• No results found

Biologische fosfaatverwijdering in een actief slib installatie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Biologische fosfaatverwijdering in een actief slib installatie"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Biologische fosfaatverwijdering in een actief slib installatie

Inleiding

Recentelijk zijn enkele publicaties ver-schenen over biologische fosfaatverwijdering in actief slib installaties. Het verschijnsel werd het eerst geconstateerd op de 'San Antonio Rilling Plant' in de staat Texas door Vacker e.a. [1], Het percentage fosfaat-verwijdering schommelde tussen 85 en 97 %. Het type installatie was een langwerpige aeratietank met persbeluchting. Het afval-water en het retourslib stroomden het kopeinde van de installatie binnen. De slib-belasting bedroeg bijna 500 g BZV5/kg

IR. J. H. RENSINK Vakgroep Waterzuivering LH Wageningen H. J. DONKER Vakgroep Waterzuivering LH Wageningen H. J. BRONS Vakgroep Waterzuivering LH Wageningen

slib . dag, terwijl de gemiddelde verblijftijd van het afvalwater-retourslibmengsel 6 uur bedroeg. In het eerste deel van de aeratie-tank was het zuurstofgehalte laag en liep halverwege tot aan het eind van de installatie op tot boven 5 mg/l.

Latere publicaties [2, 3 en 4] meldden soort-gelijke resultaten bij biologische fosfaat-verwijdering in Baltimore, Los Angeles en Tuscon. Eveneens in Zuid-Amerika werd een vergaande biologische fosfaatverwijde-ring gesignaleerd op enkele proef- en praktijkinstallaties [5, 6, 7], waarin aan het kopeinde van de aeratietank een denitrifi-catie zone was ingebouwd. De installaties hadden geen hoge slibbelasting en er trad een vergaande nitrificatie op. Levin e.a. [8] waren de mening toegedaan, dat fosfaat-verwijdering alleen kon plaatsvinden wan-neer het opgehoopte fosfaat in het slib continu werd gestript. Daartoe leidden zij het retourslib door een indikker, waar tengevolge van het ontstaan van een zuur-stofloos slibwatermengsel het fosfaat uit het slib in oplossing ging. Het slib — deels ontdaan van fosfaat — werd wederom naar het kopeinde van de installatie geleid. Levin en Shapiro [9] concludeerden dat de zgn. 'luxury uptake' van fosfaat moet

wor-den toegeschreven aan de activiteit van micro-organismen. Dit bewezen zij door aan een hoeveelheid actief slib 2,4 dinitro-fenol — een stof, die de oxydatieve fosfor-ylering blokkeert — toe te voegen. Er werd dan geen hoge fosfaatopname meer waar-genomen. Fuhs en Chen [10] en de auteurs van dit artikel kwamen tot dezelfde bevin-dingen. Fuhs en Chen [10] isoleerden bacteriestammen uit actief slib, die geleken op de Acinetobacter-Moraxella groep. Deze bacteriën verschillen van andere micro-organismen doordat zij grote hoeveelheden fosfaat in hun bateriecel opslaan.

De granulaire opslag van fosfaat in de bacteriecel is zichtbaar te maken m.b.v. een methyleenblauw- of Neisserkleuring. De bacterie Acinetobacter is strikt aëroob, gramnegatief, een kort, dik staafje van ± 1,5 bij 2-3 p en is onbeweeglijk. De bacterie is vrij groot in vergelijking met de overige bacteriën in actief slib. In actief slib waar sprake is van biologische defosfa-tering, vormden de acinetobacters micro-kolonies die bijeengehouden werden door capsulair materiaal van een nog onbekende samenstelling.

Volgens Fuhs en Chen zouden de acine-tobacters voor hun groei voorkeur hebben voor lagere moleculaire stoffen, zoals bijv. azijnzuur en boterzuur. Een ophoging van deze lagere verbindingen, zo meldden zij, doet zich voor in installaties, die in het eerste deel van de aeratietank een zeer laag zuurstofgehalte vertoonden.

Fuhs en Chen verrichtten het fosfaatonder-zoek in batchproeven, die 4 uur per etmaal werden belucht. Tijdens de beluchtings-periode werd een hoge fosfaatopname gemeten, terwijl gedurende het niet-beluchten het fosfaat werderom in oplossing ging. Ook Davelaar e.a. [11] kwamen in hun onderzoek tot de conclusie, dat een zuurstof-loze zone voorafgaande aan de aerobe zone beslissend was voor een hoge fosfaat-opname.

Uit eigen onderzoek [12] in batchproeven met zuivelafvalwater bleek, dat per etmaal een zuurstofloze periode begon zodra het afvalwater werd toegediend. De zuurstofloze periode was het gevolg van een aanvankelijk grotere zuurstofbehoefte dan de

inbreng. Het fosfaat ging tijdens de zuurstof-loze periode in oplossing en werd wederom opgenomen zodra het zuurstofgehalte ging stijgen. Biologische defosfatering was mogelijk bij verschillende slibbelastingen. Nicholls [13] onderzocht welke micro-organismen in een actief slibinstallatie met fosfaatverwijdering polyfosfaten en poly /?-hydroxyboterzuur (PHB) accumuleerden. Hij constateerde, dat de strikt aerobe

bacterie Acinetobacter, die in grote aantallen voorkwam, zowel polyfosfaten als PHB in de cel had opgeslagen. Nicholls con-cludeerde dat de opslag van polyfosfaten voor de bacterie een middel was om de zuurstofloze periode te overbruggen. Sinds een jaar is de Vakgroep Waterzuive-ring bezig onderzoek te verrichten naar de biologische fosfaatverwijdering op semi-technische schaal op de proefinstallatie te Bennekom. Het leek ons juist de aanpak en resultaten van dit oriënterend onderzoek te publiceren.

Uitvoering onderzoek

Beschrijving proefinstallatie

De zuiveringsinstallatie te Bennekom bestaat uit een langwerpige aeratietank met een nuttige inhoud van 1000 1. Zie afb. 1. De tank is in 10 compartimenten verdeeld, die door openingen — 0 30 mm — in de tussenschotten onderling zijn verbonden. De eerste 5 compartimenten werden uitslui-tend geroerd — teneinde een zuurstofloze periode in te lassen — en de daaropvolgende compartimenten werden belucht. De nabezinkruimte had een inhoud van 150 1. Een door een motor aangedreven schraper zorgde voor een gelijkmatige indikking van het slib, zodat een constante concentratie aan retourslib kon worden gegarandeerd.

Samenstelling afvalwater

Voor het onderzoek werd huishoudelijk afvalwater betrokken van de rioolwater-zuiveringsinstallatie Bennekom van het Zuiveringsschap Veluwe. Nadat het afval-water een voorbezinkruimte was gepasseerd, had dit bij droog weer-aanvoer de volgende gemiddelde samenstelling:

Afb. 1 - Een schematische voorstelling van de proefinstallatie.

1 Defbsfateringsreactor 2 Influent 3 Retourslib 4 Perslucht 5 Nabezinktank 6 Effluent 7 Spuislib

Het gearceerde gedeelte wordt niet belucht

(2)

H20 ( 1 2 ) 1979, nr. 13

297

C Z V : 500 m g / l B Z V5: 300 m g / l N Kjeldahl- 7 0 m g / l Ptotaai: 1 8 m g / l Alkaliteit: 7 m e q . H C O 3 - / l p H : 7,2 B Z V5 : N : P = 100 : 23 : 6 Belasting proefinstallatie D e biologische fosfaatverwijdering w e r d b e s t u d e e r d bij verschillende h y d r a u l i s c h e belastingen, hetgeen c o r r e s p o n d e e r d e m e t b e p a a l d e slibbelastingen.

I n t a b e l I zijn d e verschillende debieten, slibbelastingen en verblijftijden v a n het afvalwater in de a e r a t i e t a n k weergegeven. TABEL I - Een overzicht van de

procesomstandig-heden bij de verschillende proefperioden.

Verblijftijd afval-Aanvoer Slibbelasting water l/uur g CZV/kg slib . dag in AT in uren

35 70 100 150 140 280 400 600 30 15 10 6,5 Tijdens d e e x p e r i m e n t e n w e r d g e t r a c h t het slibgehalte in d e a e r a t i e t a n k te h a n d h a v e n o p ca. 3 g / l . Overtollig slib w e r d c o n t i n u gespuid. D e hoeveelheid r e t o u r s l i b b e d r o e g 100 % v a n de a a n g e v o e r d e hoeveelheid afvalwater. Uitgevoerde analyses D e analyses w e r d e n u i t g e v o e r d volgens N E N 3225. V a n het b i n n e n k o m e n d e bezon-k e n r i o o l w a t e r w e r d e n d e v o l g e n d e analyses uitgevoerd: C Z V , B Z V5, p H , NK j e l d a hi en

Ptotaai- H e t effluent w e r d n a filtratie g e a n a l y s e e r d o p C Z V , p H , N H 4 + , N 02 _,

N 03 _, o r t h o f o s f a a t en r e d o x - p o t e n t i a a l . O m d a t het g e b o n d e n fosfaat al in het eerste c o m p a r t i m e n t overging in o r t h o f o s f a a t w e r d d e bepaling v a n het t o t a a l f o s f a a t a c h t e r w e g e gelaten. V o o r t s w e r d e n v a n d e gefiltreerde slibwatermengsels v a n d e c o m p a r t i m e n t e n 1 t o t en m e t 5 m e t b e h u l p van d e g a s c h o m a t o g r a a f lagere v e t z u r e n b e p a a l d . V a n het slibwatermengsel w e r d e n b e p a a l d : d e bezinking van het slib, het d r o g e stofgehalte, d e gloeirest, a l s m e d e het m i c r o s -c o p i s -c h beeld.

Resultaten onderzoek

Fosfaatverwijdering

In afb. 2 en 3 is het P - g e h a l t e v a n influent, effluent, a l s m e d e het p e r c e n t a g e P-verwij-dering bij d e vier verschillende slibbelastin-gen g e d u r e n d e het o n d e r z o e k weergegeven. D e p u n t e n in d e afbeelding zijn week-g e m i d d e l d e n . D e bioloweek-gische defosfaterinweek-g w e r d g e s t o o r d bij r e g e n v a l ; dit is wellicht

Slibbelasting ca 130 g C Z v / k g slibdag Hydraulische belasting 35 l/h Temperatuur 16-18°C P ( m g / l ) 20 Pinfl. 10 TIC/.) -100 60 -20

Slibbelasting ca. 315 g CZV / kg slibdag Hydraulische belasting 70 l/h Temperatuur 18-20°C Tl (•/.) r-100 P(mg/l) 20H 10 -60 -20 4 6 tijd (weken) 4 6 tijd (weken)

Afb. 2 - Het verloop van P-influent, P-effluent en het P-verwijderingspercentage tijdens de duur van de experimenten bij slibbelastingen van 140 en 280 g CZVjkg slib . dag.

Slibbelasting ca 4 0 0 g C Z V / k g slib.dag Slibbelasting c a . 6 0 0 g CZV/kg slib.dag Hydraulische belasting 100 l/h Temperatuur 15-16 °C v Pinfl.

P(mg/l) •-/-.,, * » < ; Z I H

X 20-, / T%P Hydraulische belasting 150 l/h Temperatuur 17-19 °C 10 I CV.) r100 6 0 . Peffl. P(mg/I) 20-, 10-20 Tl C/o) 1-100 6 0 Peffl. -20

tijd (weken) tijd (weken)

Afb. 3 - Het verloop van P-influent, P-effluent en het P-verwijderingspercentage tijdens de duur van de experimenten bij slibbelastingen van 400 en 600 g CZVjkg slib . dag.

t o e te schrijven a a n een tijdelijk lagere slib-belasting.

I n tabel I I zijn d e g e m i d d e l d e P-verwijde-ringspercentages bij d e verschillende slib-belastingen vermeld. I n de laatste k o l o m v a n tabel I I zijn tevens de P-verwijderings-p e r c e n t a g e s weergegeven, bij t w e e slib-belastingen, die zijn v e r k r e g e n o n d e r con-ventionele bedrijfsomstandigheden, waarbij TABEL II - Een overzicht van de gemiddelde

percentages fosfaatverwijdering bij de verschil-lende slibbelastingen.

Slibbelasting

g CZV/kg P-verwijdering P-verwijdering in %, slib . dag in % conventioneel

140 280 400 600 40 50 87,5 80 10 17

dus alle c o m p a r t i m e n t e n w e r d e n belucht.

Verloop chemische en fysische grootheden in de verschillende compartimenten en in het effluent

I n d e afb. 4, 5, 6 en 7 is ter illustratie een m o m e n t o p n a m e v a n h e t v e r l o o p d e r c h e m i s c h e en fysische g r o o t h e d e n in d e verschillende c o m p a r t i m e n t e n , in het influent en in het effluent bij d e verschillende slibbelastingen afgebeeld. D e m o m e n t o p n a m e n zijn representatief v o o r h e t v e r l o o p v a n g e n o e m d e g r o o t h e d e n tijdens d e d u u r v a n d e verschillende e x p e r i m e n t e n .

Bij alle vier slibbelastingen w e r d in het eerste c o m p a r t i m e n t v a n d e a e r a t i e t a n k een v e r g a a n d e eliminatie g e c o n s t a t e e r d v a n d e zich in het afvalwater b e v i n d e n d e o r g a n i s c h e stoffen. H e t fosfaatgehalte in d e

(3)

zuurstof-298

! 7 5 Kn i e t _ q ë r o o b ^ pH aëroob PROFIELMETING Hydraulische belasting : 3 5 l/h Slibbelasting •. 120 g C Z V / k g slib dag Droge stof. 3,7 g/l Temperatuur : 16,5 °C I 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 E compartimenten »

Afb. 4 - Een momentopname van het verloop van physische lende compartimenten en in het influent en het effluent, bij slib . dag.

en chemische grootheden in de verschil-een slibbelasting van 120 g CZVjkg

niet aëroob aëroob

.7,5 \* < . 5 0 0 T 201 Ol E 8 400-3 0 0 2 0 0 16 8-N05-N

0 1

-100 x O -2O0 ^ - 3 0 0 I -40 c ^ en £ 3 0 Z

ff

z -20 z + • * I z PROFIELMETING Hydraulische belasting : 70 l/h Slibbelasting: i 2 3 0 g CZV / kg slib dag Droge stof : 3,27 g / l Temperatuur: 2 0 ° C •10 I 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 E compartimenten —

»-Afb. 5 - Een momentopname van het verloop van physische lende compartimenten en in het influent en het effluent, bij slib . dag.

en chemische grootheden in de verschil-een slibbelasting van 230 g CZVjkg

7,5 ' 6.5-£ 5 0 0 - 1 - 2 0 - , O O o 4 0 0 3 0 0 2 0 0 -16 12 O

>

E PROFIELMETING Hydraulische belasting : 100 l / h 100|> S l i b b e l a s t i n g : 4 0 0 gCZV/kgslib.dag D r o g e stof : 3 , 3 6 g / l T e m p e r a t u u r : 16 °C - 2 0 0 j 5 0 4 0 £ z

3 0 2 2 i ei 20 S 2 I 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 E c o m p a r t i m e n t e n ^

Afb. 6 - Een momentopname van het verloop van physische lende compartimenten en in het influent en het effluent, bij slib . dag.

en chemische grootheden in de verschil-een slibbelasting van 400 g CZVjkg

loze zone nam toe en werd bij aankomst in de zuurstofzone vrij snel gereduceerd. De hoogte van de fosfaataf- en opname hing samen met de slibbelasting. In het effluent was het fosfaatgehalte doorgaans iets hoger dan in het laatste compartiment. Bij de lagere slibbelastingen vond er een vergaande nitrif icatie en denitricatie plaats met als resultaat een laag N-gehalte in het effluent. Bij de hogere slibbelastingen kwam de nitrif icatie nauwe-lijks op gang, waardoor de stikstof als ammoniak met het effluent werd afgevoerd. Uit het verloop van de redoxpotentiaal is af te lezen, dat er in de zuurstofloze zone een lagere redoxpotentiaal heerste dan in de zuurstofzone. Het zuurstofgehalte bedroeg in de zuurstofloze zone nul en in de aeratie-zone liep het zuurstofgehalte op van 2 tot 5 mg/l. De pH bleef over de gehele linie vrij constant. Bij alle vier slibbelastingen werden geen lagere vetzuren aangetoond.

Slibhuishouding

In tabel III zijn de gemiddelde waarden weergegeven van de slibindex, de slibaanwas, de slibleeftijd en het percentage groeirest en P van de droge stof. De tussen haakjes vermelde cijfers duidden op de resultaten verkregen onder conventionele omstandig-heden.

Bij slibbelastingen van 140 en 280 g CZV/kg slib . dag kenmerkte het slib zich door betrekkelijk kleine vlokken met een enigszins losse structuur, waarin Microtrixdraden voorkwamen. Dit leidde tot een minder goede bezinking van het slib, ofschoon in de nabezinkruimte hiervan geen hinder werd ondervonden. Van de protozoën waren de gesteelde Opercularia's en Vorticella's in gering aantal aanwezig.

Wat de slibaanwas betrof viel op dat er geen verschil was tussen déze proefomstan-digheden en de conventionele. De groeirest was bij beide slibbelastingen beduidend hoger dan bij de conventionele belastingen. Aangenomen wordt dat dit verband houdt met de verhoogde P-opname door de vlok. Het percentage fosfaat van de slib-vlok bedroeg bij een slibbelasting van 280 g CZV/kg slib . dag 5 %, terwijl bij een conventionele installatie meestal 1 à 2 % wordt gevonden.

Bij een silbbelasting van 400 g CZV/kg slib . dag bestond het silb uit vlokken met een compacte structuur. Er kwamen geen draden voor. Naast Opercularia en Vorti-cella kwam ook de kruipende protozoa Aspidisca costata voor.

Opvallend is het hoge percentage gloeirest en P van de droge stof. Van dit slib — dat re-sulteerde in een vergaande P-verwijdering — zijn door Mw. Deinema — Vakgroep

(4)

H20(12) 1979, nr. 13

299

aëroob E 5 0 0 û O V 30CH 100- o-75 6,5 -50 30 10-.200 > 0 § -200 TB L -400 f 5 0 oï E PROFIELMETING Hydraulische belasting . 150 l/h Slibbelasting : 560 g CZv/kg slib dag Droge stof. 3,4 g/l Temperatuur : 18 °C I 1 3 4 5 6 7 8 compartimenten — 9 10 E

Afb. 7 - Een momentopname van het verloop van physische en chemische grootheden in de verschil-lende compartimenten en in het influent en het effluent, bij een slibbelasting van 560 g CZVjkg slib . dag.

TABEL III - Een overzicht van de slibparameters bij de verschillende slibbelasting en. Slibbelasting

g CZV/kg Slibindex slib . dag ml/g slib 140 280 400 600 220 (75) 200 (100) 150 225 Slibaanwas g slib/g CZV 0,24 (0,26) 0,33 (0,32) 0,48 0,58 Slibleeftijd Gloeirest P dagen % v.d. dr.stof % v.d. dr.stof

30 17 5,3 4,0 19,7 (14) 26,0 (14) 24,0 20,2 5,0 6,8 6,5

Microbiologie LH — foto's gemaakt (zie afb. 8 en 9). Duidelijk zijn de bacteriën waar te nemen, die verantwoordelijk zijn voor de hoge fosfaatopnamen.

Bij de slibbelasting van 600 g CZV/kg slib . dag was de slibmassa uit kleine vlok-ken opgebouwd. Hoewel de bezinking slechter was dan bij de vorige proef, ont-braken draadvormige micro-organismen. Er kwamen zeer weinig protozoën voor. In vergelijking met de slibbelasting van 400 g CZV/kg slib . dag was de slibaanwas hoger en de gloeirest lager. Het percentage P van de droge stof was nagenoeg gelijk aan dat van het vorige experiment.

Conclusie

Het onderzoek naar de biologische defos-fatering heeft onder de gegeven proces-omstandigheden tot de volgende conclusies geleid:

1. Bij slibbelastingen van 140, 280, 400 en 600 g CZV/kg slib . dag werd een gemiddeld fosfaatverwijderingspercentage gevonden van resp. 40, 45, 87,5 en 80 %.

2. De zuiveringsgraad werd niet beïnvloed

door de gewijzigde procesvoering. 3. In het aerobe gedeelte van de installatie werd het fosfaat door bacteriecellen opge-nomen, terwijl in de zuurstofloze zone het

fosfaat weer in oplossing ging. De netto P-verwijdering bij een slibbelasting van 400 g CZV/kg slib . dag bedroeg gemiddeld 87,5 %.

4. In de zuurstofloze zone van de installatie waren lagere vetzuren niet in aantoonbare hoeveelheden aanwezig.

Afb. S - Actief slibvlak uit compartiment 10, de fosfaatopslag is m.b.v. een Neisser kleuring zichtbaar gemaakt.

De Acinetobactercellen worden hier geheel donker-blauw gekleurd. Zwart op de foto. 940 x.

Nabeschouwing

Dit onderzoek naar de biologische fosfaat-verwijdering in een actief slib installatie heeft aangetoond, dat het mogelijk is fosfaat te verwijderen zonder chemicaliën toe te voegen en zonder dat de zuiverings-graad terugloopt. Hiertoe werd een actief slib installatie op semi-technische schaal zodanig gewijzigd dat een milieu werd geschapen voor een dominerende groei van fosfaatverwijderende micro-organismen. De hoge fosfaatopname door deze micro-organismen kon zowel door bepaling van het P-gehalte van de slibvlok als door kleuring met het reagens van Neisser worden aangetoond. Ook onderscheidden deze bacteriën zich door hun grootte van de overige bacteriën in actief slib.

Over de wijze waarop deze bacteriën bij aanwezigheid van zuurstof grote hoeveel-heden fosfaat opnemen en dit fosfaat bij afwezigheid van zuurstof wederom uit de bactericel afvoeren is nog zeer weinig bekend. Uitgaande van het onderzoek van Nicholls en uit eigen verkregen resultaten zou men kunnen afleidien, dat de bacterie bij afwezigheid van zuurstof de zich in het afvalwater bevindende organische stoffen weet om te zetten in poly /3-hydroxyboter-zuur (PHB), waarbij de energie wordt verkregen van de omzetting van polyfosfaten — via A T P naar A D P — in orthofosfaat. De vorming van PHB zou mede onder-steund worden doordat tijdens de zuurstof-loze zone geen merkbare verandering optrad in het ammoniumgehalte. In de zuurstof-zone wordt het PHB m.b.v. zuurstof omgezet in dissimilatie- en assimilatie-produkten. De bij de oxydatie van PHB verkregen energie zou kunnen dienen voor

Afb. 9 - Actief slibvlak uit compartiment 10, na 16 uur zonder zuurstof. De bacteriën bevatten nu praktisch geen fosfaat meer. 940 x.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Aangezien dit substraat ook verbrnikt kan worden door aanwezig zuurstof (oxidatie) m nitraat (denitrificatie), aanwezig in het infîuent of teruggevoerd met ntourstrmen,

The results of the study showed that the process stoichiometry of the anaerobic phase was relatively insensitive to temperature changes. In contrast, the temperature impact

Het secundair slib heeft een hoog fosfaatgehalte (37 mglg ds). Er werden geen chemicali8n gedoseerd. Op de RWZI Etten bedraagt de fosfaatterugvoer uit de gisting ongeveer 20% van

Bouwkundige aanpassingen, experimententen bemonsteringen en analyses zijn uitgevoerd door het wa- terschap Schouwen-Duiveland (projectkm J.R. Scheele en ing.

Concluderend kan worden gezegd dat het radioactieve experiment aantoont dat acetaat voor het overgrote deel in PHB wordt omgezet en dat glycogeen gevormd wordt in

In de periode augustus-september 1991 is het spuislib niet verpompt naar Ede, maar ingedikt in de aanwezige spuislib-indikker en vervol- gens per as afgevoerd. De

Bij biologische defosfatering in een deelstroom wordt een deel van het retourslib tijdens een anaërobe fase, al of niet geforceerd door toevoeging van substraat,

En laat je door Rutte niet wijs maken dat het noodzakelijk is om gewone mensen de hele rekening van de crisis te laten betalen, want die kan wel degelijk eerlijk worden gedeeld..