• No results found

Europese Gemeenschap en arbeidsomstandigheden - Downloaden Download PDF

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Europese Gemeenschap en arbeidsomstandigheden - Downloaden Download PDF"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Europese Gemeenschap en

arbeidsomstandigheden

De eenwording van Europa heeft aanzienlijke coi verhoudingen in de lidstaten. In deze bijdrage p revue. Daarbij komt ook de institutionele conté beleid op het gebied van de veiligheid en de gezon onderwerpen waarvoor unanimiteit niet nodig is ling tot de situatie op de meeste andere beleids Euroforie

Europa is ongetwijfeld in de greep van een Euro- foriemanie: 1992 is de magische datum en Jac- ques Delors, voorzitter van de Europese Commis­ sie, is de profeet.

1992 Brengt ons de belangrijkste verbrui- kersmarkt van de geïndustrialiseerde landen: 325 miljoen verbruikers, dit vergeleken met de Ver­ enigde Staten (243 miljoen), Japan (122 miljoen) en de Unie van de Sowjet Republieken (284 miljoen).

1992 Brengt een einde aan het Rijk van de bu­ reaucratie, of althans een belangrijk stuk ervan, met name aan de nationale grenzen, die lang­ zaam, maar zeker, zullen verdwijnen; de techni­ sche vereisten van de produkten worden gestroomlijnd, de BTW geüniformeerd - bedoelt men —; de fiscale druk gaat naar omlaag — ho­ pen we —. In de naam van deregulering en flexi­ biliteit op de Europese ene markt worden niet minder dan 300 nieuwe Europese richtlijnen van kracht. In minder dan 10 jaar, zo belooft Delors ons, zal 80% van het economische, fiscale en so­ ciale recht in de EG-lidstaten van Europese make­ lij zijn.

De grote markt zal ongetwijfeld leiden tot schaal­ vergroting van de ondernemingen, met conse­ quent hogere produktiviteit en winst. De verwe­ zenlijking van de echte ene markt zal een 250

mil-asequenties voor het sociaal beleid en de arbeids- asseren verschillende van deze consequenties de xt aan de orde, die zeker van belang is voor het idheid van werknemers. Dit is een van de weinige om tot besluiten te kunnen komen, in tegenstel- terreinen.

jard ECU aan Europa besparen en zo we echt vol­ ledig integreren zitten er op termijn nog 5 miljoen nieuwe jobs in.

Wij zijn allen begeesterd door de nieuwe moge­ lijkheden en grenzen, de uitdagingen, meer nog dan ooit, nu Oost-Europa wijd open ligt. Er waait een nieuwe wind: alles is weer mogelijk. Een van de beste en geslaagde voorbeelden en bron van Europees enthousiasme is ongetwijfeld het Eras- musprogramma, waar dit academisch jaar niet minder dan 40.000 Europese universiteitsstuden­ ten één of twee semesters doorbrengen aan andere universiteiten, in het kader van hun normaal pro­ gramma. Niet minder dan een 100-tal van de stu­ denten van de Leuvense rechtsfaculteit zitten me­ de in het Europese ballet; ze komen en gaan van Straatsburg, Londen, Salamanca, Leiden ... Hun enthousiasme kent geen grenzen, ook niet dat van de Erasmus-studenten, die Leuven verrijken door hun creatieve aanwezigheid.

Het is uniek en ... fantastisch en het wordt ook zo vanuit Oost-Europa, Amerika en andere wereld­ delen bekeken.

Europroblemen

Er zijn evenwel ook enkele prangende problemen, zeker op het terrein van sociaal beleid en arbeids­ verhoudingen.

Een eerste belangrijke vraag betreft vanzelfspre­ kend de gevolgen van de grotere markt voor de werkgelegenheid. Wat gaan de gevolgen zijn van de big bang van 1992 wanneer de ondernemingen zich verder gaan herstructureren met het oog op schaalvergroting en het drukken van de kosten, * Prof. Roger Blanpain is verbonden aan de Rechtsfaculteit

van de Katholieke Universiteit van Leuven. Tevens was hij voorzitter van de Internationale Vereniging voor Arbeids­ verhoudingen (1986-1989)

(2)

naar internationaal competitieve maatstaven; ook van de arbeidskosten, o.m. door het afslanken van de werkgelegenheid. Internationaal woedt er im­ mers een economische oorlog, zoals de ontwikke­ lingen in de automobielindustrie voldoende il­ lustreren. Het is niet uitgesloten dat de eerste schok van de grotere markt, waarop de onderne­ mingen zich nu reeds druk voorbereiden, ons twee miljoen banen kost, dat bovenop de 14 mil­ joen officieel getelde werklozen, die Europa nog altijd sociaal teisteren. Ongetwijfeld worden we in Europa, in de meeste landen althans, geplaagd door een tekort aan geschoolde arbeidskrachten op allerlei terreinen en is er een ‘mismatch’ tus­ sen dat tekort enerzijds en de meerderheid van de werklozen anderzijds, die de nodige vaardigheden en geschooldheid missen om in onze nieuwe in­ formatiemaatschappij volwaardig te kunnen parti­ ciperen. De ‘Figaro’, één van de leidende Franse dagbladen, rapporteerde enkele maanden geleden dat één op acht van de Franse schoolverlaters met moeite kunnen lezen of schrijven! Zijn zij, en hun lotgenoten in andere EG-lidstaten, de werklozen van morgen en de ongelukkige titularissen van marginale sociale rechten in een groeiende duale maatschappij?

Wat is er waar in verband met de ‘sociale dum­ ping■’? Of, om het anders te stellen: waar zullen

de jobs gecreëerd worden? Zijn wij inderdaad verwonderd te lezen dat de Duitse syndicale lei­ ders zich verontrusten over 1992? De Financial Times (31 oktober 1988) schrijft dat de Duitse vakorganisaties van werknemers zich terecht zor­ gen maken dat de Duitse werknemers, met de hoogste lonen en de beste voorwaarden, het meest te verliezen hebben van een grotere mobiliteit van het kapitaal in Europa. De syndicalisten aldaar zijn er nogal gerust op dat de geschoolde jobs en deze met een hoge toegevoegde waarde ter plaatse zullen blijven, mede omwille van het onvolprezen Duitse systeem van vorming, maar zij vrezen dat honderdduizend laaggeschoolde banen naar rela­ tief lage loonlanden, zoals Portugal en Spanje, zullen verdwijnen.

Daar valt over na te denken. Op een bijeenkomst belegd door het Management Centre Europa te Venetië, maart 1989, verklaarde de voorzitter van Fiat, de heer Agnelli, dat een Duitse autowerkne- mer 32.000 US dollars kost op jaarbasis terwijl een Spaanse slechts 13.000 dollars aan zijn werk­ gever kost.Een fordmanager deelde me mede dat de verhoudingen in Ford-Europa als volgt liggen: indien Ford-België 100 kost, dan ligt dit op 115 in

West-Duitsland en op 63 in het Verenigd Konink­ rijk. (Verwondert het ons dan dat Honda, Nissan en Toyota, zonder uitzondering en voor sommige ondernemingen zonder overheidssteun, in het V.K. investeren?). Op een recente vergadering van World Economie Forum vertelde een Cater- pillarmanager dat de jaarkosten van een ‘blue col- lar’ zich vergelijkend als volgt aandienen: V.S.: 32 dollars; België: 21; Frankrijk: 15 en het V.K. 13. Renault Spanje is 35% goedkoper dan Renault Frankrijk. Billiancourt, èens de roem en de trots van Renault Frankrijk — dicht bij Parijs — en Re­ nault ‘tout court’ sluit in 1992. De arbeidskosten in België — per uur — voor een ‘blue collar’ in een bepaalde onderneming bedragen: 755 BF per uur tegen 125 in Portugal. In Portugal bedraagt de arbeidsduur nog meer dan 2200 jaaruur: in Duits­ land minder dan 1700 uur. Dit is 500 uren ver­ schil per jaar.

Andere problemen gaan gepaard met de ongelijk­ heden tussen de Europese regio’s, die vergeleken met de V.S. tweemaal zo groot zijn op het gebied van inkomen en drie maal op het gebied van werkloosheid. De middelen, die aan de Europese structurele fondsen (het Regionaal Fonds, het So­ ciaal Fonds en het Landbouwfonds) zijn toebe­ deeld zijn ongetwijfeld verdubbeld en bedragen, samen met de middelen, die de Europese Investe­ ringsbank ter beschikking kan stellen, ongeveer de jaarlijkse leningscapaciteit van de Wereldbank. De verdubbelde middelen blijven echter een druppel op de hete plaat.

Hoe zit het met de levensstandaard in de verschil­ lende landen in onderlinge verhouding? Het zal een probleem zijn voor de meer ontwikkelde lan­ den (Duitsland, Nederland, b.v.) om de hogere le­ vensstandaard te behouden in het kader van een grotere markt, waarin bepaalde landen met een lagere kostprijs opereren.

Welk is het effect van sociale zekerheidskosten op de competitieve positie van landen en onderne­ mingen? In de EG besteden we jaarlijks gemid­ deld 26,6% van het BNP aan sociale zekerheid (pensioenen, werkloosheidsuitkeringen, ziekte ...). Uitgestreken evenwel over de lidstaten bestaan er verschillen van 32.1% in Nederland tot en met 13,4% sociale zekerheidsuitgaven in Por­ tugal. Daarbij komt nog dat de kosten van de so­ ciale zekerheid voor 90% worden gedragen door de overheid in Denemarken (op basis van fiscali­ teit), terwijl slechts 27,8% ervan door de Franse overheid wordt betaald; de rest door de onderne­ mingen. Is men verwonderd dat de Conseil

(3)

Natio-nal du Patronat Français zich zorgen maakt over de competitieve positie van de Franse onderne­ ming in de gemeenschappelijke markt?

Welke zal de juiste impact zijn van de grotere markt op de nationale systemen van arbeidsver­ houdingen! Worden de regelingen inzake arbeids­ duur in de verschillende EG landen op elkaar af­ gestemd en meer geharmoniseerd, om maar een probleem aan te geven? Zal er van de ene markt een convergerende invloed uitgaan op onze natio­ nale systemen van arbeidsverhoudingen zodat ze meer uniform worden, of zullen deze systemen door culturele verscheidenheid gekarakteriseerd blijven?

Wat gaat er gebeuren op het niveau van toegang tot ‘decisionmakers’? Naar mate meer en meer economische beslissingen op Europees en ruimer internationaal vlak genomen worden, komt er dan een Europese informatie en consultatie, eventueel Europees collectief onderhandelen?

Euroverscheidenheid

Het is hartverscheurend vast te stellen dat Europa bij het antwoord op deze vragen van fundamente­ le verdeeldheid getuigd.

Het Europees Verbond van Vakverenigingen (E.V.V.) heeft een uitgebouwd ‘Europees Sociaal Programma’ op tafel gelegd met een indrukwek­ kende lijst van Europese uit te vaardigen wetge­ vende maatregelen, gepaard gaande aan Europees collectief onderhandelen1 op het gebied van vrij verkeer van werknemers, goederen en diensten, economische democratie, industriële integratie, sociale cohesie, arbeidsduur, ouderschapsverlof, sociale verzekeringen, ontslag, minimum inko­ men e.a.

De Europese werkgevers, verenigd in l ’ Union des Industries de la Communauté Européenne (UNICE) staan vanzelfsprekend ook een sociaal Europa voor, maar leggen vooral de nadruk op de noodzaak voor de ondernemingen competitief te zijn en waarschuwen allen ervoor geen onnodige last toe te voegen aan de reeds overladen regule­ ring inzake arbeid op het niveau van de Gemeen­ schap. Naast de dereguleringsboodschap staan de werkgevers het beginsel van de ‘subsidariteit’ voor: wat op nationaal vlak geregeld kan worden behoeft geen Europese maatregel. M.a.w. : er zijn enkel Europese maatregelen nodig wanneer dit absoluut niet anders kan, b.v. op het terrein van vrij verkeer van werknemers, onderlinge erken­ ning van de diploma’s e.a.. Dit is b.v. echter niet het geval inzake arbeidsduur, ontslagrecht, ar­

beidsvoorwaarden, inspraak van werknemers e.a. Op dit terrein dient de nationale verscheidenheid totaal geëerbiedigd en is er geen nood aan (uni­ forme) Europese regelen.

Ook het Europees Parlement heeft vanzelfspre­ kend een eigen sociale agenda, die minstens even vooruitstrevend is als het programma van het EVV; de Europese Commissie onderlijnt even­ eens de noodzaak van een sociaal Europa en heeft ambitieuze oogmerken, zoals onder meer uit het Sociaal Handvest dat zij voorstaat blijkt. Het is echter van overwegende betekenis dat de Raad van Ministers, dat terzake de uiteindelijke wetge­ vende autoriteit is, in deze evenzeer verdeeld is. Het is niet alleen Groot-Brittannië, dat zich verzet tegen: ‘new regulations which raise the cost of employment and make Europe’s labour market in- flexible and less competitive with oversea sup- pliers’ (Mrs. Thatcher, Speech at Brugge, Sep­ tember 20, 1988). Sommige landen zijn gelukkig zich achter haar rokken te verbergen ook al ko­ men ze daar niet altijd volkomen voor uit. Zo is Denemarken in feite niet te spreken over Europe­ se sociale maatregelen: ik refereer hierbij aan een gesprek dat ik mocht hebben met een Deense col­ lega, ter gelegenheid van het Xllde Internationaal Congres voor Arbeidsrecht en Sociale Zekerheid dat in September 1988 te Madrid werd gehouden, die mij ronduit verklaarde dat de Deense rege­ ring, zowel als de Deense sociale partners, geen boodschap hebben aan de Europese regelen uit Brussel, die het Deense systeem van collectieve overeenkomsten — daar wordt weinig door de wetgever geregeld — overhoop halen. ‘The direc- tives from Brussels’ stelde hij ‘do not add any- thing, except a lot of paperwork, are conftising and upset the collective bargaining process, which is prevalent in Denmark’.

Eurorealiteit: de Eenheidsakte

Deze diametrale tegenovergestelde meningsver­ schillen zijn geïnstitutionaliseerd geworden in de Europese Eenheidsakte (1986) waarbij o.m. de stemmingsprocedure in de Raad van Ministers aangepast werd aan de noodzakelijkheden een ge­ meenschappelijke markt met 12 landen tot stand te brengen. Waar de Europese eenheidsakte voor de meeste punten van besluitvorming betreffende het tot stand brengen van de markt een procedure van gekwalificeerde meerderheid op het getouw heeft gezet, is het zo dat beslissingen in verband met de rechten en de belangen van werknemers de unanimiteit in de Raad van Ministers behoeven

(4)

(art. 100 A, 2).

Dit betekent dat elk land in de Raad van Ministers op het terrein van arbeidsrecht en sociale zeker­ heid over een vetorecht beschikt, met de kans dat er zeer vaak wel één Minister op 12 zal gevonden worden, die niet akkoord is. Het is geen toeval dat dit vetorecht op uitdrukkelijke aanvraag van het V.K. in het Verdrag werd ingeschreven.

Er is evenwel een uitzondering op de regel van unamiteit: deze vindt men inzake gezondheid en veiligheid op de werkplaats; over die materies kan er met gekwalificeerde meerderheid besloten wor­ den (art. 118 A).

Het zal derhalve niet verwonderen dat de ham­ vraag nu is welke lading er door gezondheid en veiligheid in de werkplaats gedekt wordt; en dat er heel wat progressievelingen zijn, ook in het Europees Parlement, die aan artikel 118 A een in­ terpretatie willen geven, die de normale betekenis van de woorden ‘veiligheid en gezondheid’ over­ stijgt. O.i. dient een correcte interpretatie van de woorden ‘veiligheid en gezondheid’ te vertrekken van het feit dat de algemene regel terzake vervat ligt in artikel 100 A, waarbij de unanimiteit wordt voorgeschreven voor beslissingen inzake de rech­ ten en de belangen van de werknemers. Art. 118 A, die gekwalificeerde meerderheid inzake vei­ ligheid en gezondheid toelaat is een uitzondering op de algemene regel van unanimiteit, en uitzon­ deringen worden in beginsel restrictief geïnter­ preteerd. Dit neemt echter niet weg, dat veilig­ heid en gezondheid een grote brok ondernemings- realiteit omvatten, als begrippen die elkaar aan­ vullen. Beide bedoelen de bevordering van de menselijke integriteit, zowel de fysieke als de mentale. Veiligheid en gezondheid hebben niet al­ leen betrekking op het voorkomen van ongevallen en schade maar dienen ook op positieve wijze tot de veiligheid en gezondheid van de werknemers bij te dragen.

Europees collectief onderhandelen: de eu- rodroom

Alhoewel het Europees collectief overleg onge­ twijfeld een levenskus ontving in het nieuwe arti­ kel 118 B van het EEG-verdrag waarbij de Euro­ pese Commissie de opdracht werd gegeven de di­ aloog tussen management en arbeid op Europees niveau te bevorderen, wat, zo beide partners dit wensen, zou kunnen leiden tot Europese collec­ tieve arbeidsovereenkomsten, blijven de vooruit­ zichten voor echt collectief onderhandelen op Europees niveau mager en in feite onbestaand.

Het blijft een levensgroot feit dat de vakorganisa­ ties van werknemers over onvoldoende macht be­ schikken om de Europese werkgeversorganisaties of de multinationale groepen tot de onderhande­ lingstafel te dwingen, een feit dat reeds geruime tijd vaststaat.

De sociale dialoog tussen werkgevers- en werk­ nemersorganisaties, die reeds enkele jaren gele­ den startte in Hertoginnedal (een van onze Brus­ selse kastelen) heeft ongetwijfeld geleid tot een aantal besluiten, o.m. betreffende de motivering en de beroepsopleiding, informatie en consultatie ter gelegenheid van het invoeren van nieuwe tech­ nologieën in de onderneming en aanpassing en flexibiliteit. De uitkomst van deze bespreking werd evenwel onder de label ‘gemeenschappelijke oriënteringen’ de wereld ingestuurd. Zij verbin­ den niemand, het zijn zelfs geen aanbevelingen. Daarenboven werden geen echte inspanningen ge­ leverd om deze gemeenschappelijke oriënteringen ingang te doen vinden op nationaal of sectorieel niveau. Ongetwijfeld zijn er ook Europese secto- riële besprekingen in enkele paritaire sectoriële comités — er zijn er 9 —, maar deze besprekin­ gen hebben enkel betrekking op het uitwisselen van informatie, soms raadpleging, maar zijn in geen geval ‘onderhandelingen’.

De Europese ondernemingsraden, die zijn op­ gestart in Buil, Thompson, BSN en laatst Volks­ wagen vormen een grote uitzondering op de be­ reidheid van de werkgevers om Europese arbeids­ verhoudingen te ontwikkelen.

Het Sociaal Handvest: het einde van het begin? December 1989, ter gelegenheid van de laatste Europese top van het jaar, en wel te Straatsburg, namen 11 Regeringsleiders het Europees Sociaal Handvest aan. Het Verenigd Koninkrijk was de enige die een dergelijk Handvest weigerde. Alhoe­ wel er heel wat te doen was om het geheel van Europese Sociale Grondrechten, blijft het zo dat deze Plechtige Verklaring geen enkele bindende waarde heeft, maar alleen een uiting is van politie­ ke wil van de betrokken regeringen. Het Handvest bevat de volgende fundamentele sociale rechten:

— vrijheid van verkeer;

— vrijheid van arbeid en recht op een behoorlijke beloning;

— de verbetering van levens- en arbeidsvoor­ waarden;

— het recht op sociale bescherming;

— vrijheid van vereniging en collectief onder­ handelen;

(5)

— het recht op beroepsopleiding;

— het recht van mannen en vrouwen op gelijke behandeling;

— het recht van de werknemers op informatie, consultatie en inspraak;

— het recht op bescherming inzake veiligheid en gezondheid op de werkplaats;

— de bescherming van kinderen en jongeren; — de bescherming van seniores en gehandi­

capten.

Door dit Handvest te aanvaarden verbonden de desbetreffende regeringen zich ertoe de noodza­ kelijke maatregelen te nemen om deze vrijheden en rechten te verwezenlijken. Met het oog daarop heeft de Europese Commissie een Actieprogram­ ma op touw gezet, te realiseren tegen 1992. Dit programma bevat voorstellen voor een 14tal nieu­ we richtlijnen, in verband met arbeidsduur, be­ scherming van zwangere werkneemsters, jonge werknemers, veiligheid en gezondheid, deeltijds en tijdelijk werk, informatie en consultatie van de werknemers e.a. Men mag echter bij het beoorde­ len van een en ander niet uit het oog verliezen dat voor het goedkeuren van deze maatregelen in de Raad van Ministers meestal, overeenkomstig arti­ kel 100A 2, de unanimiteit vereist is, en men en­ kele veto’s mag verwachten. Ook blijft het subsi­ diariteitsbeginsel aangehouden, met dien verstan­ de dat bepaalde punten op nationaal niveau die­ nen te worden opgelost, hetzij door wetgeving, hetzij door collectief onderhandelen. Men ver­ trekt dus waar men begon. De vooruitgang zal zeer langzaam zijn: festina lente!

Samenvattend

Arbeidsrecht en arbeidsverhoudingen zullen, ook na 1992, hoofdzakelijk nationale aangelegenheden blijven. Toch zal er een onmiskenbare impact van

de Europese Gemeenschappen zijn. Ten eerste zal de markt haar invloed uitoefenen en zal deze onze systemen van arbeidsverhoudingen naar elkaar toedrukken op het terrein van de kosten. Vervol­ gens zijn er Europese maatregelen, die eventueel versterkt zullen worden, op het gebied van vrij verkeer van werknemers, gelijke behandeling van mannen en vrouwen en veiligheid en gezondheid van de werknemers. Maar Europese richtlijnen, zoals deze inzake collectief ontslag (1975), ver­ worven rechten (1977) en insolventie van de werk­ gever (1980), die al tamelijk marginaal zijn, zul­ len niet te veel opvolgers krijgen. Voorstellen in­ zake inspraak (de Vde richtlijn en de Europese Naamloze Vennootschap) zijn te controversieel om nu meer succes te hebben dan voorheen; het­ zelfde geldt mogelijke voorstellen inzake infor­ matie en consultatie van werknemers in multinati­ onale ondernemingen.

Voor diegenen die terzake ongeduldig zijn, zij herhaald dat vooruitgang op internationaal niveau in elk geval altijd traag verloopt. Wonderen bestaan niet, stap voor stap is de boodschap, en dan nog op voorwaarde dat de politieke wil daar­ toe er is. Dromen zijn niet altijd bedrog; soms worden dromen bewaarheid.

Noten

1. Creating the European Social Dimension in the Intemal

Market. European Social Programma, Executive Com- mittee, 11-12.02.1988.

2. Zie verder:

— B.A. Hepple, ‘European Communities’, in: Compara- tive Labour Law and Industrial Relations, 1990, 4th ed., Kluwer (ed. R. Blanpain).

— G. Schnorr en J. Egger, in: International Encyclopea- dia for Labour Law and Industrial Relations, 1990. — EEG, ‘The social dimension o f the intemal market', Social Europe, Brussel, 1988.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

This type of research demonstrated that elaborated texts and the presence of connectives facilitated text-based learning, but it cannot be taken as evidence that deep processing had

This approach amounts to accepting the need for ongoing formative evaluation and performance monitoring as part of continuing routine management responsibilities supported by

First, when an event happens, the sensor node detecting it becomes a Points of Interest (POI) and records corresponding data, which should be collected as soon as possible. In

(a) Radiation Limit 1: optically thin atmosphere / black body upper limit For an airless body (the Moon for example), or an atmosphere with no green- house gases or clouds,

While the use of remotely sensed snow cover information improves accuracy in SRM modeling for the historical period, this approach has shortcoming for future projections, where

The purpose of the present study is to examine whether, in addition to permanent settlement in urban or rural communities, migration patterns within the prov- ince of British

To bring further attention to this more lighthearted side of Hardy’s social criticism, this research project analyzes the novel in which that lightheartedness is most apparent:

My current professional capacity working for Caring for First Nations Children Society (CFNCS); writing curriculum, facilitating cultural awareness training for Ministry of