• No results found

Een efficiënte arbeidsmarkt - Downloaden Download PDF

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een efficiënte arbeidsmarkt - Downloaden Download PDF"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

L. Faase*

Een efficiënte arbeidsmarkt

Terwijl het arbeidsmarktbeleid nadrukkelijk ge­ richt blijft op de doelstelling van volledige werk­ gelegenheid bestaat bij benadering geen overeen­ stemming over de vraag hoe die situatie nog voor de eeuwwisseling bereikt kan worden. Het ziet er naar uit dat op de golven van de demografische ontwikkeling het werkloosheidsprobleem zich vanzelf oplost, maar zeker is dat allerminst. Bo­ vendien vormt het lange-termijnperspectief een weinig aantrekkelijke optie, noch voor de werk­ lozen die het treft, noch voor politici die op ter­ mijnen van vier jaar resultaten willen zien. De aanhoudend te hoge werkloosheid blijft dus een probleem. Met de Werkgelegenheidsnota 1983/1984 heeft het eerste Kabinet-Lubbers een drietal beleidssporen uitgezet om aan de werk- loosheidsproblematiek het hoofd te kunnen bie­ den. De eerste twee beleidssporen — sanering van de collectieve sector en herstel van de marktsec­ tor — lijken nog onvoldoende vruchten af te wer­ pen. Zolang de produktiegroei nauwelijks uit­ komt boven de stijging van de arbeidsproduktivi- teit valt de werkgelegenheidsgroei per saldo tegen. Ook om die reden is de laatste tijd nogal wat aan­ dacht besteed aan het derde beleidsspoor dat weer meer succes op korte termijn beloofde. Dit be­ leidsspoor kent drie componenten, te weten de herverdeling van arbeid, de alternatieven voor structurele werkgelegenheid en vooral de verbete­ ring van de werking van de arbeidsmarkt. Het gaat hierbij in belangrijke mate om symptoombestrij­ ding en dat verklaart wellicht het geringe succes van genomen maatregelen. De herverdeling lijkt wat in het slop te zijn geraakt. De alternatieven voor structurele werkgelegenheid zijn, getuige de zogenoemde bestandsvervuiling bij de arbeidsbu­ reaus, vooral door de werkzoekenden zelf gevon­ den, maar kunnen zich binnen de officiële kana­ len (wetsvoorstel onbeloonde arbeid uitkerings­ gerechtigden, praktijk-leerplaatsen) niet op een grote toestroom van deelnemers verheugen. Dat * Drs. L. Faase is lid van de redactie van het Tijdschrift

voor Arbeidsvraagstukken.

belooft ook weinig goeds voor het jeugdwerk- garantieplan. De effectiviteit van werkgelegen­ heidsplannen buiten de markt moet dan ook wor­ den betwijfeld. Resteert een geconcentreerde aandacht voor de werking van de arbeidsmarkt. Berekeningen tonen aan dat met een beter functionerende arbeidsmarkt ten minste een kwart van de werkloosheid kan worden wegge­ werkt (Driehuis, 1986), er is hier dus meer aan de hand dan alleen symptoombestrijding. Het beleid dient zich derhalve te richten op het doorbreken van verstarringen die de marktwerking frustreren. En flexibiliteit is daarbij het toverwoord.

Als functies van de arbeidsmarkt worden wel on­ derscheiden de allocatie (van arbeid en daarmee verbonden kwalificaties) en de verdeling (van ar­ beid en inkomen).

Allocatie duidt op een zo optimaal mogelijke koppeling van vraag en aanbod: de juiste mens op de juiste plaats. Allocatieve efficiency wil zeggen dat gegeven de vraag de beschikbare kwalificaties zo goed mogelijk worden benut. Indien werkloos­ heid resulteert is dat op het micro-niveau van de markt geen probleem. Op macro-niveau is sprake van onderbenutting. Naast allocatie is het distri- butieperspectief van belang. Het gaat dan veelal om de vraag of de marktwerking resulteert in een rechtvaardige verdeling van arbeid en inkomen. De distributieve efficiency stoelt dus op een nor­ matieve beoordeling van de resultaten van het allocatieve proces: de mate waarin sociale ( o n ­ gelijkheid wordt bevorderd.

Wie de arbeidsmarkt primair beziet vanuit het allocatieperspectief zal hoge waarde hechten aan de betekenis van toonverschillen voor de mobili­ teit op de arbeidsmarkt en flexibiliteit krijgt dan ook veelal een vertaling in termen van tonen (loondifferentiatie) en kwalificatie-aanpassingen (scholing).

Wie het verdelingsperspectief beoefent zal vooral aandacht hebben voor de machtsverhoudingen op de arbeidsmarkt en geneigd zijn de markt te zien als een arena waarin de collectieve belangenbe­ hartiging en institutionele arrangementen

(2)

Inleiding lend zijn voor de uitkomsten (Van Hoof, 1987).

Flexibiliteit duidt niet op mobiliteit maar op het reactievermogen van de sociale partners. Dit re­ actievermogen is groter naarmate partijen meer directe zeggenschap hebben over de arbeids- en inkomensverdeling c.q. er meer via collectieve contracten en minder via wetgeving wordt ge­ regeld.

Overigens mag niet vergeten worden dat allocatie en distributie elementen zijn van eenzelfde pro­ ces en dus nauw samenhangen. Schaarste als stu­ ringsmechanisme op de meer geïndividualiseerde allocatiemarkt en macht als sturingsmechanisme in de collectieve verdeling zijn geen synoniemen maar beïnvloeden elkaar sterk.

De vraag of de markt efficiënt werkt is in dit rudi­ mentaire model afhankelijk van zowel de alloca- tieve efficiency als de distributieve efficiency. Met de allocatieve efficiency valt het overigens wel mee (Hartog en Visser, 1987). Toch is er op deelmarkten sprake van kwalitatieve discrepan­ ties. Vermoed mag worden dat differentiatie in beloningen niet echt helpt. Werkgevers geloven er dan ook niet in, of liever, zij zijn beducht voor de lange-termijneffecten op de loonstructuur. Bij voorkeur wordt wat vaker geadverteerd of blijven vacatures langer onvervuld. In feite geeft men hiermee aan de distributiefunctie van de markt niet ten koste van de allocatie te willen versto­ ren. Dit lijkt een terechte houding omdat het vooral de tijdsfactor is die een belangrijke rol speelt. Marktsignalen moeten worden opgevangen en via kwalificatieverbetering tot nieuw aanbod leiden. Vaak wordt de scholing door de bedrijven in eigen hand genomen.

Met de distributieve efficiency van de markt is het minder goed gesteld. Dat blijkt uiteraard vooral uit de hoge werkloosheid en de ontoerei­ kende resultaten van het herverdelingsbeleid. Met andere woorden, de markt alloceert redelijk tot goed maar verdeelt slecht en wellicht veroorzaakt de allocatieve efficiency tenminste ten dele die slechte verdeling.

Aannemende dat de structuur van de markt in een ruime arbeidsmarkt vooral bepaald wordt door de vraagzijde, lijkt het erop dat interne, or­ ganisatorische efficiency veelal vertaald wordt in marktflexibiliteit. Zo ontstaan onder andere aan de onderkant van de markt flexibele arbeidscon­ tracten en een marktsegment voor secundaire ar­ beid en langdurig werklozen.

De verdelingsfunctie van de markt raakt daardoor verstoord. Segmentering betekent immers, dat marktsegmenten met een eigen rationaliteit en afwijkende normen ontstaan. Tussen deze seg­

menten is mobiliteit nauwelijks mogelijk. Tekor­ ten en overschotten bestaan naast elkaar en gene­ riek allocatie- of verdelingsbeleid werkt of op de ene of op de andere markt contra-produktief. De paradox wil dat distributieve efficiency (vol­ ledige werkgelegenheid) alleen kan worden be­ reikt door op de allocatieve efficiency toe te geven en andersom. Het Zweedse model bijvoor­ beeld laat zien dat een solidaire loonpolitiek suc­ ces heeft bij een sterk geïnstitutionaliseerd ar- beidsvoorzieningsbeleid. De landen die de alloca­ tie door de vrije markt voorop stellen zullen dan ook een hoge prijs betalen in termen van sociale zekerheidsuitgaven of de marktwerking proberen te dempen door geleide loonpolitiek of loonmati­ ging om ten slotte via harde valuta, comparatieve voordelen door revaluatie verloren te zien gaan. Dit alles leidt in de eerste plaats to t de conclusie dat verdeling en allocatie niet als gescheiden pro­ cessen kunnen worden behandeld. Er is behoefte aan een meer integrale beleidsvoering die boven­ dien niet tot de arbeidsmarkt beperkt blijft. Zo­ als Van Stiphout in zijn bijdrage aan dit nummer heeft aangegeven, zijn van groot belang de strate­ gische betekenis van de arbeidsmarkt en de in­ bedding van het arbeidsmarktbeleid in het bre­ dere sociaal-economische beleid (inclusief onder­ wijsbeleid en arbeidsvoorwaardenbeleid).

In de tweede plaats moet worden bedacht dat een vergroting van de flexibiliteit niet alleen betrek­ king heeft op de lonen of personen op de arbeids­ markt, maar zich uitstrekt tot organisaties en in­ stituties. Naast arbeidsmarktflexibiliteit nodig om het economische aanpassingsvermogen te ver­ groten en technologische vernieuwing te dragen, is er tenminste de noodzaak de sociale problemen van onze tijd op te lossen en de kwaliteit van het bestaan in en buiten de werksituatie te vergroten (OECD, 1986).

De laatste conclusie mag zijn dat een meer inte­ grale beleidsvoering binnen het sociaal-econo­ mische beleid c.q. de trade-off tussen allocatie en verdeling impliceert dat arbeidsmarktbeleid en ar­ beidsverhoudingen in elkaar groeien. De nieuwe Wet op de Arbeidsvoorziening, die naar verwach­ ting nu ter advisering bij de Raad van State ligt, is daar een interessant gevolg van. □ Literatuur

- Driehuis, W., ‘Arbeidsmarktrigiditeiten als macro- economisch probleem’. In: W. Driehuis c.s., Flexibi­ lisering van de arbeidsmarkt, OSA, 1985.

- Hartog, J. en M. Visser, De juiste man op de juiste plaats; doet het ertoe, OSA, ’s-Gravenhage 1987. - Hoof, J.J. van, De arbeidsmarkt als arena, Amster­

dam 1987.

- OECD, Labour Market Flexibility, Parijs 1986.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Data event yields compared with the expected contributions from relevant SM processes (section 5 ) and the reducible background (section 6 ), after a loose preselection requiring

We use AFM evidence to suggest a new mechanism for the formation of PS-b-PEO aggregates at the air-water interface, which starts with dewetting of an evaporating

Self-reported oral health among a community sample of people experiencing social and health inequities: cross-sectional findings from a study to enhance equity in primary healthcare

IL-12 has been thought to be important recently because it, together with TNF-a, activates natural killer (NK) cells to produce IFN-y in a T- cell-independent manner [99]. This

Stommel's work was concerned with the possible existence of multiple equilibria in a two-box model (crudely representing the equatorial and polar regions) of a

5.24 shows the pulls for the nuisance oscillation parameters and all SK specific parameters, including SK detector systematics, and SK-only cross section parameters. Fig 5.25 shows

It could be expected that a continental climate would manifest shorter, more frequent snowfalls rather than large, infrequent snowfalls typical of a maritime climate (e.g. It

In terms of component measures, smiling scores were significantly higher in the coffee shop than in the cafeteria and eye contact scores for the coffee shop were significantly