• No results found

Een onderzoek naar de grootte van de weerstanden in de slootbodem bij infiltratie vanuit een sloot

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een onderzoek naar de grootte van de weerstanden in de slootbodem bij infiltratie vanuit een sloot"

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

NOTA 710 17 november 1972 lOR CULTUURTECHNIEK EN WATERHUISHOUDING

WAGENINGEN

NN31545.0710

EEN ONDERZOEK NAAR DE GROOTTE VAN DE WEERSTANDEN IN DE SLOOTBODEM BIJ INFILTRATIE VANUIT EEN SLOOT

H. Fonck

Nota's van het Instituut zijn in principe interne communicatiemidde-len, dus geen officiële publikaties.

Hun inhoud varieert sterk en kan zowel betrekking hebben op een een-voudige weergave van cijferreeksen, als op een concluderende

discus-sie van onderzoeksresultaten. In de meeste gevallen zullen de con-clusies echter van voorlopige aard zijn omdat het onderzoek nog niet is afgesloten.

Bepaalde nota's komen niet voor verspreiding buiten het Instituut in aanmerking.

T£A/±

.i

f0(?

(2)

I N H O U D biz. INLEIDING 1 OPZET 1 PRAKTISCHE MOEILIJKHEDEN 2 THEORETISCHE ACHTERGROND 4 BEWERKING VAN DE GEGEVENS 6

kD-WAARDE 27 CONCLUSIE 28 STUWEN 30 AANWIJZINGEN VOOR EEN HERHALING 32

(3)

INLEIDING

In de herfst van 1971 zijn in het waterschap Salland op een aan-tal proefplekken metingen verricht die ten doel hadden een inzicht te verkrijgen in de mate waarin infiltratie plaats heeft vanuit een watervoerende leiding wanneer de grondwaterspiegel in de aangrenzen-de percelen lager is dan het slootpeil. Dit inzicht was onaangrenzen-der anaangrenzen-dere nodig om te kunnen bepalen hoeveel water uit deze waterschapsleidin-gen naar de ondergrond wegzakt, wanneer op grond van één van de al-ternatieve plannen om in de toekomst het dreigende watertekort in het industriegebied van Twente op te heffen, de waterleidingen in Salland een verhoogd peil zouden krijgen.

OPZET

Oorspronkelijk waren 21 proefplekken uitgezocht. Hiervan zijn om verschillende practische redenen 4 plekken niet bemonsterd of doorgemeten. Daarentegen zijn in een leiding van het aangrenzende waterschap Bezuiden de Vecht drie plekken extra onderzocht, waardoor in totaal 20 proefplekken zijn onderzocht. Hiervan zijn 10 plekken in de nabijheid van stuwen gelegen. Dit had tot gevolg, dat op deze plaatsen extra bepalingen zijn verricht vlak boven en vlak beneden de stuw, teneinde een inzicht te verkrijgen in de onderloopsheid van de stuw, dat wil zeggen in de mate waarin om het stuwlichaam heen door de grond watertransport plaats heeft van het bovenste pand van de leiding naar het lager gelegen pand.

De veldmetingen bestonden uit drie onderdelen.

1. I n f i l t r a t i e m e t i n g e n . Deze werden verricht met de kwelmeter, zoals deze door B. VAN DER WEERD is ontwikkeld.

(4)

2. G r o n d w a t e r s t a n d s w a a r n e m i n g e n . Ter plaatse van deze infiltratie metingen werden (meestal twee-zijdig) loodrecht op de leiding grondwaterstandswaarnemingen in raaien verricht teneinde een inzicht te verkrijgen in de grootte van het potentiaal verschil dat heerste tussen sloot- en

grondwa-terstand, en dat de mate van infiltratie bewerkstelligde die werd waargenomen.

3. D o o r l a t e n d h e i d s m e t i n g e n . Deze werden op het punt van de infiltratie meetplaatsen gedaan door ongeroerde mons-ters in de slootbodem te steken in p.v.c. buizen van +_ 50 cm leng-te en _+ 5 cm doorsnede. Deze monsleng-ters werden gestoken met een door B. VAN DER WEERD ontwikkeld steekapparaat, gebaseerd op een reeds eerder door K. WIT toegepast principe. De monsters werden in het laboratorium van het ICW doorgemeten in een meetopstelling, welke door K. WIT was opgebouwd volgens een door hemzelf ontwik-keld principe. De meetresultaten uit deze steekmonsters werden weergegeven voor vier lagen namelijk 0-5 cm, 5-15 cm, 15-25 cm en 25-35 cm. Zowel de infiltratiemeting met de kwelmeters als de mons-tername werden vrijwel steeds in duplo verricht.

PRAKTISCHE MOEILIJKHEDEN

Hoewel de methode van doorlatendheidsbepaling zowel met de kwel-meter als met het steekapparaat niet nieuw zijn, was toch te

verwach-ten, dat zich in Salland moeilijkheden zouden voordoen, die men voor-heen (in Zeeland) niet ondervonden had omdat deze inhaerent waren aan het te bemonsteren of door te meten bodemprofiel. Inderdaad deed zich bij de bemonstering de moeilijkheid voor, dat het harde grove ondergrondszand het noodzakelijk maakte dat het steekapparaat ten dele in de grond werd geslagen. Afgezien van het feit dat niet be-kend is welke invloed dit slaan op het monster zelf heeft, had dit tot gevolg dat de onderzijde van de monsterbuis gedeformeerd werd. Voor de opstelling van de buis in de meetapparatuur werd de buis dan weer rond gemaakt. Dat hiermede het ongeroerd zijn van het monster

(5)

op de toepassing van dikwandiger buizen namelijk 2 mm en hierna be-hoorde althans dit euvel tot het verleden.

Een tweede moeilijkheid die zich heeft voorgedaan was het bewa-ren van de steekmonsters, voordat ze konden worden doorgemeten. De eerste serie monsters is enige etmalen opgeslagen in een koelkast teneinde het organisch leven zoveel mogelijk tot stilstand te bren-gen. Hierna bleek, dat de sterk met organisch materiaal vermengde bovenlaag ter dikte van + 5 cm was ingedroogd zodat er geen aanslui-ting aan de buiswand meer bestond. Behalve, dat deze serie steekmons-ters opnieuw is genomen, zijn de daarna binnenkomende monssteekmons-ters niet meer in de koelkast, doch in een tank onder water opgeslagen. Toch

is nog niet bekend, hoe snel deze indroging optreedt. Het is heel goed mogelijk, dat van een aantal monsters de indroging reeds heeft

ingezet, doch nog niet zichtbaar is. De uit zo'n geval verkregen meetresultaten zouden dan minder betrouwbaar kunnen zijn. Voor een voortzetting van deze monstername lijkt het daarom wenselijk dat di-rect na de monstername vervoer in een gesloten tank onder water kan plaatshebben. Daarbij zal het gewenst, misschien.wel vereist zijn, dat de steekmonsters steeds, zowel bij vervoer als bij het klaarmaken voor het doormeten verticaal gehouden worden. Wanneer een bewerking in horizontale toestand plaats heeft bestaat er geen enkele zekerheid, dat het, meestal modderige, bovenste deel van het monster niet gaat uitvloeien waardoor de te meten doorlatendheid natuurlijk een totaal andere waarde kan gaan krijgen.

Ook bij het werken met de kwelmeter heeft zich soms een probleem voorgedaan. Dit betreft voornamelijk het onder water koppelen van de ballon aan de kraan. Vooral in troebel water moet dit vaak op de tast geschieden, waardoor de ballon wel eens los schiet. Hoewel door het ontbreken van drukverschillen binnen en buiten de ballon de waar-schijnlijkheid van in- of uitstroming van water niet groot is, ont-breekt toch de z e k e r h e i d daaromtrent. Het lijkt evenwel mo-gelijk, om zowel kraan als ballon reeds van te voren te voorzien van een kunststof snelkoppeling van het type dat bijvoorbeeld voor tuin-slangen en dergelijke in de handel is. Het onder water koppelen is dan nog slechts een simpel werkje, dat met de grootst mogelijke ze-kerheid op de tast gebeuren kan.

(6)

THEORETISCHE ACHTERGROND

De weerstand welke bij de infiltratie wordt ondervonden, is op-gebouwd uit in hoofdzaak twee componenten.

1. De doorlatendheid van het bodemprofiel zoals dat aanwezig was, voordat de leiding gegraven werd. De doorlatendheid van de laag vlak onder de eigenlijke slootbodem wordt in hoofdzaak bepaald door de doorlatendheid, zoals die oorspronkelijk aanwezig was. Als het profiel van een laagsgewijze verschillende doorlatendheid

is, is de mate waarin de leiding in het profiel snijdt, in hoge

mate bepalend voor de weerstand, die de infiltratie, vlak onder de bodem zal ondervinden. Bij homogeen doorlatende profielen doet dat er minder toe. Deze doorlatendheid is, binnen zekere grenzen, niet aan grote veranderingen onderhevig. Wel is het mogelijk dat bij infiltratie , onder invloed van inspoeling van slib en

orga-nisch materiaal, de oorspronkelijke doorlatendheid wordt verkleind.

De taak van dit onderzoek is het juist, daaromtrent enig inzicht te verkrijgen,

2. Op bodem en talud van de sloot ontstaat een sterk slibhoudend or-ganisch laagje dat een doorlatendheid bezit, waarvan nog weinig bekend is. Waarschijnlijk is evenwel, dat de doorlatendheid van dit laagje veel meer aan verandering onderhevig is dan dat van het ongeroerde bodemprofiel daaronder. Dit is het gevolg van het feit dat dit laagje voortdurend in opbouw is en weer wordt

afge-broken. Ten eerste zal het groeiseizoen hier een rol in spelen. Afstervende plantenresten in herfst en winter zullen wellicht meer belemmerend werken dan nog groeiende planten. Ten tweede kan het onderhoud van de sloot een rol spelen. Zowel mechanische reiniging als ook chemisch onderhoud zullen de weerstand van het organische laagje zowel in positieve als in negatieve zin kunnen beïnvloeden. Tenslotte zal ook het periodiek droogstaan van een leiding de

doorlatendheid van het organische deklaagje sterk kunnen wijzigen, zoals reeds bij de indroging van de steekmonsters is gebleken.

(7)

voor-wachten als gevolg van praktische onvolkomenheden, een minstens even grote variabiliteit was te verwachten, omdat de doorlatend-heid van de slootbodem nu éénmaal van plek tot plek sterk kan va-riëren.

Weliswaar zijn alle bepalingen in duplo gedaan, doch dit is mis-schien niet voldoende om de aanwezige variabiliteit terug te drin-gen. Een apart op te zetten elementair onderzoek zou nodig zijn om een inzicht in de variabiliteit van de slootbodem doorlatend-heid te krijgen, zowel naar tijd als naar plaats.

Bij het confronteren van de uit infiltratiemetingen verkregen doorlatendheden met de meetresultaten van de steekmonsters kunnen zich verschillende gevallen voordoen:

1. Kwelmeter geeft hoge K, steekmonster geeft lage K 2. Kwelmeter geeft lage K, steekmonster geeft hoge K

Hierbij treedt nog een differentiatie op, omdat de steekmpns-ters als resultaat vier metingen geven, namelijk in 4 verschillen-de lagen. Hierdoor kunnen veel gecompliceerverschillen-dere gevallen optreverschillen-den, namelijk

1 . Kwelmeter •+ hoge K Steekmonster ->• 4 lage K

Steekmonster -*• 1 hoge K + 3 lage K Steekmonster •*• 2 hoge K + 2 lage K Steekmonster -*• 3 hoge K + 1 lage K Steekmonster -> 4 hoge K

2. Het omgekeerde.

Het is duidelijk, dat hierin allerlei variaties kunnen optreden en dat ook doorlatendheden in één meting kunnen optreden, die tot de middengroep behoren en evenveel van de lage als van de hoge K-waar-den afwijken. Duidelijk moet voor ogen staan, dat nooit twee gen op precies dezelfde plaats hebben plaatsgehad en dat twee metin-gen, al zijn ze nog zo dicht bij elkaar verricht, reeds een deel van

in de bodemdoorlatendheid aanwezige variabiliteit impliceren. Het is evenwel nooit bekend of ze slechts een deel van deze variabiliteit weergeven of de uiterste. Het gaat er evenwel in eerste instantie om uit het aanwezige materiaal het meest betrouwbare deel te lichten, Op grond van bepalingsfouten kan een deel van de uitkomsten worden

(8)

geëlimineerd. Hoe dat kan geschieden, komt later aan de orde. Bij een voortzetting van dit onderzoek zal het streven er vooral op gericht moeten zijn de variaties in de gevonden meetresultaten als gevolg van de variabiliteit in de bodemdoorlatendheid te scheiden van die als gevolg van bepalingsfouten. Dit kan op verschillende manieren geschie-den:

1 . V a r i a b i l i t e i t i n b o d e m d o o r l a t e n d h e i d Deze kan worden vastgesteld door metingen in veelvoud te

verrich-ten. Het aantal herhalingen, dat moet worden gedaan zal tijdens de meting moeten blijken.

2. Aangezien de oorzaak van de bepalingsfout, die het meest voorkomt, meestal is gelegen in het niet goed aansluiten van het monster aan de wand van de monsterbuis, zal een dergelijke fout als gevolg van lekkage zich het meest wreken bij monsters waar de omtrek (waar-langs lekkage kan optreden) groot is ten opzichte van de opper-vlakte, dat wil zeggen bij monsters met een kleine doorsnede. Dit geldt eveneens voor toevallige doorlatendheidsvergroting als ge-volg van scheuren en wormgangen. De oplossing hiervan moet gezocht worden in verkleining van de omtrek ten opzichte van het oppervlak dat wil zeggen in vergroting van de monsterdoorsnede, daar immers bij doorsnedevergroting de omtrek evenredig toeneemt, doch het op-pervlak kwadratisch. Een bijkomend voordeel voor het gebruik van grotere kwelmeters zou zijn, dat men een integrale meting over een groter oppervlak verkrijgt en niet meer zo zeer afhankelijk is van het toeval waar een doorlatendheidsmeting wordt genomen. Een ver-groting van de monster- of meetoppervlakte zal zeker praktische problemen met zich brengen, maar deze kunnen niet opwegen tegen de vergrote nauwkeurigheid, die aldus verkregen kan worden.

BEWERKING VAN DE GEGEVENS

Aanvankelijk is getracht tussen de verschillende gegevens ver-band te vinden op grond van het principe: doorlatendheid x drukhoogte - infiltratie. In de figurenserie IA tot en met ID is dit tot uiting

(9)

I O

s

- o

4-H

a .

S

x rv Ut 2 + 5 vo va

J3 3

2 > S» o" *

t n

« ^ tf ö

1

x

-> o «O - O» o o •4 - O

S i t ?

Of m -O -O rf

8 5 5

8

at Ui

5

Ui 2o-» • • : ï "*

" -il

» -i i ï ' : ; "• o œ * . . . :f : : : : i : : *"* . . . . * — 7 ~ T • . . "° . . . b o a * - -o m * e> « —<>« T T f S f t j g : :H:f i ': E T T rrrti _ " ;r H 1 !K= i: ] :::: : : :H: : i i; :i : ; ;::: ; : ;:;; : rrtr • i | ! : : ï : [jij -,. :,: ; f a t : i'n ; i • : :: ;. ïï'. -* -o «n » t t i j ; ! : ; ; • i : i : l:i! ) * * • : i:: l|i. ril fff* UU HS !?i! ::::

P

;::• ....

IHJM

'il! 1!

[ j i j j ; • '• : i » . • ;: j | i . Ö » c o N O ^ « m (H * - o - œ E-i-iM x~^-V •ï-'Sil J T p •\ i :;;: r? r i ; : > :::: .!.. :;:"

Ü

rrr Ijl; «*! * . . „ • ; ; ! it1 ' ; : :f c: : ElS. • • • « ; : : * * M

~tr

i « w '\ t\ ... :.:: ' I ' * ' X ';Jl; j | : : 1 : ,

iiil

r ;

1 4 i |

. . . .1 . . *4J k : i . . ; : ' :?* T : ' mml ^ - ! • : 1 _ ' I .3 \ i Ji t ro (M oo-o) f*, -o in * T : :;*; ; ; " : i » : r:. i_ •'•••• ^ -- -- > — C Cl CN 2 » C 0 !'r! Ü:! * ^ \ i -._!.... • . . . . . \ ' » -•*- -o m * (* i i ï i • * • • « • \ ._^ lift ;:;L • • • t — - j Ui' H •::: :: ;::; :•; .. : i • • i —- ---\

Y

'• V : ! : : ; ;y -:::; ; : * 1 M ö o - c o X .£.£5E

H l

- - F - f c t r t É - • t^t-. „ - t^t-. : ; v.'.; E ; ^ c ^:=

•lri

:

Itt

:Üi i";|! -;::

J „ ' , J

• ' t l i l l 'M ' ::r: — ::':'n : ; ; :i Hl: ; 1 ; ; ^ ( -Ht - ^ • ....

•ä

::.~ rrrr —. --.., "« pr: r: : :. :- t h . . t - * . . . . ....-f#r Hrr: 4 ^ « ^ • r r r r — _ —~. . . . ^ ï r r = 4ft £:• :.irï-'.V.Z. «•«% ï t r l T : -: ; -: -:: :* »:: tf> **" •e ?> — * 1 •o h 00 . ,,ô _ o >

o

s

(10)

if)

'i

+

L i ut — % r» •• o f*

*"* 3 ° * * ° = 2

iE g 5 » 3

9

si

SP

s

<tf

5

(11)

I

c

r

2

2 x

n

S *"

3 Ä jr - 10 o 0 M -* O-* tf i -J V» • *

- 5 5

M

8

» •-:- *.

:-i--» r w

a t s

8 8 5

O Vi °

o

i £

J lu C •J 3 i» 3 tu

il

Ul to I

r

z

S

9

| f c

S— | ? T r - * • tn ' • 1

* ni

~ ' î î ... : : i *'-}\ Z-ûl S-ï[r * i i £ >'• " Ûl — ;r r " - T Î T * r ? î H f — : : r •"— r - T i - ~ '. : : feo-OD^ « m *

:iïil

^XSS VE r + fflîS

Hjp

Usai

ÎTEntr 'lîmm - Ï ^ ^ E , . .!.!*..< ?

T i i n

jrlp

: :-§ÏK : ' i !Ht :!'.; ".tSeîtE

¥

-. i Ëfi iirî - - r rttsjfh1 . ;»:È -rrïïITTTT •O J) * * •H44-• i ! l

M'

t i ; :

ii-te

int

r! IV

fit*

»il

;H-: :;:: fffr i l 11 i ! h :::': r i t M1 T t r r 1 • 1 1 i ï ' î Hji c #

Hi

ili

1

1

•îl}

1

ffî \V' nit

1

'fir H; I l i j ! lU* Il M ni i! il ::|: 2»«

Wll

. . i i • , I-&!; Ïïli-U IUI II î î t ; i t t f t t " f î ' THt*--lljl ,t nil ; ; • f W T f -l l î T ! W ; i : : : : * . .t |t î T : : 1 i 1 i : ; : : : i : ' : : r : h , • ; ; i i ! ! • : -rrrfrf: I l 1 I T t T ; t ; : i : • ; .... , . . ::;::. 2ïO-eo " •"" H b

i l'I

f IF# H!!;! i l L Ë : Î T Î H i - i — j - TT+f [ 1 ;::i •^ o A

-M

v\\

M

If »i: "S

k>-PS. !î i i »:; S:: II:: * rrrf W' :::i Ttrr « ':' liai..

ffl

'f}jt ' l ' I # !*: •: ! > ; •>: * * --—• :»: i#: . :; : TTTT-f ' 1 •-(M» iji! i l1 ::;!:::.' ; : îiii.

N"

:": *:: M Y * : ' . : :fc l'l ! J : 1 i : -"s I t . : I » ' « - - - t t - T - 1 ;:;!•< • ' :« h ôo-os l^ -O in I : :::: : ; :::: E • ^~-L 1 t

-r

l.'

^ '

:

Y

—TT f.MI •n •H4T-| i . . . •

u*

> K' s. o tfl « : • >- -•--M TTT(-é ^ v -s». i " v : • ^ r * r r i * ÖO-<B - - " -r — rrr . i un S fr — |-rt ». A kO • r trrr ili' i .. i i i l TTTT i r) i ; . .

f

[!•• : A:. t ( rrrr M

.-,,-S

i : : t - t . :::;• .. ... s s . . — t ^ ' : J : :::: *: h œ '" ?» 1 0 h — _« "* Ô — -—m

w u.

a o

is

o

o

C S

o/

r

(12)

s S X c -X» z o - o. * * J

8 °

a

2 S

S

^ o" <y ^ o " > <* „". rf o" •» w 5

1 ( 1 OÉ

£ £ S «f-o~ 3 <f *

»5

Ut * o o

I'S

i

va fa»-«>'*««<n*r i*> <** o » « ^ « J> •" * <*» « ô » » ' > * m < o r» -o m * m ô <>*•'*•'* *> * <** « 1 l o

h

5

I

X cl tu Z -i

2

8

(13)

<

H

iL

3

I

r

e •§ " O X " i Hf

£*

O u * O * èT1 H il ; ; f t 11 7 ; ; ; - • • : : -: ; I I ; ; ;: -; feo< ) N f V ü l : : rff F r FG-i FG-i p : : :rF. : •: ni : ; |, ; : S3 : : ::;r r T :FF3 h ; F -: -: I-:1: : : ;; rr . ... 7~ ^ -O l i "A \'di Ï.-; M TUT . — «i e Ht •n* FFF: = •~ :r„ 'S ;FF-UV: ::;: Hin . - • 71 1 ^

4-S » . fît t : : K i r ::ti — r : : T : :' :J !: I M ;:;= : -1 ' ' Vim - L . .«> 1 -:| Ô9C0 """f "û ; ';; '*[] : /: ;::! • Ir^ : : : i ; : ; • ; r o ;;•; :TIf •;;; ::: • __:

'IM'

:

-1

P1* ...._:... v * m ' _..

+ <

.._. __.. .._._ ... î n ff;* ? n .:__ XII (

-f

r l 'T~ i ' j -i— dm. T' • j — ... r :!;i t .

1

• T " :.:!:•: - - - ,

-j

i i1 L,' M l 1. ' r •"" i

i

. " T ^ i 1 T i .—i ~ r — ...; - J L 4 J I I -•f-t^Ji ... _._j _. i 1 4 o » a T'W ---1 . . . . J _; -— J -J . . . . [-•-..._. 1» •© . » t ! : : • ... — M l m .... — — .... ....

, i ,

n f • * i 11 11 -. I ' -"" j I '• 4_ i ; t ...L. J

-f-4~~ . _ 4 _ > « i : .. \ i - «É rf^ff^n{—: -- ~ l ' f 4 b o n K « f • : ïïT ïrff i::;::' •: |!;::: ::::::: : :i;ii.:: ; ;::;-:: : ~:Ti? ^ « m • : •: ; ;:H ; ;; : F ! FFÎF- F '::i: ; ! : ! ! • ; ' - ' • : -t -tn c ! HI: :=ii; ;: ;!i f:::h "Win ;T!I! * * *1:T i:i: i l : : •M; Itir :~: ::r: !:-* T! F '\ i : ! 1 :-: ! - F r : : F F_-: F_-: F F_- :-F :-F:-F:-F:-F5 u-r F : F F • i; -" • F -i

c

IU Q fit O • O ci «• O |0 o o o o o 11

(14)

H

si

C F

! "

Sr

"Tl !? -I ; • ; ; ; ; \ - \ ':-. ; ; : : 1: ; ; ; 1 ; : l '-; • '-; ; i : • ; : " • b i i ir>. >p i

\m

T Täs : T rr? :• : Ë : ! 1 ~ : i fM i ! •::: : ; ;;i; :.. r s; : : il-:-• : r:: : : dll \ • ; : • : : : • Er

: :

r

.

T '•• : : • . . r-. -A i 1 ül in: ::": S n :;": i l i : "•'; 1 ' r ib* H=r " : i : HÜ -( 1 f : r ' F ä ~ t « " ? ? P • : ~ r •si !:l.ï !••; ! ! ' ! : T' l. : ü :; ; •: A i • •—-- •• -, '! 4 Ô O - C 0 T î t : : ; ; i : i . : : !H.:; -: il; iii-: • :;; :::: "3:;:-: "3:;:-: ' i "3:;:-: "3:;:-::. "!r:: « U t * ^ f - •- " • ; I k r - .

1' '

_.l

,

r r M ... ._.. .... ( t e* j • '1 fc * ! 1 i p

frJ

._ • -. T l " t - L I - l [ f * I l i .i j i i ' i \ r 4 --! i - . - » .._ —1 • ' M 4 o * « ^ ? T * ; ::;;;::: . | ]: ; : : ; : ' : • ; : : f •:•"* . __ ---_ ---_

t

; d - « 1^ * -..._ "" -•>. -e in • ? im 1" „ _ . . W i r i m K t 1 ... i IL.. ir*' |--i | T ( *t ^ T * ? * — "i ; : H : : ; r " ^ 3 1 . •— • f ' t v « m • ±--_\ i ô o - s b rv 4> ^ i fepil ; i i -Tliüi::; ;bn

;b:

F ;: ~ ; ;::: :::: ! : • ; : ; : : :i l ! "::: 71 # * ! • ::::.::: km . ...::.:. r- •« m • m St{!'? ::;;T :::; i = ; • ; i i;ii L i : : - : L : " : : L H - : F : • : • • lUi'c ' r^ ' :' ; 1 • : : r <*» r :-:É r :lî! -i |it? *: ~! H!!! : ;:'.-: ;:'.-:;:'.-:;:'.-: ::.:: ' :::* *;:: ';i 1;; :-| « •* , nil ;*!: :::: r : : : r f : :''i ;. : 77? illk : ! j . = : U . ; _ 4 ; i . -: -: i -: ; ' : ;::. r i ! t -A~ :-. :; ::•:•: -•-! 1 : ; ! • - r l :i r ;;-:r Jli-T : : . i f :T " r * -<

r

u

t 2 O

r

o

ci

J*

S

o

o

o

(15)

De spreiding blijkt zo groot, dat het onontkoombaar lijkt het mate-riaal eerst op betrouwbaarheid te schiften, een conclusie, waaraan overigens grond gegeven wordt door de aanwezigheid van berekende re-gressielijnen en correlatiecoëfficienten.

Een eerste poging daartoe is verricht in de figuren IIA en IIB. Hierin is de gemeten doorlatendheid in de steekmonsters uitgezet te-gen de diepte van bemonstering onder de slootbodem. Aangezien de diepst bemonsterde laag steeds uit grof rivierzand bestond en zich naar boven toe steeds meer de invloed van het organisch materiaal van het bodemlaagje manifesteerde zou men mogen verwachten dat de doorlatendheid van beneden naar boven toe af zou nemen. In fig. IIA is evenwel een toename van de doorlatendheid in het eerste laagje (0-5 cm) te zien. Dit kan het gevolg zijn van het feit, dat hierin

veel monsters voorkomen, die door een verkeerde bewaring waren inge-droogd zodat lekkage langs de monsterwand optrad. In fig. IIB zijn althans de meetresultaten weggelaten van de monsters die visueel dui-delijke kentekenen droegen van indroging. Het doorlatendheidsverloop wordt nu plausibeler. De moeilijkheid is evenwel dat er steeds nog

een serie monsters zijn, die weliswaar niet op visuele kenmerken kun-nen worden afgekeurd, doch waarin de indroging vermoedelijk reeds is begonnen, zodat doorlatendheidsvergroting als gevolg van lekkage kan zijn opgetreden. Een deel van de spreiding in doorlatendheid meet r.aX

vermoedelijk op rekening van dit verschijnsel geschreven moeten wor-den. Een voorlopige conclusie op grond van fig. IIB zou kunnen lui-den, dat de gemiddelde verkleining van de doorlatendheid van de on-dergrond naar de slootbodem toe inderdaad wijst op een zeefwerking van het organische sliblaagje op de bodem, hoewel de aangetroffen doorlatendheden (+ 10-200 cm/etm) op zichzelf nog niet op de aanwe-zigheid van een hoge intreeweerstand wijzen. De doorlatendheid in de laag op gem. 3 cm diepte blijkt gemiddeld slechts de helft te bedra-gen van die op 30 cm diepte.

Teneinde aan de berekening een vastere basis te kunnen geven, is vervolgens van elke meting de radiale weerstand berekend volgens richtlijnen, door ERNST verstrekt.

Voor leidingen met een overwegend halfronde bodemvorm en grote-re waterdiepte is daarbij gebruik gemaakt van de volgende formule:

(16)

1 A D1

o

waarbij W • radiale weerstand

D. • diepte van de ondoorlatende laag

K - doorlatendheid

r - straal van het natte oppervlak

Voor overwegend platte bodemvormen met geringe waterdiepten

gaat deze formule over in:

1

1 6 D

1

waarbij Bw - de leidingbreedte op de waterspiegel

Hierna is berekend

q - P x V (3)

n

o o

waarin q - infiltratie over de gehele slootbreedte

o

V - de infiltratie, verkregen uit de kwelmeters

P » d e natte omtrek van de leiding

Vervolgens kan de radiale weerstand worden berekend uit:

waarin Ah = drukverschil tussen sloot- en grondwaterstand

Tenslotte kan K worden berekend uit:

K

»

w

(5)

In de f igurenserie U I A tot en met IIIC zijn de aldus berekende

K-waarden uitgezet tegen de gemeten doorlatendheden per laag. Ook

van deze figurenserie zijn de berekende regressielijnen ingetekend

(17)

X

o

in

ô

"Z ui 2 X «9

+

r, j - <» -i S * Q Ûi X

o

•z ex

o

o o

2r

u» * e * 2 —

S §

-ft

0 V.

7

d

3 00 *

--1

* 0 w

3

15

(18)

r

V)

Z

O

lu

»

in

va

î

5

z

- j UI SI

g

va 0 1 j a • TX v> o -1 0 -1 9* W» r» *•• « 2 ö4 _•> k » o"-o -O 4 . >-U>

S £ *

«• 1* O» O * « j «>• j a ••

È *

< ü • j V2 te w 0 0 Vi V» N o

o

i

f9

N

F

X

u

c -** £ è—LLL !r * i < : «! i i i i ^—-;; : >; = f ï h ; ; . * À • • r : 4 :: : C D — -bo-oö h» ^O ui i - + tiJT Î Î K . •; T É fri'sj? *! & 1 « q - — uu T r ~ : f üiï : ; [:;•: T T rt:: ! ! :::: - ; 'Sr. ;•:;:; K . l , • trH-• ' M T:;i Hff i-ü* fm " H " ::!: • * + ' .... !l!ï r"îî « i T+TT-!. . . t :9: |IFI & • iti ; t »1 1 * ; 1 4

-É*

l«ï f *i HU • ; ; ; i i *t4n Ü r -ïïiï !!ll ' t '

;l

m

È

* l Ü ji:: f'1' rW f f • * •

i

tf!l • " ' " !... • • • r 1 ;;'; ::!; i n r l i ü'\ 1 1: : I :

Mfl

^ •ri ' r " t f l

ilij '1*

!:ji.i:|

'J H ! ; ttt f i S+: :! * * £ : ' ! W f ï i ;:;:!:: : : : : i < -i ';i ! i ' i ; : ! • ! ' ; ! | 1 ! • •• * ; : ' : © < > O D r*. «O ui r J S

sis

3

l i a i

i,

!

ft

MÜÜ

i • 3 1 : !?*: 2 1 2 B I 3 I t - r r r »__ • * . £ : J •: :«t 1-i-JJI I I : :!;: i l ; ^ • V * T T " • • J j i r * F" f " t U T l't w; l i : : '•rt 1 '.:; lij; T -, ;;;!Ji;i; ; j j i i i ~ :.. « . « i n • j f ; Si j u t o < TT1 ÉT; I :i*:< H i ; : : :i i ( t r i l • : 1 : : : ' f-.; F . >: :;i i m r ** s»» I H * .... !•*• ::if (;;; ; •

f'-r

i _ ;: i ! fr;: * I - . • f j i i l i ::;*ii T — Ui; : ; ' - V . ;1 üiii?' :: : ; : i J t: : K . ' ' f <b<>CD N « * l ' ? r ^ '1 . . k Ljm i l ï - ï • ; 3 : 1 !!!: : rr;: L _ ": "• * m -• -tf f ' :::! ::!? : • : « *-1 » r f f f

M

iiil-i:: : : ,:: : : ^ 1 f + - - } , . • .

^i

:ki

*;;j So-ao Ï T H ' T -J : ; : ! . .. ! . . . i l , ,

mina

il: : : :

ffft f f

' i r * , ; ' . ': • ! : 4 Ö * > « ts. -O ifl + ?5? ~ ' ' lil' • ; IiL

^fl

t 5- Kr * -'- u-1

i • tó

• : !;;; U S T T " l- \f} 'T!? : : ::i: i, r*i""

: 1

. J i in • r •1 'M 11'! u t r iÜi

ü

Ë

î

n

i

^* ;::; e n < H 1

s ï

"IT T li\l j i : :

\4

:::.: TTT" :::f i:;; ;;;; : ü i < .... -4-

•---t-4

:~ — Se ::? Ü ~ff m;-. ; • ; : • «.LT • i : : TrHd *-*-(-T | - t + *"Tt f !• -j- ••! 4 r i t "a -j-j-M-j TTT-t • t ü J : IT. r r r i ~ t H-H; ;ÎT'r • T " Ï T -S. • JJf' • ¥ • - i ; : : T : : : ! r -_ b m ' * h 2» ui » uT° —ce

S

™ tu

fcî

S

lu X O

18

§ ^

l i ) o >

i

o

o

8

Ol - 9 - f t N

(19)

V)

tn

**i \

In

VJ t •2 UI 2 m 5v

£

w + V5 o" -«o o A ^ b . à»» A S «* _ J - * ' c 0

£ *

a

J S PS 2

va » • v) * » M S U O O - - O •* 1 O O -j o • * . _j a .o u u > Ü .S

9

lu oc tû

N

S3

r

1

r

Itt

S

«o

i

?

O Ui

8

p

X Ul O

ut

lu S OÙ > » sr o

ex

k

e

It

0 w

3

* * •%^

ô

<o

I

3 ao

k>

- . o _£ • k > *

g

- 13

17

(20)

Zelfs met uitsluiting van de op visuele gronden afgekeurde monsters blijft er nog een spreiding in het materiaal, die te groot is om mee verder te kunnen werken. Aangezien de grote spreiding een duidelijke vaststelling van de samenhang in de weg staat is tenslotte nog ge-tracht dit doel door middel van een wat subjectievere methode te be-reiken. Dit is, wat men zou kunnen noemen, een selectieve methode, gebaseerd op de volgende gedachtengang:

Bij de kwelmeterresultaten zowel als bij de steekmonstermetin-gen komen grote variaties in doorlatendheid voor binnen één proef-plek. Deze zijn gedeeltelijk het gevolg van de grote variabiliteit

in de bodemdoorlatendheid en voor een ander deel van bepalingsfouten. Aannemende, dat deze grote verschillen op één proefplek reëel

k u n n e n zijn, kan men stellen, dat de hoogst voorkomende doorla-tendheden van kwelmeter en steekmonsters een beeld geven van de in werkelijkheid voorkomende hoogste doorlatendheden. Hetzelfde geldt voor de laagst voorkomende doorlatendheden. Daarom worden de grootste doorlatendheden uit kwelmeter en steekmonster per proefplek tegen el-kaar uitgezet evenals de laagste.

Er zullen een aantal gevallen zijn waarin tussen gemeten en bere-kende doorlatendheden geen spoor van overeenkomst valt te ontdekken. In dergelijke gevallen geldt de overweging, dat als gevolg van een bepalingsfout een doorlatendheid nooit kleiner kan worden, wel gro-ter. Daarom worden in dergelijke gevallen de hoogste doorlatendheden geëlimineerd. Dit leek de enige methode om die meetresultaten uit het materiaal te lichten die weliswaar niet direct op visuele gronden konden worden afgekeurd, doch die van lekkage konden worden v e r d a c h t . Dit is geschied in de figurenserie IVA tot en met

IVD. De spreiding is sterk afgenomen, doch bovendien kan worden ge-steld, dat de resterende spreiding overwegend een gevolg is van bepa-lingsfouten van mindere importantie bij de steekmonsterbepaling om-dat deze methode nu eenmaal veel meer ruimte laat tot bepalingsfouten, alleen al door de veel ongunstiger verhouding tussen omtrek en opper-vlak van het monster.

De berekende regressielijnen en correllatiecoëfficiënten zijn wederom gegeven. Duidelijk is ook aan de berekende correllatiecoëffi-ciënten te zien, dat de spreiding sterk is afgenomen.

(21)

X fc LU 2" (U a: Q la _ » O O O # , z i l l a i U l V9 U i O t -•• X <o o o <• o o - 1 NO • 4 $ o* « a o o » -O* + > . o o a X

8

- 1 VA O' a e\ • 4 O •> M -D I Ul < U « 0 u .. fc Ul

5

tu o \)

1

O u> lî 2 O h I l i C £o-co n :: <D . . :: . 130 . . . : t - : : : i r : : <"> . . . o — . -Ôo-co _ ^ I X 2 C *TÈ

n$

: : :::' : : tr*-• tr*-• '-• '- I 'Mr . . ..«-: :.-uB ! i Hir ': : £1" : : — - . ..!. : ÜH1 : EEE: : : EE : ; i:;; !

IH

•H; Ä ^ - i ... . H: ; ,f::: •!!i .:!. :':: • « • N . ;t i ' !il ! ' i ; : l\:: -4 —»cp

Si

Üi! •k-ttî r :::i Ji ' i I I * i 1 | f i IV V i t ; ! \ i : •11! ii ! j .

flii;*

r ! f ? !4 t : : * : s -î r . r t ; : '•' • i i H< • !:T! :: * !i • ! 1 : : Ô O " » : I I E

l-l

* : C X • •• « ~ Ë ~\s-i ¥ » i i P . . . 1 :• : : ; : 11!! iîï !H: Eil :::: » 't Hii .*::: 'L" !'! : T t * ' !;i

.ni.

ti • ' fi;l i!:: • • V 9 " i -»: : :' »: :: î - ~ O >l «-CKO ;;i: * i ; : S: ' Y I I ; | I I " -'â\ï V: : r : : : : : : : 1 : : 4 : : -, : X : -i7" : : » : | i . 1 O C H » t~. -O ot\ Î T § I i : :T:f i 1 "M : ':",M i. ' ' ' 0' • .... ;;: : fc

. n , „

"< r-o-aa ÜJfJ y.M i-îï V j . U . i • i . . j ... . î r l i . i H T : : : : : i \ » v ! z : >> : : : E-: :S o L - - " ; I I K ' ' tu*

44-1

î - t - Bg '. .:MM i r Ë i - E - t s : : :E: . . ;... > : • . : • : ' V • 1 ; ! ; ; • • : : : ; . . . J : , • r ; ! l -rfn

1

IHi i ; : l V~ . » * - i tfl « c -t t,

H

:%bk

.iff

) . . , i"rî Ï • X :;i; r *tti . . .4 #

I

M « —,-. —,-. „ rî^E irfr "£ — — :ni j

S

M w .... r^î ) . | 4 J ^ + -# ffi

SU

; .'"- Il -tt-r .i.-4-U. "~-T:Ü H ü ?;-?.-;:-.v :::: f ' : :-': ; ; :: :::: b 0 0 b l "* • 0 CO Ö 1 — 0 J î

I

13

z O

S

§

Ul «1 19

(22)

5

in > in

5

.. 2 Ik Z r* -> ui Ot .O

+•

X o o o" o o - J ^ f i w> o» o* o* « k o" -C . o • * >• o - i •• o H - 1 •1 0 «f k «I O o

1

* 1 IM < . J l b «t « 0

S

o ». >• Ml 0 M I -d

2 *

8 * 6

s e S

S ¥ Ä

O V> Ci U i X t

I

X

o

2 (U < C*

o

o

û

o

'S Ut lu

K

CO

8

(23)

I

fel

Lil

-J

UJ

r

tu

r

In I in < x o o UI o f ) ö "• ^ O* o ui s^ UI «I Ui O o - * X

o

o

-i o óf I •I 4 o -o •J — S ï ut u. %o et tu V o o o ui

o

O *U O O »o ei m * — ? ~ * ~ 1 : | « ? i 1:0 . . r : * * : i : : œ — -' — r r "° : : b»< >!-. -o i • ' l l ~ ! 1 : ": : V ; : 1 : : ; ; ; : 1 : ; I-« -O l Bi 1.4 '.'.<% :~ !•:! . • • M •ft ::

s

^ • ' ' ny i * » • -IV ft ]»Ü *»: ;::: 2 » . •"! $ Üil »! tl!"

S

• ' ! •

ilil =i

U'-.l !!

V| Ü

iiNj ff ' V t : ..: : t' ill'. : : !• 1 : : 1 '•'-•'• 1 4 ... . .. :::: ':'••': -\ ir^ * i T | 1 * : '• * • l i ^ T • 5^ • V • - - : tv O 1 BI iü: *-• ;; y m .... -r :::! t . . . flii ..., :;:: • \ \: • •' rt-i-::%; ::•: 'H* • \ l . • V \ .. _:._:.. -< 2o-«> i : : ! i f -•i: : V: ! , . ' . , : • : : i i -•:•: :: :::: 1 1 : ' • ) • : : : ^. ».. ' 1 i , X • : V •AlV ! 1 ' ::\ : ! ': H A :;: \ ' \ ] . è « . - - • f i ! Uli : : ::: ç - - — ^ ^) ui 'j :H: : : t : > ** -'-— — \ - So-« :)!:! iiii :::; r-]'''-f ; t ' ; + [ \ -V---•• 1 • » • 1 • • • . 1 ooeo : T -—•- • : N 0 Ût lif El b! :::f !,": :!»

i;i

.11,

*+r ! i;'

s&

M i y j .... un • N :::! • | t l ] !!! tu?

i:H

:l;l ' i ^

w-

w

•nur. ;>: ' : * ! 1 r ---. *.-., ffe :rrr ~ — ! n l IH,-in; :::: rr^^ "i"'""^ — 7 . . rtï-t-r •::: r : : :: ... • Ä ::::" _^> —o-10 ' h OD , — 0 0 rv O

r

a

Ul (-3 0 ~ i, lu X O Ui -J

o

o

o

2

lu

Ui la ca

S

21

(24)

o

ÜJ

O

LU

r

In I

ie

<

_1

-O 4-UI « 2 O o o V) V9 • ' V3 J *» I- UI S • » O l " _ ti

: o* o' S £ £

tl K | | 4 ) •4 O O O

£

£

o

% 4tt

^ e s

« Ut UI O tb £ O S3 V) S o - . » l ï % li ^ ':r i ' 1 j -' -' ii •: * r : * iz ':: • : • : i ; N : bo.« ir* « Ï Ï I H T • * T '•ï ï f M : v : : ;• : ? H - - . Z- -Z. -X H ;• iv .O • ... ..., i ï i t-n üi! * -• ' i l ' " i r 'M 3rt ai^ t : ü 'til uil] i i i i

D'!

: Ï L: Ür: '::: « *> l , - ( t. , . £+v r i t * Uu i : : : -; ! i : •t',.x : ! ! f : 1 c è». .... 1*1

liS

É

l i

, 1 1 ! 1'" ;... M :::; ;:!: :H; ;::•: I : I : i . ,, . . . . i " ' ' L Ü '; ' '

ïiiii

%\i U U i •1 l | } - i . . • HH ! i : ; H f : ; ; ï : t : i l ; ; : f : : : : : Ô » 0 ir-. -O i l l i l ï | T T T!""H : * : £ ZZ : T f . -o i i itl!

1

'ai E s' lit! ::« ill: H:: mi te tg-ii1: !::: 'il1! # • ü j : i l • ' 11 i l > i ' i 1 : : ! }iil II' ' M:: - , . . i t " . ; \ i Î : : : ; ' ' | N So-o i m • e • :!:: 5:: t _ >!; *N H " ' ' ;:--;! : •:t : : Î : :::: : : V i i. V 'r ...:.'. Ô f r t i l i J L -*_ rv o i ) ... '~~ Hi-• "il

1

:::: V ' 1 n U t f ' I M l > \ ittl • •.. llïi til! !;•; üït \ " Î T ^''ti : i j 4 - . - ; , .... . . h h : HJ üi:i i ; ;;; |j ; ; !M-r i t ' : ; ; ; ; : : ! ! : : ;i'!i :i \ . .

.::=jj

i

- - I '

ö o - o N « Ifl T J - E I T 22 . . .4-, • • H t î î i l ^

ui

;

ipi * • ! • T S t — ÉS i r ë î l'E i - f c ; : i lui T : Sî \ : : -I ^ E . . .... : : : U Î

A „.

Tf-: i w iS jjji HU i j n lui. i;3 ; - i : y . . '"> « •0 jlt 1 H ' -JU:

tH

# T ^ # ' iii*' II;}

:;h

•il+i . ._. : '

-ÎH

i i i j t i j ; i ÏÏI1 !,... • • • t W **++ ^:l — =pr "'" — ~: :r: p

•£

fl > M ^ j ' • •i^ •••b -T^f r t îHf .ulf 1^4 1J.LJ-.~^~ — ^•J "ZI+T^ rrlr "."-.? ;" : : T : T r f f f1 f i i r : r:.r — — V. : : : x: i _A a> * & m 1 * h ° •o î

i

.«a o

< ïî

a tu

o u

o lu

o O

(25)

Er dient evenwel steeds te worden beseft dat deze nauwere samenhang

alleen tot stand is kunnen komen op grond van een zekere subjectieve

aanname, waarvan de geldigheid nog niet geheel bewezen is.

Wanneer de waarnemingen van beide manieren van

doorlatendheids-bepaling een zekere onbetrouwbaarheid bezitten, kan men, volgens

LINDLEY de schatting van de functionele relatie als volgt verkrijgen.

(De berekening is geschied voor de puntenzwerm in fig. IA, omdat hier

de monster- en bepalingsdiepte het meest overeenkomen):

a = y - bx

b = m + Vm + k waarbij:

m

_ £(v - v^

2

z

k Z f x

: ^

2

2 Z ( x - x ) ( y - y )

, _ variantie van de enkele waarneming van y

variantie van de enkele waarneming van x

De varianties van de enkele waarneming van resp. y en x worden

be-rekend met:

\A(y - y)

2

1A(x - x)

2

var. y =

V

——

^—-

en var. x =

V

—-

J-

n - 1 n - 1

De var. y blijkt te bedragen: 0,589 en de var. x: 0,894

Zodat de waarde van k = 0,64

Verder is I(x - x )

2

= 64,7375 en Z(y - y )

2

- 28,1286

terwijl E(x - x)(y - y) = 4,77

... , 28,1286 - 0,64 x 64,7375 . ,_

m wordt dus: — = ^ . -,- = - 1 ,39

2 x 4,77

b wordt: - 1,39 +

V{-\

,39)

2

+ 0,64 - 0,21

a wordt: 0,9393 - 0,21.1,16278 = 0,69

zodat log y = 0,69 log x + 0,21

Aangezien de regressielijn (a,b) (zie fig IA) weergegeven wordt door:

log y = 0,077 log x + 0,87

(26)

ANSI z <

r

>

i

| t

99

9*

90

Go

10

60

»Eft Ltt\ 3 0 2 0 10

5"

r

^ 1 -< ! f *

t

S i 0 3 -CEK

ntc

' , " äi-z '1:1 I I I.Ill ±11: i l l : IZl I :-.:: Iri-ll miiri p4î; MIM --îi-*•:;; 1 •'• LLI: •*•! : r: : * > ' : : • ": : *':':'. *"" f ü l l t : ':i\ ;!:; ;:i ; :ii: : : ; • ! : : ::L: :i:: : : ! ' . ! : • '' -: - j -: -E UJ « Ul ( . ~ ••: H'-'-rzl •il :::: : : •ill MM 1: : iji :.:: ::.: . ::;;; IM MM l::M:: ULM; Mil ill

;:;; ::.: : :;.; :•,:: 1:1 •:•.. :.:; I II.: ..llll -.: . i l . : ;:: ; : ; : . -.: :::: ..•::::: 1-.: : :::: :.:: ' .. : ' :n i ' i

T

". -: -.: : . ./: •• ' . * - :• -JA F m . * ^ S * '- 1 '••:. -". — :~ — -tj) » U» Ó-• j t t O O h i : • : ;. : ; : : : • • -: mi t\

ii

LA 6 --_ .. 1 * » ' #* *:' •••• "[• 1 _ . L... '. 1 . 1 .__ j i

- f

1 tt 01 » IX » i :.M Mil 1:11 . . • •::::::: '..I?' llll '• - - i- • I K t t \ 1 1

4

. i l • T _... j _ i' i : • l*'"' - - ! > - > ? - - , * - " / r F _ .•:,_ " ÖÖW • ^ C D - O — r o u> * t * < •

FI6 3Z1

* ^ A . a Q M • : ' i l : -....; ....: - - - : -/ ' : • " ^ J

-,.::-£

:... " II'. î) MM il-. MM fil

1:11 J

MM H! y : r / •• f- J . '* -'—-V rà -Çf - » « - M

A

V

U

u» » m 0-:il :':•} j i i i SU :ü; II:: i : : : l ;= i : : : ; : • •-:: 1111 iniiiii '•5 ;::: i;!;::ii üü :!ii ;!i?si : : : : : : : i ;:;:::: !!:: :! i L "i::. :üi _ -: :::.: ;;::::;: !:= : I « i ^ K:

tÏ^Ï

:;:i : > ^ - ! r i : • :!:: iiri ::; ; K = -: - ; ;: : i "Willi !:^:ii? :::. i'J: : •;; :! : ; i: :: r i .:.: :::: :ü: : ":" :"': | g ^ j j l j; :. T ! ^ ^ ; • — ^ . • JBf?^ . £ • . - ; : • : Slî,i-ii;:-: ^ Ï P P :::-.. ... ...

îliJït

l * ! f ! ! s: ; ; : : ::•: ;:•::.:: : •: -;:!.;. ; "il : l. rlllll • llll l l ï l::lllH : ::'::V: l:lll • \ •:::|::: •• ;;:!.:; . llï • 1 AlÏÏl l

3

N l O B « ^ M : : i ;;;• i ? Î ni] l : 1 rlll -1 -1-1 i i i i : l l l - S = !:!;iï :; : r; ; 4 : :iJ. itl •;bi-ilijlii - = - j f - i i i n r :•:;; nr = Ü = i IIG B-l' ! 'r { '~H: 1 i i ViVÏ -! r ! -: ! Li : : : ! L ? î ; : ; Ail \\\vf : : fil • f llll - t ' :::z. • ' j f ^ f l \r: l l i M i : / : • • / - r in'w:

riHn

: ' : l l l l : : 1 ' î i l i III: l l l l 11 -. l l l l r : i ' : H : : : j : : = ; i i ï i-=H .:;:: ÎH i i:: ÜT r H : H I Muff fHr ttj — ES •1+ilâ ' ; j | i i ? : : : : :Hq

W-3

*Y:l W-• W-• : W-• : : VjtWr m:: :~ III- II: lï.1 Mi m: 11-" • • I

üc

•LS M; Î 5 ! i -;•:•:• m i:iiii: llllll: ;-:M s ï MM Le Mil fis «iiäf •Mi p M m

II

— 1 -Y •• ui i • i f i l l jM ^ Ü ß ^ l i ~ : : : : U.11 » . r^: r:z' t^zz g r

= s s i |

: » l a i — | : -•• " î ; i ~ 1 • — - H i î b i : 1 : ^ J f i B | ! a s M i i ; ^ S S K = i ' i- ^ * | . j É S l i l I 1 II nus. i - i ; r ; ; : ~J — • — s : : : : ; : • =: .-:" — = ::~ •-:" :::: r.r. Hs :-r= s ; s H:* i : : - t::: r::: :rn : : : : :::i :r: -lia MM MS lui" i i : M ; MMIni; 111 nil : - :: : :; •

iii|ï|;

u j :;.;; h ^ vZ . :":': :'::l :"" :~ " ::ii iTÏÏ ::;: '::: : p MM; fin § =; H :r s H5 S3 •= n r HH S T !H •• ;;!; MM ; i = ü . ' i l LMM IM; g '. s :4H r:;; S= i nr: -..:. :-u „ ! s -M;; :•£ s ; fi= :Hr : S ÎHj i |ji i i ü H|î ~ I •S S 3 - ? Sg 1 a .ut* « t a u S ä i f 3 | | i ; l i l ä l i

llll!

ml » Ji » • l » l q 3J;

9s

]M

-ar

S>

ai

! : S i £ ir : -z : Vz~ • - i | ï • i T ; I i :

t:

| i ;

=

r ? r ILL i i î x : . î i i -: ; •-: n i t : i l. : l •: -. 1 : l : ~ i -y 7 l i : \ i : i r i L : ; ; i l ; ;• M : l '; 1 : 1 : l r 1 1 i --.; T T Î ; : z M 1 i j r : ;: : • -:•:. :î •: • ?M |ii i l i u ; " S

a l

10 t o o

(27)

en de regressielijn (a,b) door: log y = 5,37 log x - 5,28

wijkt het gevonden verband (ingetekend in fig. IA) wel wat af van de lijn, welke midden tussen de beide regressielijnen zou lopen (voor k=l, dus bij gelijke onbetrouwbaarheid van de waarnemingen).

Het blijkt niet goed mogelijk de spreiding in de meetresultaten van de steekmonsters te doorbreken en de oorzaken van deze spreiding, te weten de variabiliteit in de bodemdoorlatendheid en de bepalings-fouten, uiteen te rafelen zonder van een zekere verwachtingswaarde uit te gaan en daarmee de objectiviteit geweld aan te doen. Wel kun-nen de steekmonsterresültaten per laag in een kansverdeling worden weergegeven, hetgeen is geschied in fig. V.

Bij onderlinge vergelijking in deze figuren blijken de lijnen B en C (5-15 en 15-25 cm) vrijwel identiek. Hiervan wijkt af lijn D

(25-35 cm) en wel zodanig, dat de doorlatendheden boven 0,03 cm/etm. 10 à 20% minder voorkomen dan in hoger gelegen lagen. Het verschil treed vooral op bij doorlatendheden groter dan 1 cm/etm. Deze grote-re doorlatendheden blijken in de laag 25-35 cm ongeveer 10 tot 20% minder vaak voor te komen dan in de daarboven gelegen lagen.

Ten aanzien van het laagje 0-5 cm, waarin een grote zeefweer-stand werd verwacht, doet zich hetzelfde verschijnsel in dezelfde ma-te voor. Hier werd beschikt over 63 waarnemingen. De vorm van deze curve wijkt in zoverre van die van de lagen 5-15 en 15-25 cm af, dat ze elkaar bij het 50%" snijden. Geringere doorlatendheden dan de bij dit punt voorkomende waarde van 0,17 m/etm. komen relatief minder voor in de laag 0-5, terwijl hogere doorlatendheden in het bovenlaag-je relatief méér voorkomen. Als we dan tevens in alle lagen de ver-deling van de gemeten doorlatendheden in ogenschouw nemen dan wijst niets erop, dat zowel de zeefweerstand als de radiale weerstand dus-danig groot zullen kunnen worden, dat van een belemmerende werking op de infiltratie vanuit leidingen gesproken kan worden.

Aangezien de invloed van bepalingsfouten op de meetresultaten van de kwelmeter waarschijnlijk van minder invloed zijn geweest, dan op die van de steekmonsters, kunnen de infiltratiemetingen met de kwel-meter misschien iets méér zeggen over de variabiliteit in de bodemdoor-latendheid.

(28)

KMISPERCENTAGE

FIG YE

99

9*

10

50

20

\o

0.1 DooeiATENDHElD »M CM/ETM CÊME7EW NET OE KWELNETER

(29)

Daartoe zijn in fig. VI kansverdelingen getekend van: 1. de afzonderlinge kwelmetingen

2. de gemiddelden van de duplobepalingen 3. de gemiddelden van de proefplekken

Wanneer er namelijk een verschil in helling of niveau tussen de drie curven zou bestaan, zou men hieruit conclusies kunnen trekken ten aanzien van de variabiliteit in de bodemdoorlatendheid. De drie genoemde curven dekken elkaar grotendeels, maar een verschil in steil-heid is toch wel waarneembaar.

Wel wijkt het niveau van deze curven sterk af van dat van de fi-guren VA t/m VD, hetgeen er op wijst dat de kwelmeter in het algemeen

lagere doorlatendheden als resultaat geeft dan de steekmonstermethode. De gemiddelde hogere doorlatendheden uit de steekmonsters zijn even-wel opgebouwd uit sterker uiteenlopende afzonderlijke meetresultaten,

zodat een voorlopige conclusie zou kunnen luiden, dat bij steekmons-ters bepalingsfouten een grotere rol hebben gespeeld dan bij de kwel-meter.

kD-WAARDE

Tenslotte kan worden nagegaan of de meetresultaten leiden tot een inzicht in de grootte van de kD-waarde. De reeds gebruikte for-mule (4) W , = kan worden geschreven als:

rad q no h - h o 1 ,, x qo - w (4a) rad

Is er slechts één raai aanwezig, dan zit er niets anders op dan sym-metrie te veronderstellen, dus:

i q

o

= k D

- 4 ^ <

6

>

waarbij Ax de horizontale afstand is tussen hj en b^.

Omdat in het verloop van het freatisch vlak links en rechts van de leiding in het algemeen verschillen kunnen voorkomen is het zin-vol de linkse en de rechtse raai gescheiden te houden en de

(30)

de te berekenen uit:

q

kD = _ 2 (7)

Chl h2v) + ( hl h»

l k ) L l Ax >R

De gemiddelde kD-waarden, die aldus kunnen worden berekend, va-2

riëren tussen 10 en 1000 m /dag met een gemiddelde waarde van ca. 250 m2/dag.

Er zijn al eerder uit andere gegevens kD-waarden van Salland be-rekend, o.a. door POMPER, doch hierbij stuitte men steeds op de on-zerheid omtrent de aanwezigheid van Eemklei in de ondergrond. Deze Eemklei zou zich moeten bevinden op _+ 15 m. diepte tussen maaiveld en fluvioglaciale klei in de ondergrond op _+ 40 m diepte. In verband met de slechte doorlatendheid zou deze Eemkleilaag de kD-waarde on-gunstig beïnvloeden. De vermoedelijke Eemkleiverbreiding op grond van geo-elektrische metingen is aangegeven in fig. VII. Hierin zijn

tevens aangegeven de berekende kD—waarden, afkomstig uit het onder-havige onderzoek. Veel overeenkomst is er niet. Toch blijken de bere-kende kD-waarden, op een enkele dissonant na, wel een vloeiend

ver-loop te vertonen, namelijk de hoogste waarden in de kern van het ge-2 bied tussen Olst, Wijhe, Raalte,en Heeten n.l. ca. 500 m /dag terwijl naar het zuiden toe de waarden dalen tot ca. 40 en naar Heino tot ca.

°>* 2, 100 cm bij de Vecht weer te stijgen tot ca. 250 m /dag.

CONCLUSIE

Gebleken is, dat vooral het materiaal afkomstig uit de steek-monsters een zeer grote spreiding vertoont, welke het gevolg is van

bepalingsfouten zowel als van variabiliteit in de bodemdoorlatendheid. De kansverdelingen van deze meetresultaten tonen tenslotte aan dat de verwachte grote zeefwerking van het organisch sliblaagje dat de bo-dem bedekt, niet duidelijk optreedt, maar vermoedelijk de aanwezige doorlatendheid ongeveer halveert.

(31)

Hydrologisch onderzoek Overijssel

globale verbreiding Eemklei (geen aaneengesloten laag) • 3 7 9 berekende K D w a a r d e n

verbreidingsgr. fluvioglaciale klei

(32)

Een tweede conclusie is dat een goed inzicht is verkregen ten aanzien van de punten waarop een dergelijk onderzoek bij herhaling verbetering betracht. Deze verbeteringen spitsen zich toe op

1. Het onderkennen van de variabiliteit in de bodemdoorlatendheid zowel naar tijd als naar plaats.

2. Het terugdringen van de grootte van de bepalingsfouten tot aan-vaardbaretroporties.

STUWEN

Een bijkomend onderzoek is nog gedaan in de nabijheid van stu-wen. Dit had een tweeledig doel:

1. Een inzicht te verkrijgen in de onderloopsheid van een stuw, dat wil zeggen in welke mate een waterbeweging door de grond heen plaats heeft van het hoger gelegen leidingpand naar het lagere en dus om het stuwlichaam heenstroomt.

2. Een inzicht te verkrijgen in de doorlatendheid van de bovenste laag van het profiel en het laagje slib en organisch materiaal dat de bodem is ingedrongen en deze bedekt. Boven de stuw, waar

wegzijging plaats heeft, zal door de benedenwaarts gerichte water-stroming verstopping van de poriën kunnen optreden door meege-voerd slib. Beneden de stuw waar kwel optreedt en als gevolg daar-van de waterstroming in omgekeerde richting verloopt, zou men mo-gen verwachten dat de poriën juist schoongespoeld worden.

Het stromingsbeeld bij een stuw is ingewikkelder dan bij het ontbreken van een stuw. Zo zal op de wegzijging boven de stuw zowel het drukverschil tussen slootpeil en grondwatervlak van invloed zijn als het peilverschil tussen slootpeil boven en beneden de stuw, die zeker niet hetzelfde behoeven te zijn. Een gedeelte van het water zal dan ook afvloeien naar het grondwater terzijde van de leiding en een gedeelte zal om de stuw heenstromen en als kwel in het beneden-ste pand aan de dag treden. Teneinde deze stromingen te ontwarren, zouden eigenlijk méér gegevens ten dienste moeten staan.

(33)

De meetresultaten van de kwelmeters geven het volgende beeld:

Doorlatendheid in cm/etm

No Boven de stuw Beneden de stuw

5 7 8 10 11 21 BV I BV III 2,5 25,4 3,9 6,5 0,13 30,3 37,5 26,0 36,4 59,7 17,8 25,0 26,7 10,2 5,1 2,2 4,8

De proefplekken 5, 8, 10 en 11 schijnen de veronderstelling te ondersteunen dat de weerstand van het organische sliblaagje boven de

stuw aanzienlijk groter is dan beneden de stuw (5 tot 20 maal zo groot). De andere nummers schijnen evenwel het tegendeel aan te to-nen, zodat het de voorkeur verdient met een definitieve conclusie te wachten tot méér resultaten bekend zijn.

De steekmonsterresultaten geven een wat ongenuanceerder beeld omdat de spreiding in de meetresultaten groter is:

Gemiddelde doorlatendheid in cm/etm

laag 0-5 cm laag 5-15 cm

No boven de stuw • beneden de stuw

575 304 560 71 1451 2265 330

boven de stuw beneden de stuw 5 7 8 10 1 1 21 BV I BV III — 416 105 1805 91 50 2185 96 362 426 4,5 720 39 10,5 162 47 57 295 25,5 760 163 280 18 433 31

(34)

Deze cijfers geven geen steun aan de veronderstelling, dat bij steekmonsters op door vergelijking van meetresultaten van niet meer dan twee herhalingen boven en beneden de stuw gebaseerd een inzicht

in de grootte van de zeefweerstand zou kunnen worden verkregen. De nummers 5, 8, 10 en 11 die bij bestudering van de kwelmeterresulta-ten tot een bepaalde conclusie leidden, ondersteunen hier die conclu-sie slechts bij de nummers 8 en 11 (alleen laag 5-15 cm), terwijl

nu ook no 21 duidelijk tot dezelfde gevolgtrekking voert evenals BV III. Ook hier zijn echter evenveel resultaten, die tot een tegen-gestelde of tot geen enkele conclusie leiden.

AANWIJZINGEN VOOR EEN HERHALING

In de conclusie is reeds in twee hoofdpunten aangegeven, waar de verbeteringen in de werkwijze van dit onderzoek toe moeten leiden. Een apart onderzoek dient gewijd aan het verkrijgen van een inzicht in de variabiliteit in de bodemdoorlatendheid naar tijd en naar plaats. Metingen dienen te worden gedaan in veelvoud in de lengte over de bodem doch ook in de breedte en in het onderwatertalud. Een methode voor het bepalen van de wegzijging waarbij men zelf niet te water hoeft lijkt aantrekkelijk omdat bij de plaatsing van de kwel-meters op de tot nu toe gebruikelijke wijze het sliblaagje steeds

sterk wordt verstoord vlak om de kwelmeter heen, zodat de zeefweer-stand daar sterk wordt gewijzigd. Indien plaatsing zou kunnen geschie-den vanaf een loopbrug in een aangepaste opstelling zou dit ongetwij-feld een verbetering kunnen betekenen. Voor wat betreft de steekmons-ters zal moeten worden nagegaan wat voor invloed op de te meten door-latendheid wordt uitgeoefend door:

1. Schudden of uitdrogen tijdens vervoer of opslag

2. Horizontaal houden van het monster tijdens gereedmaken voor me-ting

Ook hier lijkt een meting t e r p l a a t s e aantrekkelijk, omdat een groot deel van de tot nu toe aanwezige oorzaken van

bepa-lingsfouten van tevoren worden uitgesloten. Het creëren van een extra drukhoogte in een meetbuis boven het bestaande slootpeil behoort

(35)

wellicht tot de mogelijkheden. Het is heel goed mogelijk, dat de pro-blemen die dan ontstaan alléén liggen op het vlak van de rekentech-niek.

ANDERE METHODEN

Eén van de andere methoden, die kunnen worden toegepast om een inzicht te verkrijgen in de mate van wegzijging is gebruik te maken van het debiet van stuwen en de inzijging over een groot bodemopper-vlak die zo te verkrijgen is.

In een leiding in de Waterschap Bezuiden de Vecht, is de gehele zomer en herfst 197J uit een bronbemaling water ingepompt. Het ver-schil in debiet tussen een bovenliggende stuw en een stroomafwaarts gelegen stuw is een maat voor de wegzijging (of kwel) welke heeft plaats gehad.

Door het verschil in debiet tussen twee boven elkaar gelegen stuwen te delen door het totale natte oppervlak (leidingvak lengte x gemiddelde natte oppervlak van het dwarsprofiel) verkrijgt men een maat voor de integrale wegzijging voor het gehele leidingvak. Een

samenvatting van de op deze wijze verkregen uitkomsten volgt hieron-der.

Wegzijging (+) of kwel (-) in mm/etm Datum TV 3 juni i5 juni 30 juni 10 augustus 19 augustus 31 augustus 8 september 16 september 28 september 14 oktober 26 oktober 3 november 10 november + + + + + + + + + + + + + I 1,3 1,6. 6,3 24,8 12,7 15,4 14,2 6,3 7,6 1,4 3,7 4,7 5,1 Leidingvak -+ + -+ II 2,4 14,1 15,0 12,5 9,5 6,6 4,8 5,5 0,9 1 1 ,0 2,5 III + -+ + + + + + + + + 1,7 16,4 6,7 8,1 2,8 3,3 6,9 2,2 3,3 4,5 1,6 33

(36)

Hierbij valt op dat het middelste leidingvak (II) gemiddeld 3 maanden later wegzij ging gaat vertonen dan de beide andere panden. Dit zal waarschijnlijk in verband staan met een lagere ligging van het stroomgebied van dit leidingvak. Over de grootte van de wegzij-ging valt slechts op dat de grootte-orde veel geringer is dan wat uit de kwelmeter en steekmonsterresultaten naar voren is gekomen. Welis-waar zijn van deze debietmetingen niet de bijbehorende potentiaalver-schillen opgenomen, zodat over de werkelijke wegzijging geen uit-sluitsel kan worden gegeven. De potentiaal-verschillen kunnen name-lijk aan het begin en het eind van een leidingvak aanzienname-lijk van el-kaar verschillen. Globaal kan echter wel worden vastgesteld, dat de potentiaal-verschillen wel bijzonder hoog moeten zijn geweest, om een werkelijke wegzijging tot gevolg te hebben van dezelfde grootte-orde als kwelmeter en steekmonster als resultaat te zien hebben gegeven. Een voorzichtige conclusie zou kunnen zijn, dat, wanneer deze inte-grale metingen via de debieten juist zijn de kwelmeter blijkbaar

al-leen de relatief hoge infiltraties heeft gemeten. Dit zou dan ver-klaard moeten worden uit de overweging, dat de kwelmeter geplaatst is op plaatsen boven de benedenste stuw, waar alléén wegzijging op-trad, terwijl de integrale metingen het verschil weergeven tussen het gedeelte van het leidingvak waar infiltratie optreedt (boven de bene-denste stuw) en het deel waar nog drainage plaats vindt (b«aaden de bovenste stuw).

M—^

Wagentngèn,UR*rary

P.O.Box §100

6700 HA W^wwgen

the Netturtwido

library.vwr.nl

M

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hierbij is niet alleen gekeken naar kosten die ouders mogelijk besparen als het kind jeugdhulp met verblijf ontvangt, maar is ook gekeken naar mogelijke extra inkomsten die ouders

Voorbeeld 1.4 Eerst een voorbeeld van de manier om uit een parametervoorstelling van een vlak een vergelijking voor dat vlak af

Als het waterpeil in de Beneden Dinkel niet dusdanig mag variëren en er is wel voldoende ruimte beschikbaar, kan er gekozen worden voor het alternatief nevengeul

Deze uitbreiding gaf tevens een vlakkere grondwaterspiegel over het gehele gebied waardoor voor meerdere percelen de gewenste grondwaterstand en daarmee de

In conclusie kunnen we stellen dat de vispasseerbare stuwen hun functie als vispassage goed vervullen en dat dankzij enkele aanpassingen aan de stuw en de omliggende waterlopen,

Geef twee redenen waarom ’s zomers de stuw langere tijd gesloten zal worden.. De stuw wordt nooit helemaal gesloten, er stroomt altijd wat

• reden: dan dreigt er stroomopwaarts van de stuw wateroverlast / dreigt de waterstand van de IJssel / in het IJsselmeer te hoog te worden 1. 30

water (150ml) is bygevoeg en die asetoon is onder verminderde.