Geologisch verslag
vande excursie
naarde
kleigroeve Ampe
te
Egem
FreddievanNieulandeen Stef Mermuys*
Van het onderste deel heb ik nog geengoedeindruk
kun-nenkrijgen, dus ik zal zeker
nogeensterug moetenom
dezeafzettingen nauwkeurigertebestuderen. In ieder ge-val is daareenredelijk rijk niveaumethaaientanden
aan-wezig hetgeenduidtopeenhernieuwdetransgressie,
vol-gend op deafzettingen van de Kortemark silt Member. Het zieter naaruit dattijdensdetrangressieve fase, de
zeediepte hetgrootstebereik heeftgehad in het midden-deelvan deEgemkapel klei. Dezeafzetting is tamelijk
fijn siltigaandebasis,naarboven meerzandigmet daar-tussenfijnehorizontalekleilaagjes. Langzaam gaatditover
ingelaagd fijnzandmetdaarna toenemendeafwisseling
vanlagenmetkleienzand. Dezeregelmatige afzettingen
wordengevolgddooreenmogelijk erosievefase,wellicht doorplotselinge zeespiegeldaling? In elkgeval zijn hier
geulvormingenwaartenemen, in hetprofielvanSteurbaut
aangeduid metlaag3. Hierbovennemendehoeveelheden
' Overzichtvande
oos-telijke wandvan de
groeve, het middelste onbegroeidedeel(met ■onderbrokenpijlen)
vandefotokomt over-eenmetde lagen4tot en met20uit
hetpro-\fiel van Steurbaut, 1987.
Daarboven, waarde
begroeiing begint, is de basis vanlaag21.
Bijde ononderbroken pijl isde basis vande
steenbank.
■
Op23 september2000hebben 15WTKG ledenen8 le-denvandeWerkgroep geologievanhet Zeeuws
Genoot-schap deelgenomen aande excursie naar dekleigroeve AmpeteEgem.Dedeelnameaandeze excursie wasgroot tenoemen,metenthousiaste deelnemers. Tevens werder
door Dr.ThierryMoorkensenProf. HermanHooyberghs
van deuniversiteit vanLeuven van degelegenheid ge-bruik gemaakt om hetgehele profiel systematisch te bemonsteren.Zij kwamenmethetidee,dat heteigenlijk wel eens hoog tijd is omdeze molluskenfaunavan het
Ypresientereviseren enopnieuw tepubliceren. Hierbij
duseenoproepaande leden die zich voor deze ofeen
deelvandeze taak willeninzetten, die materiaalvoor
be-studeringterbeschikking willenstellen,die het materiaal willen
fotograferen, beschrijven etc:ukunt zich hiervoor opgevenbij degeologisch secretaris. Waarmogelijkkan dezeuookbehulpzaam zijn bijuwbijdrage (adresenemail
vanStefMermuys vinduonderaan dit artikel.Red.).
Na degeologische toelichtingvanFreddieging eenieder, ofwel directaande slagmet hetverzamelen, of maakte
nogeveneenrondgang door de groeve.Daardoorzagen
we aandewestelijke zijdevande groeveeenlangestrook
vanruim 10meterbreedteontsloten,metboveneendeels
opgebroken zandsteenbankeneen deelvan de reeds tot enkelemetersdiepte uitgegraven laag daarnetonder,op
eenberg gestort.Rondomdebergvandituitgegraven
se-dimentwerdendoor Bart deJong enkele interessante
schelpensoorten aangetroffen,o.a. eenArcaklepjewatsnel
weervan eigenaar verwisselde, omdat Martin Cadée
ei-genlijkdespecialist is in deze familieen erwellichtmeer aanheeft,voor verder onderzoek. Later vond Bart nog
eenexemplaar, gebroken weliswaar,maartocheenteken dater meertevinden moetenzijn (fig. 1).In het niveau,
ongeveer1meter onder de steenbankheb ikeenblok zand
uitgegraveneningepaktomthuis uitteprepareren.Hierin heb iknogalwat tijd gestoken,zodatervanverder
rond-neuzenniet veel terecht isgekomen.
Opdevoorgrondiseenspoorbaantezienwaarlangsdegraafmachinebeweegtdiede kleiuithetdiepstedeel vandegroeve naar
molluskentoe. Mollusken komen vooral in debasislaag
vandezeafzettingvoor.Dezelaagis sterkverbioturbeerd, metveelresten vangraafgangen. Veelalhebbendezeeen
horizontaleschacht enis er aande basis eenhorizontale
uitbreiding.
Eenenander duidt
opafzettingenineenrustigmilieuvan
redelijk langeduur. Dezelaag is ongeveer 4meterdik. Naar boven zien we meergeulen enafwisselingen van
fijnkorreligzandenkleilagen. In ditpakketkomen
ver-spreid vrijveelexemplarenvoorvande oester Turkostrea multicostata(fig. 2).Dehierop volgende afzettingen zijn afwisselenduitzandenenkleilagen opgebouwd metveel
geulenstelsels die duidenopeenondiepe kustnabije
af-zetting. Afentoezijn fijnzandige lagentezienmet
ver-spreide mollusken,o.a.Turritella’sdie door hunligging, destroomrichtingnog
aangeven.Deenekeermethet dik-stegedeeltenaarlinksgerichtenhetlaagjedaarbovenmet hetdikste deelnaarrechtsgerichten zovaak velelaagjes
achtereen, meteentotale diktevansoms 30cm.Dit stel-selwashetduidelijkstwaarneembaarin delaag die in het
profielvan Steurbaut is aangeduid met nummer13 (Co-quina Fl). Hierbovenweer eenafzettingvanafwisselend
zandige enkleiige lagen. Dezandlagen zijn glauconiet-houdenden duidelijk gelaagd, bevatten diverse
graaf-gangen,meestalcirca 1 cmin doorsnedetot 15cmlang,
waarvandebuitenzijde metafgeronde geknobbelde struc-tuur.Verspreidkomenroestkleurige exemplarenvan oes-ters voor, soms
op elkaar,eensoortgenootals substraat
gebruikend.
Hierboven ligtde
topvan hetEgem Laagpakket: eendik
pakket vanongeveer 4meterverbioturbeerde
glauconiet-houdendeschelpenrijke zandige kleien(laag 21). Naar
mijn meningisdezelaag afgezetineensnelle
verlandings-zone, mogelijk veroorzaakt dooreengrote toenameaan
mariene planten, waaronder langstelige wieren. Veel
exemplaren van Turkostrea multicostata uit dit niveau vertonen een indrukvan eenhechtplaats dieeropduidt datzijaantakkenofwortelsvanplanten vastgehecht heb-ben
gezeten, (zie pijl bij fig. 2, plaat 1).Het zullenjuist
dezeplanten geweestzijn dievoor een groteinvang van
sedimenthebbengezorgdineenmilieu,waarallerlei
dier-groepen hunvoedsel kwamen zoeken. Onder anderezeer
veelexemplarenvanNummulitesplanulatuskomen hierin voor. Aan de basis komen veel kleinebivalvenvoor,
zo-alsCallista suberycinoides, Corbulacf. flandrica,Lucina
squamula, Monitiloraelegans en Bathytormus tenui-striatuspraetenuistriatus. Halverwege ditpakket komen
geleidelijkmeerexemplarenvanMegacardita planicosta
voor. Aan detopwordenzesteedstalrijkeren vormenze
helelagen. Hetzijnveelal doublettenmetafmetingentot ruim 65mm.Zij zijnin hetalgemeenduswatkleiner dan
exemplaren uit het Lutetienende ribben hebben de
nei-gingin het middendeelvan de schelp totaal te vervagen, waardoorzijsterklijkenop devorm suessonensis,
voor-komendin hetYpresienvanCuise la MotteenAizy-Jouy
in het Bekken vanParijs. Tevens komen afentoe frag-menten voorvanMacrosolenhollowayesi (fig. 3), losse kleppen vanVepricardium paniseliense (fig. 4)en
Vepri-cardium? sp. (fig. 5).
In de bovenste halvemetervan laag21 overheerst Mega-carditaplanicosta. Dezelaag gaatgeleidelijk over in de erbovenliggende glauconietzandsteenbank. Aan de basis
van dezelaagkomen overwegend doublettenvoor, naar
boventoeenin de zandsteenbank meestal lossekleppen.
In dezeafzetting is ookeenklep van Turkostrea
multi-costatagevonden dieeen vandezeMegacardita kleppen
alssubstraat heeftgebruikt hetgeen mede aantoont dater
geensnelle sedimentatiemeerheeftplaatsgevonden in dit niveau(coll.A.Krull-Kalkman).
Opmerkelijk is dat in de zandsteenbank veel afdrukken
ensteenkernenvan gastropoden tevinden zijn.
Waar-schijnlijkwasdepopulatiemetMegacarditaal stervende
wegensmilieuveranderingen enzijndegastropoden
mas-saal op dezegemakkelijke prooi afgekomen. Opvallend zijn groteexemplaren als Tudiculadejaeri en
Megalo-cypraea tuberculosaumbonifera, een zeergrote
Cypraea-achtige. Een lokale verzamelaar lietonsnaafloopvande
excursie eenpaarprachtige steenkemen uitzijncollectie zien. Hierin ookeengrote Nautiloide,ook afkomstig uit de steenbank. Zelf heb ikjarengeleden ookeens zo een
grootexemplaar gevonden.
De basis vande steenbank is donkergrijs groenkleurend
op het breukvlak. Het middendeelvan de bank is meer bruingekleurd enook deafdrukkenenkernenzijnbruin gekleurd doorlimoniet, mogelijkontstaan door oxidatie
vanhetglauconiet. Detop vandeze bankbestaat uitzeer
fijn grijstot grijzig witglauconiethoudend zandsteen. Plaat1:
1. Areaklepje.
2. Turkostrea rmlticostata.
Met indrukvan eenhechtplaats (ziepijl).
3. Fragmenten vanMacrosolenhollowayesi. Lengte fragment65mm.
4. Vepricardiumpaniseleliense.
Hoogte is33mm.
5. Vepricardium?
sp.Hoogte is 21mm.
6. Eenafgietsel(in lood)van eenafdrukin desteenbank
vanTudiculadejaeri (VincentenRutot, 1893).
Lengte 13cm.
7. Twee steenkemenvanMegalocypraea tuberculosa
umbonifera, (Schilder, 1931).
Lengtegrootsteexemplaarongeveer14ent
Vondstvaneenplaatstelijkeverzamelaar. 8. Een grote Nautiloide.
Vondstvan eenplaatselijke verzamelaar.
9. Eenafgietselvaneenafdruk heb ik nog steedsgeen
naamkunnen
geven, wellicht gaat het hierom een
Profiel
vande
groeve
Ampe
Hierin wordennauwelijksnog molluskenresten aangetrof-fen. Hierboven ligteenpakket aangeduid als de Pittem
klei,eenafzettingvanzandigekleienmetveel verhardings-niveaus,zandsteenbankjes enkleisteenbankjes. Voor zo-verik zelf kon nagaan is hier geen molluskenfaunawaar
tenemen.
Beschrijving van hetprofiel van de groeve Ampe teEgem
Ditprofiel is samengesteld op basisvanopnamen gepu-bliceerd in Steurbaut(1987), Steurbaut & Jacobs(1993)
en Simaeys (1994).Enkele aanvullende observatieszijn vande handvanFreddievanNieulande.
Algemenegegevens De
groeveAmpebevindt zich op 6 kmten noordwesten
van Tielt (2 km ten noordwestenvanhet centrum van
Egem) onmiddellijktenwestenvande N 50van Kortrijk
naarBrugge, terhoogte vande radiomast.Topografische
kaart21:1-2; coördinaten: x=70-150,
y= 190-150.
De groeveontstondin 1973enwordthedentendagenog steeds stelselmatig uitgediept, omNVAmpe tevoorzien
vangrondstoffen (klei)voorhetvervaardigenvan bakste-nen.Deputis ongeveer 30mdiep enbeslaateen opper-vlaktevanongeveereenhalve km2
.Het is deenige plaats
inWest-EuropawaarditgedeeltevanhetYpresienis
ont-sloten, in detail bestudeerd kan wordenen zo’n grote fossielenrijkdom heeft.
Beschrijving vanhetprofiel
Vooreengedetailleerde beschrijving vanhetprofielwordt
verwezen naardelithologischeopnameenstratigrafische interpretatie (Steurbaut E. 1987); zie bijgaande profiel-schets.
In de ZandenvanEgem werden 22 lagenreeksen onder-scheiden, (van 1 tot22). Het doorSimaeys bestudeerde niveau bevindt zich aande basisvande Kleivan Egem-kapel, aande basisvan lagenreeks 1.
24 afwisselende dunnekleilaagjes (2cmdik), fijnzand(1 tot5mmdik)enkleisteenbanden(6,atotf);2mdik.
23 glauconiethoudend, kleiig zand, meer
kleiig naar de top toe; 75 cm dik.
22 grijze glauconiethoudende kalkzandstèenbank; 45cm
dik.
Veel steenkemenen holtenvan gastropoden van
bivalven, dieop diverseplaatsen bruingekleurd zijn doorijzeroxide. Indeze zandsteenbank ende eronder liggende kleilaag zijn metregelmaatsteenkemenof
schelpen van een groteNautiloidegevonden.
Debasisrustopeenlaagmetplaatselijkveel,meestal doublettenvanMegacardidata (Venericor) planicosta,
onmiddellijk overgaandin de hieronderliggende laag. 21 groenachtig grijs, glauconiethoudend, schelpen
be-vattendfijn zand(plaatselijk ontkalkt) =Coquina F
II; 3,30 m dik, met veeloesters, en grote
foramini-feren.
20 afwisselende dunnekleilaagjes (2 cm dik) en
grijs-achtig fijnzand;70cmdik.
19 grijsgroen, zeerzacht, gelaagd, fijn zand; 40cmdik. 18 afwisselende dunnelaagjesklei en fijn zand; 80 cm
dik.
17 grijs,zeerzacht,fossielrijk fijnzand,duidelijk gelaagd;
50cmdik.
16 afwisselende dunnekleilaagjes (2cmdik)enfijn zand;
40cmdik.
15 hard, duidelijk gelaagd, fijn zand; 25 cm dik.
14 blauwachtig, glauconiethoudend, fossielrijke zandige
klei; 50cmdik.
13 grijsachtig, glauconiethoudend, schelpenbevattend zandmeteendunnekleilaag; CoquinaFI;50cmdik.
Duidelijke getijdenbeweging waarneembaarmet
schuine gelaagdheden, waarin Turritella’s stroom-gesorteerd liggen, d.w.z.met hundikstedeelnaaréén zijde gericht (metdestroommee)enin elkevolgende
laagweernet andersomgekeerd.
12 groenachtig, gelaagd, fijn zand; 80cmdik.
11 afwisselenderoestgekleurde dunnelagen vankleien
fijnzand,met daartusseneen 10cm dikke bandvan
klei; 45cmdik.
10 bruingroen zeerzachtfijn gelaagdzandenenige
schel-penentussenliggende laagjes klei; 1,75mdik. 9 grijsgroen doorwoelde(bioturbatie)lagen, fijn zand
metroestige fragmenten;50cm dik.
8 donkerbruin, kleiig zand,rijkaanorganisch materi-aal;25cmdik.
7 grijzigbruingelaagd zandmetenige schelpen;45cm
dik.
6 afwisselenddunnebeddenvankleienkleiig zand, met
duidelijke geulensysteem, meterosievebasis, plaat-selijk rijkaanoesters;50cm dik.
5 groenbruin zacht zand meterosievebasis, (geulen-systeem):20tot80cmdik.
4 grijzig groene, sterk doorwoelde(bioturbatie) lagen
van fijn kleiig zand metgrotere kleidelen; onderste deel van delaag (± 1 m dik) rijk aan schelpen =
CoquinaF0;6,40mdik.
3 groengelaagd fijn zand, meterosieve basis
(geulen-systeem);20tot40cmdik.
2 afwisselende dunnebeddenvankleienfijn zand;70 cm dik.
1 grijzigblauwgelaagd fijnzand;50cmdik
I blauwachtige siltige klei, naarboventoezandig; 4,00
m dik.
11 dunnezandbank; 15cm dik.
III dun bedvanklei; 15cmdik.
IV fijn zand, rijk aan wormhuisjes en haaientanden
(geulensysteem); 20tot80cm dik;lokaal verkittot groteblokken
Voorlopige soortenlijst van molluskenvan de groeveAmpe teEgem
Delijst isverrevan compleet,omdatveelmateriaal nog nader bestudeerdmoetworden. Voor het determineren
van deschelpenfauna’s werdgebruik gemaakt vanGeys
&Marquet (1983), Glibert(1985),Le Renard(1995) en
Le Renard & Pacaud(1995).
a =zandenvanEgem a=Zandsteenbank
Bivalven Arca
sp.
a a Turkostrea multicostata(Deshayes, 1832) a Lucinasquamula Deshayes, 1825
ts Monitiloraelegans (Deffance, 1832)
a a Megacardita planicosta (Lamarck, 1806)
a Venericardiasulcataaizyensis (Deshayes, 1858)
a Bathytormus tenuistriatuspropinquus
(Watelet, 1851)
a Vepricardium paniseliense (G. Vincent, 1882)
a Vepricardium sp.
a Nemocardiumsp.
a a Macrosolenhollowayesi (Sowerby, 1817)
a Callistasuberycinoides, (Deshayes, 1825)
a Corbula cf.flandrica, Glibert,1985
Gastropoden
a Architectonica(Stellaxis) aff. bistriata
(Deshayes, 1832)
a Megalocypraea tuberculosaumbonifera
(Schilder, 1931)
a Galeodea(Mambrinia) gallica Wrigley, 1934
a Clavilithesparisiensis (Mayer, 1887)
a Eopsephaea angusta(Deshayes, 1835)
a a Volutocorbis elevata(J.C. deSowerby, 1840) a a Athleta(Volutospina) aff. athleta(Solanderin
Brander, 1766)
a Athleta(Neoathleta)aff.listerarum LeRenard, 1994
a Tudiculadejaeri, (Vincent&Rutot, 1893)
a Scaphander parisiensis Orbigny, 1850
Literatuur
Geys, J.F. enR.Marquet, 1983. Veldatlasvoor Cenozo-ische fossielen vanBelgië. - Publ. v.d.Belg. Ver. v.
Pal. Nr. 3.
Glibert, M., 1985.Les Bivalves etGastéropodes du Bru-xellien Inférieur de la Belgique
(Éocène
moyen).-Annls. Soc. R. zool.Belg.,T. 115(1985), suppl.I: pp.
261-368, Bruxelles.
LeRenard,J., 1995. Révision desMollusques Paléogènes du Bassin de Paris III- Chronologie des Créateurs de
références
primaires.- Cossmannia,Paris3(4)
décem-bre, 1995: pp. 133-150, sans figs.
LeRenard, J. & M.Pacaud, 1995. Révision des
Mollus-quesPaléogènes du Bassin de Paris II- Liste des
référencesprimairesdesespèces.-Cossmannia,Paris
3(3), mai 1995: pp.65-132, sansfigs.
Simaeys, Stefaan, 1994.Deelnameaan deprijsvoor
na-tuurstudie.De Visfauna uit de basisvan de Klei van
Egemkapel in de groeveAmpeteEgem (OnderEoceen
vanNoordwest-België).
Steurbaut,E. 1987. TheYpresian in theBelgianBasin.
-Buil. v.d.Belg. Ver.v. Geol.,V.96, deel 4; pp.
339-351, Brussel.
Steurbaut,E.enP.Jacobs, 1993.Excursies geologie van
België: hetPaleogeen in Vlaanderen, georganiseerd door GGG Genootschap van Geologen van de Uni-versiteit Gent: 29
p.,21 fig.,Gent.
*FreddievanNieulande,Scheldepoortstraat56, 4339 BN Nieuw-enSt.Joostland, tel. 0118-6011729, email:freddie@van-nieulande.myweb. nl
*StefMermuys, Loodsmandreef18,2661 SWBergschen-hoek, teL 010-5214771,