• No results found

Hoe ingewikkeld is overige uitbuiting? : Stand van zaken in 2014 van de rechtspraak over overige uitbuiting bij mensenhandel op grond van 273f Sr van het Wetboek van Strafrecht

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Hoe ingewikkeld is overige uitbuiting? : Stand van zaken in 2014 van de rechtspraak over overige uitbuiting bij mensenhandel op grond van 273f Sr van het Wetboek van Strafrecht"

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Hoe ingewikkeld is overige uitbuiting?

Stand van zaken in 2014 van de rechtspraak over overige uitbuiting bij

mensenhandel op grond van artikel 273f van het Wetboek van

Strafrecht

Marius Pieter Hutter piet.hutter@live.nl

Studentennummer 7907044 30 juli 2015

Masterscriptie strafrecht (10 punten) Begeleider: Mr. S. Wirken

Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit van Amsterdam

(2)

2

Inhoudsopgave:

Inleiding

Overige uitbuiting bij mensenhandel (blz. 3) Hoofdvraag (blz. 4)

Normatief kader (blz. 5) Ordening (blz. 5) Hoofdstuk 1

Artikel 273f Wetboek van Strafrecht: Mensenhandel (blz. 7) Actus reus (blz. 8)

Mens rea (blz. 9)

Het Palermo Protocol (blz. 9) Artikel 4 EVRM (blz. 11)

Is het verbod op mensenhandel absoluut? (blz. 12) Mensenhandel in Nederland (blz. 12)

Vervolging van mensenhandel in Nederland (blz. 13) Hoofdstuk 2

Problemen bij overige uitbuiting (blz. 16)

Het beginsel van de rechtszekerheid en artikel 273f Sr (blz. 16) Rechtszekerheid van de dader (blz. 16)

Rechtszekerheid van het slachtoffer (blz. 17)

Bescherming van slachtoffers met een illegale status (blz. 18) Vergissingen van de rechter (blz. 19)

Samenvattend (blz. 19) De rechter (blz. 20)

Nieuw recht en de rechtszekerheid (blz. 20)

Is het beginsel van rechtszekerheid absoluut? (blz. 21) Het arrest Chinese Horeca (blz. 22)

Hoofdstuk 3

Jurisprudentie over overige uitbuiting bij mensenhandel in 2014 (blz. 25) De uitspraken over overige uitbuiting van 2014 (blz. 26)

Het houthakkers-arrest (blz. 27) Onderzoek-Boerdijk (blz. 27) Telefoonabonnementen (blz. 28) Indiase mannen (blz. 29) Wietplantage (blz. 29) Rechtszekerheid (blz. 30) De rechter (blz. 31)

Oogmerk van uitbuiting, opzet (blz. 32) Hoofdstuk 4

Conclusie (blz. 34) Literatuur (blz. 38)

(3)

3

Inleiding

Overige uitbuiting bij mensenhandel

Van het delict ‘mensenhandel’ is niet alleen sprake als een mens wordt verhandeld als een goed. Kenmerkend voor mensenhandel is wat Ten Kate de twee hoofdelementen noemt:

‘onvrijwilligheid en uitbuiting’.1 Deze twee elementen maken dat bijvoorbeeld onvrijwillige

prostitutie onder de noemer ‘mensenhandel’ valt.

Mensenhandel is vaak een grensoverschrijdende activiteit. Mensenhandel en mensensmokkel (artikel 197a Wetboek van Strafrecht) moeten echter van elkaar worden onderscheiden. ‘Mensensmokkel is kort gezegd hulp bij illegale binnenkomst en verblijf. Mensenhandel is kort gezegd het dwingen – in ruime zin – van mensen om zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van (seksuele) diensten of om eigen organen beschikbaar te stellen.

Mensensmokkel is niet (..) gericht op uitbuiting. Bij mensensmokkel is het belang van de staat in het geding. Dat belang is daarin gelegen dat op het grondgebied van de staat alleen mensen

verblijven die daartoe gerechtigd zijn.’2

Bij het delict van mensenhandel worden grondrechten geschonden, waarvan het recht op persoonlijke vrijheid (artikelen 4 en 5 EVRM, artikel 9 IVBPR, artikel 15 van de Grondwet) het voornaamste grondrecht is. Bij mensenhandel staat de bescherming van de meest

kwetsbaren van onze samenleving centraal.

Sinds 2005 valt niet alleen de exploitatie van ‘seksslaven’ onder het mensenhandel-artikel 273f Sr (nieuw), maar ook de exploitatie van ‘gewone’ slaven bij ‘het verrichten van arbeid

of diensten’ (lid 1 onder 4). Het laatste delict wordt overige uitbuiting genoemd. De term

‘overige uitbuiting’ is niet afkomstig uit artikel 273f Sr. Lid 2 spreekt van ‘andere vormen

van (..) gedwongen of verplichte arbeid of diensten, slavernij en met slavernij of dienstbaarheid te vergelijken praktijken.’

De huidige omvang van het delict houdt verband met de tijdgeest: ‘(..) factors contributing to the spread of the phenomenon are: globalization of labour and markets, associated with increasing obstacles to legal migration that may push people in search of better living standards into the hands of traffickers who promise that they will help them to reach their desired destinations. The modernization of travel systems, the reduced costs of travelling, and the use of new technologies, such as the internet, are among the factors that have facilitated

the spread of trafficking in persons in the last decades.’3

In de juridische literatuur is de term ‘overige uitbuiting’ voor niet-seksuele mensenhandel gangbaar, zij het dat daaronder ook ‘het oogmerk van (..) de verwijdering van diens (dat wil zeggen: van een ander) organen’ (lid 1 onder 1) valt. Over het laatste wil ik het niet hebben in deze scriptie. Het onvrijwillig verwijderen van organen met het oogmerk van uitbuiting is tot op heden in Nederland niet strafrechtelijk vervolgd, wat hopelijk impliceert dat het delict niet

heeft plaatsgevonden.4 Het delict dat ik in deze scriptie wil behandelen isoverige uitbuiting

bij mensenhandel, de exploitatie van ‘gewone’ slaven, in Nederland strafbaar gesteld in artikel 273f Sr.

Mensenhandel wordt moderne slavernij genoemd.5 De term ‘moderne slavernij’ is

verwarrend: ‘(..) enslavement is only a crime against humanity if it is committed in a

1 Mr. W.J.B. ten Kate, Mensenhandel Moderne slavernij, Serie Praktijkwijzer Strafrecht, Deventer 2013, blz 3 2 Kamerstuk 29 291: Uitvoering van internationale regelgeving ter bestrijding van mensensmokkel en mensenhandel nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

3Silvia Scarpa, Trafficking in Human Beings: Modern Slavery, Print publication date: 2008,Print ISBN-13: 9780199541904,Published to Oxford Scholarship Online: January 2009,, blz 13

4 Ten Kate 2013, blz 36 5 Ten Kate 2013, blz 1

(4)

4 widespread or systematic manner by an organization which displays State-like features. (..) While enslavement as a crime against humanity may belong to the jurisdictional realm of international tribunals and the International Criminal Court (..) other forms of human trafficking are (..) best left to national courts.’6

Slavernij is de onderdrukking van mensen met de bemoeienis of de goedkeuring van een staat, terwijl mensenhandel een private criminele daad is. ‘We governments are not the villains here. Traffickers are just criminals,’ citeert Gallagher een gedelegeerde bij een conferentie

over mensenhandel.7 Slavernij is het permanente bezit van mensen. Het voordeel trekken uit

de tijdelijke commerciële exploitatie van mensen valt onder het delict mensenhandel.8

Mensenhandel is geen slavernij, maar slavernij kan wel een extreme vorm van mensenhandel zijn: ‘Slavery is identified of one of the several end purposes for which a person may be

trafficked.’9 Het verschil tussen slavernij en mensenhandel schuilt in de intensiteit en de mate

van de exploitatie van mensen.

Het doel van het Palermo Protocol van de Verenigde Naties in 200010, ‘The Protocol to

Prevent, Suppress and Punish Trafficking in Persons, Especially Women and Children’, was het juridische gat te dichten tussen de permanente en de tijdelijke exploitatie van mensen: ‘what the Palermo Protocol does is give voice to the various types of human exploitation which have international instruments attached to them and brings them together for the first time.’11

Hoofdvraag

Mensenhandel is een ernstig delict dat een effectieve vervolging vereist. ‘(..) one of the most

worrying phenomena of the XXI century’, schrijft Scarpa.12 De professionals die zich in

Nederland bezighouden met de bestrijding van mensenhandel, met name: - de Nationaal Rapporteur Mensenhandel,

- de Comensha13

en andere instellingen,

- de advocaten van de verdachten van mensenhandel - politici

- juridisch-wetenschappelijke schrijvers

maken zich zorgen over de ondoorzichtigheid en de complexiteit van de Nederlandse

wetgeving over mensenhandel, het artikel 273f Sr. Ze zijn bang dat de ingewikkelde redactie van artikel 273f Sr gevolgen heeft voor de effectiviteit van de vervolging van het delict . De professionals zijn van mening dat de leden van artikel 273f Sr zo breed en complex zijn geformuleerd dat veel gedragingen van verdachten er gemakkelijk onder vallen en

6 H. van der Wilt, ‘Trafficking in Human Beings, Enslavement, Crimes against Humanity: Unravelling the Concepts’, in: 13 Chinese Journal of International Law (2014), blz 297

7 Anne Gallagher, The international law of Human Trafficking, Cambridge 2010, blz 2 8 Van der Wilt 2014, blz 298,299,301

9 Gallagher 2010, blz 189

10 Protocol to prevent, suppress and punish trafficking in persons, especially women and children,

supplementing the United Nations convention against transnational organized crime (Palermo Protocol) United

Nations 2000 (Protocol inzake de voorkoming, bestrijding en bestraffing van mensenhandel, in het bijzonder vrouwenhandel en kinderhandel, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen

grensoverschrijdende georganiseerde misdaad. New York, 15 november 2000, Trb. 2001,69) 11 Jean Allain, ‘The Legal Definition of Slavery into the Twenty-First Century’,

(DOI:10.1093/acprof:oso/9780199660469.003.0012),in: Jean Allain, The Legal Understanding of Slavery: From

the Historical to the Contemporary. Print publication date: 2012 (Print ISBN-13: 9780199660469); Published to

Oxford Scholarship Online: January 2013 (DOI: 10.1093/acprof:oso/9780199660469.001.0001), blz 215 12 Scarpa 2009, blz 1

13 CoMensha: het Coördinatiecentrum Mensenhandel in Nederland, en voor het OM en de politie het meldpunt van slachtoffers van mensenhandel. CoMensha houdt zich vooral bezig met slachtofferhulp.

(5)

5 bestanddelen zeer divers kunnen worden uitgelegd. Tegelijkertijd achten ze het artikel zo weinig afgebakend dat het in de rechtspraak moeilijk hanteerbaar is. Van der Meij en Van der

Leun noemen het de paradox van de strafbaarstelling van overige uitbuiting.14

De hoofdvraag van mijn scriptie luidt:

- Welke conclusies, die verband houden met de kritiek van professionals op het artikel

273f Sr, zijn te trekken uit de rechterlijke uitspraken over overige uitbuiting bij mensenhandel in 2014?

Deelvragen zijn:

- Welke gevolgen hebben de ingewikkeldheid van het delict en het artikel 273f Sr voor

de beoordeling van gevallen van overige uitbuiting bij mensenhandel?

- Is er op grond van de jurisprudentie een causaal verband aan te wijzen tussen de

ineffectiviteit van de vervolging van het delict en de wijze waarop 273f Sr is geformuleerd?

- Hebben de professionals die zich bezig houden met de bestrijding van mensenhandel

recht van spreken als ze beweren dat de complexe redactie van artikel 273f Sr

gevolgen heeft voor de opsporing en vervolging van gevallen van overige uitbuiting?

De professionals zijn van mening dat ze aan het artikel 273f Sr niet voldoende houvast hebben om hun werk goed te doen. De ernst en de omvang van het delict overige uitbuiting bij

mensenhandel vraagt om effectiviteit van de vervolging, maar die effectiviteit blijft achter in vergelijking met de vervolging van andere delicten. De vraag is of er een causaal verband bestaat tussen de ineffectiviteit van de vervolging van het delict en de ingewikkelde wijze waarop het artikel 273f Sr is opgesteld. De professionals denken van wel: volgens hen is er een verband tussen de resultaten van de vervolging van mensenhandel en de complexiteit van het artikel.

Normatief kader

De klachten uit de rechtspraktijk houden in dat het artikel 273f Sr niet voldoet bij de vervolging van mensenhandel. Het artikel beantwoordt niet aan de eis van een goede, werkbare rechtsregel. Het artikel schiet te kort in het onderscheiden van een normale en van een niet-normale arbeids- of familieverhouding.

Het legaliteitsbeginsel leert dat een gedraging van niet-normale aard in een arbeids- of familieverhouding, die niet vervolgbaar is op grond van 273f Sr, niet onder de noemer mensenhandel te scharen is. Een verdachte van mensenhandel die is vrijgesproken, is geen mensenhandelaar. Het onvermogen om gedragingen in gevallen, waarin sprake is van uitbuiting en onvrijwilligheid, succesvol te vervolgen op grond van artikel 273f Sr, is in het licht van de bescherming van de zwakkeren in onze samenleving teleurstellend.

Ordening

Voor mijn onderzoek zal ik in het volgende hoofdstuk verduidelijken wat de strafbaarstelling van overige uitbuiting bij mensenhandel in Nederland inhoudt, en de omvang van het

probleem van overige uitbuiting schetsen.

Van belang voor de interpretatie van overige uitbuiting bij mensenhandel is de wetshistorie

van het artikel 273f Sr, het Palermo Protocol en het daarop volgende Europese Kaderbesluit15.

14P.P.J. van der Meij & J.P. van der Leun, ‘Beleid, barrières en begrenzingen. Een domeinoverschrijdende aanpak van het fenomeen mensenhandel’, in: G.K. Schoep e.a. (red.), Vervlechting van domeinen (De

Wijkerslooth-bundel), Deventer: Kluwer, p. 72

15 KADERBESLUIT VAN DE RAAD van 19 juli 2002 inzake bestrijding van mensenhandel (2002/629/JBZ) (PbEG L 203)

(6)

6 De twee eerste uitspraken van het Europees Hof van de Rechten van de Mens (EHRM) inzake

schendingen van het verbod op slavernij (artikel 4 EVRM), Siliadin vs Frankrijk16 en Rantsev

vs Cyprus en Rusland17, zijn van belang. De laatste uitspraak breidde de reikwijdte van het

slavernijverbod van artikel 4 EVRM uit met het delict mensenhandel.

De problemen die de professionals, die mensenhandel bestrijden en beschrijven, ervaren en die volgens hen voortkomen uit de wetgeving, zal ik in hoofdstuk 2 nader onderzoeken. De nadruk ligt op problemen die te maken hebben met het beginsel van rechtszekerheid, de rechtsgang, en de interpretatie van het onderdeel ‘oogmerk van uitbuiting’ van lid 1 onder 1 van artikel 273f Sr. Het standaardarrest Chinese Horeca uit 2009 van de Hoge Raad geeft een duidelijke invulling voor het onderdeel ‘oogmerk van uitbuiting’.

In hoofdstuk 3 zal ik de uitkomsten van het voorgaande hoofdstuk vergelijken met de rechtspraktijk, met name de jurisprudentie over overige uitbuiting van 2014.

Uit de vergelijking zal ik in hoofdstuk 4 conclusies trekken. De uitkomsten van het jurisprudentie-onderzoek zal ik toetsen aan de hoofdvraag en de deelvragen.

16 EHRM 26 juli 2005: 73316/0 17 EHRM 6 januari 2010: 25965/04

(7)

7

‘Indien bij het ontwerpen van een bepaling een sluitende, maar ingewikkelde formulering is gevonden, dient steeds te worden nagegaan of het niet eenvoudiger kan.’18

Hoofdstuk 1

Artikel 273f Wetboek van Strafrecht: Mensenhandel

Artikel 273f Sr is ondergebracht onder titel XVIII van het Wetboek van Strafrecht: misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid. De systematiek van het Wetboek maakt duidelijk dat er

samenhang is tussen het delict van mensenhandel, grondrechten en mensenrechten.19

Wat opvalt aan artikel 273f Sr is de omvang van het artikel en de lengte van verschillende

bepalingen: ‘Het artikel is lang en complex’20, zegt Ten Kate. ‘Nog steeds is artikel 273f Sr

de meest omvangrijke bepaling in het Wetboek van Strafrecht.21 Het gelaagde artikel blijft

complex’, schrijft de Nationaal Rapporteur Mensenhandel op 13 oktober 2011 aan de Minister

van Veiligheid en Justitie.22

Voor zover van belang voor overige uitbuiting bij mensenhandel, het onderwerp van deze scriptie, luidt artikel 273f Sr:

1. Als schuldig aan mensenhandel wordt met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie gestraft:

1°. degene die een ander door dwang, geweld of een andere feitelijkheid of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die ander heeft, werft, vervoert, overbrengt, huisvest of opneemt, met inbegrip van de wisseling of overdracht van de controle over die ander, met het oogmerk van uitbuiting van die ander of de verwijdering van diens organen;

4°. degene die een ander met een van de onder 1° genoemde middelen dwingt of beweegt zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten of zijn organen beschikbaar te stellen dan wel onder de onder 1° genoemde omstandigheden enige handeling onderneemt waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van arbeid of diensten of zijn organen beschikbaar stelt;

6°. degene die opzettelijk voordeel trekt uit de uitbuiting van een ander;

2. Uitbuiting omvat ten minste uitbuiting van een ander in de prostitutie, andere vormen van seksuele uitbuiting, gedwongen of verplichte arbeid of diensten, met inbegrip van

18 www.kcwj.nl/kennisbank/aanwijzingen-voor-de-regelgeving/hoofdstuk-3-algemene-aspecten-van-vormgeving-ar-52-104a

19 C.P.M. Cleiren, M.J.M.Verpalen (red.), Strafrecht. Tekst en commentaar. De tekst van het Wetboek van

Strafrecht en enkele aanverwante wetten voorzien van commentaar, Deventer 2012 (9e druk), blz 1489 20 Ten Kate 2013, blz 17

21Overigens is artikel 4 Sr nog langer.

22 www.nationaalrapporteur.nl/../20111013-brief-aan-min-venj-implementatie-eu-richtlijn-mensenhandel_tcm63-493348.pdf

(8)

8

bedelarij, slavernij en met slavernij te vergelijken praktijken, dienstbaarheid en uitbuiting van strafbare activiteiten.

6. Onder kwetsbare positie wordt mede begrepen een situatie waarin een persoon geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan.

Lid 1 onder 2 verschilt van lid 1 onder 1 in zoverre dat lid 1 onder 2 over de handel in mensen gaat die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt. Het element ‘dwang, geweld of een

andere feitelijkheid of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die ander heeft’ hoeft in dat geval voor een succesvolle vervolging niet te worden

bewezen.

Actus reus

23

De ongeoorloofde middelen (dwang, geweld.. etc.) genereren de ‘onvrijwilligheid in enigerlei

vorm bij het slachtoffer’24, het eerste hoofdelement van mensenhandel dat Ten Kate noemt.

De volwassene die zich vrijwillig in een uitbuitingssituatie begeeft en de keuze heeft uit vrije wil uit die situatie te ontsnappen, kan niet als slachtoffer van mensenhandel worden

aangemerkt.

Met de ‘kwetsbare positie’ van het slachtoffer van lid 6 wordt niet in eerste instantie de afhankelijke positie van een slachtoffer onder de 18 jaar bedoeld. ‘Een kwetsbare positie kan onder andere het gevolg zijn van illegale binnenkomst of illegaal verblijf, ongedocumenteerde status, verslaving of een psychische of lichamelijke handicap,’ schrijft de minister in de

Memorie van Toelichting naar aanleiding van het toevoegen van lid 6 in 2012.25

In lid 2 van 273f Sr is de uitbuiting beschreven, maar niet de strafbaarheid. De handelingen

die op grond van lid 1 onder 4 273f Sr onder uitbuiting vallen, zijn strafbaar.26 Het onder

dwang laten verrichten van arbeid en diensten met het oogmerk om uit te buiten, is strafbaar. De algemene definitie van uitbuiting in lid 2 en van de kwetsbare positie van lid 6 maken artikel 273f Sr ‘gelaagd’: algemene, en specifieke elementen, zoals de strafbare handelingen van lid 1 onder 4, zijn in één wetsartikel verenigd. Alink en Wiarda signaleren de gelaagdheid

van artikel 273f Sr ook.27

Lid 1 onder 6 zegt dat anderen strafbaar kunnen zijn dan degene die de situatie van uitbuiting heeft laten ontstaan. Er hoeft geen sprake te zijn van opzet op de uitbuiting of van een

oogmerk van uitbuiting, maar opzet op het te halen voordeel dat door de uitbuitingssituatie kan ontstaan. Voor het gehele artikel 273f Sr geldt: ‘In één strafbepaling de strafbaarstelling van alle ‘ketenpartners’ in de mensenhandel, van handelaren tot uitbuiters, met inbegrip van

23 De ‘action’ en ‘means’ elementen, Gallagher 2010, blz 29, 31

24 Marnix Alink en Just Wiarda, ‘Materieelrechtelijke aspecten van mensenhandel in Nederlandse strafrecht’, in: Dajo de Prins e.a., Vereniging voor de vergelijkende studie van het recht in België en Nederland: Preadviezen

2010, Den Haag 2010, blz 215

25 Kamerstuk 33 309 n3. 3 Vergaderjaar 2011-2012: Implementatie van de richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad inzake voorkoming en bestrijding van mensenhandel. de bescherming van slachtoffers ervan, en ter vervanging kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad (PbEU L 101) MEMORIE VAN

TOELICHTING

26 Zie hiervoor: Alink en Wiarda 2010, blz 219 27 Alink en Wiarda 2010, blz 212

(9)

9 rechtstreeks betrokken profiteurs, in alle takken van economische bedrijvigheid, in de

seksindustrie én in de overige arbeidsmarkt en dienstverlening.’28

Mens rea

29

Volgens lid 1 onder 1 van artikel 273f Sr moet de dader van mensenhandel het oogmerk hebben een ander mens uit te buiten. Oogmerk van uitbuiting is, wat het bewijs van uitbuiting betreft, een zware eis. Er moet bewezen worden dat de dader als doel het uitbuiten van een mens heeft, dus dat hij het uitbuiten heeft gewild, en niet dat de uitbuiting het gevolg is van

een handeling of nalaten die hij niet had voorzien, maar wel had moeten voorzien.30

De Hullu schrijft: ‘Vooral de wilscomponent staat bij oogmerk vrij sterk op de voorgrond. In de hedendaagse jurisprudentie wordt (..) voor een restrictieve lijn gekozen: wanneer oogmerk met zoveel woorden wordt genoemd (..) wordt dat oogmerk als een bijzondere vorm van

opzet behandeld, waarvoor voorwaardelijke opzet niet voldoende is.’ 31

Alink en Wiarda kiezen niet voor de ‘restrictieve lijn’ die De Hullu noemt, maar voor een ruime interpretatie van het begrip ‘oogmerk’. Hun argument is dat ‘de wetgever beoogt een ruime en doeltreffende strafrechtelijke bescherming tegen mensenhandel te bieden.’ Volgens hen is voorwaardelijke opzet, ‘de dader weet of - acht - het althans mogelijk (..) dat zijn

handelen verband houdt met mensenhandel’, voldoende voor een veroordeling.32

De wetsgeschiedenis van artikel 273f Sr zwijgt over de juiste interpretatie van oogmerk. De

minister spreekt in de Memorie van Toelichting over activiteiten van mensenhandel die

‘gericht zijn op de verwezenlijking van het einddoel, de uitbuiting’ (..).33 ‘Gericht zijn op’

past beter bij de interpretatie van oogmerk die De Hullu noemt, dan voorwaardelijke opzet. De uitbuiting hoeft niet te hebben plaatsgevonden - er hoeft niet daadwerkelijk te zijn

uitgebuit, bijvoorbeeld omdat het slachtoffer zich op tijd aan de uitbuiting wist te onttrekken - maar de dader moet van meet af aan het oogmerk hebben gehad het slachtoffer uit te buiten.

Het Palermo Protocol

Op 1 januari 2005 werd in het Wetboek van Strafrecht het delict van niet-seksuele uitbuiting, waaronder ook de onvrijwillige verwijdering van menselijke organen valt, samengevoegd met

het delict van seksuele uitbuiting. Mensenhandel bestond tot dan toe uit seksuele uitbuiting.34

De aanleiding voor de aanpassing is artikel 3 van het Palermo Protocol van de Verenigde Naties (2000). Artikel 273f Sr, waarin mensenhandel in Nederland strafbaar is gesteld, heeft

een sterke gelijkenis met artikel 3 van het Palermo Protocol.35

a. „mensenhandel": het werven, vervoeren, overbrengen van en het bieden van onderdak aan of het opnemen van personen, door dreiging met of gebruik van geweld of andere vormen van dwang, ontvoering, bedrog, misleiding, machtsmisbruik of misbruik van een kwetsbare positie of het verstrekken of in ontvangst nemen van

28 Alink en Wiarda 2010, blz 212, 213

29 The Purpose element, Gallagher 2010, blz 34

30 S.A.M. Stolwijk, Inleiding in het strafrecht in 13 hoofdstukken, Deventer 2009, 3e dr., blz 115

31 J. de Hullu, Materieel strafrecht. Over algemene leerstukken van strafrechtelijke aansprakelijkheid naar

Nederlands recht, Deventer 2009, blz 245

32 Alink en Wiarda 2010, blz 218

33 Kamerstuk 29 921 nr.3 vergaderjaar 2003-2004: Uitvoering van internationale regelgeving ter bestrijding van

mensensmokkel en mensenhandel MEMORIE VAN TOELICHTING, blz 18

34 In de mensenhandel-bepalingen (oud) 250ter, 250a en de voorlopers daarvan: het bordeelverbod 250bis en het soutenage-delict van artikel 432 onder 3 Wetboek van Strafrecht. Op 1 september 2006 is 273a Sr vernummerd tot 273f Sr, het huidige nummer. Zie hiervoor Ten Kate 2013, blz 11, 12

(10)

10

betalingen of voordelen teneinde de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap heeft over een andere persoon, ten behoeve van uitbuiting. Uitbuiting omvat mede: ten minste de uitbuiting van prostitutie van anderen of andere vormen van seksuele uitbuiting, gedwongen arbeid of diensten, slavernij of praktijken die vergelijkbaar zijn met slavernij, onderworpenheid of de verwijdering van organen; b. de instemming van een slachtoffer van mensenhandel met de beoogde uitbuiting, bedoeld in onderdeel a van dit artikel, is irrelevant indien een van de in onderdeel a bedoelde middelen zijn gebruikt;

c. het werven, vervoeren en overbrengen van, het bieden van onderdak aan of het opnemen van een kind met het oogmerk van uitbuiting wordt beschouwd als „mensenhandel", ook indien hierbij geen van de in onderdeel a van dit artikel bedoelde middelen zijn gebruikt;

d. „kind": iedere persoon jonger dan achttien jaar.36

Voor het delict van overige uitbuiting is het Protocol van belang: ‘Van grote betekenis is de

uitbreiding van het bereik van mensenhandel.’37 Het EU-Kaderbesluit inzake de bestrijding

van mensenhandel, dat in 2002 op het Protocol volgt, omschrijft mensenhandel in gelijke bewoordingen, maar zonder de strafbaarstelling voor de onvrijwillige verwijdering van

organen.38 Het gevolg voor de Nederlandse wetgeving is duidelijk: ‘Mensenhandel moet uit

de sfeer van uitsluitend seksuele uitbuiting worden gebracht.’39

Vanwege het Protocol en het Kaderbesluit paste Nederland zijn wetgeving aan. ‘De meest gebruikelijke wijze waarop staten toepassing geven aan internationale verplichtingen, is door

nationale wetgeving vast te stellen die deze verplichtingen omzet in nationaal recht.’40

Het Kaderbesluit is als instrument sinds het Verdrag van Lissabon (2009) vervangen door de

richtlijn.41 Een richtlijn is ‘(..) verbindend ten aanzien van het te bereiken resultaat voor elke

lidstaat waarvoor zij bestemd is, doch aan de nationale instanties wordt bij het nakomen van

hun verplichtingen de bevoegdheid gelaten ‘vorm en middelen’ te kiezen.’42 De bescherming

van slachtoffers van mensenhandel moet het doel van de nieuwe wetgeving zijn. De nationale wetgever is vrij te bepalen op welke wijze hij dat doel wil bereiken.

De internationale verplichten hadden in Nederland het artikel 273f Sr (nieuw) als resultaat. Op advies van het Openbaar Ministerie oordeelde de regering dat de nieuwe internationale regelgeving inzake mensenhandel wordt neergelegd in een enkele nieuwe bepaling, en niet in aparte bepalingen voor seksuele uitbuiting en voor niet-seksuele uitbuiting : ‘In die bepaling kan waar nodig rekening worden gehouden met op seksuele uitbuiting gerichte

mensenhandel.’43

36 Protocol to prevent, suppress and punish trafficking in persons, especially women and children,

supplementing the United Nations convention against transnational organized crime (Palermo Protocol) United

Nations 2000 (Protocol inzake de voorkoming, bestrijding en bestraffing van mensenhandel, in het bijzonder vrouwenhandel en kinderhandel, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen

grensoverschrijdende georganiseerde misdaad. New York, 15 november 2000, Trb. 2001,69) 37 Alink en Wiarda 2010, blz 201

38 KADERBESLUIT VAN DE RAAD van 19 juli 2002 inzake bestrijding van mensenhandel (2002/629/JBZ) (PbEG L 203)

39 Alink en Wiarda 2010, blz 201

40 A. Nollkaemper, Kern van het internationale publiekrecht, Den Haag 2007, blz 247 41 http://www.europa-nu.nl/id/vh7dotmxlyyu/kaderbesluit

42 W.T. Eijsbouts e.a. (red.), Europees recht – Algemeen deel. Sinds het Verdrag van Lissabon, Groningen 2010, 3de herz. Dr. blz 56

43Kamerstuk 29 291 Uitvoering van internationale regelgeving ter bestrijding van mensensmokkel en mensenhandel nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING, vergaderjaar 2003-2004

(11)

11 Vanaf 2005 is het belangrijkste onderwerp van het mensenhandel-artikel niet meer seksuele uitbuiting, maar ‘overige uitbuiting’, ‘waar nodig’ aangevuld met bepalingen over seksuele uitbuiting.

Ondanks het advies van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel om artikel 274, het verbod op slavenhandel, te schrappen uit het Wetboek van Strafrecht, besluit de regering dat niet voor te stellen. Het ‘specifieke karakter van slavernij, zoals de volledige zeggenschap van de ene mens over de andere’ en onzekerheid hoe ‘de nieuwe bepaling inzake mensenhandel in de

praktijk zal worden toegepast’ nopen daartoe. 44 Het sluit aan bij het Palermo Protocol:

mensenhandel en slavernij zijn geen identieke delicten. Slavernij is permanente zeggenschap over mensen, mensenhandel tijdelijke zeggenschap.

Artikel 4 EVRM

In 2005 onderscheidt de regering mensenhandel, of moderne slavernij, en slavenhandel, ‘de volledige zeggenschap van de ene mens over de andere’, van elkaar. Dat is in lijn met een uitspraak van het EHRM uit 2005, Siliadin tegen Frankrijk. Het is de eerste keer dat het

EHRM een schending van een verdragspartij van artikel 4 EVRM constateerde45. Het ging in

deze zaak om overige (niet-seksuele) uitbuiting.

Het verbod op slavernij is vastgelegd in Artikel 4 EVRM. Voor deze scriptie zijn lid 1 en 2 van belang:

1. Niemand mag in slavernij of dienstbaarheid worden gehouden.

2. Niemand mag gedwongen worden dwangarbeid of verplichte arbeid te verrichten.

In de zaak Siliadin tegen Frankrijk was het slachtoffer een Togolees meisje dat jarenlang door een Frans echtpaar als huishoudslaafje werd uitgebuit. Het oordeel van het Hof in 2005 lijkt in eerste instantie aan te sluiten bij de ‘klassieke’ opvatting van slavernij: ‘Mr. and Mrs. B. excercised a genuine right of legal ownership over her, thus reducing her to the status of an

“object”.46 Dat is schijn: ‘the Court concludes that the applicant (..) was held in servitude

within the meaning of Article 4 of the Convention.,47 ‘hence she was not hold in slavery’.48

Dwangarbeid valt onder slavernij, concludeerde het Hof 49 en Siliadin was een gevangene in

dienstbaarheid, maar het Hof oordeelde dat ze niet als eigendom, als slaaf, van haar

werkgevers kon worden beschouwd. De Franse wet kon het misbruik van die dienstbaarheid niet beschermen en daarom werd Frankrijk veroordeeld wegens schending van artikel 4

EVRM.50

In 2010, in de zaak Rantsev tegen Cyprus en Rusland51, ging het om seksuele uitbuiting. Het

Hof bracht in deze zaak het delict mensenhandel onder de reikwijdte van het slavernij-artikel. ‘As a result of Rantsev, Member States of the Council of Europe now have an obligation to

44 Kamerstuk 29 921 nr.3 vergaderjaar 2003-2004: Uitvoering van internationale regelgeving ter bestrijding van

mensensmokkel en mensenhandel MEMORIE VAN TOELICHTING, blz 13

45 Alink en Wiarda 2010, blz 209 46 EHRM 26 juli 2005: 73316/0, nr. 122 47 EHRM 26 juli 2005: 73316/0, nr. 129

48 Silvia Scarpa, Trafficking in Human Beings: Modern Slavery, Print publication date: 2008(Print ISBN-13: 9780199541904);Published to Oxford Scholarship Online: January 2009

DOI:10.1093/acprof:oso/9780199541904.001.0001), blz 140 49 Cleiren en Verpalen 2012, blz 1494

50 Van de Wilt 2014, blz 309 51 EHRM 6 januari 2010: 25965/04

(12)

12 suppress not only slavery, servitude and forced labour, but any type of human exploitation on their territory.’52

In deze zaak viel een Russische variétéartieste in Cyprus, onder bedreiging of door een duw van een van haar uitbuiters, van een balkon en overleed aan de gevolgen. ‘(..) the court concludes that trafficking itself, within the meaning of Article 3 (a) of the Palermo Protocol

(..) falls within the scope of Article 4 of the convention.’53

Jean Allain concludeert: ‘In a contradictory manner, the Court did not narrow the scope of application to make trafficking synonymous with slavery, but instead expanded the scope of Article 4, beyond its textual boundaries of slavery, servitude and forced labour, to make it applicable to any type of exploitation including those others enumerated in the treaty

definitions of 'trafficking in human beings'.’54

Wat de gevolgen van deze uitspraak voor de Nederlandse rechtspraak zullen zijn, is lastig te bepalen. Lid 1 van artikel 46 van het EVRM zegt dat alleen verdragspartijen zich verbinden

‘aan de einduitspraak van het Hof in de zaken waarbij zij partij zijn.’55 Een delict dat

voortkomt uit ‘de volledige zeggenschap van de ene mens over de andere’ is in Nederland onder artikel 273f Sr of artikel 274 Sr strafbaar. Als het EHRM een uitspraak doet over een schending van artikel 4 EVRM in een zaak waarin de Nederlandse staat partij is, kan het een voor Nederland verbindende uitspraak doen. Wellicht zal de uitkomst van zo’n uitspraak zijn dat artikel 274 Sr overbodig is.

Is het verbod op mensenhandel absoluut?

Het EHRM heeft in 2010 in het arrest Rantsev versus Cyprus en Rusland geoordeeld dat ‘human trafficking’, mensenhandel, valt onder de reikwijdte van het verbod op slavernij van artikel 4 EVRM. Het verbod op slavernij is, zoals bijvoorbeeld het verbod op foltering, een absoluut verbod: ‘Niemand mag in slavernij of dienstbaarheid worden gehouden.’ (lid 1 van artikel 4 EVRM jo lid 2 van artikel 15 EVRM)

De uitspraak in het arrest Rantsev van het EHRM is voor Nederland niet verbindend, want Nederland was geen partij in het geding. Afgezien daarvan, betekent de uitspraak van het EHRM dat het verbod op mensenhandel absoluut is? Dat is de vraag: ‘The developments in case law of (..) the ECtHR do not prove that trafficking in human beings can simply be

equated with slavery.56 Van der Wilt is van mening dat de definities van slavernij en

mensenhandel niet samenvallen. Incidentele exploitatie van slachtoffers is niet hetzelfde als volledige zeggenschap over mensen.

Mensenhandel in Nederland

De zaken die sinds 2007 in Nederland zijn vervolgd op grond van het artikel 273f Sr zijn divers. Het betrof zaken als het uitbuiten van illegale Indonesische kroepoekbakkers; van illegale Chinezen in een restaurant; van seizoenarbeiders in een aspergekwekerij; van een illegaal minderjarig meisje in de huishouding; de uitbuiting door een vanwege ontucht veroordeelde GGZ-medewerker, die op financieel en seksueel vlak zijn slachtoffer uitbuitte; de uitbuiting door misleiding bij het door een ander laten afsluiten van

telefoonabonnementen; de uitbuiting door gedwongen drugssmokkel vanaf de Antillen en

52Jean Allain, ‘Rantsev v Cyprus and Russia: The European Court of Human Rights and Trafficking as Slavery’, in: Human Rights Law Review 10:3(2010), , blz 556

53 EHRM 6 januari 2010: 25965/04, nr. 282 54 Allain 2010, blz 555

55 Zie hiervoor ook Nollkaemper 2007, blz 433 ev 56 ‘Van der Wilt 2014, blz 312

(13)

13

vanuit Marokko.57 Steeds ging het om gedragingen van verdachten die verricht zouden zijn

met het oogmerk van uitbuiting.

Tussen 2009 en 2013 kwamen in Nederland jaarlijks gemiddeld 150 verdachten van seksuele en niet-seksuele mensenhandel voor de rechter. In 2012 en 2013 kwam het in ongeveer 70% van de rechtszaken tot een veroordeling. Tussen 2007 en 2011 was dat percentage ongeveer

55%. Van 1437 geregistreerde58 personen werd in 2013 vermoed dat ze in Nederland het

slachtoffer van mensenhandel zijn geworden. Een derde van hen had de Nederlandse

nationaliteit.59 Tussen 2007 en 2010 was wereldwijd 27% van het aantal geregistreerde

slachtoffers van mensenhandel minderjarig.60

Moeilijk te zeggen is of deze cijfers overeenkomen met de werkelijkheid: ‘The exact number of people trafficked annually through international borders is unknown: at the global level only estimates are available, while limited regional, sub-regional and national researchers

make use of a range of indicators to assess the scale of the phenomenon.’61 De Nationaal

Rapporteur Mensenhandel benadrukt dat het aantal geregistreerde slachtoffers niets zegt over

de totale omvang van mensenhandel in Nederland.62. Van der Meij & Van der Leun denken

dat het aantal geregistreerde slachtoffers het topje van de ijsberg is.63

Vervolging van mensenhandel in Nederland

Malsch, die een jaar mensenhandel-rechtspraak in Nederland samenvat, is niet te spreken over de effectiviteit van de vervolging in Nederland: ‘In 2010 zijn er in eerste aanleg 138

uitspraken in mensenhandelzaken gedaan, waarvan 111 mensenhandel in de seksindustrie betreffen en 29 overige uitbuiting. Twee uitspraken hebben zowel betrekking op seksuele als op overige uitbuiting. Het percentage vrijspraken in mensenhandelzaken is hoog: 37% in zaken die over de seksindustrie gaan, en maar liefst 52% in de overige uitbuitingszaken. Ter vergelijking: het aantal vrijspraken in alle strafzaken bij elkaar zou op dit moment ruim 9 procent zijn.’ Haar conclusie is: ‘Als je dit (vergissingen begaan bij vervolgingen op grond

van artikel 273f Sr) zo leest, vraag je je af of de grens van het steeds langer en complexer

maken van de strafbepaling inmiddels niet is bereikt. Als officieren van justitie en rechters zich al gaan vergissen, waarna zelfs mogelijk een vrijspraak volgt die bij een juiste redactie van de tenlastelegging te vermijden was geweest, wordt het dan geen tijd om de wet te vereenvoudigen? (..) Er is nog een ander argument voor vereenvoudiging. Verdachten en slachtoffers moeten toch ook kunnen begrijpen waar de discussie over gaat en waarom een verdachte wordt vrijgesproken of veroordeeld, ook in die gevallen waarbij een vrijspraak

komt door een onjuiste redactie van de tenlastelegging?’ 64

57 Ten Kate 2013, blz 50 - 61

58 Geregistreerd bij CoMensha, het Coördinatiecentrum Mensenhandel in het Nederland.

59 Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen (2014). Mensenhandel in en uit

beeld II. Update cijfers vervolging en berechting 2009-2013. Den Haag: Nationaal Rapporteur.

www.nationaalrapporteur.nl, en: NRM Nieuwe kerncijfers mensenhandel Nieuwsbericht | 24-09-2014

60 Majorie Kaandorp, Mirjam Blaak, Kinderhandel in Nederland. De aanpak van kinderhandel en de bescherming

van minderjarige slachtoffers in Nederland. UNICEF Nederland. Defence for Children

Voorburg 2013 61 Scarpia 2009, blz 8

62 www.nationaalrapporteur.nl/actueel/nieuws/2014/nieuwe-kerncijfers-mensenhandel 63 Van der Meij & J.P. van der Leun 2010,, blz 68

64 M. Malsch, ‘Mensenhandel: het verwachte effect van strafverhogingen’, in: Trema Straftoemetingsbulletin april 2013, blz 6 (Het artikel is een bespreking van het rapport Mensenhandel, Jurisprudentie

mensenhandelzaken 2009-2012, een analyse, van de hand van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel

(14)

14 D’66-Tweedekamerleden, die reageren op het artikel van Malsch, stellen de minister vragen ‘over de geringe oogst succesvolle vervolgingen voor mensenhandel en de problemen in de strafprocedure die volgens Malsch ontstaan door het complex geformuleerde artikel 273f Sr.’ Het antwoord van de minister is dat inmiddels (2012) 71% van het aantal zaken succesvol wordt afgedaan: volgens de minister een hoger percentage dan in voorgaande jaren. Hij raadt

de kamerleden aan een artikel van de Nationaal Rapporteur te lezen65, waarin zij Malsch van

repliek dient.66

De Nationaal Rapporteur is van mening dat de magistratuur steeds meer grip krijgt op artikel 273f Sr. Maar ze schrijft ook: ‘Ook vanuit de advocatuur bereiken mij geluiden dat men houvast mist. Het is voor advocaten nauwelijks mogelijk een verdachte een beeld te schetsen

van hetgeen hij of zij zou kunnen verwachten.’67 Evenals Malsch maakt zij zich zorgen om de

rechtszekerheid.

Tegelijkertijd concludeerde de Nationale Rapporteur in een ander rapport: ‘Al met al staan de rechter weinig interpretatieve instrumenten ter beschikking om de reikwijdte van het

mensenhandelartikel scherp af te bakenen.’68 Eerder schreef ze: ‘Artikel 273f Sr blijkt in de

praktijk een ingewikkelde bepaling om toe te passen. Dit komt doordat het artikel zelf complex is aangezien de tekst deels gebaseerd is op internationale instrumenten en alle mensenhandelvarianten in één artikel zijn vervat. Ook is het artikel opgebouwd uit meerdere uiteenlopende gedragingen, waarbij de strafwaardigheid verschilt. De complexiteit van dit artikel werkt door in tenlasteleggingen die vaak buitengewoon lang en niet altijd even

gemakkelijk te doorgronden zijn.’69

In 2004 repte een rapport, geschreven in opdracht van de Minister van Justitie, al van een ‘groot belang helderheid te scheppen in de verwarrende terminologie’. Het is namelijk ‘duidelijk (..) geworden dat het definiëren van mensenhandel en van daaraan gekoppelde

slavernij-achtige uitbuiting uitermate lastig is.’70

De cijfers spreken voor zich: gemiddeld 71% van de rechtszaken die te maken hebben met mensenhandel leiden tot een veroordeling, terwijl 91% van alle rechtszaken op alle andere

terreinen van het strafrecht tot een veroordeling zouden leiden.71

De vervolging in Nederland van het delict ‘overige uitbuiting’ van mensenhandel is niet zo effectief als de ernst van de misstand verlangt. Er zijn veel vrijspraken, in vergelijking met het aantal vrijspraken bij andere delicten. Veel gevallen van mensenhandel worden niet vervolgd, hoewel cijfers over die gevallen moeilijk op exactheid kunnen worden geschat. Het algemene oordeel van de professionals is dat de complexiteit, en als gevolg daarvan de ineffectiviteit,

65 C.E. Dettmeijer-Vermeulen, Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen, Is

artikel 273f Sr nog steeds zo ingewikkeld?, www.nationaalrapporteur.nl, 2013

66 Kamerstuk 33 309 Implementatie van de richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel, de bescherming van slachtoffers ervan, en ter vervanging van kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad (PbEU L 101)MEMORIE VAN ANTWOORD

67 Dettmeijer-Vermeulen 2013, blz 4

68 Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel geweld tegen kinderen, Mensenhandel. Negende

rapportage van de Nationaal Rapporteur, Den Haag 2013, blz 126

69Nationaal Rapporteur Mensenhandel, Jurisprudentie Mensenhandelzaken 2009-2012. Een analyse. Den Haag

2012, blz 167

70 Joanne van der Leun en Lisette Vervoorn, Slavernij-achtige uitbuiting in Nederland. Een inventariserende

literatuurstudie in het kader van de uitbreiding van de strafbaarstelling van mensenhandel, Den Haag 2004

Rapport in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het Ministerie van Justitie, resp blz 38 en 43

71 M. Malsch, ‘Mensenhandel: het verwachte effect van strafverhogingen’, in: Trema Straftoemetingsbulletin april 2013, blz 6 (Het artikel is een bespreking van het rapport Mensenhandel, Jurisprudentie

mensenhandelzaken 2009-2012, een analyse, van de hand van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel

(15)

15 van artikel 273f Sr kwetsbaren in onze maatschappij onvoldoende beschermt. Rechters

hebben meer kennis en ondersteuning nodig, betere oriëntatiepunten en een scherpere

motivatie van de Hoge Raad.72 De rechtszekerheid is in het geding. De verdediging kan slecht

voorzien hoe een zaak voor een verdachte zal aflopen.

De wetgever heeft bij het formuleren van artikel 273f Sr de invulling van het begrip ‘andere vormen van uitbuiting’ bewust overgelaten aan de rechter. Uit de rechtspraktijk blijkt dat er problemen zijn met de definitie van andere vormen van uitbuiting. Gevolg is dat het voor het Openbaar Ministerie lastig is om gevallen van overige mensenhandel dusdanig bewezen te

krijgen dat ze bij vervolging tot een veroordeling leiden.73

De norm is dat een strafbepaling toeziet op de strafbaarheid van een delict en eventueel een veroordeling mogelijk maakt, maar niet dat de ingewikkeldheid van de bepaling een

veroordeling ondanks de schuld van de verdachte onmogelijk maakt. Het beginsel van de rechtszekerheid verlangt dat een veroordeling of vrijspraak voor zowel de verdachte als het slachtoffer voorzienbaar is.

72 M. Malsch 2013, blz. 3-10

(16)

16

Hoofdstuk 2

Problemen bij overige uitbuiting

In dit hoofdstuk zal ik de problemen zoals de professionals die ervaren, en die verband houden met de relatie tussen het artikel 273f Sr en de vervolging van het delict, nader toelichten:

- Het gebrek aan rechtszekerheid door de redactie van artikel 273f Sr, zoals Malsch (zie blz. 13 van deze scriptie) en de Nationaal Rapporteur (blz. 14) signaleren;

- De problemen van de rechter om de reikwijdte van artikel 273f Sr af te bakenen, waarover bijvoorbeeld de Nationaal Rapporteur (blz. 14) en Van der Meij en Van der Leun (blz. 5) zich zorgen maken;

- De interpretatie van het onderdeel ‘oogmerk van uitbuiting’ van lid 1 onder 1 van

artikel 273f Sr, waarover in de literatuur onduidelijkheid bestaat (blz. 9).

Het beginsel van de rechtszekerheid en artikel 273f Sr

Rechtszekerheid van de dader

‘Wanneer men op zoek gaat naar definities van wat wetgeving als product is, dan geven verschillende auteurs aan dat wetgeving idealiter ‘de beste oplossing’ behoort te zijn voor een

specifiek (maatschappelijk) probleem.’74 Het maatschappelijk probleem is overige uitbuiting

bij mensenhandel, of moderne slavernij. De professionals die zich bezig houden met de bestrijding van mensenhandel zijn van mening dat het artikel 273f Sr niet ‘de beste oplossing’ is om het probleem te bestrijden. De cijfers van de vervolging van het delict geven hun daarin gelijk.

Het eerste dat in het oog springt is de lengte en de complexiteit van het mensenhandel-artikel. ‘Naarmate een bepaling complexer wordt, neemt de kans op fouten bij de uitleg ervan toe.

Aldus oefent complexiteit – indirect – een negatief effect op de rechtszekerheid uit.’75 Het

gevolg is duidelijk: ‘Het streven zoveel mogelijk rechtszekerheid te verschaffen, komt in zijn

tegendeel te verkeren.’76

Er is een kans dat de wetgever bij ingewikkelde maatschappelijke problemen, om zijn

bedoeling zo goed en precies mogelijk in een wettekst vast te leggen, tot complexe wetgeving komt die lastig op een casus is toe te passen zonder dat het tot interpretatiefouten leidt. Eerder citeerde ik mevrouw Malsch, die opmerkte dat complexiteit van de wettekst tot vergissingen van de rechter leidt. Vergissingen van de rechter tasten het beginsel van rechtszekerheid aan. Rechtszekerheid en het legaliteitsbeginsel van artikel 16 Grondwet en artikel 1 Sr zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. ‘De grondslag van het legaliteitsbeginsel ligt

onmiskenbaar in het rechtstatelijk ideaal van rechtszekerheid.’77 Het beginsel van de legaliteit

houdt in dat een feit slechts strafbaar is ‘uit kracht van een voorafgaande wettelijke

strafbepaling’ (artikel 1 Sr). Wie de legaliteit aantast, tast het wezen van het strafrecht aan. ‘Het beginsel (van de rechtszekerheid) geeft uitdrukking aan de meer omvattende idee dat een bestraffing alleen gerechtvaardigd kan zijn, als iemand wist of had kunnen weten dat wat hij

74 M.A.H. van der Woude, ‘Tegen dovemansoren?’, in: RegelMaat 2012 (27) 5, blz 265

75 H. A. Oldenziel, Wetgeving en zekerheid. Een onderzoek naar de bijdrage van het legaliteitsvereiste aan de

rechtszekerheid van de burger, Deventer 1998, blz 81

76 Oldenziel 1998, blz 82

(17)

17 deed onrechtmatig was en hij de keuze heeft kunnen maken om het desondanks wel of juist niet te doen.’78

Cleiren signaleert in haar noot een verband tussen de algemeenheid van een wettekst en de rechtszekerheid: hoe algemener de tekst, hoe minder de burger het bereik van de wettekst kan inschatten, omdat hij of zij dan niet goed kan inzien welke gedragingen strafbaar zijn en welke niet. Het gevolg is dat de burger pas weet of zijn gedraging strafbaar is als de rechter het vonnis uitspreekt en dat is voor het beginsel van de rechtszekerheid te laat. De afweging die de burger van te voren zelf maakt, heeft geen zin. Daarmee komt de rechtszekerheid in het gedrang. De Nationaal Rapporteur noemde artikel 273f Sr behalve complex ‘gelaagd’:

algemene en specifieke elementen zijn naast elkaar geplaatst. 79

‘Iedere burger80 wordt geacht de wet te kennen’ is een vaak aangehaald beginsel wanneer het

gaat over de rechtszekerheid van verdachten. Het betekent niet dat als een willekeurige burger in Nederland wordt overhoord over zijn wetskennis en in gebreke blijft, hij of zij

strafrechtelijk zal kunnen worden vervolgd. Het betekent dat een burger zich niet kan beroepen op zijn gebrek aan kennis van de strafbaarheid van een feit, wanneer hij op grond van het desbetreffende delict wordt vervolgd. Als de wet onduidelijk is en de burger kan van te voren niet inschatten of een gedraging strafbaar is, is het voor hem niet mogelijk aan het beginsel te voldoen.

Rechtszekerheid van het slachtoffer

Wanneer de dader de strafbaarheid van zijn gedragingen moeilijk kan inschatten, geldt hetzelfde voor het slachtoffer: ook het slachtoffer kan de strafbaarheid van de gedraging van de dader dan slecht inschatten. ‘Iedere burger wordt geacht de wet te kennen’ richt zich niet alleen op de rechtszekerheid van de dader: ‘De instrumentele dimensie is dat de burger zijn gedrag moet kunnen afstemmen op het strafrecht, wil dat met enige effectiviteit het gedrag van burgers beïnvloeden. De beschermende dimensie is dat het strafrecht de burger beschermt tegen rechtsinbreuken. Het strafrecht richt zich niet alleen tot de burger als potentiële

overtreder, als dader, maar ook tot de burger als potentieel slachtoffer.’81

Het beginsel van rechtszekerheid speelt een rol voor het slachtoffer van mensenhandel als hij aangifte doet van een delict dat tegen hem is gepleegd. Door een voorafgaande wettelijke strafbepaling is een feit strafbaar. Slechts ‘op gronden aan het algemeen belang ontleend’ (Opportuniteitsbeginsel, lid 2 van artikel 167 Sv) kan, ondanks een voorafgaande wettelijke strafbepaling en ondanks de bewijslast, worden afgezien van vervolging van een dader van een strafbaar feit. Op een juiste hantering van het Opportuniteitsbeginsel in een geval van overige uitbuiting en op het Nederlandse rechtssysteem moet een slachtoffer kunnen vertrouwen als hij of zij aangifte doet. De beslissing om wel of niet tot vervolging van de dader over te gaan is niet willekeurig, maar gebaseerd op gebrek aan bewijs of ‘op gronden

aan het algemeen belang ontleend’: dat moet een slachtoffer kunnen voorzien bij zijn

beslissing wel of niet aangifte te doen. Het slachtoffer zou, voor zijn eigen veiligheid, van te voren de kans moeten kunnen inschatten dat zijn uitbuiter wordt vervolgd en veroordeeld. Een omvangrijk deel van het aantal slachtoffers van mensenhandel is afkomstig uit landen waar een werknemer minder rechten heeft dan in Nederland en het minder voor de hand ligt

78 Noot C.P.M. Cleiren bij: HR 20 november 2001, LJN AB2809, NJ 2003, 632

79 www.nationaalrapporteur.nl/../20111013-brief-aan-min-venj-implementatie-eu-richtlijn-mensenhandel_tcm63-493348.pdf

80 ‘Burger’ in de zin van artikel 2 Sr: ‘De Nederlandse strafwet is toepasselijk op ieder die zich in Nederland aan enig strafbaar feit schuldig maakt.’

(18)

18

een werkgever wegens uitbuiting aan te klagen.82 In zijn conclusie bij het Hoge Raad-arrest

Chinese Horeca citeert AG Knigge de Advocaat-Generaal bij het Hof: ‘In deze zaak speelt de Chinese culturele achtergrond een grote rol. In de Chinese cultuur is er altijd duidelijk een baas. Naar die baas wordt geluisterd. De werknemers zijn naar Nederland gekomen via

mensensmokkel en kunnen daarom niet gemakkelijk terugkeren naar hun vaderland.’83

Dat exploitatie van slaven universeel strafbaar is, is evident. Die kennis mag je wereldwijd bij volwassenen veronderstellen. Wat er naar Nederlandse begrippen onder overige uitbuiting bij mensenhandel valt, is onder slachtoffers die uit andere culturen afkomstig zijn waarschijnlijk minder bekend. Het slachtoffer komt er niet aan toe om het Nederlandse rechtssysteem te vertrouwen, omdat hij het in veel gevallen niet kent. Het beginsel van rechtszekerheid speelt voor hem geen rol. Maar als hij aangifte doet tegen een mensenhandelaar die hem uitbuit, moet hij erop kunnen vertrouwen dat de beslissing van het Openbaar Ministerie om af te zien van vervolging niet willekeurig is.

Gebrek aan rechtszekerheid kan gevolgen hebben voor de veiligheid van het slachtoffer. Als een slachtoffer bescherming zoekt en moeilijk kan inschatten, of niet weet, dat de

mensenhandelaar die hem uitbuit strafbaar is en een goede kans heeft te worden veroordeeld, beïnvloedt dat de aangiftebereidheid. ‘Uit cijfers blijkt dat er naar schatting rond de 3500

slachtoffers van mensenhandel in Nederland aanwezig zijn, waarvan 5% aangifte doet.’84

Deze cijfers stammen uit 2004, maar lijken inmiddels niet te zijn verbeterd: ‘Slechts 1% van de circa 21.000 slachtoffers van arbeidsuitbuiting buiten de seksindustrie komt in beeld bij

Nederlandse instanties,’85 is een conclusie uit 2012.

Bescherming van slachtoffers met een illegale status

Cleiren en Verpalen schrijven dat de zwakte van de vervolging van mensenhandel gelegen is

in de lage aangiftebereidheid van slachtoffers vanwege hun veelal illegale verblijfsstatus.86

Illegalen behoren tot de meest kwetsbare groep. Knigge schrijft naar aanleiding van de zaak van de illegale werknemers in de Chinese Horeca: ‘Personen die in een zo kwetsbare positie verkeren dat de exploitanten zelfs geen initiatief meer hoeven te ontplooien om hen uit te

buiten, verdienen de bescherming van de strafwet in de eerste plaats.’87

Behalve artikel 273f Sr beschermt het Vreemdelingenrecht de slachtoffers van mensenhandel. Op grond van artikel 3.48 van het Vreemdelingenbesluit krijgt een slachtoffer die aangifte

doet van mensenhandel een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd.88 Daarna kunnen

slachtoffers van mensenhandel een beroep doen op artikel 3.52 van het Vreemdelingenbesluit

om een verblijfsvergunning te verkrijgen vanwege humanitaire aard.89 Het Verdrag van

Warschau introduceerde in 2005 het non-punishment-beginsel90: het moet in een

rechtssysteem mogelijk zijn daders van strafbare feiten niet te bestraffen als ze tot die daden

zijn gedwongen en slachtoffer van mensenhandel zijn.In het Nederlandse strafrecht was het al

82Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen, Mensenhandel in en uit beeld II.

Cijfermatige rapportage 2008-2012. Den Haag: Nationaal Rapporteur 2014 , blz 34

83 Conclusie AG Knigge (ECLI:NL:PHR:2009:BI7099), bij Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BI7099 (Chinese

Horeca), nr 26

84 Kamerstuk 29 291 Uitvoering van internationale regelgeving ter bestrijding van mensensmokkel en

mensenhandel nr. 6 VERSLAG Tweede Kamer 26 februari 2004

85 Verborgen slavernij in Nederland. Moderne slavernij, dichterbij dan je denkt, Stichting Fairwork Amsterdam (www.fairwork.nu), Oktober 2012, blz 3

86 Cleiren en Verpalen 2012, blz 1506

87 Conclusie AG Knigge (ECLI:NL:PHR:2009:BI7099), bij Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BI7099 (Chinese

Horeca), nr 27

88 Uitgewerkt in de B9 regeling van hoofdstuk 9 Vreemdelingencirculaire 2000 89 Uitgewerkt in de B16 regeling van hoofdstuk 16 Vreemdelingencirculaire 2000

(19)

19 mogelijk deze criminele uitbuiting niet te bestraffen op grond van het algemenere ‘rechterlijk pardon’ van artikel 9a Sr, dat zegt dat de rechter vanwege strafbare feiten ‘in verband met (..)

de omstandigheden waaronder het feit is begaan’ kan besluiten geen straf of maatregel op te

leggen. De ‘werkelijke’ mensenhandelaar kan worden vervolgd voor de strafbare daden, door

het slachtoffer gepleegd, vanwege uitlokken, medeplegen of doen plegen.91

Het lijkt me geen gewaagde voorspelling dat de verdediging van daders van mensenhandel in een gerechtelijke procedure zal verwijzen naar deze regelingen en de mogelijkheden zal opperen die zij bieden aan ‘illegalen’ of aan daders van strafbare feiten, ook als zij een valse aangifte van overige uitbuiting doen, om een verblijfsvergunning te bemachtigen of om

gevrijwaard te blijven van vervolging.92

Er is echter geen aanwijzing voor dat genoemde beschermingsregelingen de aangiftebereidheid van slachtoffers heeft doen toenemen.

Vergissingen van de rechter

Vergissingen van de rechter schenden het legaliteitsbeginsel van artikel 1 Sr, en als gevolg daarvan de rechtszekerheid. ‘De subleden van het eerste lid van art. 273f Sr bevatten relatief veel afzonderlijke strafbare gedragingen die elkaar deels overlappen maar op punten ook van elkaar afwijken. In de meeste mensenhandelzaken zijn meerdere van die subleden mogelijk van toepassing op hetzelfde feitencomplex. Bovendien zijn er vaak meerdere slachtoffers. Dit maakt dat tenlasteleggingen van elkaar kunnen verschillen, en bovendien zijn ze vaak erg lang. Tenlasteleggingen lopen hierdoor bovendien het risico innerlijk tegenstrijdig te worden of onvoldoende feitelijk, waardoor nietigheid van de dagvaarding, al dan niet partieel, dreigt. De onduidelijkheid van het wetsartikel blijkt uit de situatie dat soms bestanddelen per ongeluk

worden ‘ingelezen’ terwijl ze voor een bewezenverklaring juist niet vereist zijn.’93

De burger die een fout maakt bij de inschatting van de strafrechtelijke aansprakelijkheid vanwege overige uitbuiting maakt een kans te worden veroordeeld, omdat hij zich heeft vergist. Hij had de strafbaarheid van zijn gedraging moeten voorzien als hij gevrijwaard wil blijven van een veroordeling. Is dat in het geval van artikel 273f Sr niet een te zware eis als juridische professionals bij uitstek, zoals rechters en officieren van justitie, zich bij de toepassing en de interpretatie van het artikel ook vergissen? Verdachten zouden meer dan eens ten onrechte worden vrijgesproken, met gevolgen voor de veiligheid van de slachtoffers en de aangiftebereidheid. Het beginsel dat iedere burger, iedere leek, de wet moet kennen, is in het geval van de wettekst van 273f Sr op dit moment een voorwaarde die relativering behoeft.

In hoofdstuk 3 zal ik onderzoeken of vergissingen en verkeerde interpretaties van de rechter, als gevolg van de complexiteit van artikel 273f Sr, een rol spelen in de jurisprudentie van 2014.

Samenvattend

Een slachtoffer doet aangifte van overige uitbuiting. Hij of zij is zich bewust van het verbod op slavernij. In de procedure wordt gebruik gemaakt van het wetsartikel over mensenhandel waarvan de duidelijkheid en preciesheid, zoals verwoord in het lex certa-beginsel: nulla

poena sine lege certa, op gespannen voet staan met het begrip van het slachtoffer. Het is niet

uitgesloten dat de rechter vergissingen maakt. Het slachtoffer komt in een proces terecht waar

91 Cleiren en Verpalen 2012 blz 1506

92 Een strafrechtadvocaat, die ik dit voorlegde, schreef me: ‘Persoonlijk zou ik als advocaat wel raad weten met het curieuze feit dat een aangifte beloond wordt met een verblijfsvergunning.’

(20)

20 hij of zij niet veel van begrijpt. De procespartijen kunnen de uitkomst van de procedure niet goed voorzien.

Het rechtssysteem wil het slachtoffer beschermen. Als het slachtoffer zichzelf wil beschermen, door aangifte te doen in een poging om te ontsnappen aan een situatie van uitbuiting, lijkt artikel 273f Sr hem of haar niet meteen te helpen. Er is een kans dat tijdens de procedure fouten worden gemaakt en de mensenhandelaar niet zal worden vervolgd. Een van de dingen die het slachtoffer zich zal afvragen, is of de aangifte gevolgen voor zijn veiligheid zal hebben.

De rechter

Nieuw recht en rechtszekerheid

Een rechter die recht spreekt, interpreteert de wet en past de wet toe in een concreet geval. Een ‘rechtsregel zelf kan door de feitelijke constellatie die de rechter voor zich vindt, worden beïnvloed, er door worden vervormd, verruimd of verengd, aangevuld of verfijnd en aldus pasklaar worden gemaakt om in concreto bevredigend te kunnen werken. Daarbij kunnen nieuwe regels ontstaan, die, al of niet vervormd, aangevuld, ingekrompen of uitgebreid als jurisprudentierecht mede bepalend worden voor de rechtsvinding in volgende gelijksoortige

of min of meer afwijkende gevallen.‘94

De rechter spreekt recht op grond van de wet. Wanneer de rechter afwijkt van de uitleg van de wet zoals die in de jurisprudentie tot dan toe is gegeven, maar een nieuwe uitleg aan de wet geeft, kan dat gevolgen hebben voor de rechtszekerheid: ‘In concrete gevallen verschrompelt het (beginsel van rechtszekerheid) tot de minder vergaande eis van voorzienbaarheid van een

nieuwe rechtsontwikkeling of interpretatie.’95

Of in zulke ‘concrete gevallen’ recht wordt gedaan aan het beginsel van de rechtszekerheid is moeilijk te voorspellen. Het is de vraag of een burger niet alleen kan voldoen aan het beginsel dat hij de wet kent, maar ook de rechtsontwikkeling die, op het moment dat hij of zij met het delict te maken krijgt, nog niet gaande was of onlangs een aanvang had genomen.

Een voorbeeld van de mogelijkheden die de rechter heeft en die de burger wellicht niet had voorzien op het moment dat hij of zij een delict pleegde, is de uitleg van de in lid 1 onder 1 van artikel 273f Sr genoemde middelen. De wetgever wil door het artikel 273f Sr voorzien in een ruime strafbaarheid van het delict ‘mensenhandel’, want: ‘zij moeten worden uitgelegd in

het licht van wat op dat gebied van internationale regelgevingen is vastgelegd.’96 De middelen

zijn van belang: ‘(..) instemming van het slachtoffer met de beoogde of bestaande

mensenhandel (is) niet relevant, indien één van de in art. 273f Sr genoemde dwangmiddelen is gebruikt.’97

De dwangmiddelen waar het in lid 1 onder 1 artikel 273f Sr om gaat zijn dwang (artikel 284 Sr), geweld en dreiging met geweld (artikelen 284 en 285 Sr), dreiging met een andere

feitelijkheid (psychische druk98), afpersing (artikel 317 Sr), fraude/valsheid in geschrift (‘oplichting’ artikel 326 Sr/225 Sr), misleiding (artikel 326 Sr), misbruik van uit feitelijke

omstandigheden voortvloeiend overwicht (bijvoorbeeld gebrek aan mondigheid, niet

beschikken over een paspoort, in de ban zijn van een loverboy99) en misbruik van een

kwetsbare positie (lid 6 van artikel 273f Sr). De middelen moeten ‘gelet op de bedoeling van

94 Mr. G.J. Wiarda, Drie typen van rechtsvinding, Zwollen 1988 (derde herziene druk), blz 33 95 Loth 2009, blz 20

96 Ten Kate 2013, blz 17,18 97 Ten Kate 2013, blz 18 98 Ten Kate 2013, blz 21 99 Ten Kate 2013, blz 24

(21)

21 (internationale rechts)instrumenten (..) ruim en niet strikt volgens de desbetreffende

delictsomschrijvingen (..) worden uitgelegd.’100

De burger die een ruime rechterlijke interpretatie van de middelen aanhoort, had met ‘de bedoeling’ van internationale rechtsinstrumenten voorafgaand aan het delict vermoedelijk geen rekening gehouden. Dat had hij wel moeten doen bij zijn afweging om het strafbare feit al dan niet te begaan, want hij kan zich er niet op beroepen dat zijn daad niet strafbaar is.

Is het beginsel van rechtszekerheid absoluut?

Wanneer de rechter twijfelt en niet is overtuigd van de schuld van de verdachte, dan moet hij hem of haar vrijspreken op grond van lid 1 van artikel 352 Sv. ‘Het in dubio pro libertate-beginsel is net als het nulla poena-libertate-beginsel en het lex certa-libertate-beginsel mede bedoeld om bestraffing te voorkomen op grond van morele overtuigingen die onvoldoende in het

rechtssysteem verankerd zijn,’ schrijft Loth.101

Het Wetboek van Strafrecht is naar de letter van de wet vrij van moraal.Er staat niet in artikel

310 Sr: ‘je mag niets wegnemen wat van een ander is, want dan..’, of: ‘Een zonde is: gij zult niet begeren wat uw naaste toebehoort…’, maar er staat: ‘hij die (iets)(..) wegneemt, wordt (..) gestraft met … etc’.

Wanneer de rechter niet mag oordelen ‘op grond van morele overtuigingen die onvoldoende in het rechtssysteem verankerd zijn’, mag hij wel oordelen op grond van morele overtuigingen die wel voldoende in het rechtssysteem verankerd zijn. Loth wordt in zijn opvatting gesteund door artikel 7 EVRM:

1. Niemand mag worden veroordeeld wegens een handelen of nalaten, dat geen

strafbaar feit naar nationaal of internationaal recht uitmaakte ten tijde dat het handelen of nalaten geschiedde. Evenmin mag een zwaardere straf worden opgelegd dan die, die ten tijde van het begaan van het strafbare feit van toepassing was.

2. Dit artikel staat niet in de weg aan de berechting en bestraffing van iemand, die

schuldig is aan een handelen of nalaten, dat ten tijde van het handelen of nalaten, een misdrijf was overeenkomstig de algemene rechtsbeginselen die door de beschaafde volken worden erkend.

‘Algemene rechtsbeginselen’ zijn de abstracte, fundamentele beginselen, waarop een

‘beschaafde’ samenleving zijn wetten baseert. Mensenrechten zijn algemene rechtsbeginselen. ‘In de westerse wereld heerst thans algemene overeenstemming dat deze fundamentele

rechten het morele kader horen te vormen van elke rechtsorde.’102 Het beginsel van de

rechtszekerheid is dus geen absoluut rechtsbeginsel.

Het sluit aan bij het ideeëngoed van de rechtsfilosoof Radbruch. Voor de Tweede

Wereldoorlog was hij ervan overtuigd ‘dat het beginsel van de rechtszekerheid uiteindelijk bepalend moest zijn voor het recht’, hoe onrechtvaardig dat voor de burger ook zou

uitpakken. De andere twee beginselen waarop het recht is gebaseerd, het beginsel van de rechtvaardigheid en van de doelmatigheid, boden daarvoor te weinig houvast. Na de gruwelen van Tweede Wereldoorlog veranderde Radbruch van mening. Aanleiding was het eerste proces van Neurenberg (1945/1946): ‘het positieve recht moet worden getoetst aan

bovenwettelijk moreel recht.’103 De rechtszekerheid komt niet meer op de eerste plaats, maar

de gerechtigheid: ‘Met betrekking tot het wettelijk onrecht van de laatste twaalf jaren moeten

100Ten Kate 2013, blz 17 101Loth 2009, blz 19

102 C.W. Maris, ‘Algemene inleiding’, in: Rechtsvinding en de grondslagen van het recht, Assen 2003, blz 2 103 Maris 2003, blz 5,6

(22)

22 we de eisen van gerechtigheid proberen te verwerkelijken met een zo gering mogelijk verlies

aan rechtszekerheid.’104

Het arrest Chinese Horeca

105

Alink en Wiarda noemen het arrest Chinese Horeca en de conclusie bij het arrest van AG

Knigge ‘een richtinggevende uitspraak en conclusie.’106 Het was de eerste maal dat de Hoge

Raad zich uitsprak over een casus waarin het om overige uitbuiting ging. Volgens de auteurs gaf de Hoge Raad de feitenrechter een houvast in gevallen van overige uitbuiting. Het artikel van Alink en Wiarda stamt uit 2010, het arrest uit 2009: ‘De uitspraak van de Hoge Raad

heeft inmiddels haar weg gevonden naar de rechtspraak.’107

De uitspraak van de Hoge Raad had gevolgen voor de vervolging van mensenhandel: ‘In October 2009 the so-called Chinese case (..) was rendered. Since October 2009 the number of prosecutions has risen substantially. In a little over a year (..) 11 cases were published (..). At least 7 of these led to convictions (..)108.

In het arrest Chinese Horeca oordeelde de Hoge Raad dat de slachtoffers zich in een uitbuitingssituatie bevonden. De Hoge Raad zegt in het dictum ‘dat sommige van de in het restaurant van verdachte werkzame slachtoffers enkel in ruil voor kost en inwoning en anderen voor een maandinkomen van tussen € 450 en € 800 werkdagen van 11 tot 13 uur maakten, dat zij niet meer dan vijf vrije dagen per maand hadden en dat zij hun slaapkamer met verschillende anderen moesten delen.’ De Raad acht ‘het kennelijke oordeel van het Hof dat van (het oogmerk van) uitbuiting in de zin van art. 273a Sr (oud) geen sprake was, zonder

nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk (..)’109.

Bij uitbuiting gaat het om ‘moderne vormen van slavernij (..), tewerkstelling onder dwang of het maken van misbruik van een afhankelijke positie van een persoon die onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs geen andere keuze heeft dan in een toestand van uitbuiting te

geraken.’110De Hoge Raad vult het oogmerk van uitbuiting van lid 1 onder 1 van artikel 273f

Sr in met de signalen die voor de opsporing van misstanden van mensenhandel van belang

zijn.111 Deze signalen moeten aan de opsporingsbeambten duidelijk maken dat ze wellicht te

maken hebben met mensenhandel. Een van die signalen is de omstandigheid dat werknemers met meerdere mensen een slaapkamer delen. Zo’n signaal is bedoeld om opsporingsbeambten extra alert te maken.

De Hoge Raad zegt in het arrest Chinese Horeca dat het oogmerk is ingevuld als aan bepaalde feitelijke omstandigheden is voldaan. Ik denk dat het een moreel oordeel is te noemen: in beschaafde landen hoeven werknemers niet een slaapkamer te delen. De Hoge Raad zoekt voor de invulling van het oogmerk een oplossing in de feitelijke omstandigheden van het geval en in maatschappelijke opvattingen.

Arbeidsrechtelijke misstanden leveren niet meteen voldoende grond op voor een

strafrechtelijke veroordeling: dat werknemers te lange uren maken, te weinig betaald krijgen,

104 Gustav Radbruch, ‘Wettelijk onrecht en bovenwettelijk recht’, in: Maris 2003, blz 83 105ECLI:NL:HR:2009:BI7099 (Chinese Horeca)

106 Alink en Wiarda 2010, blz 232 107 Alink en Wiarda 2010, blz 242

108 M. Heemskerk en Conny Rijken, ‘Combating trafficking in human beings for labour exploitation in the Netherlands’, in: C. Rijken (ed.), Combating trafficking in human beings for labour exploitation, Nijmegen 2011, blz 93

109 Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BI7099 (Chinese Horeca), 2.6.2 110 Ten Kate 2013, blz 27

111 ‘Signalen van mensenhandel (NRM)’, in: Mensenhandel. Jurisprudentie mensenhandelzaken 2009-2012. Een

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Aldus wordt verantwoordelijkheid voor dadelijke tenuitvoerlegging (via de band van de voorlopige hechte- nis) bij de rechter gelegd, zonder dat de minister expliciet erkent dat

Nu we in deze inventariserende literatuurstudie hebben geconstateerd dat (a) slavernij-achtige uitbuiting in Nederland in omvang beperkt lijkt en dat (b) eventuele excessen

en als kostenbesparingsstrategie, wat in de literatuur 'churning' wordt genoemd, waarbij structureel werk steeds wordt uitgevoerd door wisselende tijdelijke krachten die minder

Op basis van casusstudies en onderzoek in gemeenten laat het rapport zien in hoeverre professionals uitbuiting van minderjarigen in de criminaliteit signaleren, of zij voldoende

Op basis van casusstudies en onderzoek in gemeenten laat het rapport zien in hoeverre professionals uitbuiting van minderjarigen in de criminaliteit signaleren, of zij voldoende

Deze tutorial is geschreven met als voornaamste spraakpathologie dysartrie, maar een aantal van de besproken methodologieën zou gebruikt kunnen worden bij het evalueren van de

Hoofstuk 10: Sintese van doelwitte D en E - Metateoretiese beginsels oor hoe prediking geestelike groei in 'n gemeente kan bevorder.. Die doel van hierdie navorsing i s om