• No results found

Advies kennissysteem Dosis-Effect Relaties : naar een centraal kennissysteem voor dosis-effectinformatie?!

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Advies kennissysteem Dosis-Effect Relaties : naar een centraal kennissysteem voor dosis-effectinformatie?!"

Copied!
47
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)Advies Kennissysteem Dosis-Effect Relaties Naar een centraal kennissysteem voor dosis-effectinformatie?!. R.C. van Apeldoorn R.J.H.G. Henkens A.J. Griffioen C.M. Niemeijer C.J. Smit M. van der Veen. Alterra-rapport 1776, ISSN 1566-7197.

(2)

(3) Advies Kennissysteem Dosis-Effect Relaties Naar een centraal kennissysteem voor dosis-effectinformatie?!. R. C. van Apeldoorn R. Henkens A. Griffioen C. Niemeijer C. Smit M. van der Veen. Alterra- rapport 1776 Alterra, Wageningen, 2008.

(4) REFERAAT R. C. van Apeldoorn, R. Henkens, A. Griffioen, C. Niemeijer, C. Smit & M. van der Veen, 2008. Advies Kennissysteem Dosis-effectrelaties. Naar een centraal kennissysteem voor dosiseffectinformatie?! Wageningen, Alterra, Alterra-rapport 1776 45 blz.; 2 fig.; 1 tab.; 6 ref.; 1 CD-rom Dit rapport omvat het advies over het ontsluiten van de kennis over dosis-effectrelaties, zoals die wordt gebruikt voor de vergunningverlening volgens de Natuurbeschermingswet en die tevens relevant is voor het opstellen van beheerplannen voor o.a. Natura 2000-gebieden. Tevens wordt een pilot kennissysteem gepresenteerd. Het advies is o.a. gebaseerd op informatie over vergelijkbare systemen in Nederland en Duitsland.. Trefwoorden: effecten, geluid, licht, trilling, verstoring, kennissysteem, dosis-effectrelaties, vergunningaanvragen, beheerplannen, Natura 2000, Natuurbeschermingswet. ISSN 1566-7197. In opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, cluster EHS, thema Ruimtelijke kwaliteit EHS en Natura 2000 (BO-02-005).. Dit rapport is gratis te downloaden van www.alterra.wur.nl (ga naar ‘Alterra-rapporten’). Alterra verstrekt geen gedrukte exemplaren van rapporten. Gedrukte exemplaren zijn verkrijgbaar via een externe leverancier. Kijk hiervoor op www.boomblad.nl/rapportenservice. © 2008 Alterra Postbus 47; 6700 AA Wageningen; Nederland Tel.: (0317) 474700; fax: (0317) 419000; e-mail: info.alterra@wur.nl Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Alterra. Alterra aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.. [Alterra-rapport 1776 /2008].

(5) Inhoud. Samenvatting. 5. 1. Inleiding. 7. 1.1 Aanleiding 1.2 Doel en resultaat 1.3 Leeswijzer. 7 8 8. 2. Werkwijze en verzameld materiaal. 9. 3. Structuur van een Kennissysteem Dosis-effect relaties. 12. 3.1 Structuur. 12. Inhoud van een Kennissysteem Dosis-effectrelaties. 17. 4.1 Analyse van beschikbare rapporten 4.2 Kenmerken van beschikbare rapporten 4.3 Selectie van literatuur. 17 18 20. Beheer van een Kennissysteem Dosis-effectrelaties. 21. 5.1 Organisatie en technisch beheer 5.2 Kwaliteitsbewaking. 21 22. Vergelijkbare Kennissystemen. 23. 6.1 De Kennissystemen ‘Habitat’ en ‘Natur Sport Info’. 23. 4. 5. 6. 6.1.1 Kenmerken 6.1.2 Uitvoer en structuur 6.1.3 Voor- en nadelen. 7. Conclusies en aanbevelingen. Literatuur. 23 24 25. 26 29. Bijlage 1 Structuur van het pilot Kennissysteem Dosis-effectrelaties (KSDER) 31 Bijlage 2 Kennissysteem ‘Habitat’. 40. Bijlage 3 Kennissysteem ‘Natur Sport Info’. 42. Bijlage 4 Structuur ’Landelijke Gegevensvoorziening Natuur’. 44. Bijlage 5 Deelnemers aan workshops. 45.

(6)

(7) Samenvatting. Het project “Dosis-effectrelaties” is een onderdeel van het project “Kennissysteem Natura 2000” van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Het project “Dosis-effectrelaties” heeft als doel de informatie te analyseren, die wordt gebruikt voor de vergunningverlening en monitoringsprojecten inzake de Natuurbeschermingswet en die tevens relevant is voor beheerplannen. Daarnaast is een advies gevraagd over het ontsluiten van deze informatie in een kennissysteem dosiseffectrelaties (KSDER) en een pilot kennissysteem op te zetten. Voor de analyse is gebruik gemaakt van Nederlandse rapporten en de daarin verwerkte literatuur, die als Passende Beoordeling of effectenrapport zijn opgesteld ten behoeve van het aanvragen van een vergunning. In het project stond informatie over de effecten van geluid, licht en trilling (cq. verstoring) centraal. Het project is in 2008 uitgevoerd op basis van het volgende werkplan: - inventariseren van de bereidheid tot meewerken aan een kennissysteem en tot het leveren van ‘grijze’ literatuur door enkele belanghebbenden - verzamelen van ‘grijze’ literatuur - opstellen van criteria voor de beoordeling van ‘grijze’ literatuur om deze wel/niet op te nemen in een kennissysteem - analyse van de verzamelde literatuur en opstellen van een lijst met titels die mogelijk geschikt is voor opname in het pilot systeem - opzetten van een pilot kennissysteem - beoordeling van het pilot systeem door belanghebbenden Bij het opstellen van beoordelingscriteria en het opzetten van het pilot-systeem is gebruik gemaakt van de ervaringen met vergelijkbare kennissystemen in Nederland (kennissysteem ‘Habitat’) en in Duitsland. (kennissysteem ‘Natur Sport Info’). Beide worden ook (kort) besproken in dit rapport. Het advies over het ontsluiten van dosis-effectinformatie betreft de structuur, de inhoud en het beheer van een mogelijk centraal KSDER en is verwerkt in het uitgewerkte pilot systeem. Geadviseerd wordt voor een KSDER zes (waarvan 1 optioneel) ingangen te gebruiken waarmee informatie (literatuur) kan worden ontsloten: 1 activiteiten, 2 effecten, 3 habitattypen, 4 soorten/soortengroep, 5 Natura 2000-gebied, 6 vergunningen (optie). Hiermee is tevens de aansluiting met de ‘effectenindicator’ op de LNV-website optimaal.. Alterra-rapport 1776. 5.

(8) De analyse van de verzamelde rapporten en de daarin verwerkte literatuur over dosiseffectrelaties heeft een lijst met circa 290 titels opgeleverd (zie bijgevoegde CDROM), die in een KSDER kunnen worden opgenomen. Tevens is een aantal kenmerken beschreven die belangrijk zijn in verband met de kwaliteit (bewaking) van de literatuur in een KSDER. Deze kenmerken hebben betrekking op: - de beschikbaarheid, - de kwaliteit, - de inhoud Geadviseerd wordt een aantal selectiecriteria (o.a. digitale beschikbaarheid, literatuurlijst) te gebruiken om de kwaliteit en de bruikbaarheid van rapporten te vergroten. Tevens wordt geadviseerd literatuur die wordt aangeboden voor een KSDER te selecteren. Voor rapporten kan worden volstaan met een lijstje dat een minimum kwaliteit garandeert. Meer wetenschappelijke literatuur kan worden toegelaten als ze is ‘gereviewed’ of door een ‘expert’ groep is geselecteerd. Voor het advies over het beheer van een KSDER is gebruik gemaakt van een eerder uitgebracht advies (Broekmeyer et al., 2008) en de ervaringen met de kennissystemen ‘Habitat’ (Nederland) en ‘Natur Sport Info’ (Duitsland). Hoewel drie typen beheerders mogelijk zijn (overheid, zelfstandige instanties als Gegevensautoriteit Natuur (GAN) en Cie Mer en kennisinstellingen) is het advies vooral gebaseerd op gesprekken over een mogelijk kennissysteem, zoals die momenteel door de GAN en de Cie Mer worden gevoerd. Hierbij worden het technisch en functionele beheer (leveren van gevraagde diensten) onderscheiden van het feitelijke (inhoudelijke) beheer.. 6. Alterra-rapport 1776.

(9) 1. Inleiding. 1.1. Aanleiding. Het project “Dosis-effectrelaties” is een onderdeel van het project “Kennissysteem Natura 2000” van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), dat sinds 2006 wordt uitgevoerd op Alterra. Dit laatste project heeft als doel aan te geven welke ecologische kennis en informatie gebruikt worden dan wel noodzakelijk worden gevonden door de organisaties (actoren) die betrokken zijn bij de vergunningverlening en de beheerplannen van Natura 2000-gebieden. Het gaat om de organisaties die betrokken zijn bij het aanvragen en beoordelen van vergunningen volgens de Natuurbeschermingswet (art. 16 en 19d) en het opstellen van de beheerplannen voor de Natura 2000-gebieden. Over het Kennissysteem zijn twee adviezen uitgebracht (Broekmeyer et al., 2007; Broekmeyer et al., 2008). Op basis van het tweede advies is door LNV besloten om de dosis-effect informatie die direct bij de vergunningverlening wordt gebruikt, verder te analyseren en te ontsluiten in het project “Kennissysteem Dosis-effect relaties” (verder afgekort als KSDER). Dit project is in 2008 gestart en uitgevoerd binnen het programma BOonderzoek Ecologische Hoofdstructuur (cluster Ruimtelijke Samenhang EHS en VH) van LNV. Het besluit tot het project is gebaseerd op de volgende uitgesproken behoefte en wensen: “Kennis die direct voortkomt uit of wordt gebruikt bij de vergunningverlening is veelal niet openbaar of slecht toegankelijk. Verwacht wordt dat het ontsluiten van deze kennis en informatie de vergunningverlening zal vergemakkelijken, waardoor minder onderzoek nodig is en kosten en doorlooptijd kunnen afnemen. Dit vergroot het draagvlak voor natuur en haar wetgeving en past binnen het overheidsbeleid om lasten te verminderen. Bovendien bevordert het de ‘rechtsgelijkheid’ omdat betrokkenen over dezelfde informatie kunnen beschikken ” (Steunpunt Natura 2000, 2007; zie ook projectbeschrijving “Kennissysteem Dosis-effect relaties”). De kennis over dosis-effectrelaties kan onder andere worden gevonden in wetenschappelijke artikelen en boeken. Hoe deze bronnen kunnen worden verzameld en worden ontsloten is het onderwerp van het tweede uitgebrachte advies (Broekmeyer et al., 2008). Een andere bron wordt gevormd door de meer ‘grijze’ literatuur, zoals de Passende Beoordelingen en effectenrapporten en de rapportages van monitoringprojecten, die worden opgesteld in het kader van de vergunningverlening volgens de Natuurbeschermingswet. Deze bronnen vormen het uitgangspunt van het project “Kennissysteem Dosis-effectrelaties”.. Alterra-rapport 1776. 7.

(10) 1.2. Doel en resultaat. Gegeven het hiervoor geformuleerde uitgangspunt zijn als doelen van het project KSDER geformuleerd: - (adviseren over) het ontsluiten van de kennis over dosis-effect relaties, zoals die wordt gebruikt voor het aanvragen van vergunningen, voor monitoringprojecten en voor het opstellen van beheerplannen; - het opzetten van een pilot kennissysteem voor een beperkte groep van dosiseffect relaties. Hierbij is gekozen voor dosis-effect relaties die samenhangen met de factoren licht, geluid en trillingen. Als resultaten van het project zijn geformuleerd: - een advies (dit rapport) over de (on-)mogelijkheden van een systeem waarmee kennis over dosis-effectrelaties uit de vergunningverlening kan worden verzameld, ontsloten en geschikt gemaakt worden voor gebruik; - een pilot kennissysteem dat is getoetst op bruikbaarheid.. 1.3. Leeswijzer. Dit rapport beschrijft in hoofdstuk 2 de gevolgde werkwijze en het verzamelde materiaal. De hoofdstukken 3 tot en met 5 gaan vervolgens in op de structuur, de inhoud en het beheer van een mogelijk KSDER aan de hand van het ontworpen pilot kennissysteem (zie Bijlage 1). In hoofdstuk 6 worden twee vergelijkbare kennissystemen besproken. In hoofdstuk 7 wordt het eigenlijke advies gegeven in de vorm van conclusies en aanbevelingen. Tijdens het project zijn twee workshops georganiseerd voor de gebruikers van een kennissysteem Dosis-effectrelaties. De auteurs bedanken de deelnemers (Bijlage 5) voor hun inbreng.. 8. Alterra-rapport 1776.

(11) 2. Werkwijze en verzameld materiaal. De doelen zijn gerealiseerd volgens een werkplan met de volgende stappen: 1. inventariseren van de bereidheid tot meewerken aan een kennissysteem en tot het leveren van ‘grijze’ literatuur door enkele belanghebbenden; 2. verzamelen van ‘grijze’ literatuur; 3. opstellen van criteria voor de beoordeling van ‘grijze’ literatuur om deze wel/niet op te nemen in een kennissysteem; 4. analyse van de verzamelde literatuur en opstellen van een lijst met titels die mogelijk geschikt is voor opname in het pilot systeem ; 5. opzetten van een pilot kennissysteem; 6. beoordeling van het pilot systeem door belanghebbenden Ad 1 De Passende Beoordelingen en effectenrapporten waarin de kennis over dosiseffectrelaties wordt gevonden zijn onderdeel van een besluitvormingsproces, waarin de opstellers van de rapporten (meestal adviesbureaus of wetenschappelijke instellingen) en de vergunningverlener (bevoegd gezag) een belangrijke rol spelen. Het succes van een op te zetten kennissysteem is daarmee sterk afhankelijk van het oordeel en de betrokkenheid van de genoemde organisaties bij het kennissysteem. Om deze te peilen is aan het begin van het project een workshop georganiseerd in samenwerking met de opdrachtgever (Ministerie van LNV: Directie Natuur), waarvoor vertegenwoordigers zijn uitgenodigd van (zie Bijlage 5): - Provincies - Rijkswaterstaat - Ministerie van Defensie - Ministerie van LNV - Netwerk Groene Bureaus Een belangrijke uitkomst van de workshop was dat de meerderheid van de aanwezigen het belang van een kennissysteem over dosis-effectrelaties onderschreef. Overheden, opstellers van beheerplannen en opstellers van rapporten verschillen echter op onderdelen in de wensen ten aanzien van een systeem (zie hoofdstuk 4.3) Ad 2 Tijdens de workshop is de aanwezigen gevraagd ‘grijze’ literatuur te willen leveren waarin effecten als gevolg van geluid, licht en trilling worden beschreven en die opgesteld zijn in het kader van de Natuurbeschermingswet (vergunning aanvraag, monitoringsverplichting). Dit heeft geleid tot ruim dertig rapporten, waaraan enkele Alterra-rapporten zijn toegevoegd. Deze zijn voor een analyse gebruikt (zie Ad 4).. Alterra-rapport 1776. 9.

(12) Rapporten met betrekking tot monitoringprojecten konden nauwelijks worden verzameld. Monitoring in het kader van vergunningverlening vindt in de praktijk niet of nauwelijks plaats en bij veel provincies is er nog geen of weinig ervaring mee. Het is vooral bij enkele grote projecten waar een verplichting tot het monitoren van mogelijke effecten is opgenomen. Rapportages blijken (nog) nauwelijks aanwezig. Ad 3 Om te kunnen besluiten of een literatuurbron moet worden opgenomen in een kennissysteem zijn beoordelingscriteria nodig. Deze kunnen betrekking hebben op de bruikbaarheid van de bron (bijv. digitaal beschikbaar), de kwaliteit (bijv. gerefereerd, actualiteit) en specifieke inhoud. Op selectie en selectiecriteria van literatuur voor een KSDER wordt in 4.2 en 4.3 ingegaan. Ad 4 De onder Ad 2 aangeduide rapporten zijn geanalyseerd op de gebruikte kennis over dosis-effectrelaties om te kunnen beoordelen of ze wel/niet in een kennissysteem zouden moeten worden opgenomen. Een aantal rapporten bleek niet bruikbaar omdat deze kennis niet expliciet is beschreven en/of omdat literatuurreferenties ontbreken. Duidelijk moet zijn dat de rapportages zelf niet zijn beoordeeld. Er is niet een soort contra expertise uitgevoerd. Alleen de gebruikte kennis over dosis-effectrelaties is geanalyseerd en gebruikt voor een beoordeling over mogelijke relevantie voor het pilotkennissysteem (zie Ad 5). Naast de rapporten zelf zijn de literatuurreferenties in elk rapport nagelopen op hun mogelijke relevantie voor het pilot kennissysteem met informatie over effecten van geluid, licht en trilling. Dit heeft geleid tot een lijst met ca. 290 referenties. Deze referenties zijn verder niet gescreend of beoordeeld met behulp van de opgestelde criteria, omdat ze niet beschikbaar waren of konden komen gedurende de looptijd van het project. De gehele lijst is op CD aan het rapport toegevoegd. Ad 5 Uitgangspunt voor het pilot kennissysteem met informatie over dosis-effectrelaties van geluid, licht en trilling is geweest dat ze aan moet sluiten bij de LNV-website en toegankelijk zou moeten zijn vanuit bijvoorbeeld de ‘Effecten indicator’ op deze site. Dit betekent dat de opgenomen literatuur in het systeem vanuit verschillende ‘ingangen’ opgezocht moet kunnen worden. Hierbij is gekozen voor de ‘ingangen’ - menselijke activiteit - omgevingsfactor die door de activiteit verandert (werkzame of storende factor) - beschermde soort - beschermd type habitat - Natura 2000-gebied De structuur van het pilot kennissysteem wordt in hoofdstuk 3 besproken.. 10. Alterra-rapport 1776.

(13) Ad 6 Het pilot kennissysteem is met vertegenwoordigers van dezelfde organisaties, zoals genoemd onder Ad 1, besproken tijdens een workshop aan het eind van het project (zie Bijlage 5). De bevindingen van deze workshop zijn in dit rapport verwerkt. Bij de stappen 3, 4 en 5 is gebruik gemaakt van ervaringen met vergelijkbare kennissystemen die in Nederland en Duitsland bestaan of in ontwikkeling zijn. Het gaat om het kennissysteem ‘Habitat’ dat momenteel door het instituut Deltares wordt beheerd en het Duitse ‘Natur Sport Info’ (beheerd door het Duitse ‘Bundesamt für Naturschutz’).. Alterra-rapport 1776. 11.

(14) 3. Structuur van een Kennissysteem Dosis-effect relaties. 3.1. Structuur. Voor het advies over het KSDER is in de Inleiding aangegeven dat het bereikbaar zou moeten zijn via de LNV-website en vooral via de Effectenindicator op die site. De aansluiting bij dit laatste onderdeel is ook door diverse betrokkenen op een workshop in 2007 onderschreven (zie Broekmeyer et al., 2008). Dit heeft geleid tot een structuur voor het pilot kennissysteem waarmee, na een ‘homepage’, de opgeslagen literatuur via vijf (mogelijk zes) ingangen kan worden gevonden (zie figuur 3.1 en Bijlage I): 1. Activiteiten 2. Effecten 3. Habitattypen 4. Soort/ soortengroep 5. Natura 2000-gebied 6. Vergunningen (optie) Figuur 3.1 laat zien dat de ‘homepage’ van het pilot kennissysteem opent met algemene informatie over: - het soort informatie dat in het kennissysteem kan worden gevonden; - het soort documenten; - verantwoording van de keuze van opgenomen documenten; - hoe gezocht kan worden in het kennissysteem. Naast deze korte toelichting op de inhoud van het pilot kennissysteem, zijn er links naar andere websites. Voorbeelden zijn de websites van vergelijkbare kennissystemen, de websites met informatie die voor dosis-effectrelaties relevant is (zoals de effectenindicator, de gebiedendatabase, natuurloket, de KRW-verkenner) of relevante databestanden (vgl. www.abiotic.wur.nl; zie ook hoofdstuk 6). Ad 1. Activiteiten Deze ingang biedt toegang tot een lijst van menselijke activiteiten (of groep van activiteiten), die afzonderlijk zijn te selecteren (aanklikken). Elke activiteit is voorzien van een korte beschrijving met een verwijzing naar de maatschappelijke sector(en), waaraan de activiteit meestal is gekoppeld en wat de activiteit precies aan werkzaamheden inhoudt. Tevens worden de belangrijkste soorten effecten die verwacht kunnen worden, genoemd. Selectie van een genoemd effect geeft toegang tot een lijst met effecten (zie ad 2).. 12. Alterra-rapport 1776.

(15) Figuur 3.1. Alterra-rapport 1776. 13.

(16) Ad 2. Effecten De ingang ‘effecten’ geeft toegang tot een lijst met (groepen van) effecten die verwacht kunnen worden bij specifieke activiteiten. Ze beschrijven een effect niet in detail maar duiden eigenlijk het soort effect cq. de aard van een effect aan. Selectie van een soort effect leidt tot informatie over de factor(en) die onder invloed van de activiteit verandert (veranderen) en het soort reacties die dit veroorzaakt bij planten, dieren en habitattypen. De factoren die veranderen worden vaak aangeduid met ‘verstorende, werkzame of effect factor’. Voor een goede beschrijving van te verwachten effecten van een voorgenomen activiteit, moet deze zo volledig mogelijk op het niveau van deelactiviteiten en effectfactoren worden geanalyseerd. De genoemde beschrijving is hiervoor slechts een beperkt hulpmiddel. Elke (groep van) activiteit kan worden aangevuld met een zogeheten ‘Factor Train Analysis schema’ of effectenschema, dat een beter overzicht geeft van een activiteit, de bijbehorende deelactiviteiten en de werkzame factoren die worden beïnvloed (zie figuur 3.2).. Figuur 3.2 Ad 3. Habitattypen Deze ingang geeft toegang tot een lijst met de habitattypen, waarvoor de Natura 2000-gebieden ter bescherming zijn aangewezen. Selectie van een type geeft een be-. 14. Alterra-rapport 1776.

(17) schrijving van het type in globale bewoordingen, waarbij het accent ligt op de belangrijkste factoren die het systeem beïnvloeden, het voorkomen van het type, de activiteiten waarvoor het type gevoelig is en de belangrijkste soorten effecten die verwacht kunnen worden. Het is mogelijk te verwijzen naar belangrijke informatiebronnen (boeken en websites), waar meer gedetailleerde informatie is te vinden (vgl. Janssen & Schaminée, 2003; websites: www.nederlandsesoorten.nl; www.natuurkwaliteit.nl ) Ad 4. Soort/soortengroep Deze ingang geeft net als bij de habitattypen, toegang tot een lijst met de beschermde soorten volgens de Vogel- en Habitat Richtlijnen. Selectie van een soort of soortengroep geeft een globale beschrijving in termen van de vegetatie (habitat) typen waarin de soort periodiek of blijvend voorkomt en de functies van deze typen. Tevens wordt aangegeven voor welke (groep van) activiteiten de soort gevoelig is en wat voor soort effecten verwacht kunnen worden als gevolg van een verandering in een bepaalde (werkzame/verstorende/effect) factor. Ad 5. Natura 2000-gebied Ook deze ingang geeft toegang tot een lijst. Het is de lijst met Natura 2000-gebieden in Nederland. Selectie van een gebied geeft een korte beschrijving in termen van belangrijke factoren en de instandhoudingsdoelen. Daarnaast wordt gewezen op activiteiten waarvoor het gebeid gevoelig is en de te verwachten soorten effecten. Ad 6. Vergunningen Als een optie is overwogen de ingang ‘Vergunningen’ toe te voegen. Een belangrijk argument hiervoor is om belanghebbenden toegang te geven tot de vergunningen die betrekking hebben op een bepaald gebied, habitattype, soort of activiteit en/of bepaald type effect. Naast de formele zaken die spelen met de openbaarmaking van aangevraagde en verleende vergunningen is het duidelijk dat het toevoegen van deze ingang in het KSDER betekent dat de vergunningen ook op deze trefwoorden zijn te vinden. Of, en onder welke voorwaarden en met wat voor consequenties deze ingang kan worden toegevoegd, is niet verder geanalyseerd, omdat de mogelijke problemen met het openbaar maken van de vergunningen nog bestudeerd worden door LNV. Ongeacht de gekozen ingang kan, na de hiervoor besproken informatie, de geselecteerde literatuur worden opgeroepen. In het pilot systeem is elke literatuur bron te selecteren op vier kenmerken: 1. auteur(s); 2. jaar; 3. titel ; 4. soort document. Op deze manier kan bijvoorbeeld worden gezocht op een specifieke auteur of op de meest recente literatuur. Figuur 3.2 laat zien dat er ook nog zoekfuncties in het pilot systeem zijn opgenomen, waarmee de literatuur kan worden ontsloten met behulp van combinaties van de vijf. Alterra-rapport 1776. 15.

(18) ingangen. Hierdoor kan gerichter worden gezocht naar literatuur. Het met behulp van combinaties zoeken naar literatuur is mogelijk, omdat de database met literatuur van het kennissysteem is opgezet als een ‘relationele database’ met sleuteltabellen. Dit heeft tevens het voordeel dat de omvang van de database beperkt blijft.. 16. Alterra-rapport 1776.

(19) 4. Inhoud van een Kennissysteem Dosis-effectrelaties. 4.1. Analyse van beschikbare rapporten. De analyse van beschikbare rapporten is gebruikt om iets te kunnen zeggen over de inhoud van het mogelijke KSDER. Dat wil zeggen welke informatie daarin kan worden opgenomen. In hoofdstuk 2 is beschreven dat door de provincies en LNV 35 rapporten zijn aangedragen, die als Passende beoordeling, hoofdstuk in een MER, of als effectenrapport onderdeel zijn of waren van een vergunningprocedure of een monitoringproject. Hieraan zijn nog vijf Alterra-rapporten toegevoegd. De rapporten zijn niet beoordeeld op hun kwaliteit als rapport in een besluitvormingproces. Er is dus geen contra-expertise uitgevoerd op de beschreven effecten. Ze zijn wel geanalyseerd op de gebruikte kennis om de effecten van geluid, licht en trilling te beschrijven (zie Inleiding). Omdat vooral bij de effecten van geluid (bijv. door mensen of vliegtuigen) het effect van de feitelijke aanwezigheid en het geluid niet goed zijn te scheiden, is bij de analyse van de rapporten geen onderscheid gemaakt tussen effecten van verstoring (in de brede betekenis) en effecten van geluid, licht of trilling. De rapporten zijn geanalyseerd op de gebruikte kennis over dosis-effectrelaties. De meeste rapporten verantwoorden die kennis door te verwijzen naar literatuur. Indien de te verwachten effecten niet expliciet zijn beschreven en/of een literatuurlijst ontbreekt, is besloten het betreffende rapport niet verder te gebruiken. Alle literatuurlijsten zijn gescreend op referenties die verwijzen naar effecten van geluid, licht en trilling (verstoring). Op deze wijze konden ca. 290 literatuurreferenties (boeken en artikelen) worden verzameld. Ze vormen samen met de rapporten de basis van het pilot kennissysteem met dosis-effect informatie. De referenties zijn op een CD aan dit rapport toegevoegd. Of al de referenties moeten worden opgenomen in het kennissysteem wordt bepaald door het antwoord op de vraag of literatuur aan bepaalde (selectie) criteria moet voldoen (zie hoofdstuk 4.3). Een ervaring in het project KSDER is dat rapporten, die zijn geschreven als onderdeel van een procedure voor de aanvraag van een vergunning volgens de natuurbeschermingswet, niet altijd beschikbaar zijn. Dergelijke rapporten worden heel vaak geschreven in opdracht van een initiatiefnemer, die formeel toestemming zal moeten verlenen voor openbaarmaking van het rapport. Of dit aan de orde is nadat een besluit over de vergunning is genomen, is (nog) niet duidelijk. Tijdens de besluitvormingsprocedure kan om openbaarheid worden gevraagd aan de initiatiefnemer hetzij door het bureau dat het rapport schrijft, hetzij. Alterra-rapport 1776. 17.

(20) door het KSDER zelf. Of openbaarheid tijdens de procedure op formele gronden mogelijk is, zal moeten worden uitgezocht.. 4.2. Kenmerken van beschikbare rapporten. De verzamelde rapporten zijn bekeken op een aantal kenmerken (zie tabel 4.1) die zijn gegroepeerd in: - beschikbaarheid - kwaliteit - inhoud De kenmerken in tabel 4.1 illustreren de mogelijke relevantie van een literatuurreferentie voor het KSDER en kunnen in principe worden gebruikt om rapporten te selecteren voor opname in het KSDER (zie 4.3).. Beschikbaarheid: - digitaal - via bibliotheek - embargo - vergunning verleend Kwaliteit: - gerefereerd - generaliseerbaarheid dosis-effect relatie - specifiek voor 1 situatie/ literatuur overzicht Inhoud: - gebiedsbeschrijving - effectenschema - aard van het effect - omvang van het effect: - kwalitatief en/of kwantitatief (statistisch model; dynamisch/simulatie modellen) - effect op soorten/populatie - effect op habitattype - effect op natuurlijke processen - effect op Natura2000 netwerk - cumulatief effect - vermeldt instandhoudingsdoelen/ gunstige staat van instandhouding - interpretatie effect/ relatie significantie - empirisch onderzoek/ expert inschatting * bij gebruik van de ingang ‘vergunning’ in het KSDER zijn andere kenmerken belangrijk (bijv. status van het rapport; vergunning wel/niet verleend; bezwaar, uitspraak etc.). Tabel 4.1. 18. Kenmerken van beschikbare rapporten.. Alterra-rapport 1776.

(21) Het screenen van de rapporten op de genoemde kenmerken leidt tot het volgende beeld: - 33% is niet digitaal beschikbaar - 50% kent een kwaliteitskeurmerk in de vorm van een ISO keurmerk voor de gevolgde werkprocedure. Van 17% is onduidelijk of er een kwaliteitsbeoordeling heeft plaats gevonden. Bij artikelen zou het om het kwaliteitskeurmerk gaan van wel/niet gerefereerd zijn. - 30% heeft geen literatuurlijst - 50% geeft locatiegebonden dosis-effectinformatie, 50% geeft informatie die breder toepasbaar is - 95% geeft een gebiedsbeschrijving - 30% noemt geen instandhoudingsdoelstellingen of gunstige staat van instandhouding van soorten of habitattypen - 90% beschrijft de activiteit en de aard en omvang van het effect - 40% geeft geen effect op populatieniveau - 80% beschrijft geen effect op natuurlijke processen en het Natura 2000netwerk - 65% geeft geen interpretatie van het effect - 50% bezoekt niet de locatie; 11% verzamelt data op de locatie - 20% kwantificeert het effect en gebruikt modellen; rest beschrijft effect kwalitatief op basis van een expert inschatting Het beschreven beeld is niet eenduidig te interpreteren omdat het op een relatief klein aantal rapporten is gebaseerd. Echter de rapporten zijn niet select gekozen, ze hebben betrekking op verschillende schrijvers (bureaus) en komen uit verschillende provincies. Ondanks het geringe aantal is het een redelijk aselecte steekproef uit de bestaande rapporten. Opvallend is het percentage rapporten dat niet digitaal beschikbaar is en geen literatuurlijst heeft. In de meeste gevallen wordt het gebied beschreven waar effecten zijn te verwachten en worden aard en omvang van de te verwachten effecten gepresenteerd, maar ontbreken die wat betreft de populaties, het hele netwerk en natuurlijke processen relatief vaak. Het ontbreken van de instandhoudingsdoelen en/of de gunstige staat van instandhouding van de beschermde soorten en/of habitattypen maakt een interpretatie van effecten moeilijk, wat ook in de meerderheid van de rapporten achterwege blijft. Deels wordt dit veroorzaakt doordat enkele rapporten zijn geschreven voordat instandhoudingsdoelen geformuleerd waren. Een andere oorzaak is dat enkele rapporten meer algemene effecten studies betreffen, die niet op een specifiek gebied en zijn doelen betrekking hebben. Opvallend is ook het hoge percentage rapporten dat niet is gebaseerd op veldbezoek en /of het verzamelen van (nieuwe) gegevens. Het illustreert dat bestaande informatie wordt gebruikt, waarbij vooral experts het te verwachten effect inschatten of extrapoleren vanuit gegeven dosis-effectinformatie.. Alterra-rapport 1776. 19.

(22) 4.3. Selectie van literatuur. De vraag of literatuur moet worden geselecteerd voor opname in een KSDER wordt door de vertegenwoordigers van de betrokken organisaties verschillend beantwoord. Uit de workshop met vertegenwoordigers van betrokken organisaties (zie hoofdstuk 2) kwam naar voren dat de wensen en verwachtingen ten aanzien van een KSDER met betrekking tot bepaalde aspecten verschillen. Vertegenwoordigers van ‘het bevoegd gezag’ geven vaker aan dat ze geen tijd hebben om veel literatuur te raadplegen en daarmee een duidelijke behoefte hebben aan een soort beoordeling van de literatuur. Dit in tegenstelling tot vertegenwoordigers van de opstellers van rapporten die aangeven meestal zelf in staat te zijn de kwaliteit te kunnen beoordelen. Zij lijken dan ook het minst behoefte hebben aan een selectie vooraf en pleiten voor opname van (in principe) elk mogelijk relevant rapport (of artikel). Ongeacht de capaciteitsproblemen van potentiële gebruikers (tijd, kennis) lijkt het wenselijk rapportages te laten voldoen aan een minimum aantal kenmerken of criteria, om zo een minimum kwaliteit van de inhoud van een KSDER te kunnen garanderen. Criteria als: digitaal beschikbaar, literatuurlijst aanwezig spreken voor zich. Als een rapport is geschreven ten behoeve van een vergunningaanvraag lijken ook criteria belangrijk als: omschrijving van aard en omvang van het te verwachten effect(en), instandhoudingsdoelen, effecten op natuurlijke processen (voor zover relevant voor de instandhoudingsdoelen) en op het netwerk. Het screenen van rapporten op enkele kenmerken of criteria waaraan ze zouden moeten voldoen (minimum kwaliteit) kan op verschillende manieren gebeuren. Het kan via een standaardprocedure (formulier) in de allereerste fase dat een rapport wordt aangeboden, hetzij door de aanbieder, hetzij door een andere actor die bij het KSDER betrokken is. Een andere mogelijkheid is het gebruik van zogeheten ‘expertgroepen’ (zie hoofdstuk 5). Dit laatste zal vooral van toepassing zijn als een aangeboden rapport op meer inhoudelijke criteria beoordeeld moet worden.. 20. Alterra-rapport 1776.

(23) 5. Beheer van een Kennissysteem Dosis-effectrelaties. 5.1. Organisatie en technisch beheer. In Broekmeyer et al.(2008) is beschreven dat een KSDER een min of meer ‘gesloten systeem’ kan zijn waaraan alleen de beheerder referenties toevoegt en aan gebruikers toelevert, of een meer ‘open systeem’ waaraan ook anderen dan de directe beheerder informatie toeleveren. In dit verband is gewezen op de mogelijkheid van het toevoegen van een ‘wikipedia deel’ aan het eigenlijke databestand met dosis-effect informatie (zie ook hoofdstuk 6). Hierna wordt uitgegaan van een KSDER als een min of meer ‘gesloten systeem’. Als beheerder van een KSDER lijken twee soorten organisaties mogelijk: 1. een organisatie met ervaring met het opzetten en beheren van een kennissysteem. De voordelen van dergelijke organisaties als beheerder van een KSDER zijn deels al verkend in Broekmeyer et al. (2008). 2. Een organisatie die ervaring heeft met databeheer in het kader van vergunningverlening en/of effectenrapportages. In Nederland kan daarbij worden gedacht aan: o de overheid (ministerie) o een organisatie als de Gegevensautoriteit Natuur (GAN) of de Commissie MER (Cie mer) o een organisatie die een vergelijkbaar kennissysteem beheert (bijv. Deltares; zie hoofdstuk 6) Het lijkt niet te verwachten dat de overheid cq. het Ministerie van LNV naast het beheer van haar website ook zal optreden als beheerder van een landelijk kennissysteem KSDER. Opmerkelijk is dat deze rol in Duitsland wel wordt gespeeld door het ‘Bundesamt für Naturschutz’ (zie hoofdstuk 6). Dit moet echter worden gezien tegen de achtergrond van Duitsland als federale staat, waar de federale overheid vooral verantwoordelijk is voor diensten die de afzonderlijke deelstaten overstijgen. In Nederland is de GAN momenteel de beheerder van een systeem voor inventarisatie en verspreidingsgegevens in de vorm van de ‘Landelijke gegevensvoorziening Natuur’. Door de GAN is aangegeven dat ze een KSDER positief beoordeelt op grond van de relevantie voor onderwerpen als compensatie, mitigatie en significantie van effecten. Het systeem ‘Landelijke Gegevensvoorziening Natuur’ slaat verspreidingsgegevens van verschillende herkomst op in het onderdeel ‘Natuurarchief’ (zie Bijlage 4). Daarnaast beschikt ze over de mogelijkheden om de informatie in het Natuurarchief te bewerken tot afgeleide producten en diensten, die als specifieke uitvoerproducten kunnen worden geleverd. Deze structuur van de GAN maakt het mogelijk een KSDER onder te brengen in de ‘Landelijke Gegevensvoorziening Natuur’ en op verzoek informatiediensten te leveren.. Alterra-rapport 1776. 21.

(24) Hiermee lijkt het mogelijk het technische beheer en het functionele beheer (leveren van diensten) bij de GAN onder te brengen. Het feitelijk (inhoudelijk) beheer van een KSDER zou elders moeten worden ondergebracht. De GAN voert gesprekken met de Commissie MER, waarbij dit punt ook aan de orde komt. De optie om het beheer te laten uitvoeren door een kennisorganisatie als Deltares is niet verder geanalyseerd op voor- en nadelen. Het is raadzaam om bij een verdere uitwerking en concretisering van het KSDER de mogelijkheden te verkennen hoe kan worden aangesloten, ook wat beheer betreft, bij relevante kennissystemen zoals het Kennis Systeem Habitat. Ook de aansluiting bij andere relevante databestanden (zie hoofdstuk 6) kan dan nader in beschouwing worden genomen.. 5.2. Kwaliteitsbewaking. In hoofdstuk 4 is al ingegaan op de selectie van literatuur ten behoeve van een KSDER. Het lijkt raadzaam een minimale kwaliteit van rapporten na te streven met behulp van enkele, relatief gemakkelijk na te leven criteria vooral met betrekking tot de uitvoering (bijv. de aanwezigheid van een literatuurlijst) of de volledigheid (een vaste inhoudsopgave). Dit betekent een kwaliteitsverbetering ten opzichte van de bestaande situatie. Naast het realiseren van een minimale kwaliteit lijkt het niet raadzaam te kiezen voor de optie dat elk literatuurreferentie (rapport, boek, artikel) in principe moet worden opgenomen. Het leidt tot een omvangrijk kennissysteem, dat hoge eisen stelt aan een gebruiker om de gewenste informatie te vinden. Een manier om hieraan tegemoet te komen is de beheerder een ondersteunende rol te geven. In Broekmeyer et al. (2008) is voor wetenschappelijke informatie over dosis-effectrelaties geconstateerd dat deze rol wordt vervuld door bibliotheekhouders met veel ervaring in het zoeken naar deze informatie. Een andere oplossing is elke referentie te voorzien van een lijst met kenmerken/criteria en hoe het hieraan voldoet. Echter een meer inhoudelijke toetsing van rapporten, opgesteld in het kader van een vergunningaanvraag (vaak locatiegebonden) is discutabel, om te voorkomen dat opgenomen rapporten en soort status krijgen. Anders ligt dit wellicht voor (meer wetenschappelijke) rapporten en literatuur die een specifieke situatie overstijgen. Beoordeling van literatuur over dosis-effectrelaties kan gebeuren bij het aanbieden van een referentie voor opname in het KSDER. Dit kan door een lijst met criteria na te lopen of door middel van een zogeheten ‘expert groep’. Opvallend is dat de GAN hier al mee werkt bij het beoordelen van de informatie voor het systeem ‘Landelijk Gegevensvoorziening Natuur’ en dat voor de twee met een KSDER vergelijkbare kennissystemen ‘Habitat’ en ‘Natur Sport Info’ hier ook mee wordt gewerkt (zie hoofdstuk 6).. 22. Alterra-rapport 1776.

(25) 6. Vergelijkbare Kennissystemen. 6.1. De Kennissystemen ‘Habitat’ en ‘Natur Sport Info’. Voor detail-informatie over de twee kennissystemen die met het KSDER vergelijkbaar zijn wordt verwezen naar de Bijlagen 2 en 3. In dit hoofdstuk zal vooral worden ingegaan op enkele specifieke kenmerken van elk systeem, belangrijke verschillen en overeenkomsten in de structuur en de uitvoer en enkele voor- en nadelen voor zover die relevant zijn voor een KSDER.. 6.1.1. Kenmerken. Het kennissysteem ‘Habitat’ (verder afgekort als KSH) is ontwikkeld door het voormalige Waterloopkundig Laboratorium en geeft informatie (niet alleen literatuur) om mogelijke effecten van menselijke activiteiten op aan het (zoete en zoute) oppervlaktewater gerelateerde organismen en vegetaties (habitattypen) te beschrijven (berekenen). Het wordt momenteel beheerd door het kennisinstituut Deltares. Het kennissysteem ‘Natur Sport Info’ (verder afgekort als KSNSI) is ontwikkeld door de Duitse en Zwiterse overheid en wordt ook door de ontwerpers (het Duitse Bundesamt für Naturschutz en het Zwitserse Bundesamt für Umwelt) beheerd. Het bevat voornamelijk ‘grijze’ Duitse literatuur en is niet beperkt tot specifieke soorten of habitattypn, maar wel tot een specifieke groep van activiteiten, omdat het informatie levert over de mogelijke effecten van sport en recreatie. Daarnaast biedt het systeem informatie die bruikbaar is bij het oplossen van conflicten in de relatie sport/recreatie en natuur. Voor zover de doelgroepen van beide systemen zijn benoemd, verschillen die niet veel. Het betreft: overheden, adviesbureaus en deskundigen. Het KSHSI noemt expliciet nog sportverenigingen en geïnteresseerde gebruikers van sport en natuur. Tevens blijkt in de praktijk dat de scepsis is verdwenen, die aanwezig was toen het KSNSI openbaar werd gemaakt. Nu blijkt het ook voor educatieve doeleinden te worden gebruikt en door rechters en advocaten. De achtergrond van de ontwerpers verklaart (deels) waarom het Nederlandse systeem slechts gedeeltelijk en het Duitse systeem geheel openbaar is. De beide systemen hebben als doel het ontsluiten van informatie over de effecten van menselijke activiteiten op planten, dieren en habitattypen, maar verschillen in de vorm en de mate van detail waarin deze wordt aangeboden. Dit verklaart de verschillen in structuur/ opzet en de ‘uitvoer’ tussen beide systemen.. Alterra-rapport 1776. 23.

(26) 6.1.2. Uitvoer en structuur. Het KSNSI is vooral een database van (grijze) literatuur en levert vooral literatuur (overzichten). Ook het KSH baseert zich op literatuur maar bestaat uit een database, met zogeheten ‘fact sheets’, waarop per soort of vegetatietype informatie is verzameld over de ecologie en over specifieke dosis-effectrelaties in de vorm van responscurven (curven die voor een factor als bijv. licht de waarden (het bereik) aangeven waarbinnen een soort of vegetatie kan voorkomen; de curven kunnen verschillende vormen hebben). Daarnaast wordt voor elke responscurve aangegeven of deze is gevalideerd, wat de onzekerheden zijn, situaties waarin deze is gebruikt (cases) en literatuur referenties. Het systeem is meer een hulpmiddel (tool) voor effectbeschrijvingen in concrete situaties. Het maakt ruimtelijke analyses van ingrepen en activiteiten mogelijk op basis van veranderingen in de beschikbaarheid (oppervlak) en kwaliteit (beschreven door de responsie- curven) van de habitat van soorten en soortengroepen. Het werkt met een gridsysteem en doet uitspraken over veranderingen in de mate van geschiktheid van de habitat. Het KSNSI (als bibliotheek) lijkt meer op de pilot KSDER dan het KSH en daardoor is hun structuur ook beter vergelijkbaar. De literatuur kan via enkele ingangen worden gezocht (per sport of recreatie-activiteit en per soort of habitattype). Interessant is de mogelijkheid om literatuur over het oplossen van conflicten tussen sport, recreatie en natuur op te zoeken. Daarnaast is een handleiding toegevoegd voor het opstellen van effectenbeschrijvingen (Umweltverträglichkeitsprüfung, UVP). Deze zijn vergelijkbaar met de Nederlandse Natuurtoets of Habitattoets (art. 19d ev. Natuurbeschermingswet) (zie Bijlage 3). Alle literatuur die wordt aangeboden voor opname in het KSNSI wordt gescreend op bepaalde kenmerken (met behulp van scoringslijsten) en bij twijfel over de opname wordt gebruik gemaakt van een redactieraad met experts. Het KSH als tool voor het opstellen van effectenbeschrijvingen in concrete situaties kent een geheel andere opzet. Naast de meer algemene ecologische informatie van soorten (soortengroepen) en vegetaties, die vrij toegankelijk is, kent het een onderdeel waarin de basis-informatie met responscurven en rekenregels is opgeslagen. Deze informatie is gebaseerd op resultaten van onderzoek en kan veranderen naarmate nieuw onderzoek hier toe aanleiding geeft. Ook de toepassing in een concrete situatie kan een reden zijn om de basisinformatie aan te passen aan de lokale situatie. Om de interactiemogelijkheden en flexibiliteit van dit deel van het KSH te vergroten heeft het een ‘WIKIPEDIA’ vorm. Dit interactieve deel maakt het mogelijk de responscurve en rekenregels te veranderen. Dit gebeurt door de beheerder zelf of in overleg met de beheerder (en na eventuele beoordeling door experts). Dit deel van het KSH is niet openbaar.. 24. Alterra-rapport 1776.

(27) 6.1.3. Voor- en nadelen. Het KSNSI met zijn database van ‘grijze’ Duitse literatuur heeft duidelijk de voor- en nadelen van een literatuur kennissysteem. De gebruiker zoekt via een aantal ingangen naar literatuur en moet die zelf verder door nemen om na te gaan of ze bruikbaar is. Een voordeel is dat het systeem ook de mogelijkheid biedt literatuur te verzamelen die betrekking heeft op het oplossen van conflicten waarbij sport en recreatie een rol spelen (bijv. literatuur over vormen van mitigatie). Dat de beheerders tot de overheid behoren is zeker van belang in verband met de mogelijke verdenking van partijdigheid. Het verwerken van de aangeboden literatuur stuit op capaciteitsproblemen en wordt vooral op contractbasis of door stagiaires gedaan. Dit geldt ook voor het aanpassen van het systeem en uitbreidingen. De kosten voor invoer en beheer blijven beperkt tot circa 10.000 tot 15.000 Euro per jaar (het aanbieden van nieuwe literatuur geschiedt kosteloos door de schrijvers of door de samenwerking met een grote groep van universiteiten, bureaus en organisaties in de sector sport en recreatie). Een redactieraad (met experts) beoordeelt twijfelgevallen voor opname. Het feitelijke (dagelijks) beheer vraagt ongeveer 6-8 weken per jaar. Het KSH kent een aantal voordelen, ondanks dat het beperkt is tot aan (oppervlakte)water gebonden ecosystemen. De gedetailleerde informatie in de vorm van de responscurven (per soort en vegetatietype, voor zover bestaand) en de rekenregels maken direct gebruik van de aangeboden informatie mogelijk. Dit veronderstelt wel dat de gebruiker weet hoe om te gaan met deze informatie. Het ‘WIKIPEDIA’-deel maakt uitwisseling van kennis mogelijk en betekent dat het systeem kan groeien en geactualiseerd kan worden volgens de nieuwste inzichten en resultaten van onderzoek. Het stelt daarmee wel hoge (kwalitatieve) eisen aan de beheerder van het systeem of om de inzet van expert groepen. Tevens betekent het dat dit deel afhankelijk is van mensen die nieuwe kennis of inzichten willen aanleveren. Dit gebeurt niet vanzelfsprekend is de ervaring. Het vinden en stimuleren van dergelijke mensen vraagt een inspanning van de beheerder. Dit geldt ook voor de kwaliteitsbewaking van de aangedragen informatie (responscurve en rekenregels). Invoer van deze externe informatie door de leverancier, vraagt ook om aanpassingen in de structuur van de database (hoge eis aan de gebruikersvriendelijkheid). Tot slot moet de toegankelijkheid tot dit deel van het systeem goed worden geregeld.. Alterra-rapport 1776. 25.

(28) 7. Conclusies en aanbevelingen. Wat voor soort Kennissysteem Dosis-effectrelaties? Een vergelijking van het pilot kennissysteem en de kennissystemen ‘Habitat’ en ‘Natur Sport Info’ laat zien dat er gekozen kan worden tussen twee typen kennissysteem: 1. een systeem dat voornamelijk literatuur aanbiedt (vergelijk KSDER en KSH) 2. een systeem dat voornamelijk specifieke dosis-effect relaties aanbiedt (vergelijk KSH) Welk systeem gekozen wordt is afhankelijk van het doel(en) waaraan moet worden voldaan en dit hangt samen met de behoefte, de wensen en verwachtingen van de gebruikers. Een kennissysteem als het KSNSI biedt meer informatie in brede zin, waar de gebruiker zelf uit zal moeten selecteren. Het zal voor een grotere groep gebruikers informatie leveren dan een systeem als KSH, dat is opgezet voor direct gebruik in concrete situaties. De aangeboden dosis-effectinformatie (responscurven en rekenregels) wordt in KSH wel verantwoord met literatuur, maar deze is daar specifiek op gericht. Of en in welke vorm een systeem als KSH aangevuld of gekoppeld kan worden aan systemen die zich meer op literatuur richten zal verder moeten worden verkend. Aanbevolen wordt daarbij vooral op de technische aspecten (uitvoerbaarheid, snelheid van operationeel zijn, kosten) te letten. Een op literatuur gericht systeem kan breed en minder breed worden opgezet. In het eerste geval kan men zich richten op alleen Nederlandse literatuur en de rapporten opgesteld in het kader van de vergunningverlening (vergelijk het pilot kennissysteem). In het tweede geval kan ook wetenschappelijke literatuur uit Nederland en het Buitenland worden aangeboden. Het KSNSI biedt alleen Duitse rapporten en slecht toegankelijke wetenschappelijke literatuur (proefschriften) aan en is vooral gericht op wat wordt genoemd de ‘grijze’ literatuur. Als gekozen wordt voor een op literatuur gericht systeem leert de ervaring met het KSDER dat het is aan te bevelen om dit gefaseerd te doen vanuit een bepaald type effect (verdroging, vermesting etc.). Aanbevolen wordt te starten met de rapporten in het kader van de vergunningverlening en de daarin gebruikte en gerefereerde literatuur (vergelijk het KSDER). Deze rapporten vormen een onderdeel van het besluit over een aanvraag voor een vergunning en zullen tegelijk met het publiceren van het besluit openbaar worden. Aan deze rapporten kan later de wetenschappelijke literatuur worden toegevoegd. Als het opzetten van het systeem wordt gecombineerd met het werken met ‘expert’ groepen, uit het oogpunt van kwaliteitsbewaking, kan deze groepen worden gevraagd wetenschappelijke literatuur te selecteren voor opname in het systeem. Met een rela-. 26. Alterra-rapport 1776.

(29) tief geringe inspanning kan een op literatuur gericht kennissysteem dan worden uitgebreid. Het pilot kennissysteem en het KSNSI laten zien dat ook andere informatie dan literatuur kan worden aangeboden. Dit kan in principe ook bij een systeem als KSH. Het aanbieden van ‘doorklik mogelijkheden’ (links) is een mogelijkheid. Een andere optie is om deze informatie in het systeem zelf aan te bieden. Naast meer algemene literatuur of databestanden (bijv. verspreidingsgegevens van soorten en habitattypen) wordt aanbevolen te letten op informatie die relevant is voor dosis-effectrelaties. Voorbeelden van dergelijke informatie zijn de responscurven van planten en vegetaties op basis van bodemeigenschappen (zie www.abiotic.wur.nl ) of de knelpunten en kansen analyse van Natura 2000-gebieden (KIWA 2005). In dit verband wordt ook geadviseerd na te gaan welke informatie digitaal wordt aangeboden (of in ontwikkeling is) in andere maatschappelijke sectoren zoals bij de RECRON en het Kenniscentrum Recreatie ( www.stichtingrecreatie.nl).. Aanvullen en de kwaliteit bewaken De op literatuur gerichte systemen (pilot kennissysteem en KSNSI) kunnen worden aangevuld door gebruikers en andere belanghebbenden te vragen literatuur aan te bieden. Het KSNSI laat zien dat dit goed kan werken. Als belangrijke groep van aanbieders in Nederland ligt het voor de hand hiervoor afspraken te maken met het Netwerk Groene Bureaus. Aanbevolen wordt het aanbod op een gering aantal kenmerken te screenen om een minimum kwaliteit van het systeem te waarborgen. Met behulp van een lijst met kenmerken voor de aangeboden literatuur, kan dit door de aanbieders zelf worden gedaan, maar dient anders door de beheerder te gebeuren. Een optie is het werken met een redactieraad die screent en tevens bij twijfelgevallen zijn oordeel geeft. Bij wetenschappelijke artikelen kan worden gestart met alleen de ‘gereviewde’ literatuur te accepteren. Wanneer hogere kwaliteitseisen worden gesteld wordt aanbevolen te werken met ‘expert’ groepen. Zij kunnen de kwaliteitsbewaking uitvoeren als de aangeboden literatuur moet voldoen aan meer inhoudelijke (wetenschappelijke) criteria.. Het systeem beheren Het KSNSI wordt beheerd door overheidsinstanties, het KSH door een kennisinstituut. Het eerste systeem is geheel openbaar, het tweede slechts gedeeltelijk, hoewel er ook rond het KSH verkennende gesprekken worden gevoerd over verdere openstelling. Op grond van de behoeftes in Nederland van de bij de vergunningverlening en beheerplannen betrokken instanties (zie hoofdstuk 2) wordt aanbevolen naar een openbaar systeem te streven. Een openbaar systeem houdt niet automatisch in dat de overheid of een overheidsinstantie de beheerder zou moeten zijn. Gegeven de maatschappelijke rol die de infor-. Alterra-rapport 1776. 27.

(30) matie in het kennissysteem (vergunningverlening) speelt is de onafhankelijkheid van de beheerder wel een punt van overweging. Zonder een nadere analyse van potentiële beheerders te hebben uitgevoerd, wordt hier gewezen op de Gegegevensautoriteit Natuur (GAN) en de Commissie MER (Cie. MER). Beide instanties zijn bekend met dosis-effectkennis, of beheren informatie die bij effectenstudies en beheerplannen onmisbaar is (verspreidingsgegevens). Daarnaast zijn beide instanties direct of indirect betrokken bij de besluitvorming rond vergunningen. In hoofdstuk 5 is beschreven dat aan het informatiesysteem ‘Landelijke Gegevensvoorziening Natuur’ een KSDER gekoppeld zou kunnen worden. Daarnaast is het ontsluiten van literatuur of meer specifieke dosis-effectinformatie een dienst die aansluit bij de andere diensten van de GAN. Bovendien zijn beide instanties bekend met het werken met expertise (werk)groepen vanuit het aspect kwaliteitsbewaking. De GAN lijkt positief te staan tegenover het technische en functionele beheer van een KSDER. Het feitelijke (inhoudelijke) beheer zou eventueel elders ondergebracht moeten worden. Aanbevolen wordt beide instanties formeel te vragen de mogelijkheden voor het onderbrengen en beheren van een KSDER verder uit te werken.. 28. Alterra-rapport 1776.

(31) Literatuur. Broekmeyer, M.E.A., R.C. van Apeldoorn & D.A. Kamphorst, 2007. Advies Kennissysteem Natura 2000. Alterra-rapport 1527. Alterra, Wageningen Broekmeyer, M.E.A., J. Dirksen, R.C. van Apeldoorn & M. van der Veen, 2008. Advies Kennissysteem Natura 2000. Een centrale bibliotheek voor dosis-effectinformatie gebaseerd op zoekacties. Alterra-rapport 1645. Alterra, Wageningen. Janssen, J.A.M. & J.H.J. Schaminée, 2003. Europese Natuur in Nederland: Habitattypen. KNNV Uitgeverij, Utrecht. Janssen, J.A.M. & J.H.J. Schaminée, 2008. Europese Natuur in Nederland: Soorten van de Habitatrichtlijn. 2edruk KNNV Uitgeverij, Utrecht. Steunpunt Natura 2000, 2007. Uitwerking ‘Effectenanalyse’. Intern werkdocument voor opstellers beheerplannen Natura 2000 en vergunningverleners Nb-wet. KIWA, 2005. Knelpunten- en kansenanalyse van Natura 2000-gebieden. CD-rom. Websites http://habitat.wldelft.nl www.natursportinfo.de www.nederlandsesoorten.nl www.natuurkwaliteit.nl www.abiotic.wur.nl www.stichtingrecreatie.nl www.gegevensautoriteitnatuur.nl. Alterra-rapport 1776. 29.

(32)

(33) Bijlage 1. Structuur van het pilot Kennissysteem Dosis-effectrelaties (KSDER). Concept!. Bibliotheek dosis- effect relaties. R. van Apeldoorn, A. Griffioen, R. Henkens, C. Niemeijer, C. Smit & M. van der Veen. Tekstgrootte. Logo LNV Home. +. -. Zoek. Actueel onderwerpen Organisatie. Contact Abonnement. Help English. > Effectenindicator. Bibliotheek dosis-effect relaties Algemene informatie De bibliotheek dosis-effecteninformatie bevat informatie over effecten op soorten of habitattypen veroorzaakt door menselijke activiteiten. De effecten worden meestal direct en/of indirect veroorzaakt door veranderingen in factoren waarvan de soorten en typen habitat afhankelijk zijn en waarvoor ze op een eigen specifieke wijze gevoelig zijn.. Zie ook Algemene informatie: Gebiedendatabase Effectenindicator. Vergelijkbare sites:. Welke soorten documenten zijn in de bibliotheek te vinden?. Deltares/habitat. De literatuur over dosis- effect relaties omvat praktijk gerichte effectenstudies en passende beoordelingen en resultaten van wetenschappelijk onderzoek.. KRW Verkenner. Ecologische sites:. In de bibliotheek staat informatie over activiteiten en effecten centraal voor zover deze betrekking heeft op de soorten en typen habitat die beschermd zijn onder de Natuurbeschermingswet en Flora- en Faunawet.. Natuurloket. Gebruikte Criteria documenten selectie - standaard lijst van criteria/ -selectie door experts Hoe kun je zoeken? Er zijn 5 manieren om bij de literatuur te komen Naar boven Print. Alterra-rapport 1776. Print. 31.

(34) Tekstgrootte. Logo LNV Home. Actueel onderwerpen Organisatie. Zoeken:. 32. Contact Abonnement. Tekstgrootte. Help English. +. -. Zoek. Actueel onderwerpen Organisatie. Terug naar zoeken. -. zoeken op activiteit of effect Literatuur over een activiteit of effect is te vinden wilt vinden dan kan de activiteit of effect aangegeven worden door uit de activiteiten lijst de activiteit te selecteren. Na het zoeken wordt literauur gegeven over de activiteit en de bijbehorende effecten. Hierna kan een selectie gemaakt worden in de gevonden literatuur door middel van de aangegeven trefwoorden. Deze trefwoorden kunnen zijn: habitattype, soort of soortgroep, gebied of review. zoeken op natura 2000 habitattype Wanneer u een habitatype heeft en u wilt weten welke literatuur daarover bekend is, dan kan u door middel van het selecteren van een habitattype uit de habitattype lijst en op zoeken de gevonden literatuur vinden. Hierin staat alle literatuur die gevonden is over het habitattype met alle activiteiten en effecten daarbij. U kunt door middel van de trefwoorden een selectie maken in activiteit, effect, gebied of review. zoeken op natura 2000 soort (of soortgroep) Wanneer u een natura 2000 soort (of soortgroep) heeft en u wilt weten welke literatuur daarover bekend is, dan kan u door middel van het selecteren van een soort uit de natura 2000 soortenlijst en op zoeken de gevonden literatuur vinden. Hierin staat alle literatuur die gevonden is over de soort met alle activiteiten en effecten daarbij. U kunt door middel van de trefwoorden een selectie maken in activiteit, effect, gebied of review. zoeken op natura 2000 gebied Wanneer u een natura 2000 gebied heeft en u wilt weten welke literatuur daarover bekend is, dan kan u door middel van het selecteren van een gebied uit de natura 2000 gebiedenlijst en op zoeken de gevonden literatuur vinden. Hierin staat alle literatuur die gevonden is over de soort met alle activiteiten en effecten daarbij. U kunt door middel van de trefwoorden een selectie maken in activiteit, effect, soort, habitattype of review. Zoeken op vergunningen (PM). Logo LNV Home. + Zoek. Activiteiten • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •. Introductie soorten Onderhoud waterlichaam Inundatie en waterberging Peilbeheer oppervlaktewater Waterwinning Woningbouw Bedrijventerrein Industrie Spoorlijn Watergang Weg Kabels en leidingen Jacht Grondgebonden landbouw Niet-grondgebonden landbouw Beroepsvisserij zoetwater/zoutwater Sportvisserij Waterrecreatie Landrecreatie Militaire activiteiten Kust- en dijkverbetering Dammen en stuwen Landaanwinning/inpolderen Zand- en grindwinning Olie- en gaswinning Windturbines. Contact Abonnement. Help English. PM: Dit is een voorbeeld, dit kan ook voor de andere ingangen. Alterra-rapport 1776.

(35) Tekstgrootte. Logo LNV Home. Actueel onderwerpen Organisatie. Terug naar zoeken. +. -. Zoek. Contact Abonnement. Help English. Beschrijving Activiteit Peilbeheer oppervlaktewater Peilbeheer van sloten, vaarten etc. vindt veelal plaats ten behoeve van de landbouw, ruimtelijke ontwikkelingen of natuurbeheer. In de eerste twee gevallen is er meestal sprake van peilverlaging (ontwatering). Bij natuurbeheer is er vaak sprake van het opzetten van het waterpeil (vernatting). Door het jaar is variatie in peilbeheer, afhankelijk van het doel van landbouw en natuur. Bij deze activiteit kunnen de volgende effecten optreden: •Verdroging •vernatting Laat literatuur zien. Tekstgrootte. Logo LNV Home. +. -. Zoek. Actueel onderwerpen Organisatie. Contact Abonnement. Help English. Terug naar zoeken. Verdroging Er is sprake van verdroging als door menselijk ingrijpen de actuele grondwaterstand lager is dan de gewenste grondwaterstand (weersomstandigheden, bijvoorbeeld de effecten van een droge zomer, tellen niet mee). Als gevolg hiervan ontstaat een vochttekort bij planten die juist van grondwater afhankelijk zijn. Daarnaast treden er veranderingen op doordat de aard en de beschikbaarheid van voedingsstoffen veranderen. Hoe droger het gebied, des te hoger de mate van doorluchting van de bodem. Bacteriën zijn daardoor beter in staat organisch materiaal af te breken. Hierdoor komt onder meer stikstof in nitraatvorm als voedingsstof vrij. Verdroging leidt daardoor in sommige gebieden (bijvoorbeeld op veengronden) tot vermesting en tot een niet-omkeerbare verandering in de boden: bodemdaling. Er zijn ook gebieden waar verdroging kan optreden zonder dat de grondwaterstand in de ondiepe bodem daalt. Het gaat daarbij om gebieden waar van oudsher grondwater omhoogkomt. Dit water heet kwelwater. Kwelwater is water dat elders in de bodem is geïnfiltreerd en dat naar het laagste punt in het landschap stroomt. Kwelwater heeft dikwijls een bijzondere samenstelling: het is rijk aan ijzer en calcium, arm aan voedingsstoffen en niet zuur, maar gebufferd. Schade aan de natuur die veroorzaakt wordt door een afname of het verdwijnen van kwelwater, noemen we ook verdroging. Schema Laat literatuur zien. Alterra-rapport 1776. 33.

(36) Laat literatuur zien. Tekstgrootte. Logo LNV Home. Actueel onderwerpen Organisatie. Terug naar zoeken. +. -. Zoek. Contact Abonnement. Help English. Effectfactor/aard effect: Verlies oppervlakte Versnippering leefgebied Verzuring Vermesting Verzoeting Verzilting Verontreiniging Verdroging Vernatting Verandering stroomsnelheid Verandering overstromingsfrequentie Verandering dynamiek substraat Verstoring door geluid Verstoring door licht Verstoring door trilling Verstoring door beweging/optiek Verstoring door luchtwerveling, betreding, golfslag Verstoring door sterfte, exploitatie en vangst Bewuste ingreep soortensamenstelling. 34. Alterra-rapport 1776.

(37) Tekstgrootte. Logo LNV Home. +. -. Zoek. Actueel onderwerpen Organisatie. Contact Abonnement. Help English. Terug naar zoeken. Verstoring door licht Kunstmatige verlichting van de nachtelijke omgeving kan tot verstoring van het normale gedrag van soorten leiden (De Molenaar 2003). Naar mogelijke effecten is nog vrij weinig onderzoek gedaan. Veel kennis gaat daarom nog niet verder dan het kwalitatief signaleren van risico’s. Uit onderzoek aan de grutto blijkt dat verlichte terreindelen vermeden worden, waardoor de draagkracht van gebieden achteruit gaat (De Molenaar et al 2000). Onderzoek naar het ruimtelijk gedrag van enkele zoogdieren toont aan dat sommige soorten door verlichting worden aangetrokken terwijl andere soorten geen reactie lijken te vertonen (De Molenaar et al 2003).. Laat literatuur zien. Tekstgrootte. Logo LNV Home. +. -. Zoek. Actueel onderwerpen Organisatie. Contact Abonnement. Help English. > Effectenindicator. Bibliotheek dosis-effect relaties Terug naar zoeken. Habitattype - Kusthabitats en halofytenvegetaties: •Permanent overstroomde zandbanken (H1110) •Grote baaien (H1160) •Slik en zandplaten (H1140) •Zilte pionierbegroeiingen (H1310) + Zeekust- en landduinen: -Zoetwaterhabitats: •Zure vennen. Naar boven Print. Alterra-rapport 1776. 35.

(38) Tekstgrootte. Logo LNV Home. +. -. Zoek. Actueel onderwerpen Organisatie. Contact Abonnement. Help English. Terug naar zoeken. Zure vennen (H1160) Dit habitattype betreft natuurlijke poelen met voedselarm, zuur en vaak bruin gekleurd water op veenbodems. Het type komt in ons land voor in de vorm van zure heidevennen en als poelen in hoogveengebieden, de zogenaamde meerstallen. Sterk verwant aan deze natuurlijke poelen zijn door de mens gegraven turfgaten in hoogveengebieden, die echter deel uitmaken van habitattype 7120 (Aangetast hoogveen). Zure vennen zijn gevoelig voor de volgende activiteiten : •Peilbeheer oppervlaktewater (klik naar sheet 8) •Kust en dijkverbreding De mogelijke schadelijke effecten voor dit type zijn: •Verdroging •vermesting. Laat literatuur zien. Tekstgrootte. Logo LNV Home. -. Zoek. Actueel onderwerpen Organisatie. Terug naar zoeken. +. Contact Abonnement. Help English. Vogelrichtlijnsoorten Aalscholver [A017] Bergeend [A048] Blauwborst [A272] Blauwe Kiekendief [A082] Bontbekplevier [A137] Draaihals [A233] Drieteenstrandloper [A144] Duinpieper [A255] Dwerggans [A042] Dwergmeeuw [A177] Dwergstern [A195] Eider [A063] Fuut [A005] Geoorde fuut [A008] Goudplevier [A140] Grauwe Gans [A043] Grauwe Kiekendief [A084] Grauwe Klauwier [A338] Groenpootruiter [A164] Grote karekiet [A298] Grote stern [A191] Grote Zaagbek [A070] Grote Zilverreiger [A027] Grutto [A156] IJsvogel [A229] Kanoet [A143]. 36. Alterra-rapport 1776.

(39) Tekstgrootte. Logo LNV Home. +. -. Zoek. Actueel onderwerpen Organisatie. Terug naar zoeken. Contact Abonnement. Help English. Grutto De Grutto heeft buiten de broedtijd een voorkeur voor vochtige gebieden, zoals zoetwaterslikken, vochtige graslanden, uiterwaarden, hoogveen en natte heidegebieden, zandwinplassen, opspuitterreinen, vloeivelden en kwelders. In de wintermaanden verblijft een beperkt aantal Grutto’s langs Westerschelde in Zeeland. In Nederland foerageren Grutto’s buiten de broedtijd hoofdzakelijk op graslanden en in getijdengebieden, op bodemdieren zoals insecten, larven en wormen. De slaapplaatsen worden gekenmerkt door de aanwezigheid van ondiep water. Ze liggen soms op enkele tientallen kilometers verwijderd van de voedselgebieden (Mulder 1972, SOVON 1987, Gerritsen 1990, Zwarts 1993, Zomerdijk & Groen 1993, Beintema et al. 1995). De grutto is gevoelig voor de volgende activiteiten: • Peilbeheer oppervlaktewater •recreatie De grutto zal hinder ondervinden van de volgende effecten: •Verstoring van licht. Laat deelselectie literatuur zien. Tekstgrootte. Logo LNV Home. Actueel onderwerpen Organisatie. Terug naar zoeken. -. Contact Abonnement. Help English. Natura 2000 gebieden. • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •. Alterra-rapport 1776. + Zoek. Norgerholt Oeffelter Meent Olde Maten & Veerslootslanden Oostelijke Vechtplassen Oosterschelde Oostvaardersplassen Oude Maas Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving Oudeland van Strijen Polder Westzaan Polder Zeevang Regte Heide & Riels Laag Roerdal Rottige Meenthe & Brandemeer Sallandse Heuvelrug Sarsven en De Banen Savelsbos Schoorlse Duinen Sint Jansberg Sint Pietersberg & Jekerdal Sneekermeergebied Solleveld & Kapittelduinen. 37.

(40) Tekstgrootte. Logo LNV Home. Actueel onderwerpen Organisatie. Terug naar zoeken. +. -. Zoek. Contact Abonnement. Help English. Rottige Meenthe & Brandemeer De Rottige Meenthe & Brandemeer zijn een laagveenverlandingsgebied dat de noordelijke voortzetting vormt van de laagvenen van Noordwest-Overijssel. Naast de Weerribben en De Wieden is dit het belangrijkste gebied in Nederland is voor de grote vuurvlinder. Jonge verlanding komt goed op gang. De Rottiige Meenthe & Brandemeer zijn gevoelig voor de volgende activiteiten: •Peilbeheer oppervlaktewater Effecten die in de Rottige Meenthe & Brandemeer optreden zijn: •Vermesting. Laat literatuur zien. Tekstgrootte. Logo LNV Home. +. -. Zoek. Actueel onderwerpen Organisatie. Contact Abonnement. Help English. > Effectenindicator>Habitattype> Grote baaien (H1160). Bibliotheek dosis- effect relaties Terug naar zoeken. Auteur ^. Jaartal ^. Titel ^. Soort document ^. Molenaar, J.G. de, Henkens R.J.H.G., C. ter Braak. C. van Duyne, G. Hoefsloot & D.A. Jonkers. 2003. Molenaar, J.G. de, D.A. Jonkers & M. Sanders. 2000. Wegverlichting en Natuur III Lokale invloed van wegverlichting op een gruttopopulatie. rapport. Reijnen, R & R. Foppen. 1994. The effects of car traffic on breeding bird populations in woodland. Evidence of reduced habitat quality for willow warblers (Phylloscopus trochilus) breeding close to a highway.. artikel. rapport Wegverlichting en natuur IV. Effecten van wegverlichting op het ruimtelijk gedrag van zoogdieren. Literatuur weergeven als tekst. 38. Alterra-rapport 1776.

(41) Alterra-rapport 1776. 39.

(42) Bijlage 2. Kennissysteem ‘Habitat’. HABITAT: a spatial analysis tool for ecological (and risk) assessment. Deltares Marjolijn Haasnoot, http://habitat.wldelft.nl. HABITAT. • A spatial analysis tool for ecological assessment to: – analyse the availability and quality of habitats for individual or groups of species, – resulting in a prediction of the suitability of the faunal and floral habitats. – resulting in a prediction of the potential damage and/or flood risk.. 40. Alterra-rapport 1776.

(43) HABITAT INPUT. How does it work?. OUTPUT. Result map. Kaarten. GIS (PcRaster). Response curves. MapName. Value. Area. 3300. Sum. 9,73. Min. 0. Max. 1. Mean. 0,294. Sd. 0,365. Med. 0,1. Result table. HABITAT Knowledgesystem based on factsheets: • Description of species & process-effect relations • Searchable • General: name, ecological quality element, water system, occurrence • Habitat description: food, breeding, live habitat, reproduction strategy, migration • Response curves: boundaries of environmental conditions for presence of species • Validation and uncertainties • Case studies • References. Alterra-rapport 1776. 41.

(44) Bijlage 3. Kennissysteem ‘Natur Sport Info’. --- bitte ausw ählen ---. Einführung. Willkommen. Einführung. Definitionen. Neuigkeiten Suche... Sportart. NaturSportInfo. Tierart Lebensraum Literatursuche Konfliktlösungen Toolbox Links. Informationen zu Auswirkungen von Sport und Freizeit auf Pflanzen und Tiere Sport und Naturschutz sind nicht immer überall und zu jederzeit miteinander vereinbar. Die sportbedingte Nutzung von Natur und Landschaft kann zu Konflikten führen: Klettern während der Brutzeit von Wanderfalke oder Uhu oder Gleitschirmfliegen in Gebieten in denen Gämsen leben. Beispiele gibt es hier viele.. FAQ. Grundlage für die Lösung von Konflikten zwischen Sport und Naturschutz sind ein einheitlicher Informationsstand und Beispiele wie an anderer Stelle Konflikte gelöst. UVP-Ratgeber. wurden. das Informationssystem des Bundesamtes für Naturschutz (BfN, D) und des Bundesamtes für Umwelt (BAFU, CH) bietet umfangreiche Informationen zum Thema:. Sport - Ob Radfahrer, Gleitschirmfliegerin oder Tourenskiläufer - sie alle sind für ihren Sport auf naturnahe Räume angewiesen. Doch von welchen Voraussetzungen ist die Ausübung ihrer Sportart abhängig? Welchen Einfluss haben sie auf Natur und Landschaft? Starten Sie mit einer von über 40 Sportarten, und stellen Sie die dazu verfügbare wissenschaftliche Literatur, weiterführende Links oder Fallbeispiele zusammen.. 42. Alterra-rapport 1776.

(45) Tiere in ihrem Lebensraum - Wie sieht der Lebensraum des Birkhuhns aus? Warum haben Libellen keine Freude an schnellen Booten? Ausgehend von kurzen Steckbriefen zu ausgewählten Tierarten und Lebensräumen können Sie weitere Informationen abrufen.. Literatur - Welche wissenschaftlichen Arbeiten gibt es zu Störungen durch Kanufahrer und wo bekomme ich diese? In der Literatursuche können Sie direkt nach Autoren oder Stichworten suchen und bekommen nach einem einheitlichen System ausgewertete empirische Arbeiten aufgelistet. Schwerpunkt der hier eingestellten Arbeiten ist die so genannte graue Literatur (Gutachten, Diplom- & Doktorarbeiten). Das Institut für Natursport und Ökologie hat die Artikel als Präsenzbibliothek in der Zentralbibliothek der Sportwissenschaften an der Deutschen Sporthochschule Köln eingestellt. Die Literatur ist dort einsehbar und kann ausgeliehen werden... Hinweise. Konfliktlösungen - Wo finde Ich Beispiele zu Kletterregelungen oder Befahrensregelungen? Wie wurden diese Vereinbarungen gemacht? Was sind freiwillige Vereinbarungen und was sind die Voraussetzungen? Im Konfliktlösungsmodul finden Sie Best-Practice Beispiele nach: Strategien & Instrumenten, Akteuren und nach der Art der Lösung sortiert. Hier finden Sie zudem Definitionen zu natur- und landschaftsverträglichem Sport und dem Begriff "Störung". Auch in Zukunft wird weiter ausgebaut und ergänzt werden. Hinweise zu Änderungen und Ergänzungen finden Sie unter dem Stichpunkt Neuigkeiten in der Navigation. Für Hinweise auf interessante Arbeiten, Links etc. sind wir dankbar.. Die Inhalte und Wertungen in den Dokumenten von liegen ausschließlich in der Verantwortung der Bearbeiter. Sie müssen nicht zwangsläufig die Auffassungen der Autoren der zitierten Quellen oder des Auftraggebers, dem Bundesamt für Naturschutz (D) und dem Bundesamt für Umwelt (CH), wiedergeben.. Alterra-rapport 1776. 43.

(46) Bijlage 4. Structuur ’Landelijke Gegevensvoorziening Natuur’. Uitwisselproducten/diensten. invoerproducten Data loader. Standaard interfaces Virtuele database. uitvoerproducten. TELMEEportal Natuur Archief GaNI portal Natuurnetwerk I portal personen beheer. Query builder. Centraal Archief (o.b.v. NDFF uitwissel datamodel). Kaartlaag Service. Validatie Service. Woorden boek. AA service. Naslag. Rapporten. LiveAtlas. Kansen kaart. Gedrags monitor. GaNU portal. Uitvoer portal Natuurnetwerk. Systemenlandschap Landelijke Gegevensvoorziening Natuur. 44. Alterra-rapport 1776.

(47) Bijlage 5 Deelnemers aan workshops. Min. van LNV. D. Bal L. Boerema M. Fellinger B. Roels G. Verschuren. RWS. M. Graafland. prov. Flevoland. A. van de Berg. prov. Gelderland. C. Borggreve. prov. Limburg. L. Janssen. prov. Noord-Brabant. P. van de Linden. prov. Noord-Holland. L. van Bakel. prov. Zuid-Holland. M. de Koning. Netwerk Groene Bureaus. R. Meijer H. Waardenburg. Alterra. R. van Apeldoorn R. Henkens C. Niemeijer. Alterra-rapport 1776. 45.

(48)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Archive for Contemporary Affairs University of the Free State

Control of corruption (Table 4.16 – Table 4.18) was recorded as the poorest performing area, as measured against criteria for the WGI, while governance effectiveness (Table 4.4

Given how common childhood developmental problems are, undergraduate and postgraduate curricula for medical, nursing and allied health professionals need to be critically examined

Families are organised vertically from most to least prevalent (average across treatment groups), and samples are grouped horizontally by treatment (C: control; Q: dietary

It is generally accepted that democratic representation at the local level can ensure more genuine representation and flexibility than would be possible with highly

Accessibility to eligible children in this study was measured by documenting the number of young people (younger than 18 years) in the household ; number of

The sum of all the constituents equates the total flue gas mass flow (kg/s) at the burner outlet, economiser outlet, air heater outlet, ESP inlet and ESP outlet. The