• No results found

Het effect van Multi-Dimensional Family Therapy bij delinquente jongeren

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het effect van Multi-Dimensional Family Therapy bij delinquente jongeren"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Universiteit van Amsterdam

“Het Effect van Multi-Dimensional Family Therapy bij Delinquente Jongeren”

Pedagogische Wetenschappen Zwaan van Weert

10679030 18 december 2016

4968 woorden

(2)

Inhoudsopgave Abstract 2 Inleiding 3 De effecten van MDFT 5 Psychopathologie 6 Gezinsinteractie 9 Recidive 11 Conclusie en discussie 15 Referenties 19

(3)

Abstract

In deze literatuurstudie is gekeken naar het effect van MDFT op delinquente jongeren. Voor het beantwoorden van deze vraag is een literatuuronderzoek uitgevoerd, waarbij tien studies zijn meegenomen waarin gekeken is naar de effecten van MDFT. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen de effecten op psychopathologie, gezinscohesie en recidive van delinquent gedrag. Uit de gevonden resultaten kwam naar voren dat MDFT in vergelijking met andere therapieën een positieve invloed heeft op de vermindering van psychopathologie,

gezinscohesie en recidive. De gevonden effecten zijn weliswaar klein, maar verschillen significant van elkaar. Ondanks dat deze effecten klein zijn, blijkt hieruit dat MDFT meer effectief is dan andere gezinstherapieën, individuele therapie en groepstherapie.

Vervolgonderzoek zou meer aandacht kunnen besteden aan de werking van MDFT binnen een gesloten setting en kunnen kijken naar mogelijke verschillende in effect voor man en vrouw.

(4)

Inleiding

Het aantal recidiverende jongeren (tot 18 jaar) dat een delict gepleegd heeft is hoog: ruim de helft van de jonge delinquenten, 50 tot 55%, pleegt binnen twee jaar na vrijlating opnieuw een strafbaar feit (Wartna, Kalidien, Tollenaar, & Essers, 2006). Naast de terugval is ook de toename van delinquent gedrag na de behandeling een groot nadeel (Petrosino, Turpin-Petrosino, & Guckenburg, 2010).

Er zijn meerdere factoren die van invloed kunnen zijn op de recidive van delinquente jongeren (Mos & Rigter, 2012). Het merendeel van de huidige behandelingen richt zich alleen op de jongere zelf. Gezien de recidivecijfers lijkt dit niet voldoende. Wat ontbreekt in de huidige behandeling is de focus op de omgeving van de jongeren. Veel behandelingen leggen de nadruk op ‘hoe te functioneren in het dagelijks leven’ (Mos & Rigter, 2012). Deze vorm van aanpak richt zich alleen op het functioneren van de jonge delinquenten, er is amper tot geen ruimte voor de omgeving (Mos & Rigter, 2012). Daarnaast is het zo dat veel

behandelingen in groepsverband plaatsvinden. Het risico hierbij is dat jongeren in deze groepen crimineel gedrag met elkaar delen en van elkaar leren (van Dam & van Tilburg, 2008). Een groepsbehandeling kan zorgen voor een grotere kans op een betere aansluiting tussen de delinquente jongeren onderling, wat de kans op een toename van het delinquent gedrag kan vergroten (Liddle, Rowe, Ungaro, Dakof, & Henderson 2004; Liddle, Rowe, Dakof, Henderson, & Greenbaum, 2009).

Een behandeling waarbij ruimte is voor het gezin kan van grote invloed zijn op een positieve behandeluitkomst (Mos & Riger, 2012; Latimer, 2001; Baldwin, Christian,

Berkeljon, & Shadish, 2012). Op het moment dat de jongere na de opname terugkeert in een goed functionerend gezin neemt de kans op terugval af. Komt de jongere echter terug in een disfunctionerend gezin dan stijgt de kans op probleemgedrag en criminaliteit (Hermanns,

(5)

2007; Weisz & Kazdin, 2010; de Winter, 2004). Een therapie gericht op de jongere en diens gezin verkleint het risico op delinquent gedrag (Latimer, 2001).

Een succesvolle gezinstherapie blijkt de Multi-Dimensional Family Therapy (MDFT) (Liddle, Dakof, Henderson, & Rowe, 2010). Deze therapie is in 1985 ontwikkeld in Amerika door Liddle en collega’s. De therapie richt zich op adolescenten met veelal meervoudige problemen, waarbij gedacht wordt dat probleemgedrag niet alleen met de jongere zelf te maken heeft maar zeker ook met zijn of haar omgeving. Het voornaamste doel is om delinquente jongeren minder delicten te laten plegen. MDFT combineert verschillende

effectief gebleken elementen uit andere interventies, zoals de familiesysteemtherapie. Zo is er onder meer aandacht voor familie betrokkenheid, psychologische problemen van de jongere, communicatie vaardigheden en gezinscohesie (Liddle et al., 2010). De therapie is opgedeeld in vier verschillende fasen. In de eerste fase staat het opbouwen van een vertrouwensband tussen de jongeren en de therapeut centraal, in de tweede fase wordt gewerkt aan de noodzakelijke veranderingen (voortgekomen uit fase één). De derde fase richt zich op het verankeren van de behaalde resultaten en de laatste fase is gericht op het zelfstandig

functioneren in de wereld buiten de instelling (Mos & Rigter, 2012; MDFT Academie, 2006). Samen beogen deze vier fasen een vermindering van het delinquente gedrag van jongeren (Liddle, Rowe, Gonzalez, Henderson, Dakof, & Greenbaum, 2006). De eerste resultaten met MDFT zijn positief gebleken, ook ten opzichte van vergelijkbare therapieën (Liddle et al., 2006).

In dit literatuuronderzoek stond de volgende vraag centraal: ‘Wat zijn de effecten van de inzet van Multi-Dimensional Family Therapy bij delinquente jongeren’. Om een volledig antwoord te kunnen geven op deze vraag zijn drie deelvragen opgesteld. De eerste deelvraag luidde: ‘Wat is het effect van MDFT op de psychopathologie van delinquente jongeren?’. De tweede deelvraag luidde: ‘Wat is het effect van MDFT op de relatie tussen het gezin en de

(6)

delinquente jongeren?’. De derde deelvraag luidde: ‘Wat is het effect van MDFT op de recidive van delinquente jongeren?’. Aan de hand van deze vragen is getracht inzicht te krijgen in de werkzaamheid van MDFT en in de voorwaarden waaronder MDFT toepasbaar is. Kortom, het doel van dit literatuuroverzicht is om in kaart te brengen wat de effecten zijn van de inzet van MDFT bij delinquente jongeren.

Het is van wetenschappelijk belang om een overzicht te krijgen van de huidige effecten van MDFT, aangezien zo inzichtelijk wordt wat er tot nu toe bekend is over MDFT en waar nog meer wetenschappelijk onderzoek over nodig is. Daarnaast is het van

maatschappelijk belang dat er inzicht wordt verkregen van de werkzame factoren van MDFT: in welke setting werkt MDFT het best en voor wie werkt dit het best. Hoe meer er bekend is over de werking van MDFT, hoe beter delinquenten jongeren behandeld kunnen worden. Wat ervoor zou kunnen zorgen dat het aantal nieuwe delicten of de recidive zal afnemen. Indien MDFT blijkt te werken zou dit namelijk een goede aanvulling kunnen zijn op de huidige behandelingen.

Allereerst zal worden ingegaan op het effect van MDFT op psychopathologie. Vervolgens op het effect van MDFT op de verhouding tussen de jongere en het gezin, ofwel de gezinseffecten. Daarna zal worden ingegaan op het effect van MDFT op de vermindering van recidive. Tot slot zal deze informatie bij elkaar gebracht worden om tot een conclusie te komen over de inzet van MDFT.

De effecten van MDFT

Binnen de verschillende gezinstherapieën is MDFT een van de meest bestudeerde therapieën. Tevens is het een van de meest effectieve therapieën voor de vermindering van delinquent gedrag (Becker & Curry, 2008; Liddle, 2016). In dit literatuuronderzoek zullen een aantal onderzoeken naar MDFT besproken worden. In totaal zijn er tien studies meegenomen, waarbij MDFT zes keer vanuit de thuissituatie, zes keer binnen een ambulante setting en een

(7)

keer in een gesloten setting is uitgevoerd. Het merendeel van deze onderzoeken is uitgevoerd in de Verenigde Staten (VS): in de VS is er tot op heden veel meer onderzoek gedaan naar de effecten van MDFT dan in Nederland het geval is (INCANT, 2010). Desalniettemin lijken de huidige resultaten omtrent MDFT positief op de vermindering van psychopathologie, het bevorderen van de gezinsinteractie en de vermindering van recidive. In dit literatuuroverzicht zullen de resultaten per domein besproken worden.

Psychopathologie

De eerste deelvraag had betrekking op het effect van MDFT op (de vermindering van) psychopathologie bij delinquente jongeren. Dit is belangrijk omdat er niet alleen een

samenhang blijkt te zijn tussen delinquentie en psychopathologie, maar de ernst hiervan ook een rol speelt (Dykstra & de Valk, 2007). Hoe ernstiger het delict is, hoe meer sprake er kan zijn van psychopathologie (Hamerlynck, Doreleijers, Cohen-Kettenis, Vermeiren, & Nauta-Jansen, 2006; Teplin, Abram, McClelland, Dulcan, & Mericle, 2002; Vermeiren, 2003). Psychopathologie kan zich bijvoorbeeld uiten in internaliserend gedrag, zoals angst en depressie, of in externaliserend gedrag. Externaliserende stoornissen worden gezien als een risicofactor voor het tonen van delinquent gedrag (INCANT, 2010). Allereerst zullen de resultaten op het gebied van de internaliserende problematiek beschreven worden, gevolgd door de resultaten omtrent het externaliserend probleemgedrag.

Internaliserend probleemgedrag

In 2014 is er een groot onderzoek uitgevoerd onder 450 jongeren, wonend in Frankrijk, Duitsland, België en Nederland (Schaub et al.). De jongeren zijn ambulant

behandeld. In dit onderzoek is gekeken naar het effect van MDFT en individuele behandeling op internaliserend en externaliserend probleemgedrag. Zowel MDFT als de individuele behandeling hebben invloed op het internaliserend probleemgedrag: beide therapieën zorgen

(8)

voor een vermindering van deze symptomen. Ondanks dat beide therapieën voor een vermindering zorgen, is de afname van de internaliserende symptomen gedurende de

behandeling groter bij MDFT dan bij de vergelijkingsbehandeling. De grootte van het effect wordt niet besproken, enkel dat er een verschil is gevonden (Schaub et al., 2014).

Daarnaast heeft een onderzoek naar MDFT en middelengebruik onder andere gekeken naar het effect van MDFT op geïnternaliseerde distress (Liddle et al., 2009).

Geïnternaliseerde distress omvat angst en depressie. Aan dit onderzoek hebben 83 jongeren deelgenomen, de behandeling vond plaats vanuit een ambulant centrum. Hierin is gekeken naar het verschil tussen MDFT en groepstherapie op geïnternaliseerde distress. De jongeren met MDFT bleken aan de hand van deze therapie minder hoog te scoren op geïnternaliseerde distress dan de jongeren die groepstherapie gevolgd hebben. Aan de hand van drie

meetmomenten is een effectsize van 0.54 geconstateerd, wat neerkomt op een gemiddeld effect. Tevens is gebleken dat het welbevinden van jongeren sterker toenam bij het volgen van MDFT dan bij groepstherapie, waarbij de onderzoekers geen uitspraak doen over de grootte van het gevonden effect (Liddle et al., 2009).

Externaliserend probleemgedrag

Naast het effect van MDFT op internaliserend probleemgedrag, kan MDFT mogelijk ook effect hebben op het externaliserend probleemgedrag. Het onderzoek van Dakof et al. (2015) heeft gekeken naar het verschil tussen MDFT en groepstherapie. Hierbij hebben de deelnemers (112 totaal) MDFT vanuit huis gevolgd en de groepstherapie vanuit een open setting. Er is een significant effect gevonden: MDFT heeft meer invloed gehad op het

verminderen van externaliserend probleemgedrag (d = 0.39) dan individuele therapie (Dakof et al, 2015).

In het onderzoek van Schaub et al. (2014) is gekeken naar het verschil tussen

(9)

De duur van het onderzoek betrof een jaar, en er hebben 450 jongeren meegedaan. Hieruit kwam naar voren dat zowel individuele therapie als MDFT kunnen zorgen voor een

vermindering van externaliserend probleemgedrag. Deze invloed is echter groter bij MDFT dan bij de individuele therapie het geval is, al is er sprake van een klein effect (d = 0.26) (Schaub et al., 2014).

Bovendien heeft het onderzoek van Liddle et al. (2001) eenzelfde resultaat gevonden, maar dan in vergelijking met andere therapievormen. Hierbij is MDFT vergeleken met een andere gezinstherapie en groepstherapie. Het onderzoek is uitgevoerd onder 182 jongeren, vanuit een ambulante setting. Uit de resultaten kwam naar voren dat de externaliserende symptomen zijn sterker afgenomen bij jongeren met MDFT dan bij de andere behandelingen het geval is. Al is hier echter sprake van een klein effect (d = 0.12).

Daarnaast kan ook de ouder-kindrelatie van invloed zijn op het probleemgedrag van jongeren. Om deze relatie verder te onderzoeken zijn er 124 gezinnen geweest die ofwel MDFT ofwel CBT (cognitieve gedragstherapie) ontvangen hebben (Hogue, Dauber, Stambaugh, Cecero, & Liddle, 2006). Hierbij is gedurende 1 jaar therapie vanuit de thuissituatie gegeven, waarin is gekeken naar de invloed van de therapie op het probleemgedrag. Gebleken is dat er voor CBT en de relatie met ouders geen effect is

gevonden op het verminderen/toenemen van probleemgedrag. Dit is bij MDFT wel het geval, een sterkere band met de ouders voorspelde een daling van externaliserend probleemgedrag. Er is echter sprake van een mediatie-effect: het effect van de therapie op de vermindering van probleemgedrag hangt samen met de kwaliteit van de band tussen de ouders en de jongeren. Het effect blijkt sterker te zijn naar mate de band met de ouders sterker is. Ook bij jongeren die bij aanvang een zwakke band met hun ouders hadden, maar waar deze band gedurende de behandeling verbeterde, was een daling van het externaliserend probleemgedrag te zien (Hogue et al., 2006).

(10)

Samengevat, het blijkt dat MDFT een positieve invloed heeft op de vermindering van zowel internaliserend als externaliserend probleemgedrag, en dat dit effect sterker is dan bij andere, vergelijkbare therapieën.

Gezinseffecten

In de tweede deelvraag is gekeken naar de effecten van MDFT op de relatie tussen de jongere en diens gezin. Dit is belangrijk omdat de opvoeding een belangrijke factor binnen de

behandeling blijkt te zijn (Liddle et al., 2004; Liddle, Rowe, Dakof, & Lyke, 1998). Over het algemeen blijkt een verandering van het familiesysteem gerelateerd aan een verandering in het gedrag van de jongeren. Het ouderschap kan zowel fungeren als risico- of beschermende factor voor de jongere. Een warme, geïnteresseerde en welwillende houding van ouders kan gezien worden als een beschermende factor. Tevens geldt dat voor het aangeven van grenzen. Onder risicofactoren valt bijvoorbeeld veel conflict en negativiteit binnen het gezin (Liddle et al., 2004).

Het onderzoek van Schmidt, Liddle en Dakof (1996) heeft gekeken naar veranderingen in de ouderlijke systemen en de vermindering van middelengebruik en probleemgedrag bij jongeren. Aan het onderzoek hebben 29 gezinnen deelgenomen en de therapieën zijn vanuit huis gegeven. Tijdens het volgen van MDFT lieten de ouders minder negatief opvoedingsgedrag zien en was er een stijging in het positief opvoeden te zien. De verandering in het gedrag van ouders lijkt invloed te hebben op het gedrag van de jongeren. Uit deze verandering volgde een vermindering van het drugsgebruik en probleemgedrag van de jongeren (Schmidt, Liddle, & Dakof, 1996). Van de deelnemende gezinnen was bij 59% een positieve verandering, bij zowel ouders als jongeren te zien. Deze verandering heeft betrekking op de communicatie, de interactie tussen de ouders en de interactie van ouders met de jongere. Zo blijkt dat er minder sprake is van negatieve controle, negatieve beïnvloeding

(11)

en er juist meer ruimte is voor positieve stimulering en controle. Tien procent van de jongeren liet een positieve verandering zien ondanks dat er geen verandering in het gedrag van de ouders was. Bij de rest was zowel bij de jongeren als bij de ouders geen sprake van verandering tussen de gezinsinteractie (Schmidt, Liddle & Dakof, 1996).

In 2001 hebben Liddle, Dakof, Parker, Diamond, Barrett en Tejeda een onderzoek gedaan waarbij MDFT zowel met MEI (Multifamily Educational Intervention), als met groepstherapie vergeleken is. De 182 jongeren zijn vanuit een ambulante setting behandeld. Hieruit bleek dat het gezinsfunctioneren bij MDFT verbeterde, terwijl dit bij MEI en

groepstherapie gelijk bleef (Liddle et al., 2001). Een vergelijkbaar onderzoek van Liddle et al. (2004) heeft ook gekeken naar deze twee soorten gezinstherapie, MDFT en MEI, en dit tevens vergeleken met groepstherapie. Aan dit onderzoek hebben 80 gezinnen meegedaan, waarbij de deelnemers deels thuis en deels vanuit een open instelling behandeld zijn. Tussen de twee soorten gezinsbehandelingen, MDFT en MEI, bleek geen significant verschil te zijn. Er is echter wel een significant verschil gevonden tussen MDFT (SD = 1.91) en de groepstherapie (SD = 2.15), waarbij een lagere score staat voor een hogere mate van cohesie. Waar MDFT een positievere uitkomst heeft op de gezinscohesie, blijkt dat groepstherapie voor een mindere mate van cohesie heeft gezorgd gedurende de behandelingen (Liddle et al., 2004).

In 2009 is er een onderzoek door Liddle et al. uitgevoerd waarin MDFT met

groepsbehandeling is vergeleken. Er hebben 83 jongeren aan dit onderzoek deelgenomen. De behandeling vond plaats in een ambulante setting. Hierin is gekeken naar de positieve en negatieve interactie tussen het gezin en de jongere. Het effect voor positieve interactie is klein, 0.27, en het effect voor vermindering van negatieve interactie bleek gemiddeld, namelijk 0.53. Daarnaast kwam naar voren dat MDFT zorgde voor een toename van het toezicht van ouders op het gedrag van de jongeren. Bovendien nam de gezinscohesie toe bij MDFT met 8%, terwijl de gezinscohesie bij de groepstherapie met 3% daalde. De

(12)

zelfrapportages uit dit onderzoek ondersteunen de algehele bevinding: de deelnemers van MDFT zien een aanzienlijke verbetering in de relatie met hun ouders (Liddle et al., 2009).

Samengevat, bovenstaande onderzoeken benadrukken het belang van gezinstherapie. Een gezinstherapie zoals MDFT kan onder andere kan zorgen voor een grotere cohesie tussen het gezin, terwijl vergelijkbare therapieën een negatieve invloed kunnen hebben op de

gezinscohesie. Ook kan MDFT zorgen voor een afname van het probleemgedrag, doordat er sprake is van een betere verhouding en communicatie binnen het gezin.

Recidive

In de derde deelvraag is gekeken naar het effect van MDFT op de recidive van delinquente jongeren. Zoals reeds is vermeld, blijkt dat een groot deel van de delinquente jongeren na behandeling weer terugvalt in delinquent gedrag: ruim de helft pleegt binnen twee jaar

opnieuw een strafbaar feit (Wartna et al., 2006). Deze terugval van delinquente jongeren blijkt minder hoog te zijn na een behandeling met MDFT, rapporteren Liddle et al. (2009) in een onderzoek onder 83 deelnemers. In dit onderzoek is MDFT vergeleken met groepstherapie, waarbij beide behandelingen zijn gegeven vanuit een ambulante setting. Er is gekeken naar het aantal gepleegde delicten in de maand voor aanvang van de therapie, in vergelijking met een maand na het afronden van de therapie. Een maand voor aanvang aan de behandeling had 70% van de deelnemers een delict gepleegd. In de periode na de behandeling was dit

teruggebracht tot 7% bij MDFT tegenover 22% bij de jongeren met groepsbehandeling. Bij herhaalde metingen bleek dat het aantal delicten bleef dalen bij jongeren met MDFT, terwijl er een stijgende lijn te zien was bij jongeren uit de groepstherapie (Liddle et al., 2009).

Vervolgens is na 12 maanden is opnieuw gekeken naar de recidive van de jongeren met MDFT en de jongeren met groepstherapie. Het aantal nieuwe arrestaties na behandeling met MDFT was 23%, terwijl dit bij jongeren met groepstherapie 44% was (Liddle et al.,

(13)

2009). In ditzelfde onderzoek is ook gekeken naar het aantal voorwaardelijke veroordelingen. Na het volgen van MDFT was het aantal voorwaardelijke veroordelingen 10% bij MDFT tegenover 30% bij de groepstherapie. Weliswaar bleek het gevonden effect een klein effect te zijn (d = 0.31).

Zoals eerder benoemd wordt hier reeds bevestigd dat groepstherapie de kans kan verhogen op delinquent gedrag en tevens kan zorgen voor een sterkere band tussen

delinquente jongeren onderling (van Dam & van Tilburg, 2008; Liddle et al., 2004; Liddle et al., 2009). In het besproken onderzoek hierboven (Liddle et al., 2009) is ook gekeken naar de omgang met delinquente leeftijdsgenoten. Na het volgen van MDFT nam de omgang met delinquente leeftijdsgenoten af met 68%, terwijl bij groepstherapie een daling van 54% gemeten is. Bij de nameting 12 maanden later was te zien dat het effect van MDFT bleef groeien. Deze afname van het omgaan met delinquente leeftijdsgenoten kan van positieve invloed zijn op de vermindering van delinquent gedrag en verkleint mogelijk de kans op terugval (Liddle et al., 2009).

Daarnaast is er in 2010 (Liddle et al.) een onderzoek gedaan naar het effect van MDFT in vergelijking met de gangbare behandeling, veelal cognitieve gedragstherapie. Het

onderzoek bestond uit 154 deelnemers en vond plaats in een huis van bewaring, bij het gezin thuis en vanuit een ambulant centrum. De jongeren zaten kort in het huis van detentie, maximaal een maand. De rest van de behandeling heeft vanuit huis of de ambulante setting plaatsgevonden. Een behandeling met MDFT zorgde voor minder recidive dan het geval was bij de vergelijkingsbehandeling. Hieruit kwam een effectsize van 0.65 naar voren, wat gelijk staat aan een middelgroot effect. Van de jongeren die de eerste maand in het huis van

bewaring hebben gezeten en hierna ambulant behandeld zijn, heeft een deel opnieuw een delict gepleegd. Bij MDFT was er bijna de helft minder sprake van deze terugval dan bij de normale zorg het geval was. Jongeren met MDFT zaten gemiddeld 13 dagen vast na het

(14)

opnieuw plegen van een delict. Bij jongeren met een andere therapie was dit gemiddeld 24 dagen. Tot slot kwam naar voren dat het effect van MDFT bij jongeren met zwaardere problemen het grootst was (d = 2.79) (Liddle et al., 2010).

Op het gebied van recidive scoort MDFT niet alleen positief in vergelijking met groepstherapie, maar lijken er ook positieve resultaten te zijn ten opzichte van individuele behandeling (Dakof et al., 2015). Het onderzoek van Dakof et al. (2015) naar MDFT en groepstherapie is uitgevoerd onder 112 jongeren. De deelnemers zijn deels thuis en deels vanuit een open instelling behandeld. Hoewel beide therapieën zorgen voor een daling in arrestaties en delinquent gedrag, bleek deze daling significant groter bij MDFT deelnemers (d = 0.38). Bij de nameting, 2 jaar later, bleek dat deelnemers van MDFT nog steeds een daling van het delinquent gedrag lieten zien. Individuele therapie liet bij deze nameting echter een stijging van het delinquente gedrag zien. Het aantal nieuwe arresten van jongeren die MDFT ontvingen, was significant lager dan bij jongeren uit de individuele behandeling (d = 0.96).

In een meta-analyse van Baldwin et al. (2012), naar het effect van familietherapie op criminaliteit en recidive, zijn vier vormen van gezinstherapie bekeken en vergeleken met treatment as usual, ofwel de normale therapie, en met alternatieve therapie. Deze meta-analyse neemt 24 studies mee in de bespreking. In dit onderzoek werd beoogd om de gezinstherapieën apart te vergelijken met de overige therapieën, waarbij een van de uitkomstmaten recidive is. Het onderzoek maakt echter geen onderscheid tussen de vier soorten groepstherapie omdat er afzonderlijk nog te weinig bekend is over de effecten van deze therapieën. De resultaten laten een significant verschil zien tussen de gezinstherapieën en de overige therapieën als het aankomt op de vermindering van delinquentie. De gevonden verschillen zijn echter wel klein: bij familietherapie en treatment as usual is een effectsize van 0.21 gevonden, bij familietherapie en alternatieve therapie is dit d = 0.26 (Baldwin et al., 2012). Ondanks dat deze bevindingen bijdragen aan het belang van gezinstherapie bij het

(15)

tegengaan van recidive, gaan deze resultaten over vier samengevoegde vormen van gezinstherapie en niet alleen over het effect van MDFT.

Zoals hierboven te lezen is, zijn de voordelen van MDFT op het gebied van het verminderen van delinquent gedrag en recidive groter in vergelijking met individuele en/of groepstherapie. Tevens kan MDFT van invloed zijn op het aantal arrestaties en

voorwaardelijke veroordelingen: beiden zijn een stuk lager dan bij de vergelijkingstherapieën het geval was. Gebleken is dat MDFT een grote, positieve invloed kan hebben op jongeren met (zwaardere) problematiek. Kortom, het is van belang om de focus te leggen op het

verbeteren van de verhouding tussen de delinquente jongere en zijn of haar gezin. De recidive is gehalveerd in vergelijking met de normale zorg. Deze verandering houdt moeilijker stand als de jongere terugkeert naar een gezin waar niets veranderd is. Een aanpassing van het gedrag van de jongeren vraagt ook om een aanpassing van het gezin, oude

communicatiepatronen dienen doorbroken te worden. (Liddle et al., 2010).

Aansluitend is het zo dat niet alleen op het gebied van afname van delinquent gedrag de voordelen van MDFT groter lijken dan bij individuele of groepstherapie, dit lijkt ook zo te zijn voor de mate waarin de jongeren nazorg volgen (Liddle et al., 2010). Bij MDFT is nazorg een vast onderdeel van de behandeling, dit is echter niet bij elke behandeling het geval. Het voordeel van nazorg is dat de jongeren in zicht blijven na afloop van het behandeltraject. Daarnaast blijkt dat waar normaal 13% van de delinquenten nazorg volgt gedurende drie maanden, dit bij MDFT 87% is geweest (Liddle et al., 2010).

Tot slot is het van belang om te vermelden dat de uitval bij MDFT, in vergelijking met andere therapieën, minimaal is gebleken. Een mindere mate van uitval kan ervoor zorgen dat de resultaten een hogere mate van betrouwbaarheid hebben (Liddle et al., 2010). Opvallend is dat bij alle besproken onderzoeken MDFT een lagere mate van uitval had dan bij de

(16)

Conclusie & Discussie

In deze literatuurstudie is getracht een overzicht te geven van de resultaten uit de tot nu toe bestaande onderzoeken omtrent MDFT. De resultaten zijn onderverdeeld in drie domeinen: het effect op psychopathologie, het effect op de gezinsinteractie en het effect op recidive. Uit de besproken literatuur komt naar voren dat MDFT van invloed kan zijn op de mate van psychopathologie: zowel op het internaliserend als op het externaliserend probleemgedrag. Een behandeling met MDFT kan zorgen voor een afname van de internaliserende symptomen. Het gevonden effect is middelgroot en tevens significant. Hetzelfde is gebleken voor de afname van externaliserend probleemgedrag. In een vergelijkingsstudie tussen MDFT en CBT bleek er geen effect te zijn van CBT op het externaliserend gedrag, bij MDFT was er sprake van een sterke daling. Een sterkere band tussen de jongere en diens ouders lijkt te kunnen zorgen voor een daling van het externaliserend probleemgedrag. Ook in vergelijking met individuele therapie en met groepstherapie blijkt MDFT beter te scoren. Aan de hand van de besproken onderzoeken lijkt MDFT een positief effect te hebben op de vermindering van psychopathologie. Hierbij is het wel van belang om te noemen dat de gevonden effecten, hoewel significant, klein zijn.

Daarnaast komt uit de besproken onderzoeken naar voren dat MDFT een positief effect kan hebben op de interacties binnen het gezin. Het mechanisme van MDFT blijkt veelal meer effect te hebben op de gezinsinteractie dan bij individuele of groepstherapie het geval is. Zo blijkt MDFT een significant, positief effect te hebben op het verbeteren van de gezinsinteractie. Dit komt mogelijk doordat een verandering in de ouderlijke systemen kan leiden tot een vermindering van het negatief opvoeden en een stijging van het positief

opvoeden. Het gevonden effect voor de positieve interactie is echter klein, alhoewel het effect voor de negatieve interactie gemiddeld is. Een verandering in het gedrag van ouders kan tevens zorgen voor een vermindering van het probleemgedrag. Een mogelijke verklaring

(17)

hiervoor is de verbetering in communicatie tussen de jongere en diens gezin. Zo laten de huidige resultaten zien dat MDFT kan bijdragen aan een positieve gezinsinteractie.

Tot slot is gekeken naar wat er tot nu toe bekend is over het effect van MDFT op recidive. De terugval onder delinquenten is hoog: ruim de helft van de jongeren pleegt binnen twee jaar opnieuw een delict. Bij een vergelijking tussen MDFT en groepstherapie bleek het aantal nieuwe arrestaties bij MDFT bijna de helft minder dan dit bij groepstherapie het geval was. Ook was het aantal voorwaardelijke veroordelingen aanzienlijk minder hoog bij de groep met MDFT. Niet alleen bij de vergelijking van MDFT met groepsbehandeling is er een

significant resultaat gevonden, dit is ook het geval in vergelijking met individuele therapie. Het gevonden effect is middelgroot en significant. Uit de resultaten van een studie naar MDFT en individuele behandeling is naar voren gekomen dat er een significant effect is voor de daling van arrestaties na het volgen van MDFT. Deze daling blijkt twee jaar later nog steeds aanwezig te zijn. Hierbij is het ook opvallend dat het effect van MDFT op recidive vele malen groter is als het gaat om zwaardere problematiek.

Ondanks de veelbelovende resultaten kunnen er ook een aantal beperkingen bij de besproken onderzoeken genoemd worden. Ten eerste zijn de gevonden effecten, weliswaar significante effecten, veelal klein. Dit geldt zowel voor het effect op psychopathologie, als voor de effecten voor de gezinsinteractie en de recidive. Hierbij is het echter van belang om te noemen dat effecten wel van overtuigende waarde zijn, gezien de kwaliteit van de

onderzoeken. Zo is MDFT vergeleken met andere effectief gebleken studies en blijkt alsnog een meerwaarde te hebben, zeker ook op de lange termijn. Ten tweede is het merendeel van de onderzoeken naar MDFT uitgevoerd door Liddle, wie tevens de ontwikkelaar is van deze therapie. Enerzijds kan dit positief zijn voor de uitvoering van de behandelingen, Liddle weet immers het meeste van zijn eigen behandeling. Anderzijds kan dit mogelijk kan dit van invloed zijn geweest op de objectieve uitvoering van de onderzoeken of de interpretatie van

(18)

de resultaten. Ten derde: er is tot op heden nog weinig onderzoek gedaan naar MDFT, waarbij het meeste onderzoek in de Verenigde Staten is uitgevoerd. Met het oog op de

generaliseerbaarheid van de resultaten is het belangrijk om dit punt mee te nemen. Ten vierde is het zo dat één van de besproken onderzoeken een effect heeft gevonden over een geheel van vier gezinstherapieën. Hierbij is MDFT wel meegenomen maar er was te weinig literatuur over deze therapieën om het effect voor elke gezinstherapie apart te bekijken waardoor MDFT niet afzonderlijk is onderzocht. Ten vijfde heeft al het onderzoek plaatsgevonden vanuit de thuissituatie of een ambulante setting. Ten zesde is er in de besproken onderzoeken geen onderscheid gemaakt tussen man en vrouw, mogelijk heeft het geslacht ook invloed op de behandeluitkomst van MDFT.

Het huidige literatuuronderzoek heeft de effecten van MDFT in kaart gebracht. Hierbij is duidelijk geworden dat MDFT een positieve bijdrage kan leveren aan de behandeling van delinquente jongeren. Opvallend is dat alle besproken onderzoeken zijn uitgevoerd in een open setting of vanuit de thuissituatie. Met het oog op de toekomst kan het voor de praktijk interessant zijn om te onderzoeken wat de effecten van MDFT binnen een gesloten instelling kunnen zijn. Het gebruik van MDFT binnen een gesloten instelling is een tot nu toe nog redelijk onbekend fenomeen. De voornaamste reden hiervoor is dat het binnen een gesloten instelling niet mogelijk is om het gezin bij de behandeling te betrekken, echter is dit bij MDFT juist van belang. Vervolg onderzoek zou zich kunnen richten op wat de bevorderende en belemmerende factoren kunnen zijn bij deze nieuwe ontwikkeling en de mogelijke

implementatie van MDFT in een gesloten instelling. Op basis van de gevonden resultaten uit de bestaande onderzoeken kan gedacht worden dat de huidige resultaten van MDFT wellicht ook kunnen gelden voor jongeren binnen een gesloten instelling. Meer wetenschappelijk onderzoek naar de vergelijkingen en verschillen binnen een open en gesloten instelling kan van pas komen bij de onderbouwing hiervan.

(19)

Daarnaast ligt er een uitdaging voor de wetenschap om nog meer inzicht te krijgen in de werkzame elementen van MDFT. Dit kan mogelijk door te kijken naar de verschillende effecten voor man en vrouw. Hier is in het merendeel van de besproken onderzoeken geen onderscheid in gemaakt, waardoor dit onderscheid in het huidige literatuuronderzoek tevens ontbreekt. Tot slot, het is duidelijk geworden dat de rol van de ouders van grote invloed kan zijn op de resultaten van de behandeling. Er zou echter nog meer onderzoek gedaan kunnen worden naar de werkzame factoren van MDFT en de punten waarop de behandeling tekort schiet. Hierbij kan eventueel verder worden belicht wat de rol van de ouders binnen de behandeling kan zijn.

Dit alles overziend blijkt dat de aandacht voor de omgeving van delinquente jongeren veelal ontbreekt, het merendeel van de therapieën richt zich alleen op de delinquente

jongeren. Het belang van de focus op het hele gezin is naar voren gekomen in deze

literatuurstudie. Met de huidige kennis kan een grote stap gemaakt worden bij de behandeling van delinquente jongeren. Een therapie als MDFT, gericht op het hele gezin, kan bijdragen aan de vermindering van psychopathologie, een betere gezinscohesie en tot slot mogelijk zorgen voor een afname van de recidive.

(20)

Baldwin S.A., Christian S., Berkeljon A., & Shadish W.R. (2012). The effects of family therapies for adolescent delinquency and substance abuse: A meta-analysis. Journal of Marital and Family Therapy, 38, 281-304. doi: 10.1111/j.1752-0606.2011.00248.x Becker, S. J., & Curry, J. F. (2008). Outpatient interventions for adolescent substance abuse:

A quality of evidence review. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 76, 531– 543. doi: 10.1037/0022-006X.76.4.531

Dakof, G. A., Henderson, C., Rowe, C. L., Boustani, M., Greenbaum, P. E., & Wang, W. (2015). A randomized clinical trial of family therapy in juvenile drug court. Journal of Family Psychology, 29, 232–241. doi: 10.1037/fam0000053

van Dam, A., & van Tilburg, C. (2008). Groepsbehandeling van agressie: valkuilen en hoe daarmee om te gaan? Psychopraxis, 10, 105-109. doi: 10.1007/BF03077547

Dykstra, P., & de Valk, H. (2007). Criminelen in de familie: Verband tussen crimineel gedrag en bevolkingskenmerken onderzocht. Demos (The Hague), 23, 6-8. Verkregen van http://hdl.handle.net/1765/18107

Hermanns, J.M.A. (2007). Opvoeden en opgroeien: een visie achter het beleid. In P.A.H. van Lieshout, M.S.S. van der Meij& J.C.I. de Pree (red.), Bouwstenen voor betrokken jeugdbeleid. Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (pp.21-49).

Amsterdam: Amsterdam University Press.

Hogue, A., Dauber, S., Stambaugh, L. F., Cecero, J. J., & Liddle, H. A. (2006). Early therapeutic alliance and treatment outcome in individual and family therapy for adolescent behavior problems. Journal of consulting and clinical psychology, 74, 121. doi: 10.1037/0022-006X.74.1.121

INCANT Study Team (2010). INCANT Instructions and Tips for Researchers. First part: From referral to baseline assessment. Verkregen van http://incant.eu/

(21)

Latimer, J. (2001). A meta-analytic examination of youth delinquency,family treatment, and recidivism. Canadian Journal of Criminology, 43, 237-253. Verkregen van http://hein online.org/HOL/Page?handle=hein.journals/cjccj43&div=23&g_sent=1&collection=j ournals

Liddle, H. A. (2016). Multidimensional family therapy: evidence base for transdiagnostic treatment outcomes, change mechanisms, and implementation in community settings. Family process, 55, 558-576. doi: 10.1111/famp.12243

Hogue, A., Liddle, H. A., Becker, D., & Johnson‐Leckrone, J. (2001). Family‐based

prevention counseling for high‐risk young adolescents: Immediate outcomes. Journal of

Community Psychology, 30, 1-22. doi: 10.1002/jcop.1047

Liddle, H. A., Dakof, G. A., Alberga, L., Henderson, C. E., Rowe, C. L., & French, M. T. (2006). Facilitating adolescent offenders' reintegration from juvenile detention to community (DTC) (CJ DATS Brief Report). Verkregen van https://www.drug abuse.gov/researchers/research-resources/justice-system-research/cj-dats-phase-i-studies-adolescent-interventions

Liddle, H. A., Dakof, G. A., Henderson, C., & Rowe, C. (2010). Implementation outcomes of multidimensional family therapy–detention to community: A reintegration program for drug-using juvenile detainees. International Journal of Offender Therapy and

Comparative Criminology. doi: 10.1177/0306624X10366960

Liddle, H. A., Dakof, G. A., Parker, K., Diamond, G. S., Barrett, K., & Tejeda, M. (2001). Multidimensional family therapy for adolescent drug abuse: Results of a randomized clinical trial. The American journal of drug and alcohol abuse, 27, 651-688. Verkregen van http://www.tandfonline.com/doi/abs/10.1081/ADA-100107661

(22)

Liddle, H. A., Rowe, C. L., Dakof, G. A., Henderson, C. E., & Greenbaum, P.

E. (2009). Multidimensional family therapy for early adolescent substance abusers: Twelve month outcomes of a randomized controlled trial. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 77, 12–25. doi: 10.1037/a0014160

Liddle, H. A., Rowe, C. L., Gonzalez, A., Henderson, C. E., Dakof, G. A., & Greenbaum, P. E. (2006). Changing provider practices, program environment, and improving outcomes by transporting multidimensional family therapy to an adolescent drug treatment

setting. American Journal on Addictions, 15, 102-112. doi: 10.1080/1055049060100369 -8

Liddle, H. A., Rowe, C. L., Dakof, G. A., & Lyke, J. (1998). Translating parenting research into clinical interventions for families with adolescents. Clinical Child Psychology and Psychiatry, 3, 419–443. doi: 10.1177/1359104598033007

Liddle, H. A., Rowe, C. L., Ungaro, R. A., Dakof, G. A., & Henderson, C. (2004). Early intervention for adolescent substance abuse: Pretreatment to posttreatment outcomes of a randomized controlled trial comparing multidimensional family therapy and peer group treatment. Journal of Psychoactive Drugs, 36, 2–37. doi: 10.1080/02791072.2004 . -10399723

MDFT Academie (2010). MDFT, MST en FFT vergeleken. Verkregen van www.mdft.nl Mos, K., & Rigter, H. (2012). Gezinsgericht werken in Justitiële Jeugdinrichtingen. Kind &

Adolescent Praktijk, 11, 118-124. doi: 10.1007/s12454-012-0040-7

Petrosino, A., Turpin-Petrosino, C., & Guckenburg, S. (2010). Formal system processing of juveniles: Effects on delinquency. Campbell Systematic Reviews, 1. doi: 10.4073/csr .2010.1

Schaub, M. P., Henderson, C. E., Pelc, I., Tossmann, P., Phan, O., Hendriks, V., & Rigter, H. (2014). Multidimensional family therapy decreases the rate of externalising behavioural

(23)

disorder symptoms in cannabis abusing adolescents: outcomes of the INCANT trial. BMC psychiatry, 14, 1. doi: 10.1186/1471-244X-14-26

Schmidt, S. E., Liddle, H. A., & Dakof, G. A. (1996). Changes in parenting practices and adolescent drug abuse during multidimensional family therapy. Journal of Family Psychology, 10, 12–27. doi: 10.1037//0893-3200.10.1.12

Teplin, L. A., Abram, K. M., McClelland, G. M., Dulcan, M. K., & Mericle, A. A. (2002). Psychiatric disorders in youth in juvenile detention. Archives of general psychiatry, 59, 1133-1143. doi: 10.1001/archpsyc.59.12.1133

Vermeiren, R. (2003). Psychopathology and delinquency in adolescents: A descriptive and developmental perspective. Clinical psychology review, 23, 277-318. doi: 10.1016 /S0272-7358(02)00227-1

Vreugdenhil, C., Doreleijers, T. A., Vermeiren, R., Wouters, L. F., & Van Den Brink, W. (2004). Psychiatric disorders in a representative sample of incarcerated boys in the Netherlands. Journal of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 43, 97-104. doi: 10.1097/01.chi.0000096371.43887.21

Wartna, B. S. J., Kalidien, S. N., Tollenaar, N., & Essers, A. A. M. (2006). Strafrechtelijke recidive van jongeren uit justitiële jeugdinrichtingen. WODC. Verkregen van http://rep ository.tudelft.nl/view/wodc/uuid:a9b489ec-de2a-470f-9704-c960fa99e76c/

Weisz J., & Kazdin, A. (red.) (2010).Evidence-based psychotherapies for children and adolescents. 2e uitgave. New York: Guilford.

Winter, M. de (2004). Opvoeding, onderwijs en jeugdbeleid in het algemeen belang; de noodzaak van een democratisch-pedagogisch offensief. Verkregen van http://www .oapen.org/search?identifier=439820

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

When comparing results for the four samples that can be analyzed, a clear and gradual decrease of copper oxide from the glaze towards the core material is noticed. 318

The man in the middle wears a blue shirt (image 3.9), which was probably also painted with smalt: in the shadows the paint is wrinkly, discoloured and degraded, while the lit areas

F 28 Hues differences of the med/bottom prediction group 28 F 29 Image contrast distributions of the prediction groups 28 F 30 Image brightness distributions of the prediction groups

Since information received by road stakeholders will be used to make decisions about, for example, the routes taken during maintenance or the time of traveling

To determine the detection limit of the nanogap IDEs, we applied a step-function with different levels of acetone concentration (Fig.. For high concentrations that are depicted in

and Solantausta, Y., Power generation using fast pyrolysis liquids from biomass, Renewable and Sustainable Energy Reviews, 11, 1056, 2007 [4] Moses, C., and Bernstein, H., Impact

Further iterations of the bootstrap (beyond the double bootstrap) require more notation, but the extension of the listed notation is logical (typically only

Given the findings of this study we hereby draw two conclusions: (1) pre-service teachers who participated in the professional development designed in this study had