1
In welke zin is het cursief gedrukte woord juist gespeld?
A Het is beter de vis eerst te ontzoutten. B Is het de bakkeljauw die ontzoutten is? C Ja, maar waarom zou ik de vis moeten ontzouten?
D We kochten het stuk vis gisteren en ontzouten het direct.
2
Welke spelling van de o.v.t. is juist? A onthuldde
B ontwendde C vermoedde D verdraaidde
3
Alle werkwoorden staan in de o.t.t. Staan er fouten?
bedreigt – bereid – breit – beantwoord verleert – verzamelt – onthoud – verbrand Er staat/staan …
A 1 fout: breit.
B 2 fouten: onthoud en verbrand.
C 3 fouten: bedreigt, verleert en verzamelt. D geen fouten.
4
Krantenkoppen
In welke kop is de werkwoordsvorm juist geschreven?
A Dallas één zege verwijderd van de eretitel B Grant overrompeld Pentagon C Neymar veroverd gouden bal met overtuiging
D Zanger overleefd comeback-show
5
Hier staan bijvoeglijk gebruikte werkwoords- vormen.
Hoeveel vormen zijn goed?
verdwaalde – vergrote – verwende –vermoorde – aangehechtte – verwoordde A twee B drie C vier D vijf 6 1 2
De trein zal een heleboel geld kostten en dit 3 4
geld ook voor het onderhoudt.
Welke genummerde woorden in de zin hebben een spelfout? A 1 en 2 B 1, 2 en 3 C 1 en 4 D 2, 3 en 4 7
Waar is het bijvoeglijk naamwoord goed geschreven?
A de beantwoordde brieven B de geredde passagiers C de vermoordde man D het gesmeedde hek
8
In welke zin is de o.v.t. juist gespeld? A Hij bemoeidde zich met mijn zaken. B Hij verwachtte dat antwoord niet.
C Onze leerkracht was boos: de leerlingen verpraten hun tijd.
D Toen de jager het hert dode, kwam het jong te voorschijn.
9
Iemand rekenschap vragen, betekent:
vragen om … A aandacht. B financiële hulp. C informatie. D verantwoording.
Ga na of de uitdrukkingen juist zijn of niet. 1. Hij verkocht zijn huis voor een koek en
een ei.
2. Ik zie door de bomen het gras niet meer. 3. Wie wind zaait, zal storm oogsten. Juist is/zijn … A 1 en 3. B 2 en 3. C alleen 1. D alleen 3. 11
Maak de uitdrukking compleet.
Hij heeft de klok horen luiden, maar hij weet niet waar … hangt. A de klepel B de sleutel C het alarm D het toestel 12
Wat hoort niet bij elkaar? A een baal toiletpapier B een school vissen C een vlucht vogels D een zwerm honden
13
I Hieronder staan 5 woorden:
1. verbaliseren 2. archeoloog 3. mythe 4. identificeren 5. religie.
II Nu volgen de betekenissen door elkaar: 1. godsdienst 2. godenverhaal
3. oudheidkundige 4. bekeuren 5. herkenbaar maken.
Welke volgorde moet II krijgen om te matchen met I?
A 4 – 3 – 2 – 5 – 1 B 4 – 1 – 5 – 2 – 3 C 5 – 4 – 3 – 2 – 1 D 5 – 3 – 2 – 1 – 4
Welke twee woorden zijn synoniemen van elkaar? A berooid B heldhaftig C roekeloos D vlijtig – – – – welgesteld dwaas argwanend naarstig 15
Welk spreekwoord of welke uitdrukking is juist? A Hij hoeft niet meer te werken, hij heeft zijn schaapjes in de kooi.
B Hij moet niet zo hoog van de toren blazen. C We moeten geen dode koeien uit de sloot halen.
D Wie een kuil graaft voor een ander, valt er ook in.
16
Waar is het voorzetsel niet juist? A je neerleggen naast iets B je onttrekken aan je plicht C verlost worden van een plaag D veroordeeld worden voor iets
17
Welk voorzetsel komt op de open plek? De parlementariër schitterde … afwezigheid. A bij
B door C in D van
18
Waar is het voorzetsel niet juist gekozen? A Het spreekt niet tot mijn verbeelding. B Openbaar vervoer: een bron tot ergernis! C Tot mijn verwondering bleef hij weg. D We werden uitgenodigd voor het gala- diner, zeer tot ons genoegen.
ch of g
Vul in op de open plek.
1. Hij heeft no… geen beurt gehad. 2. Wat heb jij veel pe… bij dit spel. 3. Wat een mooie o… tend vandaag. 4. Ze heeft kind no… kraai
5. Het to…t hier heel erg! A ch – g – ch – g – g
B ch – g – g – g – g C g – ch – g – ch – g D g – ch – ch – ch – ch
20
Welk leesteken hoort niet in de zin?
De juf zei tegen de onoplettende leerling van de examenklas wat zeg je nu allemaal voor onzin A aanhalingsteken
B dubbele punt C komma D vraagteken
21
Welk van de cursief gedrukte lidwoorden is juist? A de kampioenschap van Leo Victor
B de roer van de voorzitter overnemen C het eerste helft van het programma D het openbaar verhandelen van drugs
22
Waar zijn beide lidwoorden onjuist? A de avondcasino B de breukrijst C het kermisterrein D het wagenonderstel – – – – de godenverhaal de handzeep het pompstation het antimiddel
Hoeveel keer kan je het aanwijzend
voornaamwoord dit gebruiken bij de volgende woorden?
groenten – olie – suikerspin – korenpap – koemelk – roomboter – schoenpoets – radiostation A 1 keer B 2 keer C 3 keer D 4 keer 24
Welk verkleinwoord is juist geschreven? A babytje
B bikinitje C dvd’tje D koningkje
25
Waar zijn beide voltooid deelwoorden onjuist gevormd? A gebrandmerkt B gevoorspeld C ontwricht D weergalmd – – – – gezinspeeld geademhaald gevernist gewaarschuwd 26
Waar zijn beide meervoudsvormen juist? A cadeau’s B laarzen C museums D tralieën – – – – baby’s melodieën aquaria’s feeën
Het viel de acteur op, dat de fotograaf ongevraagd foto’s van hem, zijn vrouw en zijn kinderen
maakten.
Het cursief gedrukte woord is A correct: het onderwerp is foto’s.
B correct: het onderwerp is zijn vrouw en zijn kinderen.
C fout : het onderwerp is de acteur. D fout : het onderwerp is de fotograaf.
28
Het moet in de toekomst kunnen, dat maat- schappijen die ervoor kiezen een film in
Suriname te maken, niet met hun eigen personeel
hoeven af te reizen.
Welke van de cursief gedrukte werkwoorden zijn de persoonsvormen in deze samengestelde zin? A kunnen / kiezen / maken
B kunnen / kiezen / maken / reizen C moet / kiezen / hoeven
D moet / kunnen / hoeven / reizen
29
Als maatschappijen niet met hun personeel
afreizen, is het voordeel, dat de Surinaamse sector een oppepper krijgt.
Wat is de hoofdzin in deze samengestelde zin? A Als … afreizen,
B Als … het voordeel, C …is het voordeel, D … dat de … krijgt.
Beoordeel de vorm van de cursief gedrukte werkwoorden.
1
De media hebben herhaaldelijk over het quorumspook gesproken en geschreven. 2
Antibiotica moet zorgvuldig worden ingenomen: altijd de kuur afmaken. A Alleen 1 is juist.
B Alleen 2 is juist. C 1 en 2 zijn beide juist. D 1 en 2 zijn beide onjuist.
31
Waar is er sprake van een bijvoeglijke bijzin? A De leerlingen die de stof bestudeerd hadden, konden aan het examen deelnemen.
B De man wilde dat de deur opnieuw geschilderd werd.
C Het is niet te hopen dat de wedstrijd voor morgen moet worden afgelast.
D Wij rekenen erop, dat u de goederen direct zult retourneren.
32
Mario, onze buurjongen, is arts geworden. Tot welke woordsoorten behoren de cursief gedrukte woorden?
A bezittelijk voornaamwoord + hulpwerk- woord
B bezittelijk voornaamwoord + koppelwerk- woord
C persoonlijk voornaamwoord + hulpwerk- woord
D persoonlijk voornaamwoord+ koppelwerk-
woord
33
Welk vetgedrukt woord is geen bijwoord? A De regentijd is heel snel ingevallen. B Hij heeft de laatste tijd flink gestudeerd. C Hij zingt bijzonder mooi.
Het probleem van de afgelopen dagen was, dat een generator van Suralco uitviel, maar dat is gelukkig opgelost, waardoor de samenleving geen stroomuitval had de afgelopen dagen. De bijwoordelijke bijzin is:
A Het probleem … was B dat een generator … uitviel C maar dat … opgelost
D waardoor de … dagen
35
Lees de volgende zin.
Hoewel het gesprek met de voorzitter van de
voetbalbond van zeer ernstige aard was, sprak er toch wederzijds vertrouwen daaruit.
Moet „Hoewel” vervangen worden? A Ja, door het woord: Aangezien B Ja, door het woord: Doordat C Ja, door het woord: Omdat D Nee, de zin mag zo blijven staan.
36
Welke zin is goed geformuleerd?
A Daarover wil ik mij niet gaan uitweiden. B De rovers openden het schot op de winkelier. C Het kabinet beseft heel goed, dat het
parlement tekortschiet.
D Wat ons tegenhoudt om het niet te doen, is het volgende.
37
Deze tekst stond op een ziekenhuisbordje: Als u zwanger bent of denkt zwanger te kunnen zijn, wilt u dit alstublieft aangeven, voordat u röntgenfoto’s maakt.
Overtollig is het woord … . A denkt
B zwanger (tweede) C kunnen
D alstublieft
Welke werkwoorden zijn goed vervoegd? 1
Het getuigt niet van grote intelligentie als je 2 3 beweerd dat je niets onthoudt van wat er is 4 uitgelegt. A 1 + 4 B 1 + 3 C 2 + 4 D 2 + 3 39
Welk woord is goed geschreven? A alibie
B arogant C bischop D portefeuille
40
In welke rij moeten alle drie woorden een trema? A bacterien B beoogt C geeerd D geuit – – – – creeren melodieen financiele client – – – – geadviseerd opticien reele geillustreerd