De
invloed
vande
pHop groei en bladsamenstelling van populier
*)I
Inleiding
De
zuurgraad van de bodem(pH-KCl)
1) is een veel gebruikte maatstafom
de geschiktheidvan
grondenvoor
depopulieren-teelt
te
beoordelen.Men
neemt
aan dat grondenmet
eenpH
van
4,0à
4,5 door bekalking
geschikrzijn te
makenvoor
de populierenteelt endat
depopulier
zijn
optimale conditievindt
op gronden metpH
2
4,5 (Yan
der Meiden 1976).Het
bovenstaande geldt voor euramerikaanse cultivars. Cultivars dietot
deze groep behoren (o.a. 'Dorskamp','Zeeland', 'Robusta'en
'Gelrica')
hebbeneen oprimaal pH-trajecr
dar wordt
be-grensddoor de
waarden4,5 en 6,5.
Bij
lagere pH-waarden neemt de groei merkbaar af,brj
hogere pH-waarden neemr degroei slechts
in
geringe mateaf
(Van
denBurg
1977;Van
denBurg
en Schoenfeld 1978).De
belangstelling voor populieren mer een beteregroei
en ho-gere resistentie tegen ziekten dan de gangbare euramerikaanse cultivars leidde tor het produceren van nieuwe cultivarsafkom-stig
uit
de sectie Tacamahaca enuit
kruisingen tussen desec-ties
Tacamahacaen
Áigeiros.
In
o.a. Nederlanden
Duitsland sta?t thans een aantal van deze nieuwe cultivars ter beschikking(Guldemcnd
1966; Jestaedt 1978;Koster
1971).Omdat
dezecultivars
vrij
nieuw
zijn
is
over de groeiplaatseisen nog weinig bekend. Onderzoekin
een aantal beplanringen leverde echter reeds als resultaatop
dar
de groeiplaatseisenvan
deze nieuwecultivars
niet
moetenworden
onderschat(Van
den
Burg
en Schoenfeld 1978;Vis
enKolster
1977).Op kalkrijke
grondenis
bij
enige cultivars
('Fritzi
Pauley','Heimburger', 'Barn'
en'Oxford')
sprake van groeiachreruitgangof
zelfsvan
kalkchlo-rose (Garbaye er Le Tacon 1974; Schmidt 1977).Meer
informatie
over de eisendie
de nieuwe populierecultivars stellen aan de bodem is dus gewensr. Vooral de veronderstellingdat
deze cultivarsop
zure gronden-
die voor
euramerikaanse cultivars ongeschikrzijn
-
nog een redelijkegroei
zoudenbe-reiken
diende te worden onderzocht. Omdatin
Nededand nog geen groeiplaatseisenonderzoekvoor
nieuwe populierecultivarsis
uitgevoerdis
in
1978 overgegaanror het
uitvoerenvan
eenpotproef
waarin de reactie vanvier
cultivarsop
een breed tra-ject van pH-waarden is onderzocht (Van den Burg, Janssens enDe
\Vit
1980).De
resultatenvan
deze potproef wordenin dit
artikel
besproken. Deze resulraten van de potproefzijn
vergele-ken met
gegevens over her verband russen depH
en de blad-samenstellingvan jonge
populiere-opstanden(Van den
Burg 1980).2
De
invloed
van de
pH
op de groei
en
bladsamenstellingvan
vier
populierecultivars
in
eenpotproef
2.1'
MethodiekHet
aantal nieuwe cultivars is zo groot dat her'niet mogelijk was alle van belang zijnde cultivars te onderzoeken.Om
toch een zo goedmogelijk
inzicht te
verkrijgen
in
depH-toleranrie
is
dekeuze gevallen op
vier
cultivars,die
her scala van Áigeiros- en Tacamahacacultivars en hun kruisingen verregenwoordigden. Dein
depotproef
gebruikte cultivars waren (naamgevingcf.
Na-tionale Populieren Commissie 1976):1) In
clit attikel wordt de zuurgraad kortheidshalve aangeduid als pH;hiermee is
*)
steeds de pH-KCl-waarde van de laag 0-21 cm bedoeld.Verschijnt tevens als Mededeling l84van,,De Dorschkamp".
/
J.
van
den
BurgRiiksinstituut voor onderzoek in de bos- en landschapsbouw
,,De Dorschkamp", Wageningen
The
inÍluence
oÍ pH on the growth
and
Íoliar
composition
oÍ
poplar
Summary
The grorutb and. mineral niltrien,
stal*t
of
foar
poplar clones ('An-tlroscoggin', 'Oxford.', 'DonA' and. 'Zeeland.'), representing Tacamabaca,Tacamahaea
x
Aigeiros, and. Áigeirot seclions, uere stsdiediil
d
pottrial
in
1978, Loamy Mnd (pH-KCl 3.9; total P 91 mc PrOu/100 g; N-org.3.48/6)
fron
a well-grotuing'Robasta' stand. uas ued. assab-tttate,
The pH-KCl optimam
for
all
clones taas 4.5-6.5.All
clones also ex' hibited. serio*s grouth deqressions at pI7-KCl <4.0-4.5. High pH KCI aalrcs()6.5)
had,little
negdtiaeinlltence
on
'Ándroscoggin' and'Donh' and. some negatiue infltence on'Zeeland' (although tbis is not important
lor
practical ptrposes).'Oxford.' ttas lairly sensitiue to higb pH aalaet, sltouing red.ued growth and Fe deficiency tlrnproms. FoliarN
corrcentrdt;onr increasediÍ
the pH-KCl rose from 4.0 tot 7.0.Át
lotupH-KCl
ualaes(14.0), N
concertration increased';at
bigh pH-KCl aalaes.()7.0), it
decreased. Tbis pbenomenon, and tbede-clining P sldttts d, lota bH-KCl tahtes, means that the Íoliar
N/P
ratio is often a better ind.icator oÍ the mineraL natrient statas of poplar tban N anrl P concen rations. Tbe optimlm N / P ratiolor
poplar is ca. 5-12. Data front. the pottrial
tuere compared u,ilb those from seaeral fieldtrials.
In
general, tbe foliarN
anclN/P
ratios beltaaed identically. TheK
stdttts of the trees iudt ,rol influenced by pH-KCl. FoliarK
corrcerrtrd-tions taere highest
on
marine soils and on soils preuioasfu *sed at arable land.. On otber soils considered to be sil;tdble for poplar calt*re,K
stdJtts is oÍten less fauourable.cultivar:
kruising
van:'Androscoggin'
T x
T
'Oxford'
Tx(TxA)
'Donk'
T x A
'Zeeland'
A x A
(T
:
sectie Tacamahaca;Á
:
sectie Aigeiros)De proef bestond
uit
negen pH-HrO-trapPen(3,5/4,0/4,5/5,0/
5,5/6,0/6,5/7,0/7,1),
aangevuld mer een behandeling metI0
7oCaCO.. Elke behandeling besrond
per cultivar
uit
zes kunststof emmersvaÍ
12
liter
inhoud, gevuld
met 10
kg
luchtdroge grond, afkomstigvan
de bovenste25
cmvan
een bruine beek-eerdgrond (sterk lemig zand) nabij Spoordonk (Noord-Brabant).De
opdit
tetrein aangelegde 'Robusta'-oPstandviel
in
de groei-klasseS
-
43-50
m. Het
bodemvruchtbaarheidsniveau ervan wasvrij
hoog (P-totaal: 91
mBP2OB/I00
g; N-org: 3,48/0),
maar de
pH
ervantamelijk
Iaag (3,87).Van
de grond werd een titratiecurve bepaald met behulpwaar-van de
hoeveelheden zwavelzuurof
calciumcarbonaat kondenworden
berekend,die
benodigdwaren
voor
de
pH-instelling. Zwavelzuttt en calciumcarbonaat werden enige weken voor hetplanten
met de
grond
vermengd.Kortstek werd
gebruikt
alsplantmateriaal dat op
6
en 7m
att
1978 werd geplant(4
stek-ken per cultivar per emmer).Op
9
augustus 1978 werdper
emmerhet
aantal planten terug-gebrachtror
twee.Van
de
verwijderdeplanten werd het
blad verzameld voor bladmonsteranalyse.In
de week van6-13
okto-ber 1978 werd de proef beëindigd. De scheutlengte en de droge-stofproduktievan
de scheut werden gemeten. Tevenswerd
opdit
djdstip
van de grond een mengmonster PerpH-trap
en percultivar
verzameld en de pH-waarden gemeten. Deze pH-waar-denzijn
als maatstaf voor depH
gebruikt.2.2
Resultaten2.2.1
GroeiUit
vergelijking van de scheutlengten en de droge stofproduktiemet
depH
bleek dat de relaties ervanmet
depH
analoog wa-ren. Omdatniet
de absolute groeiper cultivar van
belang was maar daarentegen de relatieve groei-
omvergelijking
russen de cultivarsmogelijk
te maken-
is
ervan aÍgezien alle groeigege-vensin
detail te
vermelden.Deze zijn volledig
opgenomenin
het rapport over het onderzoek (Van den Burg, Janssens en DeVit
1980). Percultivar
is de groeiper pH-trap
als percentagevan
degroei van
de behandelingmet
de grootste hoogtegroei weergegeven(figuur
l).
Figuur
I
Relatieve hoogtegroeivan
vier
populierecultivarsen
depH-KCl, 1978.
Fig*re
1
Relatite height groutb of fou.r poplar culriaart and. pH-KCl(pot rridl), 1978.
relatieve hoogtegroei (%van maximale hoogtegroei percultivar) relative height growth (%oí maximum height growth per clone)
100
\--:.
\'
o\
hun groei te worden geremd.
Yan'Zeeland'
nambij pH
)
6,5de groei
wat
meer af.'Oxford'
bleek het gevoeligstte
zijn:
bii
pH
)
6
nam de groei van dezecultivar af
enbij pH
7,2 was de groei nog maar 70/o
van de maximale waarde.De
optimale pH-trajecten van de cultivars waren:'Androscoggin'
5-7
'Oxford'
54
'Donk'
4,5-7
'Zeelanà'
4,54,5
2.2.2
Groeistoornissen en gebreksverschijnselenIn
het
traject van lage pH-waarden traden grote_verschillen op tussen de plantenbij
pH
3,3 en 3,6.De
stekken van debehan-delingpH
3,3 liepen weluit,
maar het blad bleef klein.Na
enige wekenging
het blad van 'Androscoggin' en'Oxford'
necÍotische randenen
plekken vertonen.De
kleur van de
bladschijf werd donkergroen en er ontwikkelden zich gele zones langs nerven en randen.Het
blad van
'Donk'
vertoonde een mozaiekvan
gele en groene vlekjes.De
kleur van het blad van 'Zeeland' was nor-maal. De wortelvorming van alle cultivars was slecht. De meeste planten stiervenin
de loop van mei enjuni.
Bij pH
3,6
waren
deze verschijnselen-
zij
het
in
mindere mate-
nog aanwezigbij
'Androscoggin' en 'Oxford'.Van'Donk'
en'Zeeland'
washet blad
gezond.De
wortelvorming van
alle cultivars was goed.De
invloed van hoge pH-waarden op hetuiterlijk
van deplan-ten
wasgering.
Slechtsbij
pH
7,2
(107o
CaCOr) vertoonde'Oxford'
symptomenvan
ijzergebrek en werdbij 'Donk'bij
deoudste bladeren
licht
magnesiumgebrek waargenomen.2.2.3
BladsamenstellingVoor
de uitkomstenvan
de bladanalyseswordt
verwezen naarhet rapporr
over deporproef
(Van
denBurg,
Janssens en DeIlit
1980).In
het
onderstaande worden de belangrijkste resul-taten genoemd.De
pH
bleek de gehalten aanN,
P,K,
Ca,Mg
enMn
merkbaar te beïnvloeden:-
het N-gehalte vanhet
blad namaf in
het pH-traject
3,54,
nam dan weer toein
hetpH-traject
4-7
en nam weer afin
hetpH-traject
)
7
(figuur 2). Het
verband russenhet
N-gehalte van het blad en depH in
het pH-uajecc4-7
isin
overeenstem-ming met wat meestal wordt aangenomen,nl.
dat pH-verhogingde N-voorziening
verbetert.De
Íeactievan
het
N-gehaltebij
zeer lage pH-waarden((
4)
en zeer hoge pH-waarden()
7) was echter onverwacht,-
het P-gehalte van het blad nambij
hogerepH
toe(figuur
3).Van
een tendensdat
bij
hoge pH-waardenhet
P-gehalte weer lager zou worden was niets merkbaar,-
het K-gehalte van het blad nammet
dalendepH
iets toe ensteeg scherp
bij pH
(4,
-
het Ca- en Mg-gehalte van het blad namen met stijgendepH
toe,-
er
bleek geenduidelijke relatie te
bestaan tussenhet
Fe-ge-halte van het blad en de
pH.
Een afname van het Fe-gehaltebij
stijgendepH
trad nietof
nauwelijks op,-
het
Mn-gehaltevan het blad
reageerde scherpop de
pH-waarde.Het
daaldevan 700-1500
mg/kg
bij pH
3,5 tot
20 à40
mg/kgbij
pH
7,2.2.2.4
DepH
en de N7'P-verhouding van het bladHet
stijgen van het N-gehalte van het bladbij
lage pH-waarden en hetgelijktijdig
dalen vanhet
P-gehalte ervanhoudt
in
dat depH
eengrote
invloeduitoefent op
deN/P-verhouding
vanhet
blad. Deze N,/P-verhoudingis
vaak beter gecorreleerd met 7I
50 'Androscoggin'(A) Oxíord'(O) 'Donk (D) 'Zeèland (Zl 4 pH-KClOpvallend
is
dat de
cultivars
ongeveereven
gevoelig warenvoor
lage pH-waarden.Áls
depH
daalde beneden 4,5 nam de groei af, hetgeen vooralbij
pH-waarden lager dan 4,0duidelijk
werd.Bij pH
3,5 bedroeg de groei van de cultivars nog slechts20-50
%
van
de maximale groei.Daarbij
moet men bedenken datbij
pH
3,6 de aanslag van de stekkenI00
/o
was (behalvebij'Zeeland',
die
bij
alle behandelingenwat moeilijker
bewor-telde).Bij pH
3,3 daarentegenliep
de aanslagvan
de stekken uiteen van slechts4
tot
50 7o.De
beworteling wasbij
dezepH
zeer slecht.De
verschillen tussen de cultivarsin
het
trajectvan
hogepH-waarden waren groter dan
in
het
traject van lage pH-waarden. 'Ándroscoggin'en 'Donk'
bleken
bij
pH
)
6,5
bijna niet
in
!1 :, :t
::i
,,
tl
t,
it
ii
i!
,l
0 6 eFiguur 2
(potproef) Figare 2
trial. ) .
Het N-gehalte van het blad (augustus 7978) en de pH-KCl Foliar
N
concentration(Áag*st
1978) and.pH-KCl
(po,de groei dan de afzonderlijke
N-
en P-gehalten.Als
men dein
de potproef gevondenN-
en P-gehalten van het bladin
verband brengtmet
degroei
dan bleken grote spreidingenop te
tredenen
bovendiennam
bij
N-gehaltengroter dan
2,I
à
2,3 Vo degroei af. Omdat
voor
euramerikaansepopulieren het
optimale N-gehaltebrj
ca. 2,8%
ligt
is
in
depotproef
sprake geweestvan
eenindirect
verband tussen deN-voorziening en
de groei datwordt
beïnvloeddoor
de P-voorziening.Hoewel nog
geen sprake was var,zichtbar
P-gebrekbij
de onderzochte cultivars(de
grenswaarde 0,107o
P
voor
zíchtbaar P-gebrekwerd
be-halvebij
'Androscoggin' ookbij
pH
3,6niet bereikt),
blijkt
de P-voorziening van het bladbij
lage pH-waarden groeibeperkend te v/orden.Het
gecombineerdeN/P-effect
op de groei isin
figuur 4
weer-gegeven als het verband tussen de N,/P-verhouding van het blad en de relatieve droge stofproduktie.De
spreidingin
de relatie met de groeiper
cultivar bleek veel geringer rezljn
dan die van de afzonderlijkeN-
en P-gehaltenmet
de groei.De
N/P-ver-houding van
het
blad
verklaardede
groeiverschillendus
veel beter dan de afzonderlijkeN-
en P-gehalten.Alle
cultivarsble-ken
de eigenschapte
vertonen,in
groei
af
te
nemen alsN/P
toenam van 12
à 14
naar 16 à 31. Deze N,/P-toename treedt op als depH
zeer laag wordt.Figuur
4
De N/P-verhouding van het blad (augustus 1978) en derelatieve droge stofproduktie (potproef).
Figue
4
FoliarN/P
ratio (Áugrst
1978) and relariaedry
natter prodaction (.pot trial).relat ieve droge stoÍproduktie (g/pl) relative dry matter production(g/pl) 2 N 3,0 Figuur 3 (potproef) Figare 3 trial) . 7 o
D..
Androscoggin'(A) OxÍord (O) .Donk (D) 'Zeeland'(Zl 3 4 6pH-KCl
100Het P-gehalte van het blad (augustus 1978) en de pH-KCl
Folicr
P
concentretion(Ar.gttt
1978) an:lpH-KCl
(pot5U
\
\
t\
\o Androscoggin (A)OxÍord'(O)
\
'Donk'(D)
\
'Zeetand'(Zl P("Á) 0o/
'10 20 N/P (*t
3
De
invloed van
de
pH
op de minerale
voealingstoestand van jonge opstandenPotproeven hebben als voordeel dat de werking van groeiplaats: factoren kan worden vastgesteld zonder dat grote storingen d.oor
andere factoren optreden.
Men
krijgt
oP deze manier een beter inzichtin
de betekenis van een groeiplaatsfactor danuit
terrein-srudies.Dit
voordeelis
echtertegelijk
een nadeel omdathet
deoverdraagbaarheid
van
de resultaten beperkt. Een ander nadeelis dat
onderzoekruimten maar een geringe oppervlakte hebben en dat men dusnooit
alle van belang zijnde factorenin
voldoen-de mate kan onderzoeken.In
de bovenbeschrevenpotproef kon
slechts een substraat wor-den onderzochtnl.
een populieregronduit
Spoordonk.Om
het bez:waatvan
overdraagbaarheidte
verminderenziin
bestaande gegevensvan
populierebeplantingen (euramerikaanseen,,bal-D Androscoggin (A) Oxíord'(O) 'Oonk'(D) 'Zeeland (Zl 6 7 pH J 4 5 -KCI
sem"-populieren)
uir
de periode 1957-1978bewerkt (Van
denButg
1p80). Aan het rapport is het volgende ontleend:-
het
N-gehaltevan
het
blad van
euramerikaanse populieren was gemiddeld het laagstin
het pH-tra ject4,5-6,5
en steegbij
zowel hogere als lagere pH-waarden. Her N-gehalte van het blad van ,,balsem"-populieren nam roebij
stijging van depH
van 3,5tot
6;
de sterkestijging
van het
N-gehaltebij
lage pH-waar-den-
zoalsbij
euramerikaanse populieren-
werd nier
gevon-den,-
het P-gehalte van het blad vertoonde niet steeds eenduidelijk
beeld.Het
belangrijkste verschijnsel was echter dat her P-gehalteging
dalen als depH
lager werd d,an 4,5. Zichrbaar P-gebrek is slechtsin
enkele gevallen waargenomen,nl.
op gronden mer eenP-totaal
cijfer
í
L0 à 20 mgP,O*/l00
g,-
bij
zowel
euramerikaanseals
,,balsem"-populierenwas
deN/P-verhouding
van het blad
gemiddeldca.
10
in
her
pH-traject5-7
en nambij
lagere pH-waarden toe,-
het
K-gehaltevan her blad
wasweinig pH-afhankelijk.
Op mariene gronden en op gronden mer bouwlandinvloed was her steeds voldoende.Als
niet-mariene gronden de voorgeschiedenis graslandof
populierenbos hadden, was de kansop
een onvol-doende K-voorzieningvrij
groot,-
zoals te verwachtenviel
nam het Ca-gehalte van her blad met stijgendepH
toe.Ook
bij
de laagste pH-waardenwaarbij
nog populierebeplantingenzijn
aangelegd(3,5-4,0)
is
nooit
Ca-gebrek geconstateerd,-
de hoogste Mg-gehalten traden opbij pH
5,0.Bij
hogere enlagere pH-waarden was het Mg-gehalte gemiddeld lager.
4
DiscussieDe potproef heeft als resultaar opgeleverd dat het optimale
pH-traject van de
onderzochte culrivars4,t-6,5
à 7
blijkt te
zijn.Yoor'Zeeland'
is deze conclusiein
overeenstemming mer lirera-tuurgegevens.Leroy (1969) geeft als
oprimaal
uaject
voor euramerikaanse populieren4,5-6),
Baker and Broadfoot (L976) vermelden dezelfde waardevoor
Populus deltoides. Ongeveer hetzelfdeoptimale traject geldt voor
balsempopulieren(P.
tri-chocarpa, P. balsamifera) en populierehybriden.
Bij
pH-waarden1
ca.4,7
neemt
de groei van
deze soortenen
hybriden
af (Fowells 1965;Funk
1963;Smith i957).
De
gevoeligheidvoor
lage pH-waarden((
4,0)
blijkt
voor
de onderzochte cultivars ongeveer dezelfdete
zijn.Bij
pH-waarden lager dan 4,0 neemt de groei snel af enbij
pH
3,5 is de absolute ondergrensbereikt.
In dit
opzicht
reageerr depopulier
op
de-zelfde
wijze als vele
landbouwgewassen doordar geenwortel-groei
meermogelijk
is
bij
pH-waardenlager
dan3,5
('S7ind1968).
Eenzelfde verschijnselis
waargenomen-bij
'Robusta','Oxford'
en 'Rap' op dalgronden.De
beworteling concentreerdezich
in
de zandige bovengrond(pH-KCl 3,7)
maar drongnau-welijks door
in
de daaronder liggende bolsterlaag,die
eenpH
33
had (Van den Burg enKolster
1977;Yis en Kolster 1977).De
tolerantie tegen hoge pH-waarden bleekin
de potproef ver-schillendte
zijn.
'Androscoggin' wasbehoorlijk
resistent tegen hoge pH-waarden,terwijl
'Oxford'
deminst
resistente was en zelfs enig ijzergebrek vertoonde.'Donk'bezat
dezelfderesisten-tie
als 'Ándroscoggin'.Bij'Zeeland'
tradbij
hoge pH-waarden1;6,5)
een-
zij
het weinig
belangrijke-
groeiachreruitgang op.In dit
opzichr is 'Zeeland' vergelijkbaarmet'Robusta'
(Van den Burg en Schoenfeld 1978; Garbaye 1979) en 'Geldca' (Van denBurg
1977). Daarentegenzijn
'I
214'en
'Dorskamp'vrij
ongevoeligvoor
hoge pH-waarden(Van
denBurg
enSchoen-feld
1978;
Garbaye1979).
Met
betrekking
tot
de
tolerantie tegen hoge pH-waarden besraan dus tussen euramerikaanse cul-tivars enige verschillenzij
het dat deze voor depraktijk
weinig
belangrijk zijn. Verder
blijkt
dat het
vermoedendat
,,balsem"-populierenvrij
gevoeligzijn
voor hoge pH-waardenniet
geheelopgaat. 'Androscoggin' en
'Donk' zijn
veel toleranter tegen hoge pH-waarden danbijv.
'Oxford',
'Barn','Fritzi
Pauley' en 'Heim-burger'.De
geringe groeiafname van de meeste cultivarsin
de potproef op behandelingenmet
hoge pH-waarden maakt hetniet
nood-zakelijk grondenmet
pH
)
6,5 niet
meer als optimaalte
be-oordelenvoor
de populierenteelt (met uitzondering van de bo-vengenoemde gevoelige ,,balsem"-populieren), tenzij ze arm aanlutum-
en
organischestof zijn en
daardoorde
N-voorziening onvoldoendewordt.
Ook
de vaak lage P-toraalcijfersvan
dezezandgronden
(vaak
in
de
orde van grootte
van
10
à
20
mg P"O.,/100g)
kunnen een extra beperkende factor vormen. Ándersligt
het probleem van de geschiktheidsbeoordeling voorpopulier van
grondenmet
eenpH
lager
dan 4,0.pH
3,5 be-tekent ongeveerhet
absolurenulpunt voor
de populierenteelt, zodatter
beoordeling alleenhet
pH-traject 3,5-4,0 overblijft.
Van der Meiden(I976)
acht dergelijke gronden ongeschikt voor de populierenteelt omdat de hoeveelheden kalk die moeten wor-dengebruikt om
depH
op
4,5 te
brengen zeer hoog worden.Er valt
echteruit
proefveldresultatenuit
de periode195l-1964
op te maken dat nog een matige groei vanpopulier mogelijk
isop
grondenmet
pH
3,54,0
als degrond
in
de voorafgaande periode gedurende enige jaren als bouw-of
weilandin
gebruik is geweest. 'W'aarnemingenbij
andere houtsoortenwijzen
even-eensop
een positieve invloedvan
dit
voorafgaande landbouw-kundigegebruik
bij
andere houtsoorten(Yis
I974).
\X/elblijkt
dat
dezematige groei
alleenmogelijk is
alshet
P-totaalcijfer van de grond 30 à40 mgP,O"/100
g
of meer bedraagtof
door bemestingop dit peil
wordt
gebracht(Van
derMeiden
1958, 1962).Een ander voorbeeld van soms nog redelijkegroeimoge-lijkheden
bij
lage pH-waarden
is
de
'Robusta'-opstand nabij Spoordonk, waarvande
grond als
subsuaatvoor
de
potproef diende. DepH
van de bovengrond bedroeg 3,87 en hetP-totaal-cijfer 9I.
Ondanks deze lagepH
was de S-waardevan de
op-srand43-50
m
d.w.z. degroei
was zeer goed. NTelisw^arm
gniet
worden vergeten dat depH
vroeger hoger kanzijn
geweest maarook dan
lijkt
de
bodemvruchtbaarheid belangrijker voor de groei dan depH.
Verder speelt ook dekwaliteit
van de orga-nischestof
eenrol
bij
lage pH-waarden.Alle
beplantingenin
proefveldenuit
de periode 1957-1964 waaÍa'arl hetbovenstaan-de
is
ontleend, lagenop
grondenmet
eenN-org.
waarde van minstens 2,0 à 2,5/o.
Extrapolatie van gegevens betreffende de relatie tussen de groei van 'Robusta' en 'Gelrica' enN-org.
levert eveneens een minimale waarde vanN-org.
-
2,0 %o op waarbijnog van matige groei van de
populier
sprakeis (Van
den Burg 1977).De
betekenis van depH
voor de groei is dusniet
overheersend.Áls
de pH-waardevan
eengtond
minsrens4,0
is mag worden aangenomendat
deN-
en de P-voorziening vanpopulier
over het algemeen voldoende zijn.Bij
lagere pH-waarden iswel
eengroeiafname
te
verwachten,maar
dit
hangt
in
het
pH-traject3,14,0
meer van deN-
en P-voorziening af. Áls depH
hoger isdan
6,5 kunnen
-
afhankelijk
van
de cultivar
-
soms kleine groeiverminderingen optreden. De voorwaarde van een voldoen-deN-
en P-voorzieningblijft
echter ookin dit
traject van hoge pH-waarden geldig.Áls
depH
lager is dan 4,0 neemrin
her algemeen de groei vanpopulier
af.Verantwoordelijk
is hiervoorin
de eerste plaats deP-voorziening, die
wordt
verslechterd door vastleggingvan
fos-faationen aanaluminiumionen
en
door
een negatieve invloed van aluminiumionen op de Ca-vooniening van de wortels (Foy 1974; McLean 1976).Bij
zeer lage pH-waardenkan
zelfs zicht-baar P-gebrek optreden, zoalsin
depotproef
bij pH
3,3 werd geconstateerd. De gebreksverschijnselenbij
deze lage pH-waarde stemden overeen met die, beschreven door Liekens(1960)
voorpopulier. Een bijkomende
factor
bij
lage pH-waarden
is
deN-voorziening, omdat
populier
het ammoniumion (datbij
dezelage pH-waarden praktisch de enige vorm van minerale srikstof is die
in
de bodem aanwezigis)
bij
lage pH-waarden slecht ver-draagt (Evers 1963).P
is
echter belangrijker danN
omdat destijging
van het N-gehalte van het bladbij
zeer lage pH-waar-den eropwijst
dat de P-voorziening een belangrijker groeibeper-kende factor is dan de N-voorziening.Er
bestaatin dit
opzicht verschil tussen euramerikaanse en,,balsem"-populieren, althansin
opstanden:bij
lage pH-waarden werdenbij
de
eerste geen lage N-gehalten waargenomen,bij
de laatstewel.
Storingenin
de
minerale voedingsstoffenvoorziening als gevolgvan
een te lagepH
zullen dusbij
,,balsem"-populierentot
uiting
komenin
zichtbaar N-gebrek,
bij
euramerikaanse populieren niet.Het
bovenstaande heeft gevolgen voor de interpretatie van blad-analyseresultaten van populier, vooralbij
lage pH-waarden.Uit
combinatie
van
gegevensvan
Evers
(1963), Garten
(1976), Ingestad (1974, 1979) enJung (1959) vak
af
te leiden dat deoPtimale N,/P-verhouding van populiereblad
ligt
tussen 5 en 12.Bij
zeer lage pH-waardenblijkt
de N,/P-verhouding veel hoger te kunnen worden.Het
N-gehalte van het blad zegt dan weinig over de N-voorziening omdarniet
N
maar P groeibeperkend is.Het
P-gehalte kan dan nog boven de grenswaardevoor
zichtbaar P-gebrek liggen (0,10% P).
Als er dus sprake is van een hoog-stens matige P-voorziening, veroorzaakr door een te lage(of
te hoge)pH
van de grondof
door een re laag P-totaalcijfer dan isde
N/P-verhouding
van het blad vanpopulier
een bereremaar-staf voor
de minerale voedingsstoffenvoorzieningvan
populier dan de afzonderlijkeN-
en P-gehalten van het blad.Literatuur
-
Baker, J. 8., and 'W. M. Broadfoot. 1976. Soil requirements and siteselection
for
Aigeiros poplar plantations. Proceedings Sympoiium on eastern cottonwood and related species, September 28-October2
I976, Greenville MS. Louisiana State University, Divisionof
ContinuingEducation, Baton Rouge, pp. 328-343.
-
Butg,J.
van den. 1977. De groei van eurametikaanse popuiier enhet stikstofgehalte van de organische stof
in
de bodem. Populierl4G):
J5-)8; Mededeling ,,De Dorschkamp", I7ageningen, m. 166.-
Burg, J. van den. 1980. De invloed van de zuurgraad van de bodem(pH-KCl) op de bladsamenstelling van jonge populieteopstanden.
Rap-port ,,De Dorschkamp", Iíageningen, nt. 221.
-
Burg, J. van den, M. J.\7.
M. Janssens en M. de \Wit. 1980. De in-vloed van depH
van een zandglond op de groei en bladsamenstellingvan vier populierecultivars (verslag van een
in
1978 uitgevoerdepot-proef). Rapport ,,De Dorschkamp", \fiageningen, nr. 220.
-
Burg, J. van den, enH.
\7.
Kolster. 1977. pH-dalingin
voormalige landbouwgronden op zand- en veengronden en het belang hiervan voorde populierenteelt. Rapport ,,De Dorschkamp", Vageningen, nr. 118.
-
Burg, J. van den, en P. H. Schoenfeld. 1978. Populierenteelt,bodem-vruchtbaarheid en grondonderzoek. Populier
lïG):
7)-80;
Mededeling,,De Dorschkamp", Iíageningen, nr. 171.
-
Evers, F.H.
1963. Die Bedeutung der Stickstofformfiir
'$7'achstumund Ernàhtung der Pflanzen, insbesondete det \7aldbàume. Mitteilungen des Vereins
Íiir
forstliche Standortskunde und ForstpflanzenziichtungNr.
14: 19-37.-
Fowells,H. A.
1961. Silvicsof
foÍest treesin
the United States.United States Department
of
Agriculture, Forest Service, Agriculture Handbook No. 271.-
Foy, Ch.D.
1974. Effectsof
aluminum on plant growth. The plantroot
andits
environment (ed.E.
$7.
Carson), University Press of Virginia, Charlottesville. pp. 60I-642.-
Funk, D.T.
1963. Hybrid poplars on Ohio spoil banks. United StatesForest Service, Central States Forest Experiment Station, Columbus,
Ohio, Research Note CS-8.
-
Garbaye,I.
1979. Sol et productivité des peupliers'I
214' et 'Ro-busta' en populiculture rraditionnelle dans le Nord du Bassin Patisien. Annales de Sciences Forestières36(l):39-)8.
-
Garbaye, J., et F. le Tacon. 197 4. Etude expérimentale ducomporte-ment de divers clones de résineux et de deux clones de peuplier vis-a-vis
du
pH
et dela
teneur en calcaire du sol. Revue Forestière FtanEaise26: 439-446.
-
Garten, Ch.T,
1976. Correlations between concentrations of elementsin plants. Nature 261: 686-ó88.
5
Conclusiesa
Het
pH-traject
4,54,5
is
optimaalvoor
euramerikaanse en,,balsem"-populieren.
b
Als
de
pH
hoger
is
dan6,5
kunnen
sommige ,,balsem"-populieren(o.a.'Oxford','Barn','Fritzi
Pauley'en'Heimburger')
groeiafname vertonen.De
groeiafname van euramerikaansepo-pulieren
en
,,balsem"-populierenals
'Androscoggin'en
'Donk'
in dit
pH-traject
is
gering
envoor
depraktijk niet
van
bete-kenis.c
Grondenmet
een pH-waarde lager dan4,0
zijn
weinig
ofniet
geschiktvoor
de
teelt
van
euramerikaanseen
,,balsem"-populieren.Alleen
alsdoor
voorafgaandgebruik
alsbouw-
of weiland de bodemvruchtbaarheidis
toegenomen (P-totaal)
30à
40 mg P,O"/100
g of
door
P-bemestingop
deze waarde te brengen;N-org.
>
2,0à 2,5)
danis
nog een matigegroei
vanpopulier
te verwachten.d
Storingenin
de
N-
en
P-voorzieningin
de
niet-optimalepH-trajecten
voor populier
(14,O/4,5
en
)6,5/7,0)
leiden ertoedat
niet
de
afzondeilijkeN-
en
P-gehaltenvan het
blad maatgevendzijn
voor
de minerale voedingsstoffenvoorziening. Dezewordt
beter
weergegevendoor de N/P-verhouding
vanhet
blad.De
optimale N/P-verhouding van populier
bedraagt 5-72.e
De
pH
is vanweinig
betekenisvoor
de beoordeling van deK-,
Ca-
en
Mg-voorziening
van
populier.
De
K-voorzieningwordt
vooral bepaald door de atd
van het moedermateriaal en de voorgeschiedenis van de bodem.-
Guldemond,J.
L.
1966.De
balsemkruisingen Populus'Ándtoscog-gin', Populus 'Geneva' en Populus 'Oxford'. Nederlands Bosbouw Tijd-schrift 38(9): 323-3i0; Bericht ,,De Dorschkamp", \Tageningen, nr. 53.
-
Ingestad,T.
1974. Towards optimum fertilization.ÁMBIO
3(2): 49-t4.-
Ingestad,T.
1,979. Mineral nutrient requirements of Pinus sylvestrisand Picea abies seedlings. Physiologia Plantarum
4)(4):
)73-J80.-
Jestaedt,M.
1978. Sortenpriifungvon
Balsampappelnauf
Iíald-standorten. Die Holzzucht32(ju4):
22-27.-
Jnng,J.
1959. Agrikulturchemie und Forstpflanzenernáhrung.Áll-gemeine Forstzeitschrift 14(20): j65-369.
-
Koster,R. f9Zf. Elf
nieuwe populieren: ten geleide. Nederlands Bosbouw Tijdschrift 44(7 e8)|
17 3-189; Mededeling,,De Dorschkamp",\íageningen, nr.126.
-
Leroy, Ph. 1969. La fertilisation du peuplier. Revue Forestiète Fran-eaise 21(3): 763-782.-
Liekens,H.
1960. Gebreksverschiinselen en groeiverschillenbij
po-pulierenstekken
in
verband met hoofdelementenin
de voeding.Agri
cultura 8(1960)2 (4): 663-687.-
Mclean, E.O.
1976. Chemistryof
soil aluminum. Communicationsin soil science and plant analysis
10(le2): l-28.
-
Meiden, H. A. van der. 1958. Fosfaatbemesting en het aanslaan vanpopulierenbeplantingen. Het Thomasmeel 11: 51-19.
-
Meiden, H. A. van der. 1962. Die Diingung der Pappel. Forstarchiv3i(4):
69-72.-
Meiden, H. A. van det. 1976. Gebruik en teelt van populier. Hand-boek voor de populierenteelt, Koninkliike NederlandseHeidemaatschap-pij
Átnhem, pp. 72-136.-
Nationale Populierencommissie. 1976. Indeling en naamgeving vanpopulieren. Populier
IJ[):
6-7.-
Schmidt,P.
1977.'Wachstum und \Tassenerbrauch von Bàumen: Methodische Experimente und Untersuchungen mit Pappeln. DissertatieFreiburg i.Br.
-
Smith, J. H. G. 19J7. Some factors indicative oÍ site quality for blackcottonwood (Populus trichocarpa Torr.
&
Gray). Journalof
Forestry55(8):578-580.
-
Vis,T.
1977. Veldbodemkundig onderzoek naar het verband tussen bos en bodem op humuspodzolgronden. Nederlands Bosbouw Tiidschrift 46(5):94-rrr.
-
Vis, T. en H.\í.
Kolster. 1977. Ewaringen op zand- en veengrondenmet enkele nieuwe populiereklonen. Populier