afgevlakt­met­een­5-daags­voortschrijdend­gemiddelde­ fi­lter.

De luchtvochtigheid die wordt aangehouden is meestal wat lager, met uitzondering van het voorjaar waar MA net zo’n hoge luchtvochtigheid aanhoudt als de andere bedrijven.

(32)

Figuur 5.2 Etmaalgemiddelde­luchtvochtigheid­van­MA­in­vergelijking­met­twee­HNT-telers­in­dezelfde­regio.­

Om­de­grafi­ek­makkelijk­leesbaar­te­maken­zijn­de­data­afgevlakt­met­een­5-daags­voortschrijdend­gemiddelde­ fi­lter.

Qua schermgebruik kan gesteld worden dat MA van de drie komkommertelers die in deze regio in het monitoringsproject betrokken waren het meest intensief van het scherm gebruik maakt.

Figuur 5.3 Aantal schermuren op het komkommerbedrijf MA in vergelijking met twee andere

komkommerbedrijven.

Over de periode van 1 februari tot 1 november had MA ruim 3400 schermuren waar CL 1900 schermuren maakte. Dit is opmerkelijk omdat MA geen buitenlucht aanzuig-systeem heeft en dus voor vochtafvoer afhankelijk is van de doorvoer door het scherm. Gedurende veel scherm-uren maakt MA dan ook gebruik van een schermkier. Dit blijkt uit onderstaande grafi ek.

(33)

Figuur 5.4 Aantal uren waarop MA een kier in het scherm trekt in vergelijking met twee andere bedrijven in de

regio.

Toch blijven er nog heel veel uren over waarop MA een 100% gesloten scherm aanhoudt. Dit blijkt uit onderstaande grafi ek die het totaal aantal uren met scherm minus het aantal uren met schermkier laat zien.

Figuur 5.5 Aantal uren met een 100% gesloten scherm.

Als we alleen naar het aantal uren kijken met een 100% gesloten scherm dan komt MA over het hier getoonde tijdvak op 2900 uur, waar CL 2000 uur met een volledig gesloten scherm geteeld heeft. Het feit dat MA zonder buitenluchtaanzuig installatie en met een zeer intensief schermgebruik toch geen opvallend hoge luchtvochtigheid heeft wordt gerealiseerd door niet te aarzelen om de ramen boven het gesloten scherm open te zetten. Kennelijk levert de combinatie van de grote plafondventilatoren en de geopende ramen voldoende luchtuitwisseling door het scherm om de luchtvochtigheid op een acceptabel niveau te houden.

De ontvochtiging via de geopende ramen boven het scherm en het feit dat MA slechts één scherm heeft maakt dat het energieverbruik ondanks het opvallend grote aantal schermuren vergelijkbaar is met dat van de andere komkommertuinders in deze regio. Dat blijkt uit onderstaande fi guur.

(34)

Figuur 5.6 Energieverbruik­van­MA­in­vergelijking­met­dat­van­de­twee­andere­HNT-bedrijven­die­in­de­

betreffende regio zijn gemonitord.

In de periode van 1 februari tot 12 september, de periode waarin alle drie de tuinen normaal in bedrijf waren verbruikte MA 18.4 m³ aardgas per m². AA gebruikte in die periode 19.9 m³ aardgas voor de verwarming en CL 15.7 m³ per m².

Over de iets langere periode tot 1 november groeien MA en CL iets naar elkaar toe. MA heeft over die periode 20.7 m³ aardgas per m² gebruikt en CL 19.1 m³ per m².

5.3

Horizontale temperatuurverdeling

Het bedrijf MA maakt intensief gebruik van schermen en schakelt bij het sluiten van het scherm altijd de plafondventilatoren aan. Deze hebben dan ook, net als de schermen, in de betreffende periode ruim 3400 uur gedraaid.

In oktober en november 2014 is op dit bedrijf een gedistribueerd meet-netwerk aangebracht om de homogeniteit van de temperatuur- en vochtverdeling te kunnen bestuderen. De s ensoren zijn op 7 plaatsen op twee hoogten opgehangen zodat de temperatuur en RV bij de kop en op 0.5 m hoogte vanaf de bodem continu kon worden gemeten. In Figuur 5.7 zijn de locaties van de plafondventilatoren en de sensoren aangegeven. In ieder blokje geeft het bovenste getal steeds het nummer van de sensor bij de kop en het onderste geval de sensor onderin het gewas.

(35)

Figuur 5.7 Plattegrond van de kas van MA met de locatie van de ventilatoren en de locatie van de sensoren.

Een van de vragen vooraf was of het systeem in staat was om een homogene verdeling van temperatuur en vocht op te leveren. Uit het weekgemiddelde van de sensoren in de HNT afdeling ontstaat het beeld dat over de lengte van een kap die verdeling redelijk uniform is. De temperatuur is vrijwel overal gelijk. Alleen de RV vertoont een spreiding waarbij sensor 8 en sensor 9 het verst uit elkaar liggen. Dat sensor 8 droger is dan de rest heeft waarschijnlijk te maken met de ligging nabij het middenpad. Voor de zeer hoge waarde van sensor 9 kon geen plausibele verklaring worden gegeven.

(36)

Ook als gekeken wordt naar de verschillen binnen een dag valt op dat zodra het scherm dichtloopt en de ventilator aan de temperaturen naar elkaar toe lopen. De luchtvochtigheden komen ook bij elkaar, met uitzondering van dezelfde sensor 8 en 9, die juist bij elkaar weglopen als de ventilator aan gaat.

Figuur 5.7 Temperatuur­en­RV­profiel­binnen­een­kap­(5­min­waarden).

En de sensoren over de breedte van het bedrijf laten eenzelfde verdeling zien.

Figuur 5.9 Temperatuur­en­RV­profiel­over­de­breedte­van­het­bedrijf.

De goede uniformiteit kan zowel het gevolg zijn van het ontbreken van schermkieren in deze periode als door de werking van de ventilatoren. Maar omdat deze teler van mening is dat bij een volledig gesloten scherm altijd luchtbeweging nodig is om het gewas actief te houden was er geen meetperiode beschikbaar waarin het scherm dicht was en de ventilatoren niet draaiden.

(37)

5.4

Conclusies

Energieverbruik

De monitoring van de teelt en het energieverbruik bij het komkommerbedrijf MA laat zien dat het ook zonder buitenlucht inblaas-installatie mogelijk is om intensief te schermen. Intensief schermen in combinatie met het accepteren van een hoge luchtvochtigheid houdt het energieverbruik laag. MA blijkt zonder grote investeringen en met slechts één scherm tot vergelijkbare of zelfs betere energieverbruiksprestaties te kunnen komen dan de andere komkommerbedrijven die in de betreffende regio zijn gevolgd.

Horizontale verdeling

De temperatuurverdeling onder gesloten scherm en bij gebruik van de plafondventilatoren bleek erg homogeen. De vochtverdeling liet wat meer spreiding zien. Vooral onderin het gewas kon het vochtig worden. De betreffende tuinder gaf echter aan geen problemen in de vochtverdeling te ervaren.

(38)
(39)

6

Tomatenbedrijf (AR)

6.1

Inleiding

Het tomatenbedrijf AR is een zusterbedrijf van een tomatenbedrijf waar in 2010 begonnen is met de toepassing van een buitenluchtaanzuigsysteem (hier aangeduid met BD). De goede ervaringen die daar zijn opgedaan hebben geleid tot de bouw van een vergelijkbaar systeem op het bestaande bedrijf AR eind 2011. Het buitenlucht inblaas systeem is echter wel goedkoper gemaakt door het maximaal debiet van de installatie te verkleinen van 7.5 m³/(m² uur) naar 5 m³/(m² uur).

In de monitoring is AR vergeleken met het onbelichte gedeelte van een andere kas (S1). S1 behoort tot dezelfde maatschap als AR. In S1 wordt een vergelijkbaar tomatengewas geteeld (zelfde plantdatum en ras en zonder belichting), maar zonder een buitenlucht inblaas installatie en ook zonder het vaste folie dat zowel door BD als AR aan het begin van de teelt wordt gebruikt.

Figuur 6.1 Plattegronden van het bedrijven AR (links) met daarin de HNT afdelingen en S1 (rechts). De

onbelichte helft van S1 geldt als referentiebedrijf.

6.2

Berekend en gemeten energieverbruik in AR en S1

In kassen is de berekening van de warmteafgifte door het verschil van de gemiddelde buistemperatuur en de kasluchttemperatuur te vermenigvuldigen met een evenredigheidsfactor voor het verwarmingsvermogen per meter buis per graad temperatuurverschil. Voor de veel gebruikte 51 is deze factor 1.75 W/(m K) en voor een 28-er (vaak gebruikt in een groeinet is dit bijvoorbeeld 1.06 W/(m K).

Aan de hand van deze evenredigheidsfactoren en het aantal meters buis in de verschillende netten per m² kas is het warmteverbruik van AR en S1 berekend. Voor AR komt hier nog de warmte bij die gebruikt is voor de opwarming van de buitenlucht. Op jaarbasis was dit warmteverbruik voor de buitenlucht-opwarming 5.1 m³/m². Samen met de warmte naar de buizen komt het berekende verbruik van AR op 37 m³ per m² per jaar. Het is niet bekend hoeveel elektriciteit door de buitenlucht inblaas installatie is gebruikt. Als we dit op een gangbaar getal van 8 kWh/m² per jaar stellen dan komt het totale energieverbruik van AR op 39 m³/m² per jaar.

Het uit de buistemperaturen berekende verbruik van S1 komt op 45 m³/m². Dit zou duiden op een energiebesparing van ruim 13%.

Figuur 6.2 toont de berekende warmte-input in de HNT-kas (AR) en de referentieafdeling (S1) als gasverbruiken per week. Behalve de berekende warmte-input toont de grafiek ook de warmte-input die is afgeleid uit de gasmeterstanden. De bepaling van het gasverbruik uit de meterstanden naar een warmtevraag van de kas levert echter nogal wat haken en ogen omdat beide bedrijven gebruik maken van WKK. Een groot deel van de energie die via de gasmeters is geleverd is dus niet omgezet in warmte, maar in elektriciteit.

(40)

In de berekening is uitgegaan van een 50% thermisch rendement van de WKK en een 100% thermisch rendement voor de ketel (beide op onderwaarde). Vooral bij S1, waar de ene helft van het bedrijf belicht is en het andere niet, is echter niet te stellen dat de geproduceerde warmte evenredig over de beide kas-helften wordt verdeeld. De belichte helft zal regelmatig een warmte-overschot hebben door de belichting, waardoor de geproduceerde warmte bovengemiddeld in de onbelichte afdeling gebruikt zal worden. Ook verschillende teeltwisseling-data in verschillende afdelingen kan de relatie tussen berekende warmte-input naar een kas-afdeling en de warmte-input berekend uit gasmeterstanden van het bedrijf vertekenen.

Om bovengenoemde redenen wordt in dit rapport voor de beoordeling van het effect van de buitenlucht inblaas installatie in combinatie met het intensiever schermen meer waarde gehecht aan de berekende warmte-input dan aan de geregistreerde gasmeterstanden. De berekende warmte-input is immers direct gerelateerd aan de buistemperaturen en die waren bij AR duidelijk lager dan bij S1.

Figuur 6.2 Berekend (buistemperatuur, vaste lijn) en gemeten (gasmeter, stipp ellijn) gasverbruik van AR

(groen) en S1 (blauw) per week in 2012.

Er zijn en groot aantal factoren die die lagere buistemperaturen ook zeer plausibel maken.

1. Van week 1 tot week 15 van 2012 zijn zowel de dag- als de nachttemperatuur in AR 0,3 °C lager dan in S1. 2. De RV in AR is van week 1 tot week 15 hoger dan bij S1.

3. AR heeft tot week 6 gebruik gemaakt van een vast folie, waar dat bij S1 niet is gebeurd.

4. In AR is het beweegbare scherm vaker gesloten geweest dan in S1. Op de dagen dat er geen AC-folie was, is in AR ruim 2x zo veel geschermd.

5. De temperatuurmeter boven het scherm van AR geeft ’s nachts een 4,1 °C lagere waarde aan dan S1. Dit lijkt aan te geven dat het dubbele scherm in AR veel beter isoleert dan het enkele scherm in S1.

6.3

Conclusie

Uitgaande van het verschil in berekende warmtevraag vanuit de beduidend lagere buistemperaturen die bij AR zijn gemeten en de hierboven genoemde factoren die stuk voor stuk in dezelfde richting wijzen wordt geconcludeerd dat de aanpassingen die door AR zijn aangebracht (telen bij een hogere luchtvochtigheid, intensiever gebruik van het beweegbare scherm en de toepassing van een vast folie) tot een energiebesparing van 13% heeft geleid. In de berekening van dit getal is rekening gehouden met 2 m³ aardgas equivalenten per m² per jaar voor de opwekking van 8 kWh elektriciteit voor de aandrijving van de ventilatoren in de buitenlucht inblaas installatie .

(41)

7

Tomatenbedrijf (VB)

7.1

Inleiding

Bij het tomatenbedrijf VB is een luchtinblaassysteem geplaatst dat buitenlucht kan mengen met kaslucht en via luchtslurven boven het gewas in de kas kan doseren. Een opvallend verschil tussen deze installatie en de meeste andere installaties is dat er geen verwarmingsblok aan de luchtbehandelingskast is toegevoegd. De menging van binnenlucht met buitenlucht maakt dat extreem lage inblaastemperaturen worden voorkomen, maar een inblaastemperatuur die 10 graden onder de kasluchttemperatuur ligt is zeker geen uitzondering.

Het weglaten van het verwarmingsblok zorgt voor een aanzienlijke verlaging van de investeringskosten. De vraag is nu natuurlijk of de performance van de installatie ondanks deze vereenvoudiging nog steeds goed genoeg is om de voordelen van een luchtinblaassysteem (dat zijn een groter aantal schermuren, minder schermkieren en kunnen telen bij een hogere luchtvochtigheid) te kunnen blijven benutten.

7.2

Bedrijfssituering

Het bedrijf VB teelt losse tomaten op een areaal van 6.4 hectare.

Schuur Slangen middenpad Afd. 1 Afdeling 3 Afdeling 5 Locatie van draadloze sensoren Noord

(42)

Tabel 2

Enkele kenmerken van tomatenbedrijf VB.

Oppervlakte 6.4 ha

Bouwjaar 2007

Kas Venlokas

Gewas Tomaat (los)

Scherm 1 LS10 ultra

Scherm 2 vaste AC folie in december en januari

LBK 5m3/m2.uur met variabele mengverhouding

Belichting nee

Werking van het systeem

In de bestaande kas zijn luchtslangen boven het gewas opgehangen en verbonden met een ventilator (Figuur 7.2). Voor de ventilator is een luchtmengklep geïnstalleerd, waardoor buitenlucht en binnenlucht in iedere gewenste verhouding aangezogen kan worden. De in te blazen lucht wordt niet verwarmd.

Het systeem bestaat uit 2*14 luchtbehandelingskasten die ieder 11.500m3/uur kunnen uitblazen, wat neerkomt

op 5 m³/(m²uur). Het beperkte luchtdebiet en de grote slurven maakt dat er één slurf per 6 kappen is toegepast. Elke slurf bedient daarmee 15 paden.

Koude, droge lucht

Warme, vochtige kaslucht

Figuur 7.2 principeschets van het luchtinblaassysteem bij bedrijf VB.

Het systeem wordt geregeld aan de hand van het gemeten verzadigingsdeficit (VD). ’s Nachts gaat het systeem aan vanaf een VD van 1.9 en overdag vanaf een VD van 3.5 gr/m³. De slurftemperatuur wordt gemeten, maar er wordt niet op geregeld. Wel wordt deze temperatuur gebruikt om te voorkomen dat te koude lucht wordt ingeblazen door de buitenklep dicht te sturen zodra de inblaastemperatuur te laag wordt

(43)

Figuur 7.3 De buitenlucht inblaas installatie van bedrijf VB. Links is de behuizing van de ventilator,

inblaaso-pening naar de slang en de mengklep te zien. Rechts de doorzichtige slang zoals deze boven het gewas hangt. De slangen eindigen boven het middenpad (rechtsonder).

7.3

Homogeniteit van het kasklimaat, dec – feb 2014

Om met vertrouwen een vochtig klimaat in de kas aan te kunnen houden is het belangrijk om een homogene temperatuur- en vochtverdeling in de kas te hebben. Een homogene verdeling van temperatuur betekent vooral dat het verwarmingssysteem over de hele kas gelijkmatig de warmte afgeeft en dat er geen exceptionele lokale warmteverliezen optreden.

De buitenlucht inblaas installatie bij VB kan de lucht niet opwarmen. Hierdoor kan de inblaastemperatuur naar lage waarden zakken, hoewel erg lage temperaturen worden voorkomen door relatief meer binnenlucht te recirculeren. Onderstaande figuur toont de inblaastemperaturen die over deze meetperiode van 15 december tot 5 februari gemeten zijn. Zoals te zien begon de installatie pas eind december, toen de nieuwe planten meer begonnen te verdampen, regelmatig te werken. Af en toe zakte de ingeblazen temperatuur ruim onder de 10 °C.

(44)

15-Dec 22-Dec 29-Dec 05-Jan 12-Jan 19-Jan 26-Jan 02-Feb -5 0 5 10 15 20 25 30Inblaastemperatuur [°C] Tinblaas, zuidgevel Tinblaas, noordgevel Tbuiten

Figuur 7.4 Inblaastemperatuur op momenten dat de ontvochtigingsinstallatie aan is.

De slurf hangt hoog in de kas en zeker bij een jong gewas is de afstand tussen de slurf en het gewas groot. Op gewas hoogte hoeft die af en toe lage inblaastemperatuur dus niet tot problemen te leiden.

Om dit te bestuderen zijn 25 sensoren in een horizontaal vlak van 4000 m² verdeeld. Het vlak loopt van de linker naar de rechter kopgevel en is 24 meter breed; de werkbreedte van de slurven.

Het meetnet bestaat uit ongeventileerde sensoren, waardoor de meetwaarde sterk beïnvloed kunnen worden door zonlicht. Alle resultaten die met betrekking tot deze sensoren worden gepresenteerd zijn dus gebaseerd op metingen op tijdstippen waar de stralingsintensiteit minder dan 50 W/m² was. Donkere perioden dus, en dat zijn precies de perioden waarin onevenwichtige temperatuurverdelingen het meest ongewenst zijn.

De belangrijkste resultaten wordt hieronder besproken. Ter illustratie is ook een film gemaakt die opeenvolgende temperatuurverdelingen in de eerste week van januari toont (ftp://ftp.wur.nl/glastuinbouw/exchange/

monitoring2013/film vb temperatuurverdeling.wmv ).

De etmaalgemiddelde temperatuur is weergegeven in onderstaande figuren. De eerste weken van de teelt (december) waren warmer dan januari en februari.

De bandbreedte waarbinnen de 25 temperaturen lagen is weergegeven in Figuur 7.5. De grafiek toont de etmaaltemperatuur die op de meetbox (dikke rode lijn) is gemeten en de etmaal-temperaturen van de 25 gedistribueerde meetpunten.

(45)

22-Dec 01-Jan 11-Jan 21-Jan 31-Jan 10-Feb 12 13 14 15 16 17 18Temperatuur [°C]

Figuur 7.5 Etmaaltemperaturen van de 25 meetpunten (dunne lijnen) en de etmaaltemperatuur gemeten op

de meetbox (dikke rode lijn) (Alleen de metingen tijdens perioden met minder dan 50 W/m² straling zijn in bes-chouwing genomen, hierdoor lijken de etmaaltemperaturen lager dan in werkelijkheid).

Figuur 7.5 laat zien dat de etmaaltemperaturen op de verschillende locaties in de kas in deze periode dicht bij elkaar liggen; veelal binnen een halve graad ten opzichte van de gemiddelde etmaaltemperatuur in de kas, maar soms oplopend tot een graad verschil in de koudere periode van eind januari en begin februari.

Ook als we kijken naar de 5 minuut-waarden (Figuur 7.6 en Figuur 7.7) is duidelijk dat de temperaturen dicht bij elkaar blijven. Door de bank genomen blijven de temperaturen binnen een graad ten opzichte van het gemiddelde.

21-Jan 21-Jan 22-Jan 22-Jan 23-Jan 23-Jan 24-Jan 10 12 14 16 18 20 22Temperatuur [°C]

(46)

21-Jan 21-Jan 22-Jan 22-Jan 23-Jan 23-Jan 24-Jan -2.5 -2 -1.5 -1 -0.5 0 0.5 1 1.5 2 2.5Temperatuur [°C]

Figuur 7.7 meetwaarden per 5 minuten van de 25 meetpunten ten opzichte van het gemiddelde van die 25

meetpunten en de temperatuur zoals gemeten op de meetbox. (Alleen de metingen tijdens perioden met minder dan 50 W/m² straling zijn in beschouwing genomen).

7.4

Lichtmetingen

Behalve de horizontale temperatuurverdeling is de lichtonderschepping door de slurven bovenin de kas een zorgpunt van deze installatie. Daarom is in het voorjaar van 2014 de lichttransmissie van de kas en installaties bepaald. Dit is gedaan door op een bewolkte dag (met diffuus licht dus) het lichtniveau binnen lopend door de paden te vergelijken met het actuele lichtniveau buiten, beiden gemeten met een lichtsensor op een tijdsinterval van 2 seconde.

De resultaten van deze metingen staan in de onderstaande figuren; onder de transparante slurven (pad 95 en 110 in Figuur 7.8 is het lichtniveau beduidend lager dan in de overige paden. Over alle paden gemiddeld blijkt de transmissie ongeveer 1% lager.

0.50

0.55

0.60

0.65

0.70

0.75

0.80

0.85

0.90

89

94

99

104

109

114

gem

et

en

tr

an

sm

iss

ie [

-]

rijnummer

(47)

Op het bedrijf van VB is één witte slurf geplaatst. Dit geeft de mogelijkheid om een vergelijking te maken tussen een witte en een transparante slurf.

0.50

0.55

0.60

0.65

0.70

0.75

0.80

0.85

0.90

2

3

4

5

6

7

8

gem

et

en

tr

an

sm

iss

ie [

-]

rijnummer

Figuur 7.9 gemeten lichttransmissie bij VB in pad 2 tot 8. In pad 5 hing een witte slurf.

Figuur 7.9 laat zien dat de lichtonderschepping van een witte slurf beduidend groter is dan die van een transparante slurf, zodat geconcludeerd kan worden dat bij gebruik van een installatie met slurven boven het gewas de transparante slurven de voorkeur hebben.

7.5

Vergelijking met referentie

Het klimaat en energieverbruik van VB is vergeleken met een in de buurt gelegen referentiebedrijf dat een vergelijkbare teelt had, zonder luchtbehandelingssysteem en AC folie . Hierbij is gekeken naar laatste weken van 2013 en de eerste weken van 2014 (Figuur 7.10).

Het gasverbruik lag 6% lager bij VB dan op het referentiebedrijf, ondanks de warme winter waarin het besparingspotentieel niet zo groot was. De besparing werd voor het grootste deel gerealiseerd van week 8 tot week 17, waarin bij VB meer werd geschermd.

(48)

10 12 14 16 18 20 22 -5 0 5 10 15 20 Te m pe ra tuur C] weeknummer Etmaal temperatuur VB referentie 0.0 20.0 40.0 60.0 80.0 100.0 -5 0 5 10 15 20 G en o rma lis eer d v er b ru ik [ % ] weeknummer Gasverbruik VB referentie 0 200 400 600 800 1000 0 5 10 15 20 sc h er mu ren [ -] weeknummer schermuren, cummulatief VB referentie

Figuur 7.10 Vergelijk tussen VB (groene lijnen) en een referentiebedrijf (paarse lijnen).

7.6

Conclusies

• Het intensiever gebruik van het vaste foliescherm en het beweegbare doek wat door de buitenlucht inblaas installatie mogelijk wordt gemaakt heeft ongeveer 6% energiebesparing opgeleverd.

• De betreffende teler geeft aan dat sinds het gebruik van deze installatie de ziektedruk enorm is verminderd, hoewel dit ook te maken heeft de beschikbaarheid van Luna® Privilège.

• De temperatuurverdeling in de kas is ten tijde van actieve ontvochtiging, niet afhankelijk van de ingeblazen luchttemperatuur. Het lijkt niet nodig om bij ontvochtiging met slurven boven het gewas de lucht voor te verwarmen naar de kasluchttemperatuur.

• De temperatuurverschilllen in de kas zijn beperkt. Bovendien verschuiven de ‘slechte’ plekken door de kas. • Het lichtverlies door de slurven bovenin de kas ligt rond de 1%.

• De besturing van het luchtinblaassysteem is tamelijk abrupt, de regeling zou rustiger gemaakt kunnen worden. Dit zal overigens geen effect hebben op de temperatuurverdeling.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een verklaring voor grote verschillen in de gemiddelde scores voor de verschillende teksten bij de versies Origineel, Vijfde Woord en Zonder Lidwoorden zou gelegen kunnen zijn in

D66 vindt dat de gemeente Beekdaelen ook open moet staan voor innovatieve aanpakken samen met onderwijs en ketenpartners.. De problematiek van thuiszitters moet aangepakt

virus, 13, 225-231. Lumpy skin disease: attempted propagation in tick cell lines and presence of viral DNA in field ticks collected from naturally-infected cattle. Diagnostic assays

infestans dan de jonge planten, wederom in al- le vier de getoetste rassen en wederom was de toename in resistentie geleidelijk.. Uit deze resultaten hebben we geconcludeerd dat in

Vast amounts of data are generated daily and play an important role in decision-making and performance evaluation. Ill-informed decisions can have costly, negative

Cervical cancer remains the most diagnosed gynaecological malignancy in women worldwide. The lack of resources and high HIV/AIDS incidences occurring in Sub-Saharan Africa are

Corridor 1 en corridor 2 worden ieder voorzien van 8 stuks luchtramen, de verbindingscorridor tussen corridor 1 en 2 wordt voorzien van 3 stuks luchtramen, de werkruimte, de

Sonneveld heeft later echter aangetoond dat vooral in het verdere verloop van de teelt dezou tg ehalten weer niette hoog moeten zijn, daar an- ders minder opbrengst