• No results found

Geen opsluiting, maar sleutels tot re-integratie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Geen opsluiting, maar sleutels tot re-integratie"

Copied!
56
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Voorstellen voor een gecoördineerd

Geen opsluiting, maar sleutels

tot re-integratie

(2)

Colofon:

Redactie:

Isabel Moens, Ludewei Pauwelyn

Eindredactie:

Lieve Dhaene, Catherine Zenner

Vormgeving: www.dotplus.be D/2012/12607/5 ISBN 978-94-913-2307-2 © Zorgnet Vlaanderen Guimardstraat 1, 1040 Brussel

Niets uit deze uitgave mag door elektronische of andere middelen, gereproduceerd en/ of openbaar gemaakt worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Uitgezonderd zijn korte fragmenten die geciteerd worden.

Citeren als: Moens Isabel & Pauwelyn Ludewei. Geen opsluiting maar sleutels tot re-integratie. Voorstellen voor een gecoördineerd zorgtraject voor geïnterneerden. Zorgnet Vlaanderen 2012.

(3)

Inhoud

Woord vooraf 5

1. Inleiding 6

2. Analyse van de huidige situatie 8

2.1. Stijgend aantal geïnterneerden 8

2.2. Het beleidskader: historiek van de afgelegde weg 9

2.3. Huidig gespecialiseerd GGZ-aanbod voor geïnterneerden in Vlaanderen 13

3. Spanningsveld tussen zorgplicht en zorgaanbod 19

3.1. Toenemende maatschappelijke druk 19

3.2. Geïnterneerden in penitentiaire inrichtingen 19

4. Beleidsaanbevelingen bij de uitbouw van een forensisch zorgtraject

voor geïnterneerden binnen het GGZ-zorgprogramma voor volwassenen 24

4.1. Collectieve verantwoordelijkheid 24

4.2. Regulier waar het kan, specifiek waar het moet 25

4.3. Globaal zorgprogramma voor volwassenen 25

4.4. Verdere uitvoering van het federaal meerjarenplan

Vandeurzen–Onkelinx 26

4.5. Uitbreiding van de ambulante zorg 30

4.6. Nieuwe wet op internering aanpassen en uitvoeren 30

4.7. Wetenschappelijk onderzoek en vorming 32

5. Conclusies 33

Woordenlijst 34

Referenties 36

Bijlage 1. Het huidige en toekomstige wettelijke kader bij internering 38

Bijlage 2. Uittreksel uit de Gids naar een betere gezondheidszorg door 41 de realisatie van zorgcircuits en zorgnetwerken

Bijlage 3. Federaal plan Onkelinx-Demotte (2007) 44

Bijlage 4. Federaal meerjarenplan Vandeurzen-Onkelinx (2009) 48

Bijlage 5. Voorstellen Zorgnet Vlaanderen tot aanpassing van de wet 51 van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met

(4)

4

Zorgnet Vlaanderen

4

ZORGNeT VLaaNDeReN

(5)

Woord vooraf

Geïnterneerden zijn een vaak vergeten groep. Ondanks de inspanningen tijdens het afgelo-pen decennium van de overheid en de sector geestelijke gezondheidszorg is het huidige aan-bod om hen een gepaste behandeling en begeleiding te bieden, verre van toereikend. een grote groep geïnterneerden verblijft nog altijd in de gevangenissen, vaak zonder enige vorm van zorg en in mensonterende omstandigheden. Zij vormen 10% van de penitentiaire bevol-king in België, en dragen zo bij tot het probleem van de overbevolbevol-king van de gevangenissen. De kosten hiervoor lopen op tot ruim 40 miljoen euro per jaar voor België, middelen die beter kunnen besteed worden aan een aangepast aanbod in de geestelijke gezondheidszorg! Het europees Comité voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Be-handeling of Bestraffing (CPT) uitte hiervoor meermaals zware kritiek op ons land. De Belgi-sche Staat liep – zeer recent nog – veroordelingen op van het europees Hof voor de rechten van de Mens voor de manier waarop hij met zijn geïnterneerden omgaat. Steeds meer geïn-terneerden stappen bovendien naar de rechtbank en dwingen onder de dreiging van dwang-sommen de psychiatrische ziekenhuizen tot de opname van geïnterneerden, ook al zijn die hiervoor niet altijd uitgerust.

Zorgnet Vlaanderen pleit al jarenlang voor een meer humane aanpak en de uitbouw van een forensisch zorgtraject voor geïnterneerden. Deze publicatie presenteert een analyse van het huidige zorgaanbod en formuleert beleidsvoorstellen. Idealiter nemen de voorzieningen in de geestelijke gezondheidszorg in samenwerking met de belendende sectoren per regio de geïnterneerden collectief in zorg en maken zij afspraken over hun begeleiding en behande-ling. De Vlaamse en federale overheden moeten in samenspraak met de betrokken actoren het beleidskader uitwerken en de nodige middelen voorzien.

Voorliggende publicatie vormt een actualisatie van de uitgangspunten en voorstellen uit de brochure De forensisch-psychiatrische patiënt in Vlaanderen. Tussen 2 stoelen: Zorg & Justitie (Zorgnet Vlaanderen, 2004). We willen onze dank en waardering uitdrukken voor de inbreng van de werkgroep gerechtelijke GGZ van Zorgnet Vlaanderen – ICURO. Wij brengen graag ook een woord van dank uit aan Jef Van Holsbeke, Henri Heimans, Luc Stas, het kabinet Justitie, het kabinet Volksgezondheid, Similes en de Liga voor Mensenrechten voor de kritische ge-dachtewisselingen.

We hopen dat deze brochure een “boost” kan geven aan de uitbouw van een volwaardig zorg-traject voor geïnterneerden. België kan zich niet veroorloven om geïnterneerden in de over-bevolkte gevangenissen te plaatsen, hen de nodige zorg te ontzeggen en hiervoor nogmaals door het europees Hof voor de Rechten van de Mens veroordeeld te worden. Geïnterneerden zijn mensen met een psychiatrische aandoening die niet thuishoren in de gevangenis maar, net zoals elke burger, recht hebben op een adequate en kwaliteitsvolle geestelijke gezond-heidzorg.

Brussel, oktober 2012

Peter DeGaDt Guido VaN OeVeLeN

(6)

ZORGNeT VLaaNDeReN

6

I

Inleiding

Deze publicatie start met een analyse van de groep geïnterneerden, het huidige zorgaanbod en de beleidsbeslissingen die hiertoe hebben geleid. Daarna wordt ingezoomd op het span-ningsveld tussen zorgvraag en zorgaanbod, waarna Zorgnet Vlaanderen een reeks beleids-aanbevelingen formuleert om te komen tot een volwaardig zorgtraject voor geïnterneerden binnen het algemeen GGZ-zorgprogramma voor volwassenen. We focussen hier enkel op de doelgroep geïnterneerden, wat niet wegneemt dat zij slechts een deel vormen van de volle-dige populatie forensische psychiatrische patiënten. Ook gedetineerden hebben immers vaak nood aan psychiatrische begeleiding.

Geïnterneerden zijn personen die:

– een misdrijf hebben gepleegd, strafbaar gesteld met criminele of correctionele

straf-fen (dus geen overtreding strafbaar gesteld met politiestrafstraf-fen).1

– Ontoerekenbaar worden geacht voor hun daden op het ogenblik van de berechting.

Die ontoerekeningsvatbaarheid moet het gevolg zijn van een ernstige geestesstoornis

of zwakzinnigheid waardoor de persoon geen controle heeft over zijn/haar daden.2

– ‘Sociaal gevaarlijk’ zijn op het moment van de berechting. Dit houdt verband met de

kans op herval en de gevaarlijkheidsgraad van de persoon voor zichzelf en de

samen-leving.3

aan geïnterneerden wordt een beveiligingsmaatregel opgelegd in plaats van een veroordeling tot straf.

De groep geïnterneerden kan onderverdeeld worden in verschillende subgroepen, op basis van verschillende factoren:

– de gevaarlijkheidsgraad of het risico op herval (risk)

– het veiligheidsrisico ten opzichte van zichzelf of de samenleving (security)

– de complexiteit, duur en intensiteit van de nodige zorg (care en/of cure en/of

resociali-satie)

Het bepalen van de zorginhoud en de intensiteit van de zorg gebeurt steeds in combinatie met de opgelegde of vereiste garantie op “veiligheid” waarin de zorg plaatsvindt, zowel voor de geïnterneerde als voor de samenleving. Die dimensies bepalen immers de plaats en de

context van de zorg.4 Voor de plaatsing van een geïnterneerde in een gespecialiseerde setting

is het veiligheidsrisico van groot belang.

De “classificatie” van een individuele geïnterneerde is echter geen statisch gegeven. Het pro-fiel van een individu kan immers wijzigen doorheen de tijd. De drie factoren verhouden zich ook niet op gelijke wijze tot elkaar. Zo kunnen bijvoorbeeld geïnterneerden een hoge inten-siteit van zorg vertonen en slechts een klein veiligheidsrisico hebben voor zichzelf en de sa-menleving (zie schema).

1 artikel 7 van de Wet van 1 juli 1964 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en de gewoontemisda-digers.

2 artikel 1 van de Wet van 1 juli 1964 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en de gewoontemisda-digers. In de nieuwe wet van 24 april 2007 omvat het begrip “geestesstoornis” zowel personen met een geestesziek-te als personen met een mentale handicap.

3 Deze laatste voorwaarde werd toegevoegd door de rechtspraak en staat niet vermeld in de wet.

4 artikel 14 van de Wet van 1 juli 1964 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en de gewoontemis-dadigers + artikel 17 van de Wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis.

(7)

Geïnterneerden worden onderworpen aan een verplichte psychiatrische begeleiding, behan-deling en/of verzorging. De Commissies tot Bescherming van de Maatschappij (CBM) zijn be-last met de uitvoering van de interneringsmaatregel en duiden hiervoor een instelling aan. Dit kunnen de psychiatrische afdelingen van de gevangenissen zijn, de Instellingen ter Be-scherming van de Maatschappij (IBM – dit zijn ook penitentiaire inrichtingen van Justitie) maar ook verschillende GGZ-voorzieningen:

– de residentiële GGZ-voorzieningen, met name de psychiatrische afdelingen in algemene

ziekenhuizen (PaaZ)5, de psychiatrische ziekenhuizen (PZ), en de toekomstige

foren-sisch psychiatrische centra (FPC);

– de tijdelijke woonvormen met zorg, met name de psychiatrische verzorgingstehuizen (PVT) en de initiatieven beschut wonen (IBW);

– de ambulante GGZ, met name de centra geestelijke gezondheidszorg (CGG) en de teams

voor externe liaison (teams met medewerkers uit PZ, PVT, BW en/of CGG); de GGZ RIZIV-revalidatiecentra.

Ook privaat gevestigde psychiaters, psychologen, voorzieningen gehandicaptenzorg en woonzorgcentra vullen een opdracht in ten aanzien van de doelgroep geïnterneerden.

De primaire opdracht is het voorkomen van nieuwe delicten. Via een gepaste behandeling en begeleiding kan de psychische toestand van de geïnterneerde stabiliseren, verbeteren of genezen, waardoor de geïnterneerde opnieuw in de maatschappij kan functioneren. Die voorwaarde moet vervuld zijn om de internering te kunnen opheffen. Bij aanvang loopt een internering voor onbepaalde duur. De CBM beslist over een eventuele beëindiging van de

interneringsmaatregel.6

Het is aan te bevelen om geïnterneerden zo veel mogelijk te behandelen in een reguliere

con-text. Meestal hebben zij immers een GGZ-problematiek die vergelijkbaar is met die van andere psychiatrische patiënten die geen strafbaar feit gepleegd hebben. De justitiële component maakt hen echter tot een bijzondere doelgroep. We pleiten er echter voor dat zij zo veel mo-gelijk toegang hebben tot de reguliere residentiële en ambulante GGZ. In bepaalde gevallen is een tijdelijke behandeling, begeleiding en/of verzorging in een gespecialiseerde setting nodig, vooral wegens een hoger risico op herval en/of een hoger risico voor de veiligheid van de geïnterneerde en de maatschappij.

5 een opname van een geïnterneerde in een algemeen ziekenhuis komt in mindere mate voor, in afwachting van een definitieve plaatsing of bij een acute medische situatie.

6 Zie bijlage 1 voor een beschrijving van het huidige en toekomstige wettelijke kader van het interneringsproces.

Zorg/care Low Medium High Totaal

Risico op herval + veiligheidsrisico Low Medium High Totaal

(8)

8

Zorgnet Vlaanderen

2.

Analyse van de huidige situatie

2.1. Stijgend aantal geïnterneerden

Op 1 februari 2011 waren er in België 4.093 geïnterneerden, waarvan bijna 2.000 in Vlaande-ren. Het aantal geïnterneerden vertoont een stijgende trend: tussen 2004 en 2011 is er een stijging van 24%. De toename is het sterkst in Vlaanderen, terwijl het aantal geïnterneerden in Wallonië matig afneemt.

Figuur 1. totaal aantal geïnterneerde in België, 2004-2009-20117

7 De cijfers voor 2004 zijn afkomstig uit het rapport Cosyns. De cijfers van 2009 en 2011 zijn afkomstig van de se-cretariaten van de CMB’s, op verzoek van de minister van Justitie. De cijfers voor Vlaanderen zijn afkomstig van de CBM Gent, antwerpen en Leuven; de cijfers voor Wallonië van de CBM Namen, Lantin, Jamioulx en Mons; de cijfers voor Brussel van het CBM Vorst. Naargelang het betrokken CBM werden de geïnterneerden over de drie re-gio’s verdeeld. Let wel: een CBM kan betrokken zijn bij een geïnterneerde die zich in een andere regio bevindt. Dat gebeurt in beperkt mate, behalve voor CBM Vorst, waar ongeveer één op de drie van de opgevolgde geïnterneerden in Tournai eDS, Mons eDS, Paifve of Merksplas verblijven.

Figuur 2. totaal aantal geïnterneerden per Gewest, 2011

2004 2009 2011 0 500 1,000 1,500 2,000 2,500 3,000 3,500 4,000 4,500 1,999 2,211 2,255 1,158 1,013 848 459 532 200 171 509 Onbepaald/geseind

Niet vrij op proef - artikel 14 & eDS

Niet vrij op proef - gevangenis Vrij op proef

3,306

3,956 4,093

Vlaanderen Wallonië Brussel

0% 20% 40% 60% 80% 100% Onbepaald/geseind 1,177 669 305 184 146 350 103 37 31 692 386 13

(9)

Bij geïnterneerden wordt een onderscheid gemaakt tussen vrij op proef (VOP) en niet-vrij op proef (niet-VOP). Van de totale groep geïnterneerden in België was er in 2011 55% vrij op proef (VOP).

– VOP betekent dat de internering plaatsvindt op basis van artikel 18 van de Wet van 1 juli

tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en ple-gers van bepaalde seksuele strafbare feiten (WBM). De geïnterneerde wordt behandeld, begeleid en/of verzorgd in ambulante of residentiële voorzieningen, hoofdzakelijk bin-nen de GGZ.

– Niet-VOP betekent dat de internering gebeurt op basis van artikel 14 van de WBM. De

geïnterneerde wordt geplaatst in een inrichting van de overheid. Om therapeutische, veiligheids- en gezondheidsredenen kan de geïnterneerde in een andere inrichting ge-plaatst worden. In de praktijk komt het erop neer de geïnterneerden niet-VOP gege-plaatst worden in instellingen tot bescherming van de maatschappij (IBM of Établissement de Défense Sociale (eDS)), (de psychiatrische annex van) een penitentiaire inrichting of GGZ-voorzieningen.

In Vlaanderen is 60% van de geïnterneerden vrij op proef, in Wallonië 50%, in Brussel 51,7%. Het verschil kan te verklaren zijn door het feit dat de Commissies tot Bescherming van de maatschappij (CBM) VOP en niet-VOP in de praktijk anders invullen. In Vlaanderen gebeurt een plaatsing in een GGZ-voorziening bijna steeds met het statuut VOP. In Wallonië worden geïnterneerden vaak met een statuut niet-VOP in psychiatrische ziekenhuizen (PZ), psychia-trische verzorgingstehuizen (PVT), initiatieven beschut wonen (IBW) of andere verzorgings-instellingen geplaatst. Daarnaast speelt het beschikbare aanbod aan voorzieningen ook een

bepalende rol.8

2.2. Het beleidskader: historiek van de afgelegde weg

De zorg voor geïnterneerden startte vele jaren geleden vanuit de sector geestelijke gezond-heidszorg. ambulante en residentiële voorzieningen creëerden op eigen initiatief een beperkt aanbod voor geïnterneerden, zonder daarbij te kunnen rekenen op een structurele financie-ring vanuit de overheid.

De permanente werkgroep psychiatrie van de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen formuleerde in 1997 in zijn tweede deeladvies het algemene kader voor de hervorming van de geestelijke gezondheidszorg (GGZ-concept). Daarin adviseerde de werkgroep om het be-leid en de zorg te organiseren rond een aantal leeftijdsdoelgroepen. Het toenmalige Verbond der Verzorgingsinstellingen (VVI, nadien Zorgnet Vlaanderen) ontwikkelde vervolgens een begrippenkader in functie van de zorgprogramma’s en zorgnetwerken voor leeftijdsdoel-groepen in een bepaald werkingsgebied. Binnen het globaal zorgprogramma voor elk van die leeftijdsdoelgroepen moest ook een zorgtraject worden uitgewerkt voor personen met een gerechtelijk statuut. Dat traject omvat niet alleen de zorg die deze doelpopulatie nodig heeft binnen de reguliere zorg, maar ook gespecialiseerde zorginhouden en zorgvormen.

Naar aanleiding van een aantal gebeurtenissen, zoals de zaak Dutroux, sloten de Vlaamse Gemeenschap en de Federale overheid in 1998 een Samenwerkingsakkoord inzake de

be-geleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik. In 2000 volgde het Stra-tegisch Plan inzake de Hulp- en Dienstverlening aan Gedetineerden van de Vlaamse

Gemeenschap.9 De doelstellingen en uitgangspunten die de GGZ-sector voor

geïnterneer-den nastreefde, vongeïnterneer-den ook weerklank in de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen (NRZV), die in 2001 een eerste advies formuleerde voor een algemeen referentiekader voor

8 Zie punt 2.3. voor meer informatie over het huidige gespecialiseerde aanbod in de GGZ. 9 Zie 2.3.1.

(10)

10

Zorgnet Vlaanderen

de uitbouw van de forensisch-psychiatrische zorg. Dat bevatte de volgende voorstellen:

– Geestelijke gezondheidszorg wordt gefinancierd door Volksgezondheid, terwijl de

kos-ten voor het aspect veiligheid en vrijheidsberoving worden gedragen door Justitie. – De samenwerking tussen de justitiële invalshoek en de invalshoek van de geestelijke

gezondheidszorg wordt ondersteund via een globaal meerjarenbeleidsplan.

– Forensisch-psychiatrische zorg is in het globaal zorgprogramma van elke

leeftijdsdoel-groep binnen de GGZ een specifiek zorgtraject.

Na dit advies van de NRZV volgden er verschillende politieke initiatieven. In 2001 publi-ceerden minister van Volksgezondheid Magda aelvoet en de minister van Sociale Zaken en Pensioenen Frank Vandenbroucke de beleidsnota De psyche, mij een zorg?!, waarin werd vastgesteld dat er op dat ogenblik onvoldoende voorzieningen waren die de geïnterneerden een aangepaste infrastructuur en personeelsomkadering voor opvang en behandeling kon-den biekon-den. Zij besloten daarom om in overleg met minister van Justitie Marc Verwilghen te werken aan een gedifferentieerd zorgaanbod voor de verschillende subdoelgroepen van geïnterneerden. Voor de patiënten met een gemiddeld risico op herval (medium risk) zouden er nieuwe forensisch psychiatrische behandelingsafdelingen opgericht worden met een hoge graad van beveiliging.

In 2001 gingen de pilootprojecten voor forensisch-psychiatrische mediumeenheden van start. De ministers van Justitie en Volksgezondheid sloten specifieke overeenkomsten met drie psy-chiatrische ziekenhuizen voor 3 eenheden met elk 40 bedden. Justitie stond daarbij in voor de financiering van 3x32 bedden, terwijl Volksgezondheid 3x8 bedden financierde. Doelgroep waren de medium risk en medium security (gemiddeld veiligheids- en gevaarlijkheidsrisico) geïnterneerden. Deze pilootprojecten voor forensisch-psychiatrische mediumeenheden konden na toelating door de CBM’s geïnterneerden opnemen. Zowel nationaal als internatio-naal kregen deze projecten een lovende beoordeling.

In 2004 publiceerde de Vlaamse Gezondheidsraad een advies met concrete voorstellen voor en de noodzakelijke randvoorwaarden van een Vlaams beleid voor de gerechtelijke geeste-lijke gezondheidszorg.

Intussen was duidelijk dat op federaal niveau gezocht werd naar een oplossing voor de geïn-terneerden in de gevangenissen. Voor de geïngeïn-terneerden met een hoog veiligheidsrisico ten opzichte van zichzelf en de samenleving, een hoog risico op herval, en een nood aan een zorg met hoge complexiteit besliste de federale overheid een belangrijke investering te doen. Op 22 januari 2004 formuleerde toenmalige minister van Justitie Laurette Onkelinx het voorstel tot oprichting van een instelling tot bescherming van de maatschappij in Vlaanderen, goed voor 400 geïnterneerden. Zowel vanuit de sector geestelijke gezondheidszorg als vanuit de justitiële wereld werd kritisch op deze aankondiging gereageerd. Zo ging men niet akkoord met de keuze voor de concentratie van alle medium en high profielen in één mastodontinstel-ling, naar analogie met de historisch gegroeide situatie in Doornik (Wallonië). In antwoord op de bedenkingen verklaarde minister Onkelinx zich akkoord om met alle betrokkenen te zoeken naar een meer passende oplossing voor een menswaardige zorgverlening aan de ge-interneerden in Vlaanderen.

als reactie hierop verzamelde Zorgnet Vlaanderen in samenwerking met het Verbond van Open-bare Verzorgingsinstellingen (VOV, het huidige ICURO) alle actoren uit de forensische geestelijke gezondheidszorg in de werkgroep “gerechtelijke geestelijke gezondheidszorg”. Die werkte een al-ternatief voorstel uit voor de uitbouw van een zorgtraject voor geïnterneerden in de in 2004 gepubli-ceerde brochure De forensisch-psychiatrische patiënt in Vlaanderen. Tussen 2 stoelen: Zorg &

Justitie. De sector verduidelijkte in de publicatie onder meer de volgende uitgangspunten:

– een penitentiaire setting vormt geen optimaal kader voor het verlenen van geestelijke gezondheidszorg.

(11)

– Per werkingsgebied van de Hoven van Beroep moet de GGZ een decentraal en toegan-kelijk aanbod in de reguliere zorg voor geïnterneerden aanbieden. Gespecialiseerde en intensieve behandel- en verzorgingsmodules dienen ondersteuning en aanvulling te bieden voor geïnterneerden met een specifieke en complexe problematiek van zorg, be-veiliging en risico op herval. Twee hoogbeveiligde zorgvoorzieningen voor een beperkte groep van geïnterneerden vullen het aanbod aan.

– Binnen de groep geïnterneerden dient er aandacht te zijn voor afzonderlijke

zorgtrajec-ten voor de volgende subgroepen: personen met een verstandelijke handicap en een psychiatrische problematiek, patiënten met psychotische stoornissen, patiënten met een persoonlijkheidstoornis, plegers van seksuele misdrijven, patiënten met afhanke-lijkheidsstoornissen en de groep van minderjarigen.

– De verschillende actoren in een bepaald werkingsgebied dienen een specifieke en

ge-meenschappelijke verantwoordelijkheid op te nemen voor de populatie van de geïnter-neerden.

– er moet een incentive voorzien worden voor voorzieningen die zich engageren om

ge-interneerden zonder een specifieke en complexe problematiek van zorg, beveiliging en risico op herval te behandelen en begeleiden.

Verder gaf de brochure voorstellen voor het zetten van mogelijke volgende stappen door de overheden en voorzieningen.

Parallel met deze denkoefening besliste de superministerraad over justitie en veiligheid van 30-31 maart 2004 tot de oprichting van een werkgroep die aanbevelingen moest formu-leren voor de ontwikkeling van een forensisch-psychiatrisch zorgcircuit. De resultaten wer-den gebundeld in het rapport Cosyns (2005). Dit rapport benadrukte het standpunt van de voltallige ministerraad dat de zorg voor forensisch-psychiatrische patiënten een gedeelde verantwoordelijkheid is van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid (voor het gezond-heidsaspect) en van de Federale Overheidsdienst Justitie (voor het veiliggezond-heidsaspect). Verder onderstreepte het rapport Cosyns de noodzaak om aandacht te besteden aan de drie deel-groepen van geïnterneerden: de verdere uitbouw van de medium-eenheden, de oprichting van hoogbeveiligde forensisch psychiatrische centra en het verzekeren van de toegang voor geïnterneerden met een low-profiel in de reguliere GGZ. Hierbij dienden niet alleen Justitie en Volksgezondheid/Sociale Zaken, maar ook de overheden van de Gemeenschappen en Gewes-ten, en de GGZ-sector betrokken te worden.

De federale overheid vertaalde het voorstel uit de brochure van Zorgnet Vlaanderen (2004) in beleidsinitiatieven. Zo werden op voorstel van de toenmalige ministers van Justitie en Sociale Zaken door de federale regering twee beleidsmeerjarenplannen goedgekeurd: Plan Onkelinx

en Demotte (2007) en plan Vandeurzen en Onkelinx (2009). Het opzet van deze plannen

was op termijn geïnterneerden uit de Belgische gevangenissen te halen en hen door de GGZ te laten behandelen, begeleiden en/of verzorgen. Hiervoor was niet alleen bijkomende zorg-capaciteit voor specifieke doelgroepen van geïnterneerden nodig, maar ook een gefaseerde realisatie van een zorgtraject voor volwassen geïnterneerden. De focus lag hierbij op de ge-interneerden met een gemiddeld veiligheidsrisico voor zichzelf en de samenleving, en een gemiddeld risico op herval (respectievelijk medium security en medium risk). In het kader van deze twee beleidsmeerjarenplannen kreeg de GGZ-sector een opportuniteit om het ge-dachtegoed van de brochure uit 2004 in de praktijk om te zetten.

De meerjarenplannen Onkelinx-Demotte en Vandeurzen-Onkelinx voorzien in:

– forensisch psychiatrische centra, waarbij de opdrachten en verplichtingen deels tot het

bevoegdheidsdomein van Justitie en deels tot dat van Volksgezondheid behoren; – intensieve behandeleenheden (IBe-bedden) in psychiatrische ziekenhuizen, met

aan-dacht voor de geïnterneerden algemeen, maar ook voor seksuele delinquenten en geïn-terneerden met een mentale beperking;

(12)

12

Zorgnet Vlaanderen

– PVT-bedden;

– IBW-bedden;

– outreachteams;

– een financiële vergoeding voor de opname van geïnterneerden in de reguliere ambu-lante en residentiële GGZ-voorzieningen;

– een brugfunctie tussen GGZ en Justitie om de in- en doorstroom van geïnterneerden uit

de gevangenissen naar GGZ-instellingen te bevorderen en op te volgen.

Daarnaast had men bij de uitvoering van dit plan bijzondere aandacht voor de doorstroming van geïnterneerden van PZ naar PVT en IBW.

Het eerste federaal meerjarenplan Onkelinx-Demotte werd inmiddels deels uitgevoerd. Het effect op de stroom van geïnterneerden uit de gevangenis naar de GGZ was relatief beperkt. Dit plan bracht namelijk de pilootprojecten met medium risk eenheden, gestart in 2001, on-der de bevoegdheid van Volksgezondheid.

er werd één behandelnorm vastgelegd (1,275 VTe per bed) die de kost voor de ‘dynamische’ veiligheid in de residentiële units dekt.

Het onderscheid tussen ‘passieve’ en ‘dynamische’ veiligheid ligt volledig in de lijn met zowel nationale als internationale regelgeving inzake veiligheid. Onder ‘passieve’ veiligheid wor-den een reeks fysieke beveiligingsmiddelen verstaan zoals muren, elektronische controles, sas tussen binnen- en buitendeur, omheiningen… Deze passieve veiligheid is echter onvol-doende wanneer er geen dynamische veiligheid aanwezig is. Deze laatste is het resultaat van kwalitatief hoogstaande contacten, relaties en communicatie tussen het zorgpersoneel en de geïnterneerden. Het bewaken van de interne orde en veiligheid enerzijds en het verbeteren van de geestelijke gezondheid van geïnterneerden anderzijds voldoet hiermee aan de eisen van zowel justitie als volksgezondheid. Het maakt een evenwicht mogelijk tussen enerzijds de veiligheid en de care/cure en resocialisatie opdrachten van de medium security units. Deze relationele beveiliging kenmerkt zich onder meer door:

– het in stand houden en bevorderen van een behandelings- en leefklimaat dat structuur,

veiligheid en begeleiding biedt aan de patiënten;

– de continue begeleiding van patiënten in de dagelijkse leefsituatie. er is een perma-nente bereikbaarheid van personeel voor de residentiële opvang van medium risk geïn-terneerden;

– een doelgerichte observatie van patiënten;

– het signaleren van bijzonderheden of veranderingen op basis van het individueel behandel- en begeleidingsplan;

– overleg en samenwerking met Justitie;

– specifieke opleiding en vorming van het personeel;

– aanwezigheid van een veiligheidsplan op de campus en een communicatieplan naar buiten toe bij crisissituaties.

Voor de uitvoering van het tweede federale plan zijn vier fases voorzien. Het werd begroot

op 19.820.704 euro overheidsmiddelen10. Voor elke uitvoeringsfase werd 5 miljoen euro op

jaarbasis voorzien (5 miljoen euro in 2009, 2011 en 2012 voor respectievelijk fase 1, 2 en 3). Ook de GGZ-voorzieningen dragen bij door nu al bestaande zorgcapaciteit te bestemmen voor geïnterneerden. De concrete toewijzing van opdrachten aan GGZ-voorzieningen en -diensten worden uitgevoerd via de zogenaamde “B4-overeenkomsten” tussen psychiatrische

zieken-huizen en de FOD Volksgezondheid.11

10 exclusief de kosten van de exploitatie van de twee forensisch psychiatrische centra in Gent en antwerpen, en de kosten voor onderzoek in functie van wetenschappelijke begeleiding van de projecten artikel 107.

(13)

Op de Interministeriële Conferentie (IMC) ‘Volksgezondheid’ van 26 april 2010 namen alle be-voegde ministers een belangrijke beslissing over de uitbouw van voorzieningsoverschrijdende GGZ-zorgprogramma’s voor volwassenen (art. 107). De bilaterale Gids naar een betere GGZ

door de realisatie van zorgcircuits en netwerken werd toen goedgekeurd. Die gids voorziet de

uitbouw van de bijzondere zorgtrajecten (o.a. voor geïnterneerden) in het globale GGZ-program-ma voor volwassenen. Het beleidskader voor de toekomstige GGZ, goedgekeurd door de IMC, stelt verder expliciet dat de GGZ-zorgprogramma’s en zorgtraject moeten worden gerealiseerd door een netwerk van zorgaanbieders in de sector geestelijke gezondheidszorg, in samenwer-king met zorgaanbieders in de belendende sectoren. De federale overheid, de gemeenschappen en gewesten beschrijven hiervoor het kader aan de hand van vijf functies (cf. bijlage 2). Figuur 3. GGZ-zorgprogramma en –traject aan de hand van vijf functies

De IMC Volksgezondheid keurde op 6 juni 2011 al tien 107-projecten goed, waaronder vijf in Vlaanderen. De overige negen projecten 107 kregen een startvergunning op de IMC van 18 juni 2012.

2.3. Huidig gespecialiseerd GGZ-aanbod voor geïnterneerden

Hierna presenteren we een overzicht van het gespecialiseerde aanbod dat er momenteel be-staat voor geïnterneerden in de GGZ. Volledig cijfermateriaal is helaas niet beschikbaar. Zo bevat het meest recente rapport van de Minimale Psychiatrische Gegevens (MPG) uit 2010 geen (correcte) gegevens van het aantal geïnterneerden in de initiatieven beschut wonen en de psychiatrische verzorgingstehuizen. Ook de cijfers uit het elektronisch Patiëntendossier

(ePD) van de CGG kunnen een vertekend beeld geven.12 Bij een vrijwillige aanmelding wordt

het juridisch statuut niet geregistreerd, waardoor de groep geïnterneerden die door de CGG begeleid worden, groter is dan blijkt uit de ePD-gegevens. Het is tevens niet bekend hoeveel geïnterneerden door privaat gevestigde psychiaters worden behandeld.

2.3.1. Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg (CGG)

Zorg voor geïnterneerden vormt een van de maatschappelijke opdrachten van de CGG. Vol-gens de gegevens in de ePD werden in 2011 in de CGG 128 personen aangemeld met het sta-tuut “geïnterneerde VOP”. Daarnaast begeleidden de CGG in dat jaar 149 personen met het statuut “geïnterneerde niet-VOP” in de Vlaamse gevangenissen.

12 Het elektronisch patiëntendossier brengt de gegevens van de cliënten van de CGG in kaart.

Functie 1 Basisopdrachten hulp-en zorgverlening Functie 3 Psychosociale rehabilitatie Functie 5 Specifieke woonvormen Functie 4

Intensifiëren van de residentiële gespecialiseerde zorg Behandelingsteams in de thuisomgeving In een subacute of acute toestand Behandelingsteams in de thuisomgeving Chronische psychiatrische problemen Functie 2

(14)

14

Zorgnet Vlaanderen

De CGG kunnen in een zorgtraject voor geïnterneerden mee instaan voor het volgende zorgaanbod:

De eerste zorg

CGG kunnen de eerste zorg verlenen wanneer een ambulante begeleiding van de geïn-terneerde onmiddellijk mogelijk is. Zorgnet Vlaanderen pleit voor een aanpassing van

de nieuwe interneringswet van 2007 die nog steeds niet in werking is.13 Die zou moeten

voorzien dat een geïnterneerde onmiddellijk vrij op proef kan worden gesteld indien hij een behandeling volgt. Op die manier zouden de CGG sneller een ambulante begelei-ding kunnen opstarten.

De vervolgzorg

een geïnterneerde kan in eerste instantie nood hebben aan een residentiële behande-ling in een psychiatrisch ziekenhuis en/of een begeleiding in de tijdelijke woonvormen met zorg (PVT en BW). Dankzij de hier geleverde zorg en begeleiding kan de situatie van de geïnterneerde dermate evolueren dat een residentiële setting of woonvorm met zorg niet langer nodig is. De bedoeling is dan om de geïnterneerde terug in de maatschappij te re-integreren. een begeleiding door de CGG kan de betrokkene hierbij ondersteunen.

De externe liaison

Om een goede doorstroom binnen het zorgtraject voor geïnterneerden te verzekeren, hebben de CGG een functie als externe liaison. Zij bieden begeleiding op verplaatsing en bereiden zo de doorstroom van geïnterneerden naar de tweede lijn voor.

De begeleiding van de geïnterneerden in de gevangenissen

Momenteel verblijven grote groepen geïnterneerden nog altijd in de gevangenissen. De onderbemande multidisciplinaire zorgteams van de IBM’s en de psychiatrische afde-lingen (“annexen”) van de gevangenissen (arresthuizen) “ontfermen” zich over deze groep, maar kunnen geen behandeling bieden. een behandeling door de geestelijke gezondheidszorg is echter essentieel. CGG kunnen hier samen met andere GGZ-actoren een eerste aanzet tot behandeling en begeleiding bieden, in samenwerking met de zorg-teams.

De ambulante begeleiding van geïnterneerden in de CGG gebeurt bij voorkeur door een foren-sisch team. In Vlaanderen beschikken tien CGG samen over negen forenforen-sische teams, name-lijk CGG ahasverus, CGG De Kempen, CGG De Pont, CGG eclips, CGG Mandel & Leie en CGG Largo, CGG Prisma, CGG Vagga, CGG VGGZ en CGG Vlaams-Brabant Oost. De middelen voor deze teams worden zijn voorzien door:

– Het Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik (1998). Tien centra voor Geestelijke Gezondheidszorg konden hierdoor samen beschikken over 21 voltijds equivalente (VTe) medewerkers voor de ambulante extrapenitentiaire hulpver-lening aan seksuele delinquenten in Vlaanderen, onder wie geïnterneerden VOP. Door een uitbreiding van de middelen in 2007 groeide dit aantal tot 27 VTe.

– Het Strategisch Plan inzake de Hulp- en Dienstverlening aan Gedetineerden van de Vlaamse Gemeenschap (2000). De Vlaamse regering wilde met dit plan aangeven dat gevangenen net als alle andere mensen een beroep moeten kunnen doen op hulp- en dienstverlening om een eigen plaats te verwerven in de maatschappij. Daarbij formu-leerde de regering ook doelstellingen en opdrachten voor de geestelijke gezondheids-zorg. De CGG dienen via “gespecialiseerde forensische teams” zowel penitentiaire als postpenitentiaire begeleiding en behandeling van justitiecliënten te behartigen, alsook forensische netwerken met andere sectoren (gevangenissen, psychiatrie, welzijnswerk, gehandicaptenzorg…) uit te bouwen. In opeenvolgende begrotingsonderhandelingen werden echter nooit de nodige budgetten voor die equipes vrijgemaakt. Pas sinds 2008 13 De nieuwe interneringswet zoals hij nu voorligt stipuleert dat een geïnterneerde niet onmiddellijk VOP kan zijn,

(15)

kunnen tien CGG samen rekenen op 16 VTe voor de ambulante geestelijke gezondheids-zorg in Vlaanderen aan personen met een forensisch statuut, tijdens en na detentie.

2.3.2. Samenwerkingsverbanden tussen GGZ-en VAPH-voorzieningen

In 2007 had ongeveer één op de vijf geïnterneerden in Vlaanderen een mentale beperking

(IQ<70), wat in totaal neerkomt op 283 geïnterneerden.14 Voor hun behandeling, begeleiding

en/of verzorging worden coproducties opgezet tussen de sector geestelijke gezondheidszorg en de sector zorg voor personen met een handicap. Daarbij heeft de GGZ de verantwoordelijk-heid voor behandeling, advies & coaching met betrekking tot de GGZ-problematiek, terwijl de voorzieningen en diensten van het VaPH (Vlaams agentschap voor Personen met een Han-dicap) verantwoordelijk zijn voor de basisrevalidatie en de woon- en leefcontext. een goede communicatie en samenwerking tussen beide sectoren vormen enkele essentiële randvoor-waarden voor de coproductie.

Op vandaag bestaan er drie residentiële units voor geïnterneerden met een mentale beper-king, gefinancierd vanuit het VaPH maar gelokaliseerd op de campus van een psychiatrisch ziekenhuis:

– Itinera: OC Sint-Idesbald – PC Sint-amandus in Beernem

– Limes: OC Sint-Ferdinand – PC Ziekeren in Sint-Truiden

– amanis: DC Zwart Goor (vzw emmaüs) – PC Bethanië in Zoersel

elke unit heeft een erkenning voor tien geïnterneerden in het stelsel “tehuis niet-werkenden”. een verdere uitbreiding van het aanbod voor geïnterneerden met een mentale beperking dringt zich op. In juni 2008 had volgens cijfers van de DG ePI 22,7% van de geïnterneerden in

de Vlaamse gevangenissen, of 136 personen, een mentale beperking15. Ook andere bronnen

vermelden gelijkaardige cijfers: één op de vijf (ongeveer 100 personen), van wie 70 naast een

verstandelijke beperking ook één of meerdere psychiatrische stoornissen hebben16. De

geïn-terneerden met een mentale beperking in de Vlaamse gevangenissen behoren vooral tot de medium en high categorie.

tabel 1. Populatie geïnterneerden met mentale beperking in Vlaamse gevangenissen (2008)17

14 Maes Bea, Goethals Johan, Verlinden Sarah. (2009).

15 Situatie in juni 2008, bron: Directoraat Generaal Penitentiaire Inrichtingen (DG ePI) van de Federale Overheids-dienst Justitie.

16 Situatie op 31 december 2008 - Maes Bea, Goethals Johan, Verlinden Sarah. (2009). 17 De cijfers dateren van juni 2008 en betreffen absolute getallen (man + vrouw)

Bron: Directoraat-generaal Penitentiaire inrichtingen (DG ePI) van de FOD Justitie

Zorg/care Low Medium High Totaal

Risico op herval + veiligheidsrisico Low 7 7 10 24 Medium 7 30 52 89 High 1 7 15 23 Totaal 15 44 77 136

2.3.3. RIZIV-overeenkomsten

In uitvoering van artikel 56, §3 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor ge-neeskundige verzorging en uitkeringen (gecoördineerd op 14 juli 1994), sloten de ministers bevoegd voor Sociale Zaken, Volksgezondheid en Justitie overeenkomsten af met de

(16)

betrok-ken zorgvoorzieningen. Die betreffen de opvang van geïnterneerden op basis van artikel 14 van de wet van 1 juli 1964 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en ge-woontemisdadigers. De geïnterneerden worden hierbij niet-VOP geplaatst in psychiatrische ziekenhuizen, psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven beschut wonen of andere ver-zorgingsinstellingen. Justitie volgt de geïnterneerde tot een definitieve invrijheidsstelling. De gemiddelde prijs is 190 euro per dag per rechthebbende maar varieert door de verschillen in de kost voor de opvang van de geïnterneerde tussen de voorzieningen.

Het aandeel geïnterneerden bij een plaatsing niet-VOP is veel groter in Wallonië (98,9%) dan in de andere landsdelen. In Vlaanderen gebeurt een plaatsing in een GGZ-voorziening bijna steeds als hem ook het statuut VOP wordt toegekend.

tabel 2. Plaatsen voor geïnterneerden in GGZ-voorzieningen op basis van RIZIV-overeenkomsten (2007) België Vlaanderen Brussel Wallonië

Capaciteit in voorziene rechthebbenden 523 17 10 496

Capaciteit in voorziene dagen 190.895 6.205 3.650 181.040

Uitgaven (uitgedrukt in dagen) 147.264 473 1.092 145.699

Bron: RIZIV.

2.3.4. Psychiatrische ziekenhuizen (PZ), psychiatrische

verzorgings-tehuizen (PVT) en initiatieven beschut wonen (IBW)

18

Uit bovenstaande schets van de afgelegde weg bleek dat ook GGZ-voorzieningen al vele jaren op eigen initiatief een beperkt zorgaanbod voor geïnterneerden organiseren, aanvankelijk zonder bijkomende structurele financiering vanuit de overheid.

Het eerste federale meerjarenplan “Onkelinx-Demotte” (2007) werd inmiddels deels uitgevoerd en financierde zorgcapaciteit voor geïnterneerden medium risk, verspreid over verschillende voorzieningen. De uitvoering van het tweede federale meerjarenplan

“Van-deurzen-Onkelinx” (2009) is nog lopende. een eerste uitvoeringsfase werd gerealiseerd in

2009. Naast de basisgroep geïnterneerden met een medium risico op herval en veiligheidsri-sico, focuste dit zich ook op seksuele delinquenten.

tabel 3. Uitvoering plan Onkelinx-Demotte (2007-2008) en eerste uitvoeringsfase plan Vandeurzen-Onkelinx (2009) voor geïnterneerden met een medium profiel

18 De voorzieningen waarnaar wordt verwezen zijn: UPC Sint-Kamillus te Bierbeek, OPZC Rekem, PC Sint-Jan-Baptist Zelzate, PC Sint-amandus te Beernem, PZ Ziekeren te Sint-Truiden, aPZ Sint-Lucia te Sint-Niklaas, Centre Hospital-ier Jean Titeca te Brussel, Instelling tot Bescherming van de Maatschappij te Paifve, Centre HospitalHospital-ier régionale les Marronniers te Tournai, C.P. Saint-Martin te Dave, PVT Sint-Kamillus te Bierbeek, PVT Rekem, PVT Sint-Jan-Baptist te Zelzate, PVT Sint-Niklaas, la Maison de Soins Psychiatriques (MSP) ‘La Traversée’ des Marronniers te Tournai, la MSP du Centre Hospitalier Jean Titeca te Brussel, IBW Walden te Bierbeek, IBW ’t Veer te Rekem, IBW De Vlier te Zelzate, IBW Beernem, IBW Sint-Truiden, l’initiatieve de l’habitation protégée (IHP) te Tournai, IHP te Brussel. Ziekenhuis

Bed Crisisbed PVT Geïntegr.wonen Outreachteam

Bierbeek 40 5 60 20 1 Rekem 40 5 60 20+20 1 Zelzate 40 5 60 20 1 Brussel 20 2 8 10 1 Tournai 13 3 25 10 2 Paifve - - 45 - -Dave 17 3 15 5 1 Totaal 170 23 273 105 7

16

ZORGNeT VLaaNDeReN

(17)

tabel 4. eerste uitvoeringsfase plan Vandeurzen–Onkelinx (2009) (seksuele delinquenten)

Ziekenhuis PVT Geïntegr. wonen

Beernem 8 - 12

St-Truiden 8 - 12

St-Niklaas 8 3

-Tournai 8 12 4

Totaal 32 15 28

2.3.5. Instellingen tot Bescherming van de Maatschappij (IBM)

Instellingen tot Bescherming van de Maatschappij of Établissements de Défense Sociale (eDS) zijn mee verantwoordelijk voor de opvang van geïnterneerden, op basis van artikel 14 van de WBM. De geïnterneerden worden hierbij niet-VOP geplaatst. In België zijn er 936 plaatsen binnen de IBM of eDS (op basis van cijfers 2004, 2011 en 2012). 37% daarvan werd gerealiseerd in Vlaanderen.

tabel 5. aantal plaatsen in IBM/eDS

Bron: Rapport Cosyns (2004) voor IBM Merksplas, turnhout en Paifve - DG ePI van de FOD Justitie voor eDS tournai en Mons (toestand op 7 augustus 2012) en CBM Gent (2012) voor IBM Brugge.

Vlaanderen Wallonië Brussel

IMB Merksplas 272 - -IBM Turnhout 51 - -IBM Brugge 24 eDS Paifve - 168 -eDS Tournai - 380 -eDS Mons - 41 -Totaal 347 589 -

De financiering van de opvang, verzorging, begeleiding en behandeling van geïnterneerden in de eDS Tournai en Mons gebeurt via een gedeelde verantwoordelijkheid van het RIZIV, Justitie en Volksgezondheid. Beide eDS hebben hiervoor een RIZIV-conventie. Zoals eerder beschreven, (cf. 2.3.3) hebben een aantal verzorgingsinstellingen een overeenkomst afgeslo-ten in uitvoering van artikel 56 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor genees-kundige verzorging en uitkeringen. Op vlak van erkenning vallen beide voorzieningen onder het Waalse Gewest.

De overige IBM (Merksplas, Turnhout, Brugge en Paifve) behoren tot Justitie. Hier komt noch het RIZIV noch Volksgezondheid tussen voor de financiering van de verzorging, begeleiding en behandeling van geïnterneerden. een gepast aanbod dat tegemoet komt aan de psychia-trische problematiek, is dan ook afwezig. Deze instellingen behoren dus niet tot de GGZ, maar vallen onder het regime van een gevangenis.

(18)

18

Zorgnet Vlaanderen

2.3.6. Samenvatting van het huidig aanbod

De GGZ-sector beschikt over het volgende gespecialiseerd aanbod om de instroom en

door-stroom voor geïnterneerden te garanderen19.

tabel 6. Gespecialiseerd GGZ-aanbod voor geïnterneerden (extrapenitentiair)

België Vlaanderen Brussel Wallonië

PZ 225 159 22 44 PVT 288 183 8 97 (incl.45 Paifve) IBW 133 98 8 27 PZ&VaPH 30 30 - - RIZIV 523 17 10 496 (voorziene rechthebbenden in 2007)

CGG 128 128 niet bekend niet bekend

(aantal dossiers in 2011)

TOTaaL 1327 615 48 664

19 Situatie in 2012 tenzij anders vermeld. Dit totaal is een ruwe optelling van het GGZ-aanbod door de voorzieningen (aantal plaatsen, aantal rechthebbenden of aantal dossiers). De zeven specifieke outreachteams vanuit de PZ zijn niet meegeteld, aangezien het aantal begeleide geïnterneerden in 2011 onbekend is. Ook het bereik van pivaat gevestigde psychiaters en psychologen ontbreekt.

– 225 bedden met een IBe-statuut in psychiatrische ziekenhuizen, waarvan 32 bedden voor seksuele delinquenten (24 in Vlaanderen, 8 in Wallonië);

– 288 bedden in psychiatrische verzorgingstehuizen in Wallonië , waarvan 15 bedden voor

seksuele delinquenten (3 in Vlaanderen, 12 in Wallonië);

– 133 plaatsen in initiatieven beschut wonen, waarvan 22 plaatsen voor seksuele delin-quenten (18 in Vlaanderen, 4 in Wallonië);

– 30 bedden voor geïnterneerden met een mentale beperking op de campus van

psychia-trische ziekenhuizen, gefinancierd door het VaPH (in Vlaanderen);

– 523 voorziene rechthebbenden op plaatsen in diverse instellingen op basis van een RIZIV-conventie (situatie in 2007). Hiertoe behoort ook de eDS Tournai (380 geïnter-neerden op 7 augustus 2012) en eDS Mons (41 geïntergeïnter-neerden op 7 augustus 2012);

– 128 begeleide dossiers van geïnterneerden door CGG (situatie in 2011);

(19)

3.

Spanningsveld tussen zorgplicht en

zorgaanbod

Ondanks de afgelegde weg door de overheid en de sector verblijven nog steeds veel te veel geïnterneerden in een niet-aangepaste setting en is er voor hen onvoldoende aangepast zorgaanbod. er is een permanent spanningsveld tussen zorgplicht en zorgaanbod. De voor-naamste redenen hiervoor zijn:

– het ontbreken van essentiële schakels in het zorgtraject zoals duidelijke afspraken over

exclusiecriteria;

– een ontoereikende capaciteit van het zorgtraject om een aangepaste behandeling en begeleiding te kunnen bieden;

– onvoldoende afstemming en integratie tussen gespecialiseerde zorgvormen en de

regu-liere GGZ;

– niet altijd duidelijke en afdwingbare onderlinge afspraken tussen de GGZ-voorzieningen

en -diensten over de opname van een geïnterneerde;

– onvoldoende sturing en coördinatie in het zorgtraject als geheel.

3.1. Toenemende maatschappelijke druk

De maatschappelijke druk op de schouders van de GGZ-sector stijgt enorm. Het europees Comité voor de Preventie van Foltering (CPT) heeft de situatie al verscheidene malen aan-geklaagd. Daarnaast werd de Belgische Staat al meermaals veroordeeld door het europees Hof voor de Rechten van de Mens wegens schending van artikel 3 (verbod van foltering) en 5 (recht op vrijheid en veiligheid) van het europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De Liga voor Mensenrechten vertaalde die maatschappelijke druk in een aantal concrete voor-stellen:

– het opleggen van quota van geïnterneerden die de reguliere GGZ moet opnemen;

– de bevoegdheid voorzien voor de CBM om eenzijdig een voorziening aan te duiden die

de geïnterneerde verplicht moet opnemen (op basis van artikel 14 van de wet tot be-scherming van de maatschappij);

– het toekennen van een schadevergoeding voor de geïnterneerde wanneer hij in de

ge-vangenis zonder enige behandeling verblijft.

Recent namen een aantal geïnterneerden een advocaat onder de arm en stelden de Belgische Staat en de GGZ-voorzieningen in gebreke wegens het uitblijven van een behandeling, gekop-peld aan de vraag naar een dwangsom of plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis.

3.2. Geïnterneerden in penitentiaire inrichtingen

Momenteel beschikt de GGZ-sector over onvoldoende middelen om een volwaardig aanbod voor alle geïnterneerden te voorzien, waardoor grote groepen van geïnterneerden in de gevangenis-sen verblijven. Van de in totaal 4.093 Belgische geïnterneerden verbleven er 1.099 in gevange-nissen (in 2011). Zij vormen bijna 10% van de penitentiaire bevolking (12% in Vlaanderen, 8% in Wallonië en 7 % in Brussel). Bijna één op de acht gevangenen in Vlaanderen hoort er dus niet thuis, een betreurenswaardige situatie. een gepaste behandeling en begeleiding vormen noch-tans de basis voor een re-integratie in de maatschappij. Gezien een internering voor onbepaalde duur wordt opgelegd, met name tot het moment dat de geïnterneerde in staat wordt geacht om zich te re-integreren in de maatschappij, worden geïnterneerden in de gevangenissen met een uitzichtloze en onmenselijke situatie geconfronteerd. Bovendien impliceert de opvang van

(20)

ge-20

Zorgnet Vlaanderen

interneerden in de gevangenissen een grote maatschappelijke kost, namelijk 100 euro per dag

per geïnterneerde of 40.113.500 euro op jaarbasis voor België.20 De groep geïnterneerden in de

gevangenissen nam tijdens het laatste decennium ook verder toe (zie figuur 4).

tabel 7. Overzicht van de penitentiaire bevolking volgens prioritaire wettelijke toestand (7 augustus 2012)

20 In het advies van de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen betreffende de uitbouw van een forensisch zorgtraject in de GGZ voor de behandeling en begeleiding van de geïnterneerde (2004) werd de kost per geïntern-eerde per dag in een gevangenis geschat op 100 euro. In de berekening voor de kost naar de huidige situatie werd dit bedrag ongeïndexeerd vermenigvuldigd met het totale aantal geïnterneerden in de gevangenis op 15 november 2011 en het aantal dagen in 1 jaar (365).

Bron: FOD Justitie - DG ePI - Cel Data-analyse

Beklaagden (N) Veroordeelden (N) Geïnterneerden (N) andere (N) Totaal (N)

Merksplas 21 299 333 8 661 Wortel 13 861 - 9 883 antwerpen 524 108 97 5 734 Mechelen 81 42 - - 123 Turnhout 88 31 65 3 187 Hoogstraten - 164 - 1 165 Leuven Centr. 11 326 2 10 349 Leuven Hulp 70 61 55 1 187 Brugge 249 506 35 21 811 Ieper 52 21 1 1 75 Ruiselede - 53 - 2 55 Gent 159 140 108 4 411 Oudenaarde 34 112 1 3 150 Dendermonde 114 95 - 3 212 Hasselt nieuw 198 366 2 10 576 Totaal 1614 3185 699 81 5579 Nivelles 86 178 - 1 265 Ittre 12 424 - - 436 Mons 118 268 34 1 421 Tournai 53 160 - 3 216 Jamioulx 152 131 36 - 319 Marneffe - 128 - 1 129 Lantin 342 601 48 2 993 Verviers 45 11 - - 56 Huy 23 57 - 1 81 Paifve 4 - 197 - 201 arlon 31 103 - - 231 St.Hubert - 231 - - 231 Namur 86 54 30 1 171 Dinant 26 32 - - 58 andenne 7 407 - 1 415 Totaal 985 2785 345 11 4126 St.Gillis 334 440 2 - 776 Forest/Vorst 412 172 96 5 685 Berkendael 39 42 11 1 93 Totaal 785 654 109 6 1554 Totaal 3384 6624 1153 98 11259 Vlaander en W allonië Brussel

(21)

Figuur 4. aantal geïnterneerden in een penitentiaire inrichting (situatie telkens op 1 maart, be-halve 7 augustus 2012)

Bron: DG ePI van de FOD Justitie

Figuur 5 toont het effect aan op het aantal vrijstellingen en opsluitingen door de realisatie van de pilootprojecten, het eerste federaal plan Onkelinx-Demotte en de realisatie van de eerste fase van het federaal meerjarenplan Vandeurzen-Onkelinx.

Figuur 5. De eindejaarspopulatie, het aantal opsluitingen en vrijstellingen van geïnterneerden

in Belgische gevangenissen21

Bron: DG ePI van de FOD Justitie

21 – Voor de eindejaarspopulatie in 2008 tot en met 2011 werd de gemiddelde bevolking in dat jaar genomen.

– “De dagelijkse bevolking in penitentiaire inrichtingen wordt bepaald door de in- en uitstroom van personen. De aanvankelijke instroommodaliteit in een penitentiaire inrichting is de opsluiting. De opsluiting in deze grafiek is het gevolg van een bevel tot internering (geïnterneerden). Het aantal vrijstellingen is het aantal geïnterneerden dat in jaar x de gevangenis verliet door een invrijheidstelling op proef en de plaatsing in een voorziening. 1200 1150 1100 1050 1000 950 900 850 800 750 700 650 België Vlaanderen Wallonië Brussel 600 550 500 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 1200 1150 1100 1050 1000 950 900 850 800 750 700 650 600 550 500 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0 1992 1993 1994 1994 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 200 3 200 4 2005 2006 200 7 2008 2009 2010 2011 eindejaarspopulatie Opsluitingen

Vrijstellingen (VOP, plaatsing in GGZ op basis van WBM)

(22)

22

Zorgnet Vlaanderen

3.2.2. Intrapenitentiaire behandeling

Momenteel spannen een aantal actoren uit de sector zich in om ook een GGZ-aanbod voor geïnterneerden in de gevangenis te realiseren. Zij hebben echter onvoldoende capaciteit om de noodzakelijke hulpverlening te verzekeren.

– In samenwerking met andere diensten staan zorgequipes in voor het vaststellen, het

herstellen of het behouden van de psychische mogelijkheden van de geïnterneerde. De equipes vullen die opdracht in met het oog op de instroom in het forensisch psychia-trisch zorgcircuit.

– De forensische teams van de CGG bieden hulp- en dienstverlening aan geïnterneerden

in (maar ook buiten) de gevangenis.

– Het VaPH financiert drie ambulante teams vanuit de sector zorg voor personen met een

mentale beperking in drie gevangenissen: het Centrum Obra in de gevangenis van Gent (“Ontgrendeld”), DC Zwart Goor in de gevangenis van Merksplas (“aBaGG”) en DBC Open Lucht Opvoeding in de gevangenis van antwerpen. In totaal werden 14 plaatsen van de dagcentra omgezet in ambulante begeleidingen in de gevangenissen. In 2007

begeleidde Ontgrendeld 60 geïnterneerden en aBaGG 80 geïnterneerden.22

3.2.3. Zorgvraag van geïnterneerden in de gevangenis

Bij de verdere uitbouw van het zorgtraject voor geïnterneerden is het essentieel om te weten wat het veiligheidsrisico en het risico op herval is van de geïnterneerden in de gevangenissen. Die criteria bepalen immers de context van de zorg, behandeling en/of begeleiding. een ob-jectieve inschatting hiervan, gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek, bestaat echter (nog) niet. Wij baseren ons hier verder op een subjectieve inschatting door het Directoraat Generaal van de Penitentiaire Inrichtingen (DG ePI) van de FOD Justitie. De cijfers mogen dan ook niet beschouwd worden als het resultaat van een wetenschappelijke studie met een gevalideerd meetinstrument.

In juni 2008 bevroeg de DG ePI van de FOD Justitie de Vlaamse gevangenissen om via een momentopname de geïnterneerden in te delen volgens hun risico op herval, het gevaar voor zichzelf en de maatschappij, en de complexiteit van de nodige zorg.

tabel 8. Populatie geïnterneerden in Vlaamse gevangenissen (absolute cijfers uit juni 2008)

Bron: DG ePI van de FOD Justitie

Zorg/care Low Medium High Totaal

Risico op herval + veiligheidsrisico Low 39 47 26 112 Medium 29 100 146 275 High 68 55 89 212 Totaal 136 202 261 599

22 Maes Bea, Goethals Johan, Verlinden Sarah. (2009).

Op basis van deze inschatting kunnen we de geïnterneerden die nu nog in de gevangenissen verblijven, indelen in groepen met een hoog, gemiddeld of laag risico op herval en veilig-heidsrisico voor zichzelf en de samenleving:

– ongeveer 18,7% heeft een low risk en security

– ongeveer 46% heeft een medium risk en security

(23)

Die cijfermatige indeling is belangrijk bij de verdere uitbouw van het zorgtraject voor geïn-terneerden, gezien de determinerende rol van beide criteria (risk en security) voor de context van de zorg.

Indien we de cijfers uit 2008 extrapoleren naar 2012 en uitgaan van een gelijke verdeling van de geïnterneerden over de high, medium en low groep, dan komen we tot de volgende indeling van de 699 geïnterneerden die zich op dit moment in de Vlaamse gevangenissen bevinden: ongeveer 131 geïnterneerden hebben een low risk en security, 322 een medium risk en security, en 247 geïnterneerden hebben een high risk en security. Voor de volledige groep van geïnterneerden is een bijkomend GGZ-aanbod nodig.

Voor België gebeurde in 2009 dezelfde subjectieve inschatting.

tabel 9. Populatie geïnterneerden in de Belgische gevangenissen (absolute cijfers van augustus 2009)

Uit deze tabel leiden we af dat ongeveer 9% een low risk en security heeft, 36,3% een medium risk en security, en 54,7% een high risk en security. Indien we de cijfers uit 2009 extrapoleren naar de situatie in 2012 en uitgaan van een gelijke verdeling van de geïnterneerden over de high, medium en low groep, dan komen we tot de volgende indeling van de 1.153 geïnterneer-den in de Belgische gevangenissen: ongeveer 104 geïnterneergeïnterneer-den met een low risk en secu-rity, 419 met een medium risk en security en 631 geïnterneerden met een high risk en security.

Zorg/care Low Medium High Totaal

Risico op herval + veiligheidsrisico Low 43 44 9 96 Medium 27 227 130 384 High 26 209 344 579 Totaal 96 480 483 1059

(24)

24

Zorgnet Vlaanderen

4.

Beleidsaanbevelingen voor de

uit-bouw van een forensisch zorgtraject

voor geïnterneerden binnen het

GGZ-zorgprogramma voor volwassenen

Zorgnet Vlaanderen wil een constructieve bijlage leveren aan de verdere uitbouw van een kwaliteitsvolle geestelijke gezondheidszorg voor geïnterneerden in België en specifiek in Vlaanderen. Om tegemoet te komen aan bovenstaande probleemstellingen hebben Zorgnet Vlaanderen en zijn leden een aantal prioritaire beleidsaanbevelingen voor de overheden. Dit zijn punten die gerealiseerd moeten worden bij de verdere uitbouw van het zorgtraject voor geïnterneerden. Op deze manier ondersteunen en verstevigen we de in-, door- en uit-stroom van geïnterneerden doorheen het netwerk van actoren uit verschillende sectoren die zich inzetten voor deze doelgroep. Zorgnet Vlaanderen zal de komende maanden het initiatief nemen om onderstaande beleidsaanbevelingen te vertalen in strategische doel-stellingen.

4.1. Collectieve verantwoordelijkheid

De uitbouw van een zorgtraject voor geïnterneerden behoort tot de gezamenlijke verantwoor-delijkheid van de federale én de Vlaamse overheid, de verschillende GGZ-actoren en de be-lendende sectoren (zoals de sector voor personen met een handicap, huisvesting en werk). De verschillende beleidsniveaus moeten de sector in staat stellen om geïnterneerden te begelei-den, behandelen en/of verzorgen. enerzijds moeten ze de nodige middelen voorzien voor de realisatie van een gepast aanbod. anderzijds is het hun taak om barrières weg te werken en de voorzieningen te ondersteunen inzake infrastructuur en erkenningen.

In een volwaardig zorgtraject met een vlotte in-, door- en uitstroom zijn ambulante of resi-dentiële voorzieningen niet langer geïsoleerde zorgaanbieders. Ze zijn schakels in een geza-menlijk, voorzienings- en dienstoverschrijdend specifiek zorgaanbod. Concreet betekent dit dat de GGZ-actoren per werkingsgebied van de Hoven van Beroep (van waar de geïnterneerde afkomstig is) samenwerken en afstemmen. Dit is nodig om de behandeling/opname van een geïnterneerde in een bepaald gebied te verzekeren. Zij bepalen in samenspraak met de CBM of strafuitvoeringsrechtbank (SURB) per casus wie het best geplaatst is om de behandeling, begeleiding en/of verzorging op zich te nemen.

Concreet betekent dit ook dat alle GGZ-actoren binnen het werkingsgebied van het zorgtraject mee verantwoordelijk zijn voor het geheel, ongeacht of ze aanbieder zijn van een onderdeel van de zorg voor geïnterneerden met een laag, gemiddeld of hoog risico.

Samenwerken gebeurt niet alleen tussen de verschillende GGZ-actoren, maar ook met de be-lendende sectoren, zoals de sector voor personen met een handicap en Justitie. Voor de doel-groep geïnterneerden met een mentale beperking bijvoorbeeld, heeft de GGZ de verantwoor-delijkheid voor behandeling, advies en coaching met betrekking tot de GGZ-problematiek, terwijl de voorzieningen en diensten van het VaPH verantwoordelijk zijn voor de basisrevali-datie en de woon- en leefcontext. een coproductie tussen Justitie, de GGZ en de gehandicap-tenzorg dringt zich op. Maar bijvoorbeeld ook de sector huisvesting is een belangrijke partner

(25)

voor het geheel. De meeste geïnterneerden moeten kunnen re-integreren in de maatschappij, eventueel mits de ondersteuning door forensische outreachteams of de centra voor geeste-lijke gezondheidszorg. Hiervoor is huisvesting een belangrijke voorwaarde.

Het opnemen van die gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de uitbouw van een zorg traject vereist:

– voldoende capaciteit voor de GGZ-actoren, specifiek in functie van de doelgroep

geïnter-neerden;

– bindende afspraken tussen de GGZ-actoren onderling over de opdrachten die elk van hen opneemt in dit zorgtraject. Op die manier is immers niet alleen voor de GGZ, maar ook voor Justitie duidelijk waar, wanneer en voor welke zorginhoud een geïnterneerde terecht kan;

– afstemming en integratie tussen gespecialiseerde zorgvormen en de reguliere GGZ;

– duidelijke afspraken over instroom, doorstroom en uitstroom van het zorgtraject;

– duidelijke afspraken over de onderlinge ondersteuning bij de externe liaisonfunctie,

ad-vies, coaching en crisisopvang;

– duidelijke afspraken over de wijze waarop geïnterneerden in het eigen werkingsgebied

een beroep zullen doen op gespecialiseerde of specifieke zorgvormen die buiten het werkgebied worden georganiseerd (denk aan het FPC van Gent en antwerpen).

4.2. Regulier waar het kan, specifiek waar het moet

Het uitgangspunt bij de uitbouw van GGZ voor geïnterneerden is: regulier waar het kan, spe-cifiek waar het moet. Ook al is de forensische psychiatrie een specialisatie binnen de GGZ, dan nog mag dit er niet toe leiden dat de zorg voor geïnterneerden uitsluitend categoraal georganiseerd wordt. een behandeling, begeleiding en/of verzorging van een geïnterneerde moet zo veel mogelijk georganiseerd worden binnen de reguliere GGZ. Door het risico op her-val en/of het veiligheidsrisico voor de geïnterneerde en de samenleving, kan het echter nodig zijn om specifieke zorgmodules te voorzien. In geen enkel geval vormt een gevangenis het optimaal kader voor het verlenen van geestelijke gezondheidszorg aan geïnterneerden. Op het eerste zicht blijkt een tegengestelde evolutie tussen enerzijds de afbouw van zieken-huisbedden in het kader van de GGZ-hervorming (artikel 107 van de wet op de ziekenhuizen) en anderzijds de uitbouw van een zorgtraject voor geïnterneerden. De bedden die worden geneutraliseerd via artikel 107 zijn, zeker voor wat de medium risk units betreft, geen bedden voor geïnterneerden.

Daarnaast heeft de hervorming als doel om de patiënt met een ernstige psychiatrische aan-doening zowel in een crisissituatie als in een langdurig traject een behandeling in de thuis-situatie aan te bieden. Deze zorgvorm dient ook toegankelijk te zijn voor de geïnterneerde die al dan niet na een behandeling in een residentiële voorziening verder opgevolgd kan worden in de thuissituatie. Bovendien kan het vroegtijdig detecteren en behandelen van de psychia-trische aandoening ook een gunstig effect hebben op het voorkomen van delicten en hoeft de patiënt niet terecht te komen in het justitiële apparaat. Verdere evaluaties dienen evenwel in het kader van de projecten artikel 107 uitgevoerd te worden.

4.3. Globaal zorgprogramma voor volwassenen

De GGZ-sector werkt momenteel stapsgewijs aan een reorganisatie van het landschap. De be-doeling is om per leeftijdsdoelgroep (ouderen, volwassenen, kinderen en jongeren) het aan-bod en de samenwerking binnen de GGZ en met de belendende sectoren uit te schrijven in een GGZ-zorgprogramma. De huidige en toekomstige stappen dienen hierbij geformuleerd te worden in het perspectief van de realisatie van vijf functies (zie ook punt 2.2 en bijlage 2).

(26)

26

Zorgnet Vlaanderen

De uitbouw van het GGZ-zorgprogramma voor volwassenen (‘artikel 107’) ging al van start, terwijl het GGZ-zorgprogramma kinderen en jongeren wordt voorbereid.

Doorheen het GGZ-zorgprogramma voor volwassenen lopen verschillende bijzondere zorg-trajecten, o.a. voor geïnterneerden. Het forensisch zorgtraject voor geïnterneerden dient dus afgestemd en geïntegreerd te zijn in het globale GGZ-zorgprogramma voor volwasse-nen. De uitbouw van het forensisch zorgtraject voor geïnterneerden neemt dan ook de vijf functies als leidraad. Dat vergroot de re-integratiekansen en vermijdt stigmatisering en be-handelingen in aparte circuits. Via deze benadering kan men ook op een gepaste wijze het aanbod afstemmen op de dynamische criteria risico op herval en het veiligheidsrisico van de geïnterneerde.

Het beleidskader over de toekomstige GGZ stelt verder expliciet dat de GGZ-zorgprogram-ma’s en zorgtrajecten moeten gerealiseerd worden door een netwerk van zorgaanbieders in de sector geestelijke gezondheidszorg, in samenwerking met zorgaanbieders in de belen-dende sectoren (zie punt 4.1 voor de randvoorwaarden).

4.4. Verdere uitvoering van het federaal meerjarenplan Vandeurzen–

Onkelinx

Zorgnet Vlaanderen pleit voor de verdere uitvoering van het federaal meerjarenplan Van-deurzen–Onkelinx. Dat moet de GGZ in staat stellen om over meer en een gepaster aanbod te beschikken voor de geïnterneerden, niet alleen voor de groep geïnterneerden die momenteel in de gevangenis verblijft, maar ook voor de geïnterneerden die nu al door de GGZ worden behandeld en begeleid, en om een antwoord te bieden op de jaarlijkse toename van geïn-terneerden. Op die manier kan de in- en doorstroom beter worden gerealiseerd. We vragen dat de sector en de koepels hierbij input kunnen leveren voor de verdere uitvoering van het federale meerjarenplan.

Daarnaast stelt Zorgnet Vlaanderen voor om de pilootprojecten te consolideren in een

dynamische programmatie, normering/erkenning en financiering. De medium risk

units van psychiatrische ziekenhuizen bestaan al geruime tijd en worden gefinancierd sinds 2001-2002. Sindsdien worden hun contracten verlengd, maar is er tot nu toe nog steeds geen structurele programmatie, erkenning en financiering voorzien.

4.4.1. Meer capaciteit voor geïnterneerden

Op basis van het aantal geïnterneerden in de gevangenissen en de subjectieve inschatting van hun profiel pleiten we voor meer capaciteit voor geïnterneerden binnen de gespeciali-seerde GGZ, als aanvulling op het reguliere aanbod voor deze doelgroep binnen de geestelijke gezondheidszorg. Voor de vervollediging van het zorgtraject en de invulling van de huidige lacunes dienen we nog over een aantal bouwstenen te beschikken. De verdere uitvoering van het plan Vandeurzen-Onkelinx dringt zich dan ook op in functie van meer aanbod maar ook in functie van meer aangepast aanbod voor geïnterneerden. Wij hopen dan ook dat er niet bespaard zal worden op dit federaal meerjarenplan.

Zorgnet Vlaanderen en de GGZ-sector wensen dat de inhoudelijke invulling van de verdere uitvoering van het plan Vandeurzen-Onkelinx zich vooral zal concentreren op:

– De doelgroepen geïnterneerden met een mentale beperking, geïnterneerden met een verslavingsproblematiek en seksuele delinquenten. Die doelgroepen kennen immers complexe ziektebeelden/gedragsstoornissen en hebben nood aan (extra) begeleiding voor de doorstroming naar meer maatschappelijk geïntegreerde zorgvormen. Daarnaast moeten we aandacht hebben voor andere subdoelgroepen die de aandacht vereisen.

(27)

– De VTe zullen ingezet worden op functie 1, 2b, 3, 4 en 523.

- De uitbouw van de module ‘zorgkoppeling’ (functie 1), meer bepaald de verdere optimalisering en concretisering van de indicatiestelling en het opstellen van een behandel- en begeleidingsplan (zorgplan).

- De uitbouw van de liaisonfunctie naar behandelteams in de thuisomgeving voor personen met een chronische psychiatrische problematiek, bij voorkeur in de

regu-liere zorg en forensische mobiele teams indien nodig (functie 2b)24.

- De uitbouw van de liaisonfunctie naar de psychosociale rehabilitatie in functie van een re-integratie in de maatschappij, bij voorkeur in de reguliere zorg en gespecia-liseerd indien nodig (functie 3).

- een beperkte uitbouw van een specifieke intensieve behandelingsfase (functie 4) in het kader van een IBe.

- een beperkte uitbouw van specifieke woonvormen waarin zorg kan worden aange-boden indien het thuismilieu of het thuisvervangend milieu hiertoe niet in staat is (functie 5)

Bij de verdere uitbouw van de capaciteit voor geïnterneerden binnen de GGZ wordt rekening gehouden met de mogelijke terugval voor de groep geïnterneerden die reeds in de reguliere GGZ zijn opgenomen, met de geïnterneerden die nog steeds in de gevangenissen verblijven, maar ook met de geïnterneerden met een hoger veiligheidsrisico die op termijn naar deze eenheden kunnen doorstromen.

Uiteraard hanteren we hierbij de principes van collectieve verantwoordelijkheid en regulie-re zorg waar mogelijk. Bovendien moet de regulie-residentiële zorgcapaciteit, die door de federale overheid wordt uitgebouwd, afgestemd worden met de ambulante zorg uitgebouwd door de gewesten en gemeenschappen. een (verdere) samenwerking is nodig met onder meer de am-bulante GGZ, de actoren uit de sector zorg voor personen met een mentale beperking en de actoren uit de verslavingszorg (bv. VaD, RIZIV-conventie ...).

Tot slot mag niet worden vergeten dat er nood is aan een nationale wetenschappelijke op-dracht om het profiel van de geïnterneerden in de gevangenissen in kaart te brengen. Het is immers belangrijk om het veiligheidsrisico en het risico op herval van de geïnterneerde te ken-nen, aangezien die de context van de zorg bepalen. Die informatie is immers essentieel bij het bepalen van de accenten bij de verdere uitbouw van het zorgtraject voor geïnterneerden. Tot op heden moeten we ons hiervoor baseren op de subjectieve inschattingen door de DG ePI.

4.4.2. Forensisch Psychiatrische Centra (FPC’s)

een bepaalde groep geïnterneerden heeft een gemiddeld tot hoog risico op herval met nood aan een zorgomgeving met een verhoogde beveiliging. Die groep moet bij voorrang toegang krijgen tot de forensisch psychiatrische centra. De oprichting van dergelijke centra werd als een van de doelstellingen van de federale meerjarenplannen opgenomen. FPC’s bieden geïn-tegreerde en gespecialiseerde zorg in een hoogbeveiligde residentiële voorziening.

Forensisch psychiatrische centra vervullen een specifieke, belangrijke opdracht in het zorg-traject. Toch mogen we er niet vanuit gaan dat met deze FPC’s de problematiek van een on-aangepast zorgaanbod en de uitstroom uit de gevangenissen volledig zal zijn opgelost. Bo-vendien moeten we verhinderen dat de FPC’s dichtslibben. Slechts als de FPC’s een schakel zijn én blijven van het globaal zorgtraject zullen ze hun meerwaarde kunnen bewijzen. Daar-om werd vanuit de GGZ expliciet bepleit dat de initiatiefnemers/uitbaters van de FPC’s nauw verbonden moeten zijn met de GGZ-actoren die instaan voor de overige zorgopdrachten in het

23 Meer informatie over de inhoudelijke invulling van deze functies vindt u in bijlage 2. 24 Literatuurstudie naar de effectiviteit van forensische (F) aCT, Trimbos-instituut 2011.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

We beoordelen de eerste norm als voldaan: in de gesprekken is aangegeven dat alle relevante organisaties (VluchtelingenWerk, de afdeling inkomen, Werkkracht en werkgevers) door

Dat is logisch, maar er gaat relatief weinig aandacht uit naar toeleiding naar een baan of naar de rol van andere stakeholders en de (ontvangende) samenleving als geheel. In

Deze kennissynthese heeft als doel om gemeenten een overzicht te geven van ‘wat werkt’ bij de re-integratie van vrouwen met een afstand tot de arbeidsmarkt, op basis van literatuur

Op het moment dat er nog geen strafbaar feit is gepleegd, vinden mensen met een psychische aandoening de weg niet naar aangepaste geestelijke

willen wij als samenleving dat het budget dat voor zorg voor- zien wordt, zo aangewend wordt dat er een overschot is voor het dienstverlenende bedrijf?”.. Het

BRUSSEL  ‘Twee jaar geleden al kwam de piste van een overplaatsing naar

&#34;politieke euthanasie&#34;, omdat ons land er niet in was geslaagd de juiste opvang te bieden en pleitte ervoor hem naar een