STICHTING VOOR BODEMKARTERING
(047 .1)
BRARY
L01
STICHTING VOOR BODEMKARTER
I
NG
WAGENINGEN
VERSLAG V_i\N EEN BODEMKU1'IDIGD BXCU~SIE NAA1 IE LMtl
Stichting voor Bodemkartering WAGENINGEN
No. 3065.
IE
1q61.o
t
VERSLAG VAN EEN BODEMKUJ.'IDIGE EXCURSIE NAAR
IERLAND.
13 - 24 juni 1961.
Scanned from original by ISRIC - World Soil Information, as ICSU World Data Centre for Soils. The purpose is to make a safe depository for endangered documents and to make the accrued information available for consultation, following Fair Use Guidelines. Every effort is taken to respect Copyright of the materials within the archives where the identification of the Copyright holder is clear and, where feasible, to contact the originators. For questions please contact soil.isric@wur.ni indicating the item reference number concerned.
Ir. J.C. Pape, Ir. J.N.B. Poelman, Dr. Ir. I.S. Zonneveld.
I NHOUD
Lijst van afbeeldingen
Introduction Inleiding
Klimaat
Vegetatie
Algemene karakteristiek Het altijd groene loofbos Overige vegetaties
Vegetatie op de grey wooded soil biJ Ballinasloe
De venen Algemeen "Raised bog" 11Blanket bog" Geologie Algemeen
Het glaciale landschap Het veen
De Shannon
De bodem
Brown earth
Gray brown podzolic Brown podzolic Qleygronden Humuspodzolen Terra rossa Rendzina
Gray wooded soils
Landbouwkundig onderzoek en voorlichting Algemeen
Bodemkundige sectie
Afdeling plantnutrition an biochemistry Afdeling Soil Survey
Sectie tuinbouw en bosbouw
Plant sciences en erop husbandry
Literatuur blz.
3
48
11 11 12 13 15 16 16 17 18 21 21 2225
25
26
26
2728
28
29
31 31 31 33 3334
35 38 38 3942
- 1
-LIJST VAN AFBEELDINGEN.
Afb. 1. Johnstown Castle, zetel van de Ierse bodemkartering Afb. la Topografisch overzicht van Ierland en de gevolgde route Afb. 2. Verdeling van de Iers sprekenden in 1926 en 1936
Afb. 3. De onbevolkte gebieden van Ierland Afb. 4. Schapen op de "blanket bog" bij Leenane Afb. 5. Kust bij Ballycastle
Afb. 6. Klimaatsfactoren
Afb. 7, Januari en juli isothermen
Afb. 8. Maandelijkse gemiddelden van neerslag en temperatuur in Ierland (grafische weergave volgens E. Huntington) Afb. 9. Olearea macrodenta bij Killarney
Afb.10. Fuchsia magellanica bij Castlebridge
Afb.11. Lage dijkjes beschermen de gronden langs het Shannon estuarium
Afb.12. Hoogveen in de omgeving van Killarney Afb.13. "Blanket bog11
bij Glenamoy. Het poeltje op de voorgrond ontstond door het delven van dennestobben
Afb.14. Schema veenvorming en begroeiing in bulten-slenken-systeem (vrij naar Tansley)
Afb.15. Enkele typen van veenlandschappen (vrij naar Oswald 1925) Afb.16. Veenklif met wortelstoel van Pinus silvestris bij
Glenamoy
Afb.17. Geologische kaart
Afb,18. In Galwaybay komt de rotsondergrond aan de oppervlakte Afb.19. De bewegingsrichting van het ijs en de oriëntatie van de
drumlins in west Connaught (naar Hallissy) Afb.20. Karstverschijnselen bij Galway
Afb. 21 . Drumlins in do ldaai van Qélrl-Wa-y
C' / '2
w ' a.. ::! Afb.22. Doodijskuil in de omgeving van Castlebridgeblz.
3
3
~5
6 78
8
9 11 11 14 16 16 16 16 18 21 21 22 22 23 23 Afb .23. Esker in de omgeving van Ballinasloe 23 Afb.24. De eskers zijn opgebouwd uit ruw gesorteerd en afgerond grofmateriaal 24
Afb.25. De eskers in Ierland (naar J .K. Charlesworth) 24 Afb. 26. Gre.y wooded soils op de helling van een esker 24 Afb .27. Ladioo view bij Killarney, U-vormige dalen. In de dalen
liggen veel meren 24
Afb.28. Het voorkomen van veen in Ierland 25
Afb.29. De Shannon in het binnenland 25
Afb.30. De uiterwaarden van de Shannon ten westen van Limerick 25
Afb.31, WUrrnkeileem bij Ballinamore 28
2
-blz. Afb.33. Het ruige kalklandschap van de Burrens 31
Afb.34. Grey wooded soil bij Ballinasloe 31
Afb.35. De raadvcor het landbouwkundig onderzoek 33 Afb.36. Organisatieschema van het landbouwkundig onderzoek 33 Afb.37. De onderzoeks-instituten (Farm research news 1960) 33
Afb.38. Veendrainageploeg in Glenamoy 40
... N 0 ... 55' 2 3 54' 4 'j. 53' 6 7 8 9 51 A 10• B
BORD FÁILTE ÉIREANN
MAP OF
IRELAND
Main Roids --~- Seconduy Roads l:rif,;.n" .... ~. =:::~'~-:~· Other Roads-County Bound~nH --- - - - Railw•y1 -Riven~dw.kes '-- He1qhts mfeei 227J" The Bound..ry of the Su: CounliH -Soa. c;I e:. n.1.~1 ~" ~-U... ,,..ap&n c:owd ~ tegüi pü>U9tt
u~v..:l..,•llH<lf1>r900<ill..,,d,--:.Llpuuegu u.&cc:o~'J Z; "t: 14 ü 0 ü ... E-<
z
~ ,..:i E-< .t. WedonlheOr~S."rTeyb1~· oltll4'~11l:1f"u.u.i:ec:.ftu!U'.d-
....
,._"_"-Lo&----
·
9•APPllOYE:O llOAOS roa TJ:Arnc l[H'ff[I/ THI: su: COUHT!E:S AllD fH[ TWl.HTY llX COUl/TIU - -- - - -+ - -- = = + -"~ .. ~· ' :~,!:i!
=
g;:~··-·
A Atb 1a 10 B "'-" ... ""---··~ ~~~· §t"·· :.::...--- ~::'..::'"~.-0 D O nfi. r.h fWP 7Î ht vn c D E F SCOTLAND 55 2 3"
I R I S H SE A !> l>I 6 52SHIPPING and AIR ROUTES to and !rom IRELAND
8 . : ,·' '!._"" ..
(]
-:...._-·
..--
..~
, liU!UHeJ;-- . . 9 ' .. " .I
?
-·~ 51 -·· c 0 E- - - s FAfb. 1. Johnstown Castle, zetel van de Ierse bodemkartering (Archiefno. 16515)
- 3
-INTRODUCTION
From June 13 - June 24. 1961, the authors of this report made
a pedological excursion through Ireland (fig. la). When some months earlier, two cooperators of the Irish National Soil Survey Mr. H. Gardiner and Mr. J. Lee visited the Netherlands: it became clear from
mutual discussions, that Ireland has to offer many pedological
pheno-menae, that might be of interest to soil surveyors in the Netherlands.
The very obliging cooperation of the head of the Irish National Soil Survey, Mr. Pierce Ryan made it possible to have a look at many soils
and their problems on the spot _
The ever enthusiastic guidance of Mr Michael Gardiner made
this excursion an unforgettable one.
We wish to express our thanks to both of them, as well as to
Mr. Tom Finch, National Soil Survey Officer in County Limerick and
Dr. 01
Hare, Director of the Peatland Experimental Station Glenamoy,
who both contributed considerably to the succes of the excursion.
Figure 1 shows Johnstown Castle_, the seat of the National
"
N 1 N 0 ... ~ N 0 C"'l lD 1926 1936 SOM.Afb.2 Verdeling van de Iers sprekenden in 1926 en 1936
IRISH SPEAKERS 0 - - 2 5 - - 5 0 - - 8 0 ° +
4
-INLEIDING
Ierland is ongeveer tweemaal zo groot als Nederland. Het is echter veel minder dicht bevolkt. In het volgende overzicht zijn
enke-le vergelijkingen tussen beide landen gemaakt.
Ierland Nederland
Oppervlakte in . k 2 m 70.000 33,300 Inwoners 2.895.000 11 .000.000
Dichtheid 41 330
Inwoners hoofdstad 522.000 871 .000
Bouwland 2C/fo
32!1/o
Weiland 6Cf1fa 3% Bos 2% 7% Woest 18% 7%
%
werkzaam in: Landbouw 40 20 Industrie en mijnbouw 23 37 Handel en verkeer 17 24Ierland is een republiek. De hoofdstad is Dublin. De verhou-ding tot het Britse koninkrijk,waarvan het vroeger deel uitmaakte is
lang slecht geweest. Het meeste land was in handen van Engelsen, die zich vaak slechte pachtheren toonden.
Berucht is de aardappelcrisis van 1845, waarna de bevolking met de helft afnam. Gedeeltelijk door sterven van honger, gedeelte-liJk door emigratie, voornamelijk naar Amerika. Daar wonen nu meer
Ieren dan in Ierland zelf en in New York wonen er meer dan in Dublin. De officiële talen zijn Iers (Gaellic) en Engels. Afb. 2 geeft een beeld van de betekenis en de verbreiding van het Iers als taal en de toename van 1926 tot 1936 (naar Freeman) . De bevolking is overwe-gend Rooms Katholiek.
Ulster behoort niet bij de Republiek Ierland, een toestand waarin vele Ieren niet wensen te berusten. De bewoners van Ulster zelf schijnen met deze toestand niet ontevreden.
Ierland wordt wel eiland van smaragd genoemd, een dichterlijke
benaming duidend op het vele groen. Groen zijn de bergen, de hellingen en de dalen, groen is het vlakke land. Weiland en hooiland nemen dan
ook het grootste deel van de cultuurgrond in, bijna
4
miljoen ha. Het bouwland ongeveer~ miljoen ha. Tot voor kort dreef 's lands economie--=
(
·~
---5"1
---
- - -
.M
Afb. 3
o
e onbevolkte gebieden van
Ierland
•
,,~.
'
.
,:· 1
•
~·
'
I
,
•
•
-
5
-In
1949
was de exportwaarde voor8
1
%
agrarisch. De regering heeft hetgevaar hiervan heel duideliJk gezien en is in
1
959
begonnen aan eenvijfjarenplan, dat nu reeds zijn vruchten gaat afwerpen. Er werd in een
jaar tijd voor f,40 miljoen aan industrieprodukten geëxporteerd,
ter-wijl de totale agrarische export in
1
960
ongeveer f,75
miljoen heeftbedragen. Andere bronnen van inkomsten zijn het toerisme en geldz
en-dingen van familieleden in het buitenland vooral in Amerika aan de ver-armde bloedverwanten.
De industrie krijgt alle mogelijke hulp en faciliteiten. Men
is erop uit vooral buitenlandsche industrieën, die gaan exporteren, aan
te trekken. Zij kunnen daarvoor credieten krijgen, vrijstelling van
be-lasting, een beschermend binnenlands invoertarief, werkplaatsen en
outillage.
In totaal zijn Er al 26 Nederlandse bedrijven van allerlei
aard: Verolme uit Rotterdam, Rippen uit Ede, Philips en verder
veevoe-der-, kunstmest·-, apparaten- en plasticfabrieken. Eén van de voornaam-ste drijfveren van deze buitenlandse vestigingen is wel de goedkope
arbeidskrachten,
De Ierse regering ziet met lede ogen, hoe al vele jaren lang,
vaak de beste en energiekste mensen emigreren, Elk jaar vermindert de
bevolking met 40.000 zielen, hoewel het geboortecijfer hoog ligt. Maar
het inkomen per hoofd van de bevolking is f,
1
65
en dat is de helft var1 watin Engeland verdiend wordt.
Voor de grote hongersnood "The Great Farnine", die Ierland
teisterde van
1
845 - 1
8
47
ten gevolge van de aardappelziekte, was debevolking ongeveer acht miljoen zielen. Nu is dat gedaald tot nog geen
Afb.
4.
Schapen op de "blanket bag" bij Leenane.- 6
-Het overzicht van de agrarische uitvoer in 1950 is als volgt:
levende runderen levende schapen rundvlees Il - conserven schape- en lamsvlees varkensvlees bacon geslacht pluimvee boter melk en roompoeder chocolade - 11crumb" wol pootaardappelen granen en veevoeders
Totaal agrarische export
33.600.000 1 .600.000 35.200.000 12.800.000 2.700.000 2.400.000 450.000 5.800.000 24 .150 .000 900.000 2.200.000 680.000 4.800.000 8.580.000 4.500.000 650.000 1 .600.000 74.680.000
==========
De agrarische export is dus eenzijdig gericht op deveeteelt-produkten speciaal de vleesproduktie, nl. voor 97% en er is maar
3%
van de akkerbouw bij (afb.
4).
Uit dit alles is ook wel duidelijk, dat de Ierse landbouw zeer
extensief moet zijn.
Dat Ierland interessant is voor ieder met aardrijkskundige be
-langstelling komt vooral door de extreem westeliJke ligging. Het is
west-Europa' s voorpost in de Oceaan. Alle dingen, die Ierland 11
anders"
doen zijn, hangen daarmee samen. Door deze ligging "achteraf" kwam de
Germaanse invasie, die elders in NW-Europa de Keltische beschaving
reeds vóór het begin van de jaartelling vernietigde pas in de middel
-eeuwen en in volle hevigheid eerst onder Cromwell.
Voordien kon zich een echt Keltische beschaving ontwikkelen,
waaraan we de vele schone Ierse sagen danken. Deze Keltische cultuur
bleek een goede voedingsbodem voor het Christendom, dat zich vooral van
daaruit over de Germaanse volken kon uitbreiden.
Aan de extreem westelijke ligging dankt Ierland ook het
speci-fieke klimaat. Dat klimaat beheerst in hoge mate de eigen aard van het
Afb.
5.
Kust bij Ballycastle.- 7
-de antropogene en het overige grondgebruik wordt bepaald.
Dat klimaat, dat voor menselijke bewoning en activiteit niet zeer ideaal genoemd kan worden, maakt samen met de reeds als "achteraf" geschetste ligging, dat van de latere opbloei van vooral de materiële
beschaving in overig west-Europa minder kon worden geprofiteerd. In te-genstelling tot de eigen bevolking is dit voor de bezoeker of toerist uit welvarende landen een voordeel. "Vooruitgang!I brengt nu eenmaal in ruil voor onschatbaar veel nuttigs en goeds nivellering van oude schoon-heid en waarden, die men daarom nog slechts in de armere landen vinden
en genieten kan, mee.
De geologische opbouw is,als we de venen buiten beschouwing laten, minder 11
eigenaardig11
, maar te meer spectaculair en biedt
daar-door bijzonder mooie studie- en demonstratie-objecten.
Dit zijn in het bijzonder de morfologie van de kusten en de glaciale vormingen en afzettingen.
De kusten van Ierland zijn beroemd om hun gevarieerde
klif-formaties (afb. 5). De glaciale "drumlins" en "eskers" (beide Ierse= gallic woorden) behoren tot de mooiste en talrijkste van de wereld.
De behandeling van·de verschillende facetten gebeurt uiteraard voornamelijk vanuit de indruk, die wij er bij ons bliksembezoek van konden krijgen. Dus onvolledig, waarbij de allergrootste gaten wat zijn gestopt met kennis uit dE:: literatuur opgeriaan.
AVERAGE RAINFALL
~o
~
JUNE SUN HOURS
Afb. 6 Klimaatsfactoren
RAiNDAYS
,.
1.1'1 1 N 0.-
--""1 N 0 (") t.D 50 '---~MAf b.7 Januari en juli isothermen
-~
/
I / ,,,,,..I
I
I
---"
/ I \ --ISOTHERMS JulyJanuary
·
--
--
--
--T.W.r ""- 8
-KLIMAAT
De extreme ligging aan 3 zijden open naar een oceaan, vanwaar de overheersende winden komen, geeft het eiland uiteraard een uitge-sproken oceanisch klimaat. Kenmerkend daarvoor zijn hoge regenval in alle jaargetijden, regenmaxima in de winter, relatief geringe tempera-tuurverschillen.
De ligging in de meest gebruikelijke depressieroute maakt het klimaat veranderlijk en onbestendig, regen en zon, hevige stormen en rustige perioden wisselen elkaar onregelmatig af. Tijdens ons korte bezoek van slechts 10 dagen konden we dit aan den lijve ondervinden. Vochtige warmte in beschutt3 dalen met "stekende" zon na een regenbui,
zowel als een heftige stormachtige dag met striemende regen op het
woeste schiereiland Achill, waar we de laag hangende wolken van een van de vele depressies vanuit de ooeaan tegen de meer dan 100 meter hoge ruige kwartsietkliffon zagen en voelden opbotsen. Een dagreis lang in de stromende regen en mist van Dublin naar Killarney; de volgende dag stralend, koel zomerweer in Kerry, druilerig mistig weer met motregen enige dagen daarna en de kille avond doorgebracht aan het haardvuur.
Binnen Ierland komen aanzienlijke verschillen voor van plaats tot plaats (afb.
6).
In natuurlijke en seminatuurlijke vegetatie en in de landbouw, vooral ook in de veengroei korrtdit tot uiting.In grote lijnen valt in het westen en zuidwesten en aan de loefzijde van de hogere delen de meeste regen, plaatselijk tot veel meer dan 2000 mm per jaar. In de buurt van Valencia (zie fig.l) regent het gemiddeld 834 uur per jaar (Londen ca. 410). In het oosten en
noord-oosten en in de regenschaduw van heuvels en bergachtige delen valt de minste neerslag. De oppervlakte waar minder regen valt dan ca. 700 mm is slechts klein (o.a. de omgeving van Dublin).
De januari-isoterm heeft een soortgelijk verloop: van zuid-zuidwest naar noord-noordoost neemt deze af en wel van ca.
6.7°c
tot iets minder dan5°
.
Alleen vlak langs de oostkust is de wintertempera-tuur weer wat hoger.De juni-isoterm verloopt ongeveer van zuid-zuidoost naar noord-noordwest en wel van ca.
1
6°
in het zuiden tot ca.14
°
in het noorden(afb.
7).
In afb. 1 is iets van de maandelijkse verdeling van tempera-tuur en regenval af te lezen aan waarnemingen in enkele belangrijke klimaatstations. Dit is gedaan met de methode Huntington. Daarbij wordt van elke maand de temperatuur en de regenval in een grafiek getekend
.,., 1 N 0 '<t N 0 M "' ao ~~~~~~~~~~~~~~~~~
sa 1aa 1Samm sa 1aa 1samm
Afb.8 Maandelijkse gemiddelden van Neerslag en Temperatuur in Ierland (grafische weergave volgens E. Huntington)
Au
NEDERLAND (19a1-194a)
Ja
- 9
-met op..,-as de temperatuur, op i'-as de gem. regenval per maand (afb,8), De schuine streep geeft een gemiddelde van de 10 grootste steden van de
wereld en min of meer de beste tarwe- en maisgebieden en dient als
ver-gelijkingslijn. De toename van in het bijzonder de winterregens, maar
ook de zomerregens, in het westen en de grotere overeenkomst van Dublin
met ons klimaat vallen duidelijk op.
Het uiterst regenrijke klimaat in het westen bleek ons ook
duidelijk bij het bezoek aan Clew bay, Croagh Patrick en het "blanket bog" gebied bij Majo. We brachten daar enkele dagen in f:torm, regen, mist en deels druilerig weer door. Op een dag. dat het slechts
motregen-de en het zelfs onder een loodgriJze (juni) hemel zo nu en dan "droog"
was, bleek men het mooi wee~ te vinden. Het was een van de droge dagen, waarvan men er minder dan 100 per jaar heeft . Een dag is namelijk een r
e-gendag,wanneer eEn m:inimaal vastgesteld aantal mm's regen valt en dat was ondanks de motregen nog niet bereikt.
De invloed van het Ierse klimaat op land en levende have is
groot. De natuurlijke vegetatie toont door het uitblijven van langdu-rige vorstperioden mediterane elementen. Deels zijn deze spontaan, veelal ingevoerd, maar deze blijken zich te handhaven. Het vochtige milde karakter blijkt voorts uit de welige begroeiing van muren en
wal-len en (vooral in het westen) de dicht met epifyten begroeide bomen.
Voor het rijpen van tarwe en gerst is het klimaat bijna overal te
wei-nig zonwei-nig. Slechts in het oosten bij Dublin, Wexford en omgeving gaat het, In Ulster is de zonneschijn ook net voldoende, maar is de
tempera-tuur door de noordelijke ligging wat te laag. Ook fruitteelt is slechts in het oosten en zuidoosten mogelijk, behalve door de geringe hoeveel-heid zonneschijn wordt het fruit ook bedreigd door veel
nachtvorst-schade.
Immers de gemiddelde zomertemperatuur is laag, enige sterke uitstraling doet de temperatuur gemakkelijk iets beneden
o
0c (
32 F ! )dalen. Veel is het nooit, maar vaak net te veel voor het fruit. Deze zomerse kilheid bleek ons ook allerwege in de aanwezigheid van
branden-de open haarden (in juni ~).Dat men 's winters met diezelfde open haard het huis warm kan houden pleit voor de mildheid van de winters.
De aangewezen landbouwcultuurvorm is in het grootste deel van
Ierland dan ook veeteelt; aangevuld met landbouwgewassen, die zeer vochtige en koele zomers verdragen: aardappels en haver. De oogst
daar-van valt niet zelden zeer laat in het jaar. Vroeg zaaien en poten wordt
door voorjaarsregen en overstroming bovendien vaak onmogelijk, Het
bin-nenhalen van de oogst heet in het Iers dan ook zeer karakteristiek
- 10
-Veeteelt daarentegen is gemakkelijker, gras is er op de goede gronden bijna het hele jaar door, Zo koud, dat het rundvee binnen moet,
is het in het zuiden bijna nooit en in het noorden maximaal 2 maanden.
Vlees, wol en huiden zijn dan ook van ouds produkten van betekenis voor
de Ierse economie (zowel industrie als handel).
Directe calamiteiten komen soms voor. Zo is er aan de westkust
een stormwaarschuwingsdienst, niet alleen voor scheepvaart, zoals bij ons, maar ook voor de treinen (bij zijwind harder dan 60 m/uur, ligt .
alles stil) . Windsnelheden tot meer dan 200 km/uur worden herhaaldelijk
waargenomen.
In het oosten viel op 25 augustus 1905 meer dan 10 cm regen in
één etmaal. Delen van de stad Bray stonden meer dan een meter onder
wa-ter. Meubilair en tonnen vol bier (meldt de schriJver Freeman kennelijk
spijtig) spoelden naar zee. Felle oostenwind die met water verzadigde westerstorm omhoog stuwde, was vermoedelijk de oorzaak.
De Ierse literatuur is vol van beschrijvingen, maar meer nog eigen sporen van de melancholie, die door het druilerige kille klimaat
wordt opgewekt. De sterke emigratie moet hier ten dele ook wel het
ge-volg van zijn (wellicht de reislust der eerste Christen zendelingen
Afb.
9.
Olearea macrodenta bij Killarney.Afb. 10. Fuchsia magellanica bij
Castlebridge.
- 11
-VEGETATIE.
Algemene karakteristiek.
De samenstelling wordt in de eerste plaats bepaald door de
ligging "achteraft'. De floristische samenstelling is te schetsen als
hoofdzakelijk een verarmde versie van de Britse eilanden. Het ontbre
-ken van diverse soorten is beslist niet aan het klimaat te wijten,
maar aan "accessibiliteit": "Ze konden er niet komen11
• Kunstmatig
aan-geplant groeien zulke sovrten goed en breiden zich spontaan uit. Een
voorbeeld van zo1
n soort is o.a. de beuk, die Ierland (nog?) niet had
bereikt na zijn terugkeer in west-Europa sinds de ijstijd door de
barrière van de zeeën. Thans is hij aangeplant en groeit zeer goed
o.a. in de omgeving van Dublin.
Andere voorbeelden zijn de mediterane en subtropische
strui-ken als Rhododendron, Laurier, Laurierkers, Eucalyptus en Palmen, die
we aantroffen bij Killarney. Verder vonden we diverse struiken aange
plant op de 11blanket bog11 bij Glenamoy: Veronica elliptica (een
struik-vormige ereprijs), Olearea macrodenta (een struikstruik-vormige composiet, die
we ook verwilderd bij Killarney vonden (afb.
9)
.
Langs heggen en hagen(soms verwilderd) ziet men regelmatig Escallonia macrantha (een struik
die nauw aan de besachtigen (Ribes) is verwant. Het meest opvallende
is de spontane uitbreiding in alle heggen en op alle wallen (mogelijk
vooral die uit zuurdere gesteenten ziJn opgebouwd) van de Fuchsia magel
-lanica (afb. 10). Dit sierlijke Zuidamerikaanse struikje bloeide
tij-dens ons tiendaagse bezoek en gaf aan het heggenlandschap een fleurige
toon. Zuidelijke planten, die behalve het ontbreken van vorst, veel
zonneschijn behoeven, ontbreken uiteraard. We constateerden in het
zoete getijdegebied het ontbreken van de bij ons karakteristieke socr
-ten Scirpus triqueter en Senec;io paludosa. Vermoedelijk is ook hier
eerder accessibiliteit de oorzaak dan klimaat. De flora bevat
uiter-aard vele typische Atlantische elementen en is dus nauw verwant aan die
van o.a. Frans Bretagne.
Bij het eerste gezicht valt de reeds genoemde dichte
epify-tische begroeiing en de met mos en varens begroeide muurtjes op. We
konden duideliJk aan de vegetatie de uit basische (vooral kalksteen)
stenen opgebouwde muren onderscheiden van àe zuurdere. De eerste met
o.a. veel Ceterach officinarum, Asplenium trichomanus en Asplenium
ruta-muraria (muurvarens), de laatste met o.a. Umbilicus rupestris,
- 12
-in overdadige weelde. Een Atlantisch element langs de kust is de
halo-phyt Crithmum maritimum, die we o.a. bij de 11Burren" vonden. Een voor
Europa unieke plant is de in veenpoeltjes voorkomende Eriocaulon
sep-tangulare (pipewort), een plant, die overigens alleen in Amerika
voor-komt. Vermoedelijk is de westelijke ligging in een land, dat van ouds
menselijk contact met Amerika heeft, meer dan het klimaat de oorzaak
van dit voorkomen.
Van de karakteristieke Atlantische soorten vielen ons tijdens
de reis op het massale voorkomen van dubbelloof (Blechnum spicant) in
de wat zuurdere bossen. De reeds genoemde epifyt Umbilicus
(Crassula-ceae) op zuurdere muurtjes, het varentje Ceterach officinarum op
kalk-rijkere muren, tongvaren (Phyllitis scolopendrium) in spleten en
heg-gen. Erica cinerea, Ulex europaeus en Ule.x gallii (gaspeldoorn) op
armere, drogere gronden.
Het altijd groene loofbos.
Een van de meest belangwekkende, door het klimaat bepaalde,
vegetaties is het altijd groene bos, dat vooral in het zuidwesten in de
beschutte dalen rondom Killarney aanwezig is. Naast eiken, berken,
ha-zelaar en ta>eus en zeer veel hulst, komen er de reeds genoemde spontane
en subspontane mediterane, altijd groene struiken in voor. Beroemd is
er de aardbeienboom (Arbutus unedo). Deze, in verspreiding, mediterane
struik, die tot de heidefamilie behoort (Ericaceën) bereikt hier,
an-ders dan in het Middellandse zeegebied een hoogte en omvang van een
forse boom. De exemplaren, die we zelf aantr0ffen, waren flinke
strui-ken tot ca. 4 à 5 m hoog. De bodem is rijk begroeid met vooral varens,
waaronder optimaal Blechnum spicant.
Bodem, maar ook takken en stammen zijn dicht bedekt met mos,
waartussen veel varens epifytisch groeien. Zeer interessant en volkomen
in overeenstemming met het uiterst milde klimaat is het mosachtige
varentje Hymenophyllum tunbrigense, dat we er aantroffen. Dit varentje
( 11Filmy fern") met één cellaag dunne bladen heeft een tropische
ver-breiding. Het tere blad verdraagt geen uitdroging. Ook de soort
Hyme-nophyllum wilsonii zou hier voorkomen. Kennelijk is de binding aan de
tropen niet veroorzaakt door de warmte, maar het ontbreken van vorst en
de hoge vochtigheid.
Allerlei typen zijn nog in het bos te onderscheiden al naar
- 1.)
-Naar het oosten nemen de extreem atlantische en mediterane
elementen in het bos af. Op vochtige, rijkere plaatsen kunnen es en
iep domineren, op de armere plaatsen eik en beuk. Langs de op sterke
wind geëxponeerde plaatsen (westkust
!)
kan geen boom groeien, al daar komen natuurliJke dwergstruiken of grasvegetaties voor. Hetbosopper-vlak is elders echter ook lliterst klein. Het merendeel van het land is,
voor zover het geen levend veen was, door eeuwenlange beweiding
ontgon-nen tot grasland. Droog veen en zeer arme gronden dragen heide, waarin
naast Calluna vulgaris, Erica cinerea en Ulex europaeus en Ulex gallii
algemeen ziJn.
We kregen de indruk, dat het aantal vochtminnende soorten er
groter was dan biJ ons op soortgelijke gronden. De bezochte
grasland-percelen, ook de droogste, bevatten steeds o.a. veel kru:.pende
boter-bloem (Ranunculus re pens) en witte klaver (Trifolium re pens) . De laat-ste is sinds St .Patrick het gebruikte om de drieënheid te verklaren aan
het volk, het symbool van Ierland.
Veel grasland verkeert in landbouwkundig slechte staat. Uit
vegetatie oogpunt zijn er ware schatkamers bij. Er komen vele duizenden
ha orchidéeënrijke blauwgraslanden voor, waar de bodem arm (en dan meest
ondoorlatend en wat venig) is.
Op de kalkhellingen troffen we kalkgraslanden met o.a. Bromus
erectus en Anacamptis pyramidalis (Hondskruid, een orchidée) aan (o.a.
in de Burren) .
Bij zonder interessant was het gebied 11Burren11 een kalkplateau
in het uiterste westen van Clare (zuidwest van Galway). In de spleten
van de overigens kale onbegroeide kalkrots zagen we allerlei
kalkmin-nende planten, maar ook zg. zuurminnende planten. Opvallend was de
combinatie bloedgaranium ·- Geranium sanguinium en onze Valse salie c. f.
Teucrium scorodonia, die in de literatuur merkwaardigerwijs niet
ge-noemd wordt, verder Thym, tongvarens, Adrianthum capillus Veneris
(ve-nushaar), sleedoorn en roos. Ze groeien meest in spleten en in bijna
pure organische stof, daar de kalk zo zuiver is, dat haast geen residu
overblijft en de organische stof te droog en te kalkrijk om tot veen
te worden. Vandaar, dat dit gebied, hoewel midden in het nblanket bog11
gebied gelegen, geen veenclek draagt .
Uiterst merkwaardig is het voorkomen van Dryas octopetala en
Gentiana verna, Sesleria caerulea alpines en arctische soorten (de eerste welbekend uit de ijstijd stratigrafie
!),
die hier op zeeniveauAfb. 11 . Lage dijkjes beschermen de gronden langs het Shannon estuarium.
- 14
-in nauw contact groeit met mediterane (zoals Adrianthum) tot tropische elementen ! De verklaring kan mijns inziens wellicht deze zijn: dat
Dryas e.d. aan het arctische klimaat gebonden is door de uiterst koele
zomers. Vooral ook aan sneeuwbedekking in het koude seizoen. (Het is bekend dat hooggebergteplanten en arctische soorten in het gematigde klimaat doodvriezen door gebrek aan sneeuw en/of late nachtvorst). Vele mediterane soorten zijn aan het Middellandse zeeklimaat gebonden door de milde winter. Waar uiterst koele zomers samengaan met uiterst milde winters "les extrèmes se touchent11
• Zo nivellerend werkt de oceaan,
dat 11Nice" en 11Narvi.K11 samenvloeien.
Ook verderop zagen we het merkwaardig samengaan van
kalkmin-nende en -mijdende planten: Calluna en o.a. adelaarsvaren samen met de
kalkplant Bromus erectus en wondklaver Anthyllus op een wat de Ieren
noemden Rendzina bodem. Dit betreft een laagje van ca. 20 à 30 cm licht-bruin loessig materia~l abrupt op kalksteen.
VermoedeliJk is dit inderdaad aeolisch materiaal, dat nietsmet
kalk te maken heeft. Het voorkomen van Pteridium, etc. is dan minder
merkwaardig.
Van de overige vegetaties ziJ hier nog vermeld, dat we in het grasland soortgelijke verschillen vaststelden als in Nederland
voorko-men en die savoorko-menhangen met bodemtoestand en verzorgingstoestand. In het
bouwland bleken ons de continentale onkruidelementen (SecalinionsoorteD;::::
droogte steppenplanten) nog schaarser dan bij ons. Uiteraard zou dit
plausibel zijn i.v.m. het wel zeer anti-continentale klimaat. Langs het Shannon estuarium bezochten we de grens tussen brak en zoet getij-degebied. Er is veel overeenkomst met onze omstandigheden, hoewel enkele
typische soorten ontbreken, zoals boven opgemerkt. De zoutwig is zeer
uitgesproken. Op de bodem van de Shannon in Limerick komt volgens de heer Finch zout zeewier voor, terwiJl we bij Halverty een duidelijk zoetwater getijdenvegetatie constateerden. Oorzaak is waarschiJnlijk het tegenstrijdig liJkend verschijnsel, dat een estuarium aan de
oceaan-kust ook al razen er wekelijks depressies uit de eerste hand over,
rus-tiger is dan aan een inham als b.v. de Noordzee. In deze laatste immers kan een noordwesterston1 het water veel hoger opstuwen. De 11
belachelijk11
lage dijkjes langs het Shannon estuarium, die toch een stormvloed
moe-ten keren brachten ons op dit idee (afb. 11) . Een vegetatiestudie van
dit mooie gelijkmatige estuarium lijkt ons zeer de moe:"te waard. Dit geldt overigens voor het geheel van de ongewoon gave semie-natuurlijke
15
-Een interessante vegetatie met o.a. Armeria mari.tirna en
Silene vulgaris bij Killarney (buiten zoutwaterinvloed) wees op zware
metalen in de bodem. Inderdaad bleek hier koper- en looderts aanwezig te zi.jn. Oude verlaten kopermijnen wezen daarop.
Vermeld zij nog, dat de vegetatie ons aller wege in staat stelde een eerste indruk van de "rijkdom" te krijgen. Het dichte wal-lenlandschap verhindert nl. meestal het uitzicht. De vegetatie in wal-len en bermen liet ons toe vanuit de auto te concluderen of we door een kalk- of door een schalielandschap reden (in de laatsteviel o.a.
op Vingerhoedskruid, Digitalis purpurea).
Vegetatie op de grey wooded soi.l:._bij Ballinasloe.
Een bijzondere plaats moet hier ingeruimd worden voor de vege-tatie van een esker bij Ballinasloe. Hier toonde men ons de beruchte
alkalische podzoL die vele bodemkundigen heeft ge11
puzzled11
• Met onze
Hellige-Truog vonden ook wij een pH >7 in een extreem podzol. Het
moe-dermateriaal is echter rijk aan gemakkelijk verweerbare mineralen (veldspaat). De vegetatie nu bevat elementen, die men gewoon is aan te
treffen op zure of althans fosfaatarme grond: Calluna vulgaris, Orchis
maculata, Festuca ovina, Potentilla erecta, c.f. Sieglingia decumbens
umber, Antennaria dioica, Anthoxanthum, Ulex (Lotus corniculatus,
Carex flacca). Sommige soorten wijzen op vocht: Linum catharticum,
Potentilla Tormentilla, andere op droogte: Lotus corniculatus,
Ranun-culus bulbosus, Carex flacca, Calluna vulgaris, Thymus drucei. Verder komen voor: Bellis perennis, Triticum repens, Plantago major, Cirsium vulgare, Poa trivialis, Galium spec., Achillea millifolia Cynosurus cristatus, Hypochoerus radicata, Briza media.
Moet men op grond van deze vegetatie de pH schatten dan blijft deze beneden de
6
.
De gemeten pH is dus wel wat hoog. Eerder past dezevegetatie bij het morfologisch beeld van een zij het niet zo'n inten-sieve podzol als deze. De vochtige invloed kunnen we aan het klimaat
toeschrijven. Ook de micromorfologie van de humus wijst op enige zure
invloed (milde maar enigermate duidelijk verslempende (disperse humus
vormende) moder),
Tussen vegetatie en profielvorming is dus minder discrepantie
dan tussen profiel en pH of vegetatie en pH. Wat is echter een pH
an-ders dan een onberedeneerbaar statistisch gegeven, dat in algemene
ge-vallen uitkomst biedt als vaag oriënterend, goedkoop te bepalen totale
Afb. 12. Hoogveen in de omgeving van Killarney.
Afb. 13. "Blanket bag" bij Glenamoy. Het poeltje op de
voorgrond ontstond door het delven van
dennestob-ben.
Trichophorum 1 Eriophorum vaginatum Er1ophorum angustifolium Erica tetralix .L.Ll..Ll. en 1 1 111 1 1 1 1 1 i..L.LlJ... en
~""'~
~ en E=~3=-=~Begroeiing resp. veen voorn van . Spagnum rubellum ook 5 pl L
" " " " 5 . ' . umu osum.
" pagnum paptllosum,ook S.tenellum
" Spagnum cuspidatum. e.a.
Afb.14 Schema veenvorming en begroeiing in bulten-slenkensysteem.
(vrij naarTansley)
-63024/102 nr 5 1 1 1 1 1 1r--. 1 i N D ..-... "'<t N D ("') lO
a
b
c
d
e
"lag"L \
Î
zee niveauOceaan (windrichting overwegend:- ) continent
a. verlandings veen (in allerlei klimaten in niet droogvallende wateren) b. "echt"hoogveen (subcontinentaal )} . d b "
"ra1se og c. vlak hoogveen (sub oceanisch)
d. relïef bedekkend hoogveen (oceanisch):" blanket bog" =sprei veen e. situatie van de veenlandschapstypen t.o.v. hoogteligging
en afstand tot zee (naar Osvald 1925)
~=zuivere kalksteen
· 15a
-Hier is weer eens e~n voorbeeld, waar het niet klopt, Mijns
inziens is de oorzaak te zoeken in de combinatie van een gelijkmatig
nat klimaat en niet te arme zanden. Het niet te arme zand levert in de
naaste omgeving genoeg basen om de H-concentratie te drukl<en, maar biJ
regen is de uitspoeling zo snel, dat de rijke mineralen (die in A zwaar
gecorrodeerd worden, zoals uit microscopisch beeld blijkt) niet snel
genoeg basen 11 aanleveren11
• Alleen de pH-meter kan dus volop profiteren
van rijkere mineralen, de vegetatie maar weinig, de bodemvorming
(pro-fielontwikkeling) in het geheel niet
!
Mogelijk is in een vroegerepe-riode (Atlanticum b.v.) de uitspoeling nog sterker en de vegetatie
ar-mer geweest en verrijkt het profiel zich nu door een opgang komende
verwering. Ook dan is de verklaring een verschil in snelheid van
ver-wering en uitspoeling. Wint de laatste, wat in een koel, nat klimaat
plausibel is, dan treedt podzolisatie op. Wint de eerste dan gebeurt
dit niet en ontstaan in extreme gevallen wellicht allerlei rode
sub-tropische gronden (het ijzer spoelt dan niet weg) .
Hier zij nog herinnerd aan het voorkomen van calcifuge planten
op de kalk in de Burren. Het extreme klimaat met zijn intensieve uit
-spoeling kan zelfs op zuivere kalksteen de Ca-ionen zo snel wegspoelen,
dat ze voor de kalkmijdende plant geen schadelijke invloed meer hebben.
- lu
-DE VENEN
Algemeen.
Een vanuit geografisch oogpunt gezien interessant aspect van
Ierland is de rijkdom aan ongerepte levende hoogvenen.
Alles werkt in Ierland samen om veenvorming te bevorderen. Een
mild regem"iJk klimaat begunstigt enerzijds een hoge produktie aan
orga-niscn materiaal, anderzi0ds een remming van de afbraak. De glaciale
mor-fologie geeft aanleiding tot het ontstaan van vele meren. De
keileemla-gen sluiten op vele plaatsen de poreuze kalksteenbodem af.
We onderscheiden biJ de venen drie hoofdtypen:
1 . Verlandingsveen (variërend van oligotroof tot eutroof)
2. nRaised bog11
(depressie hoogveen)(afb. 12)
3.
"Blanket bog" (reliëf bedekkend hoogveen = sprei veen (Barkman-West··hoff)(afb. 13) .
Verlandingsveen komt voor in vennen en meren inclusief oude
rivierarmen. Het bedekt in levende toestand relatief slechts kleine
oppervlakten. De ''raised bogn en de "blanket bogn zijn verreweg het
be-langrijkste. De basis van de "raised bog11 is meestal een
verlandings-veen.
In het kalksteenlandschap van de Ierse centrale vlakte vindt
men onder het veen,kalkrijke meerafzettingen (kalkgyttja). Pas na dat
het verlandingsveen boven het rijke water is uitgegroeid en regenwater
het milieu gaat beheersen kan veemoos optreden. Voor dit mos is een
oli-gotroof milieu vereist.
Door Osvald 1925 is de hoogveenvorming beschreven als een
al-ternerende (cyclische) successie. Op het veen zien we slenken en bulten
met enkele dm1
s (tot zelden meer dan 1 meter) hoogteverschil elkaar
af-wisselen (afb. 14). Op de bulten groeit een meer sclerophyle vegetatie:
Calluna (hei), Cladonia's (korstmossen).
In de slenken vinden we meer hygrophyle planten o.a. Sphagnum
cuspidatum. Onder de heide- en korstmosbegroeiing echter, staat de veengroei stil, de slenk groeit door en wordt hoger dan de bulten. Deze
laatste worden nu slenken, veenmosgroei neemt daar toe etc .. Osvald
schetst de typen van hoogvenen morfologisch als in afb. 15.
De horst- en slenkvorming is het sterkst in de continentale
venen, de randen ziJn ook steiler (type b) . Hoe oceanischer het klimaat
hoe geleidelijker de overgang is (type c), tot dat in extreem oceanische
klimaten het veen bijna geen grenzen meer kent en als een deken heuvels en dalen bedekt (type d) .
- 17
-Een en ander is plausibel als men bedenkt, dat een mosveen zichzelf in stand houdt. Hoe droger (continentaler) het klimaat, hoe
moeilijker de randgebieden het zullen hebben t.o.v. centrale delen en hoe groter het verschil in groei. Verder naar het binnenland kunnen de oceanische veentypen hoog in de bergen nog voorkomen. Het bergklimaat is immers steeds oceanischer dan dat van de biJbehorende laagvlakte en
dalen,
"Raised bogfl.
De 11
raised bog111
s in Ierland behoren nu voornamelijk tot het type c. uit afb. 15.
Op onze tocht door Ierland kregen we een indruk van de enorme oppervlakte die deze venen nog beslaan. Vooral de centrale vlakte,
waar drumlins en eskers het landschapsbeeld beheersen, is er rijk aan.
Daar vormen de eskers en de drumlins vaak het enige bewoonbare land. De wegen lopen over de eskers en bieden uitzicht naar weerszijden over onafzienbare veenvlakten, Bij Ballinasloe doorkruisten we zo'n
land-schap via de eskers op zoek naar de iiGraywooded soiln. Voor een
Neder-lander is dit een uniel':e gelegenheid om zich een voorstelling te kun-nen maken hoe de Drentse en Peelveenlandschappen er vroeger uit hebben gezien. De vergraven en uitgedroogde resten van nu, maken dit in eigen
land niet meer mogelijk.
Het bult- en slenkpatroon bleek min of meer aanwezig. Ook
Tansley nam dit in deze buurt waar. Hij vond ook in de profielen de
alternerende successie terug. Veen, gevormd op horsten en dat in slen-ken wisselde elkaar in lensvormige lagen af.
Fraai was het zwak gewelfde karalçter van het veen te zien.
Alleen de 11 lagg11
, het geheel van randplassen en meren, is zelden gaaf, Aan de randen van alle venen wordt sinds oeroude tijden ;1gelmabbeld11 door de mensen. De enorme hoeveelheid veen die beschikbaar is, blijkt alleen daaruit al, dat het boerengebruik tot nog toe aan de randen ge-noeg had.
Wat opviel op de "raiaed bog" die bezocht werd, was de enorme hoeveelheid Nartheciurn (Beenbreek) die het veen bedekte. Ook Drosera
anglica was regelmatig aanwezig. Overigens was voor zover na te gaan
de veenvegetatie in overeenstemming met de schaarse resten die wij bezitten.
Afb. 16. Veenklif met wortelstoel van Pinus silvestris bij Glenamoy.
- 18 ..
HBlanket bog11 •
De meest belangwekkende veenvorming in Ierland is de aan het
extreem oceanisch klimaat gebonden Hblanket bog". Overal in het westen
zagen we er voorbeelden van. Het mooist echter bij Glenamoy (Majo) .
Duidelijk was te constateren, dat het veen tegen de heuvels opliep
(tot ca. 15 volgens 0 literatuur) . Wel was de begroeiing op de hogere
delen duidelijk meer xerofyl (o.a. Calluna). Soms zagen we op steile
hellingen een '1
terrassenpatroonil, waarschi.]nlijk ontstaan door een
combinatie van "creep" en betreding door schapen. Voor het ontbreken
van vaen op zuivere kalksteen (Burren) noemden we reeds de oorzaken.
Zelfs deze minst topografisch gebonden door klimaat beheerste venen
zijn dus toch nog afhankelijk van de ondergrond.
Het meest opvallend is het voorlomen van SchoEnus n~gricans
(een bies), die bij ons in kalkhoudende vochtige duinvalleien en nooit
in het veen voorkomt. Verondersteld wordt, dat het regenwater dichtbij
de kust relatief veel zouten bevat en zo het veen wat eutrofer maakt.
Ook het voorkomen van de mesotrofe Menyanthes trifoliata
(waterdrie-blad) wijst op een minder oligotroof substraat. Door O"Hare is
inder-daad chemisch een voor veen relatief hoog zoutgehalte aangetoond.
Zie ook Boalman 1960. Sphagnwn is er dan ook wat minder massaal
aanwe-zig, Vroeger moet dat echter anders geweest zijn. 01Hare deelde ons
mede, dat uit pollenanalyses blijkt dat 500 jaar geleden Schoenus
af-wezig was. Mogelijk zijn de resten van Schoenus van voor die tijd alle
geheel afgebroken of is toen de toestand soms heel anders geweest ?
Wij bezochten een plaats waar de "blanket bog" aan zee grensde; nl.
bij 11
de Sruwadaconbay", Het veen vormde in dit fjord een klif langs
de oever, Duidelijk was te constateren, dat de zee gestegen is sinds
de vorming van de "blanket bog11
• Deze laatste is volgens bestaande
on-derzoekingen in het subatlanticum begonnen. Sindsdien moet de zee
rela-tief ten minste l~ à 2 m t.o.v. het land gestegen ziJn, omdat men
aan-neemt, dat dit soort veen niet in zout water kan groeien.
Langs het veenklif constateerden we een niveau met
wortelstoe-len van Pinus silvestris (afb. 16). Het veen is dus (volgens 01Hare in
3
perioden) tijdelijk bebost geweest. Het voorkomen van de continentale Pinus silvestris in dit extreem oceanische klimaat is wel uiterstmerk-waardig. Precieze datering zou zeer gewenst zijn,
De "blanket bog11
wordt doorsneden door enkele riviertjes, die
even als aan de zeekust het veen plaatselijk eroderen. Soms kan in de
steilere delen de erosie zeer sterk zijn. (Is dit een symptoom dat een
- 19
·-poeltjes en plasjes.({; 'n luchtfoto en vanaf hogere heuvels gezien valt
dit duidelijk op. Deze poeltJeS zijn deels antropogeen. In dit
hout-arme land hebben de schaarse bewoners bouwhout nodig voor hun schamele 11
cottage11
• In het veen bevinden zich, zoals we zagen, dennenstammen uit
vroegere perioden. Deze worden opgedolven, het restant is een poeltje.
Langs en in deze poel+.jes ziet men regelmatig het reeds vermelde
water-drieblad (Menyanthes); het is een bewijs van enige mesotrofie. Dezelfde plant zagen we (vanuit de auto, in stromende regen) ook massaal groeien
in lage poelen in vlakke delen van de fjordenkust, waar ongetwijfeld enige brakke invloed de oligotrofie van het veenwater opheft. In de
poeltjes in de blanket bog zagen wij biJ Glenamoy de reeds genoemde Amerikaanse plant Eriocaulon septangulare (Pipewort).
Uit recente Nederlandse onderzoekingan blijkt, dat
fosfaatbe-mesting op veen, de gastheer van de leverbot (het slakje Lymnea trun
-catula) zeer bevordert. Inderdaad bleek leverbot plaatselijk ernstig
te heersen. Hier zal dus zorg aan moeten \'<Orden besteed.
Waar de "blanket bog'' aan zee grenst, zoals biJ het veenklif
in de Sruwadaconbaai, maar ook op het eiland Achill meer dan 50 meter
boven zee, wordt de vegetatie beînvloed door zout water ( ilspray11 ) .
Bij de steile rotskust was prachtig te zien, waar de golven en dus ook het tot stof geslagen hoog opwolkende zoute water het hoogst kwam. Dit
bleek in de inhammen te zijn. Vlak langs de rand groeide daar op
mine-rale grond of dood veen een halophytenvegetatie met o.a. Armeria mari-tima. Verder naar binnen Plantago coronopus, Sagina, e.o .. Op het
le-vende veen verder landinwaarts groeide eerst vermoedelijk nog onder in-vloed van de 11
spray11
betrekkeliJk veel Anagallis tenella (teer guichel-heil), terwijl het Sphagnum minder vitaal was. Anagallis tenella is een
soort die biJ ons zeldzaam is en langs duinmeertJes op de waddeneilan-den voorkomt. Andere soorten in deze vermoedelijk net nog door zout nspray11
be1nvloede "blanket bog" zijn: Cirsium dissectum (Spaanse rui-ter), Carex panicea, Orchis maculata, Empetrum nigrum. Een
"blauwgras-land"vegetatie d~s. (Er liepen schapen, die eniGszins een terrassering
veroorzaakten, als reeds beschreven). Het "blanket bog11
landschap is een paradiJS voor een bioloog en fysische geor;raaf en voor een ieder, die voor korte tijd echte rust en stilte zoekt. Voor de gedwongen permanente bewoner werkt de melancholie
der verlatenheid te zwaar.
Wellicht is dit het landschap waarin men de hoofdfiguur uit éen van de mooiste Ierse legenden: de schone 11Deirdre11
, tevergeefs trachtte te verbergen opdat zij niet als twistappel tussen Koningszonen een ongeluk werd voor het oude Eire.
- 20
-A. Roland Holst beschrijft het dan als volgt:
fiEenzaam was het land van hun bestemming, eenzaam en stil.
"Alleen de wind zong er het oude, vreemde lied, dat geen woorden heeft.
"Soms in den nacht zong hij hoog en wild; het was dan of er sombere
"dingen voorvielen buiten op de oude heuvelen - of verslagen legers
"vluchtten, en koningen hun kronen wegwierpen in den duisteren storm.
"Maar in den morgen was het land weer stil. Alleen hoog op de lege
"heuvelen floot de wind nog een ijle wijze van wanhoop en eentonige
"waanzin. Zelden maar was er zonlicht. Het was een land van schaduwen.
'iBoomen waren er weinig; bloemen nergens. De 10nkel"' mensen die, op weg
"naar blijder streken, er door trokken, gingen haastig en met gebogen
"hoofd. Het was, als vreesden zij, dat de wind macht over hen zou
"krijgen en zijn wanhoop en verlaten waanzin zou stellen tussen hen en
"het beminde leven waarheen zij weergingen. In de waaiende verten
ach-uter steile duisternissen van rotsen waren geluiden van dreunen en
bre-"ken en zongen de donkere stemmen van ondergang. Daar was het einde. De
"weinigen die zoo ver gezworven waren hadden er gestaan hoog boven de
"luide zee. En later had een dromer van deze wel geweend in de schoot
"van een geliefde maar kon niet zeggen waarom, stamelend als wie iets ''.t;ezien heeft, waar geen woord voor is.
"Het was een vreemd stil land, waar Lavarcham heenging met Deirdre. En
"ver in de leegte van dat land stond een oude toren, die tot niets in
"eer diende. Daar was het dat zij gingen wonen11
CP 1 N 0
...
....,, N 0 M lD;;,
.
r:•u:+;':I;
....
"
p;:;::: '.
1
."
1
1
r
.
:·:·:
· ·
· ·
~··.·: 1Tertiary Platea11 Bualtl Cretaceou1
Tria1
Cuboniforollt Old Red 5&Dd1toae Lower Paleodc
DaJradiaD
Granlte (of variolle 1111
Af b.17 Geologische kaart SCALB OP JULB.S . so 7S 100
1as
1 1 1 0•
"
Afb. ld. In Galwaybay komt de rotsondergrond aan de opper-vlakte.
- c: i
-GEOLOGIE
Algemeen.
De bouw van Ierland wordt beheerst door de van noordoost naar
zuidwest verlopende Caledonische heuvels en è.e oostwest gerichte
Ar-moricaanse ketens (afb 17).
De Caledonische heuvels in het noorden en westen hangen samen
met die van Schotland. De Armoricaanse of Hercynische ketens hangen
sa-men met die van Wales, Engeland en het vasteland van Europa.
De pre-cambrische gesteenten vindt men in het noordwesten en
in het westen. In het noordoosten liggen vulkanische gesteenten uit
het Eoceen. Langs de oostkust ligt een zone met leien, zandstenen en
h>Vartsieten uit Cambrium, Ordovicium en Siluur.
Het meest zuideliJke deel bestaat uit old red sandstone uit
het Devoon. Het centrum en het zuidwesteliJke gedeelte van Ierland
wordt ingenomen door carboon, overwegend kalksteen met hier en daar
een klein kolenveld.
De rotsondergrond komt slechts zelden aan de oppervlakte. Dit
is o, a. het geval in Galwaybay (afb. 18) .
De rest van Ierland is bedekt met glaciale afzettingen, die
tot 70 m dik kunnen zijn.
Overzicht van de geologische formaties:
Kwart air
Tertiair
Mezozoicum
Holoceen Bodems, venen, stuifzand, afzettingen in r~
vieren en meren, diatorneenaarde, raised beach
Pleistoceen Keileem, drumlins, eskers, moraines
Plioceen Mioceen Oligoceen Eoceen Krijt Ooliten Lias Trias Alpine beweging
Lough Neagh kleien, vulkanisme in noordoosten
Mourne en Carlingford graniet
Witte kalksteen in N-0
Discordantie
Beneden Lias, klei
Palaeozoicum Perm
Zandsteen, mergel, zout in N-0
Onbelangrijk
Carboon Devoon
Armoricaanse beweging (Hercynisch)
Kalksteen van de centrale vlakte, kolenvelden
O'l 1 N 0
.-
--""1 N 0 M l.D____
,,,,, - • iii C) D 5 10 ISMILES. GAL WAY~richting van de beweging van het ijs
// drurnlins
Afb.19 De bewegingsrichting van het ijs en de orïentatie van de drumlins in west Connaught (naar Hallissy)
Afb. 20. Karstverschijnselen bij Galway.
Precambrium
f'1,- )
- C...l_ •.
Caledonische beweging
Siluur Leien en zandstenen
Ordovician Leien en zandstenen
Cambrium Leien en kwartsieten
Huronische beweging
Gneizen en schisten Dalradian
Het glaciale landschap.
Zowel gedurende de Riss- als WUrmtijd is Ierland bedekt
geweest door het landijs (afb. 19). Slechts op enkele plaatsen komt de
Risskeileem aan de oppervlakte. Bij is sterk verweerd en slecht
door-lat~nd, zoals in de omgeving van Wexford. De WUrmkeileem is kalkrijk en
heeft in het algemeen betere eigenschappen dan de Risskeileem, hoewel
dit zeer afhankelijk is van de samenstelling.
In de WUrmtijd werd het noordelijke ~-gedeelte van Ierland
met landijs bedekt. Het uiterste zuiden had een eigen vergletschering.
Tussen beide bevond zich een ijsvrije strook, waardoor b.v. de omgeving
van Galway geen keileembedekking heeft. Daar komt het kalkgesteente aan
de oppervlakte met grillige karstverschijnselen (afb. 20). De
samen-stelling van de keileem is van grote betekenis voor de bodemvorming en
voor de landbouwkundige waarde van de grond. In de keileem treft men
veel materiaal aan, dat door het ijs in de omgeving werd opgenomen. In
de richting van de beweging van het ijs, vindt men de gesteenten van de
ondergrond waarover heen het ijs zich heeft bewogen in een strool.;: van ca.
3
km buiten de begrenzing in de keileem terug.Drumlins.
In de keileemgebieden komen veel drumlins voor. Zij zijn
gebonden aan het glaciale landschap en bestaan uit keileem, die
gewoon-lijk niet gelaagd is. Komt er toch een gelaagdheid in voor dan is die
veroorzaakt door de geleidelijke opbouw van de drumlins of door de druk
van het ijs. De gelaagdheid verloopt dan concentrisch evenwijdig met de
oppervlakte. Men spreekt dan van pseudogelaagdheid.
Drumlins werden gevormd onder het bewegende ijs. Het
grond-plan is meestal ovaal, hoewel onregelmatigheden voor kunnen komen. Zij
liggen in de regel met hun grootste afmeting in de richting van de
be-weging van het ijs. Soms zijn zij het steilst aan de zijde vanwaar het
-Afb. 21. Drumlins in 4€--'oo.ei- van Galway.
C
Ie"'·
'
ha
'dAfb. 22. Doodijskuil in de omgeving van Castlebridge.
Afb. 23. Esker in de omgeving van Ballinasloe.
- 2)
-ger dan ca. 60 m. Vrij vaak zijn zij om reeds bestaande
terreinverhef-fingen heen gebouwd. Dan bestaat de kern uit afwiJl\end materiaal. Vaak
ook bestaan zij geheel uit lrnileem. In een strook van ca. 150 km ten noorden van de zuideliJkste uitbreidingen van het ijs, worden ziJ veel aangetroffen.
De gemiddelde lengte van de drumlins is ca. 500 m. In
Ier-land ligt de hoge zijde meestal aan de kant vanwaar het ijs kwam. De gladde, sierlijke, gestroomlijnde vormen vallen op. Zij komen in
Ier-land gewoonlijk in zwermen voor, waardoor men aan dergelijke streken
wel de naam geeft van "mand met eieren", een eiermandlandschap dus. In het drumlinlandschap komen veel meren voor. de wegen lopen zigzag door het landschap heen, zoals steeds in Ierland,
bege-leid door heggen (wall-ditches). Op verscheidene plaatsen lopen de zwer-men drumlins in zee (afb. 21). Zij zijn dan gedeeltelijk ondergedompeld. De golfslag breekt ze dan gedeeltelijk af, totdat er soms alleen nog
zg. pladdies overblijven.
Het terugtrekken van het ijs is in fasen gebeurd. Men
vindt dan ook een groot aantal eindmoraines terug, die meestal ziJn vergezeld van eskers, kettelholes, kames en andere fluvioglaciale af-zettingen.
Kames.
Kames zijn smeltwaterafzettingen, die tot stand kwamen in gaten in het ijs, of tussen het iJS en de moraine of de stuwwal. Na het wegdooien van het ijs zijn ziJ als terrassen in het land bliJven liggen. In de omgeving komen veel doodijskuilen voor (afb. 22), al dan niet gevuld met water. Zij zijn evenals de eskers gebonden aan stil-standsfasen in de beweging van het ijs.en komen dus veel voor in het eindmorainelandschap.
In de omgeving van Wexford zijn de kames opgebouwd uit zanden met een korrelgrootte van 200-400 nu, redelijk gesorteerd, waar
-in overwegend moderpodzolen ontstonden. Op verschillende plaatsen komen ook humuspodzolen voor.
Eskers.
Eskers zijn lange smalle, kronkelende ruggen (afb.23), bestaande uit zand en grind. De hoogte varieert va.n 10 - 40 m. Zij
lo-pen betrekkelijk onafhankeliJk over een onderliggend reliëf heen. Zo
Afb. 24. De eskers ziJn opgebouwd uit ruw gesorteerd en af
-gerond grof materiaal.
...
----···
1-.
"
.
•
=
---
-C> 1 N C> ..-..._ ""'1 N C> ("') ID
Afb. 26. Grey wooded soils op de helling van een esker.
Afb. 27. Ladie::i view bij Killarney, U-vormige dalen. In de
dalen liggen veel meren.
- 24
-toont duidelijk de invloed van transport door water. Het materiaal is
enigermate gesorteerd, maar op ruwe wijze (afb. 24). De stenen en het grind zijn duidelijk afgerond, maar de oorspronkelijke onregelmatige vorm is ten dele bewaard gebleven. De eskers werden gevormd in
glet-schertunnels in het ijs. Dit is gebeurd in stilstandsfasen van het
land-ijs. De tunnels raakten plotseling verstopt met smeltwatermateriaal. Na
het wegsmelten van het ijs, kwam het materiaal op de grond te liggen,
waarbij de hellingen kwamen te liggen onder de storthoek voor grof zand en grind. Het materiaal iR vaak slechts onduidelijk gelaagd door de snelle wijze van afzetting. Zij eindigen vaak in fluvioglaciale vlakten.
De oorspronkelijke naam van de eskers is eiscir. Afb. 25 uit Freeman toont waar ze in Ierland het meeste voorkomen, nl. in de cen-trale vlakte. Doordat de eskers zijn opgebouwd uit zeer doorlatend ma-teriaal, zijn het vrijwel de enige gedeelten van het landschap in het noordwesten, die aan de veenbedekking door de blanket bog ontsnapten.
Zij liggen nu als droge groene ruggen temidden van de bruine venen. De
grootste is Eiscir Riada, die met enkele kleine onderbrekingen van
Dublin naar Galway loopt, Het is een dominerende factor in het
land-schap, waarnaar kanalen en spoorwegen zich richten en die in het verle-den de grens vormden tussen de koninkrijken Tara en Cashel.
Temidden van de venen hebben de eskers de naam van droog, vruchtbaar land. Ze hebben een grote faam als gronden voor de vetweide-rij. De vruchtbaarheid is te danken aan de grote minerale reserve. Dit geldt eveneens voor de overige fluvioglaciale gronden. Beroemd is b.v. de Curragh, waar renpaarden worden gefokt.
De es}:ers zijn kalkrijk, met ontkalkte bovengrond. Men treft er de Gray wooded soils in aan (afb. 26).
In de bergen en heuvels modelleerde het ijs grote U-vormige
dalen (afb. 27). Bij de kust werden fjorden gevormd, die na de algemene zeespiegelrijzing in het Holoceen, nu deel uitmaken van een riakust. Het vele smeltwater heeft grote geulen in het landschap uitgeslepen.
Een gedeelte hiervan is bliJven bestaan en fungeert als dal voor hui-dige riviertjes, die alle veel te klein zijn voor de enorme dalen waar-in zij lopen.
Ook de vele mieren die Ierland rijk is hebben voor een groot
ge-deelte hun ontstaan te danken aan de werking van het landijs. Vooral in de oarbonische kalksteen komt hierbij ook plaatselijke oplossing van
het onderliggende gesteente als oorzaak voor het ontstaan van enige
1 N 0 . .-...
...,
N 0 M""
:: -iii.•
Af b
.
28 Het voork
. . omen van veen in -• Ier Land--1
•
~.
·:;
t'
~•
•
·-...
$-~,
,.
'· •. » • ~·"
Afb. 29. De Shannon in het binnenland.
Afb. 30. De uiterwaarden van de Shannon ten westen van
Limerick.
- 25
-Hst veen.
Afb. 28 (uit Freeman) geeft weer waar in Ierland veen wordt
gevonden. Ongeveer 1/7 gedeelte van Ierland is met veen bedekt. Er
komen weinig verlandingsvenen voor, wel veel hoogveen en "blanket bog".
Het hoogveen vindt men overal waar de ondergrond ondoorlatend is, dus
veel op granietondergronden en keileem.
De 11blanket bog:r vindt men vooral in het westen. Hij overdekt
de heuvels met een laag van 2 -
6
m matePiaal. Op sommige plaatsenhoudt het zichzelf nog in stand, op de meeste plaatsen is het dood en verweerd. De "blanket bog'; is niet oud, op de meeste plaatsen van na
500 v. Chr .• Men vindt eronder reeds graanpollen. Legenden vertellen van grote bosbranden. In putten is een ouderdom van 4000 v. Chr.
vast-gesteld (C14).
In Glenamoy is het veen van de blanlcet bag ca.
7
m dik. Daarligt een veenonderzoekstation (Peatland Experimental Station, zie blz.4J). De basis van het veen wordt gevormd door pinusbossen, gevolgd
door veen, met daarop berkenbos, bedekt door veen met snavelbies. Het veen wordt sinds eeuwen door de bevolking afgegraven. Het heeft
zich tot dusverre goed hersteld. Tegenwoordig worden er elektrische
centrales mee gedreven, waardoor te voorzien is dat de voorraad snel zal afnemen. Dit zal grote gevolgen hebben voor de waterhuishouding
van het land.
De Shannon.
De Shannon is de grootste rivier van Ierland (afb. 2~) . Het verval is gering. De rivier loopt door verscheidene meren, waar het grove zand achterbli.:;ft. De kleien van de Shannon ziJn daarom zeer fiJn-zandig. Bij Limerick is de onderstroom al zout, de bovenstroom is zoet.
Ten westen van de stad ligt een uiterwaardenlandschap met veel ho
ut-wallen (afb. 30). Over vrij grote oppervlakten ligt een bruin dek op
een grijze zware ondergrond. Er komen in het algemeen veel grijze klei-en voor. Op enige plaatsen werd in kleiig rietveen katteklei aangeboord.