• No results found

Resultaat van het maandelijks hydrobiologisch onderzoek van het Broekhuizerbroek in 1967

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Resultaat van het maandelijks hydrobiologisch onderzoek van het Broekhuizerbroek in 1967"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

,_ _j_ . Resultaat van het maandelijks hydrobiologisch onderzoek van het Broekhuizerbroek in 1967»

P.Leentvaar.

De veranderingen in de waterhuishouding van het Broekhuizerbroek, die in de laatste jaren door cultuurtechnische maatregelen zijn opgetreden, zijn niet zonder gevolgen gebleven voor de flora en fauna van het water.

Dit is gebleken uit verschillende rapporten van het BIVOïJ, zoals die van E.E.v.d.Voo over de toestand van de vegetatie en een alarmerende vissterfte in juli 1965.0:n verbetering in de toestand te verkrijgen wordt voortdurend overlegd met het consulentschap van het Staatsbosbeheer in Limburg, waarbij richtlijnen gegeven v/orden voor het beheer. De wenselijkheid om uitvoeriger gegevens te heb-ben dan incidentele waarnemingen over chemie en plankton van het water was de reden om in I967 een maandelijks onder«nek te verrichten, waarvan hier de resul-taten worden gegeven.

Bij de bemonsteringen van het water op diverse plaatsen werd de gewaardeerde hulp verkregen van de reservaatbewaker P-J»A » Jansen, die wekelijks het peil op-»-nam en tevens op verschillende punten het Cl-gehalte en de temperatuur van het water bepaalde. Hierdoor werd meer inzicht verkregen in de gecompliceerde v/ater' huishouding van het gebied.

Het resultaat van de chemische analysen is in grafiek weergegeven. Op het kaartje zijn de monsterpunten aangegeven.

Cl.gehalte.

Aangezien Cl biologisch niet verwerkt wordt, kunnen uit de waarneming hier-van conclusies getrokken v/orden over de waterhuishouding zonder dat biologische activiteiten in rekening gebracht moeten worden. Uit de veranderingen in het Cl-gehalte in de loop van het jaar kunnen daarom conclusies getrokken v/orden over de aard en herkomst van het water. Regenwater heeft een laag Cl-gehalte. Bij een daling van het Cl-gehalte in het oppervlaktewater in een bepaalde periode van het jaar is de kans dus groot, dat veel regenwater is toegevoerd.

In grafiek 1 en 2 zijn de wekelijkse waarnemingen van de reservaatbewaker uitgezet en uit het verloop van de vloeiende lijnen zien v/e, dat op alle waar-nemingspunten in de maand maart een sterke daling van het Cl-gehalte optreedt. In deze tijd wordt veel regenwater aangevoerd. Fa maart vertonen de lijnen een verschillend gedrag, daar na de zomer voor het Cl-g halte in het moeras N en Z

een verdere stijging wordt waargenomen, terwijl dit op andere punten geen stij-ging en zelfs een lichte daling vertoont. Waaneer we in aanmerking nemen, dat de bepalingen van de reservaatbewaker niet zo nauwkeurig zijn als die van het water-leiding laboratorium Midden Nederland, die de maandelijkse bepalingen verrichtte

(2)

2

-mag toch wel worden aangenomen, dat de bovenbedoelde tendens aanwezig is, zonder dat waarde gehecht wordt aan de absolute uitkomst der bepalingen. De waarnemin-gen voor het Cl zijn bij de bewaker enige mg. hoger dan van het laboratorium, wat samenhangt met de methodiek.Relatief kunnen we de Cl lijnen vergelijken.

Me zien ? dat die van het botenhuis en de knuppelbrug vrijwel identiek zijn

wat te vervrachten is aangezien dit monsterpunten van het midden en het eind van de plas zijn. De afzonderlijke punten vertonen hier weinig schommelingen, waar-uit kan worden opgemaakt, dat er een groot watervolume aanwezig is, waarin schom-melingen worden afgevlakt. Dit is op de andere punten niet het geval, in het bij. zonder bij de Langevense loop en ook in het moeras ¥. Er is hier minder water

waardoor grote schommelingen kunnen optreden. Overigens treden in januari en fe" bruari ook zeer grote schommelingen in het Cl-gehalte op in het Broekhuizerbroek, door onregelmatige toevoer van grote hoeveelheden (regen) water.

Uit vergelijking van de Cl-lijnen kunnen we opmaken, dat het Cl-gehalte in het moeras ¥ het hele jaar door hoger is dan elders, met soms kortstondig zeer hoge waarden. Dit werd ook geconstateerd in 1959« Bij de duiker onder de Horster-weg, als afvoer van het Lottumer Schuitwater, werd het laagste Cl-gehalte gevon-den. Hieruit zou men kunnen afleiden, dat vanuit het Lottumer Schuitwater over-wegend regenwater wordt aangevoerd, terwijl in het moeras ¥ minder regenwater en

eerder plaatselijk grondwaterk./el aanwezig moet zijn. De aanwezigheid van plaat-selijke ijzerhoudende kwel van grondwater is verschillende malen geconstateerd in het moeras en ook in de Langevense loop. Op de beide punten van het Broekhui-zerbroek is zoals gezegd het Cl-gehalte constanter en ligt tussen beide uiterste v/aarden in. Dit laatste is begrijpelijk daar menging van grond- en oppervlakte-water hier plaats vindt of plaats gevonden heeft.

In het moeras Z wordt een lager Cl-gehalte gevonden dan in moeras ¥ en zelfs lager dan het open water van het Broekhuizerbroek. Op de kaart kunnen we zien, dat dit monsterpunt geïsoleerd ligt van de Langevense loop en daardoor in verloop van Cl-gehalte er geen overeenkomst mee vertoont. De Cl-lijn is identiek van vorm met die van moeras ¥, het Cl-gehalte ligt echter lager en het tijdstip in maart, waarop het laagste Cl-gehalte wordt gevonden valt enige weken later.

Dit laatste laat zien, dat oppervlaktewater tijdens grote regenval via moe-ras ¥ of omgevende vegetatie, moemoe-ras Z binnendringt, waar het later aankomt. De kwel van grondwater met een hoger Cl-gehalte is in moeras Z veel minder groot dan op het punt moeras ¥.

In vergelijking met het Cl-gehalte bij de duiker, is het Cl-gehalte van de Langevense loop hoog met grote schommelingen. Blijkbaar speelt suppletie met grondwater een grote rol, maar ook mag de invloed van toegevoerd landbouwont-ginningswater niet uit het oog verloren worden, zoals verderop nog besproken zal worden.

(3)

Tenslotte 3 Tenslotte -Tenslotte kan nog opgemerkt worden, dat de Cl-lijn van moeras Z veel

over-eenkomst vertoont met die van de duiker. Op beide punten is dus in hoofdzaak re-genwater aanwezig. In het najaar blijft de lijn in het moeras echter stijgen, terwijl die bij de duiker niet meer stijgt en zelfs de neiging heeft te dalen.

Hieruit zien we, dat beide punten in het moeras later in het seizoen een

afwijkend gedragih'ebben ten opzichte van het open water van het Broekhuizerbroek. Dit hangt samen met de ontwikkeling van moerasplanten aan het einde van de zomer, die dan een afsluiting gaan vormen van moeras en open water In deze tijd wordt de suppletie van water in moeras Z, vanuit moeras N verzorgd, zoals we uit het verloop van de Cl-lijn kunnen opmaken. Uit de peilwaarnemingen bij het botenhuis is verder weinig af te leiden dat meer inzicht geeft in de waterhuishouding. De waarnemingen werden pas in april ingezet. Uit de stijging van het waterpeil in de herfst en de daling van het Cl-gehalte in het Broekhuizerbroek, zou men wel kunnen afleiden, dat verdunning is opgetreden. Het zou wenslijk zijn ook gege-vens te hebben van het debiet op de verschillende punten.

Samenvattend kan over de waterhuishouding gezegd worden, dat het rietmoeras een andere watervoorziening heeft dan het open water van het Broekhuizerbroek. Aangezien grondwater met ^en hoger Cl-gehalte opkwelt vinden v/e in het rietmoe-ras een ander vegetatiebeeld, dat in het moerietmoe-ras zelf, door plaatselijke verschil-len in grondwaterkwel op zichzelf weer verschilverschil-len kan vertonen. Vanuit het Lot-tumer Schuitwater wordt zoeter water aangevoerd, zodat in dit gebied grondwater een minder grote rol schijnt te spelen. De Langevense loop voert onregelmatige hoeveelheden water aan, v/at zich uit in onregelmatige Cl-cijfers„ Kwel van grond-water is wel aanwezig.

TEMPERATUUR.

De reservaatbewaker bepaalde op de 6 punten ook wekelijks de temperatuur. Het resultaat is in grafiek 3 weergegeven. We zien, dat eind april de temperatuur overal sterk gaat stijgen. In juli worden geleidelijk hogere v/aarden bereikt.

In het Broekhuizerbroek en de Langevense loop is de temperatuur hoger dan op andere punten. In het moeras zijn zij het laagst.Dit laatste kan samenhangen met de expositie van het water aan het zonlicht, maar ook pleit het voor de aanwezig-heid van koudere grondwaterkwel. Vergelijkt men moeras N en Z, dan zou men met grote waarschijnlijkheid kunnen besluiten, dat in 'N meer kwel is dan in Z in de zomer en nazomer, daar de temperatuur altijd enkele tienden graden lager is. In het voorjaar is het omgekeerde het geval en zoals bij het Cl-gehalte werd

uit-eengezet, is er dan ook geen of minder invloed van kwel uit het moeras N. Een tweede bevestiging van de conclusie dusJ

(4)

Chemische-

-4-Chemische analysen.

Alleen van de punten duikel, botenhuis en Langevense loop werden volledige analysen gemaakt. Van de samenstelling van het grondwater kan dus verder niets gezegd worden. Voor een begrip van het milieu in het

rietmoeras zou dit v/el van "belang kunnen zijn, gezien het vegetatiebeeld,, Het onderzoek had echter tot doel na te gaan hoe de chemische sa-menstelling van het open water van maand tot maand verliep in verband

met planktongroei en verontreiniging.Het resultaat van de chemische ana-lysen is weergegeven in grafieken.

Cl. Hierover werd reeds gesproken bij de waarnemingen van de reser-vaatbewaker. Er zijn sterke schommelingen in de Langevense loop. Over het algemeen is het Cl-gehalte niet hoog.

Geleidingsvermogen.

In de Langevense loop schommelt dit sterker dan op de andere pun-ten. pH. Deze is vrij constant. In de Langevense loop is de pH lager. Ook het Ca-gehalte is er lager, evenals HCO,. In februari is er door de grote toevoer van water een daling van Ca te zien op dezelfde wijze als voor geleidingsvermogen HCO-, etc.

Fe. Het water is op alle punten rijk aan ijzer. Dit neemt overal geleidelijk af, om na juli weer te stijgen. In de Langevense loop is in februari zeer veel ijzer aanwezig, dat dan van de bodem wordt opgewoeld. Het water was toen zeer troebel. Uit de daling van het ijzergehalte in het water gedurende het zomerseizoen kunnen we afleiden, dat de biolo-gische processen een actief aandeel hebben in de neerslag van het ijzer o.a. door ijzerbacterieh. Het ijzer wordt met het grondwater aangevoerd.

Organische stof (KMnO,). Het organische stofgehalte van het ongefil-treerde water is in de Langevense loop het hoogst. De februaripiek is

ook hier waarneembaar door de sterke troebeling van het water. Het neemt verder in de loop van het jaar af. In het Broekhuizerbroek is het wel lager, maar in augustus is er een sterke toename door planktongroei.

Ook bij de duiker (afvoer Lottumer Schuitwater), is dit het geval. Het gefiltreerde water heeft geen bijzonder hoog organische stofgehalte, het ligt in de Langevense loop iets hogor.

NH- is niet bijzonder hoog en neemt na de wintermaanden af. Het or-ganische NH, is in de Langevense loop soms zeer hoog. Dit is een aanwij-zijng, dat ontginningswater van de landbouwgronden periodiek wordt toe-gevoerd. N0~ is vooral in het voorjaar hoog en neemt dan af. In de

Lan-gevense loop is zeer veel aanwezig, wat uiteraard weer samenhangt met de afvoer van landbouwgronden.

(5)

-PO^ In de g'omerma nden is het PO ,-gehalte overal laag'. In voor-en

na-jaar kunnen hoge waarden optreden, niet alleen in de Langevense loop,

maar ook in het Lotturner Schuitwater. Uiteraard komt dit in de Langevense

loop door bemesting van de landbouwgronden. In het Lottumer Schuitwater

wordt het water bemest als viswater. Beide toevoeren brengen daardoor

periodiek veel fosfaat in het Broekhuizerbroek, waardoor een sterke

groei van plankton is gaan optreden, die het Karakter van het water

veran-derde.

Een verschil in aard van bemesting is op te maken uit het Kalium

ge-halte. Dit is in de Langevense loop zeer hoog vooral in de winter en

voorjaar en het blijft het hele jaar door hoog. De kalibemesting van de

landbouwgronden heeft door uitspoeling ongewenste gevolgen voor het water

van het Broekhuiserbroek. Uit de grafiek blijkt, dat het Broekhuiserbroek

een hoger K gehalte heeft dan het Lottumer Schuitwater. Kennelijk wordt

het water verrijkt door de Langevense loop. Het K gehalte van het

Lottu-mer Schuitwater is laag en hier vindt

geen

K bemesting plaats, wel aal

er bv. bemesting met superfosfaat aanwezig kunnen zijn.

Na vertoont geen abnormale v/aarden. Het schommelt zeer sterk in de

Langevense loop en heeft overeenkomst in verloop met het Cl.

SO . heeft in de Langeveldse loop eveneens grote schommelingen, maar

is op de andere punten niet abnormaal.

Zuurstofgehalte.

Het zuurstofgehalte bereikte nergens een waarde lager dan 5 mg/l.

Bij de duiker nam het in de loop van het jaar sterk af, v/at samen

kan hangen met de vaak stagnerende toestand van het water, beschaduwing

en ijzerreductie. Behalve de directe zuurstofbepaling ter plaatse,

wer-den monsters onderzocht om de zuurstofconsumptie in het donker na 5

da-gen in het flesje te vergelijken en idem onder permanente belichting.

In onderstaand overzicht is aangegeven hoe groot de afname resp.

toename na 5 dagen was op de drie punten. Uit de grafiek kan men dit eveneens

eveneens aflezen.

duiker botenhuis Langeveldse loop

do li d© li do li

maart 0 13.0 5,0 11,8 2,7 7,8 mg/l

april 5,3 0,7 3,9 6,5 3,6 9,0

juni 5,5 5,9 4,3 16,3 3,1 5,9

juli 7,0 9,7 10,9 -

6

9

9

8,6

augustus 6,3 5,4 7,6 1,3 3,7 4,9

september 3,9 - 8,9 - 2,9

oktober 3,3 4,7 5,5 0,7 2,5 0,8

november 7,4 - 4,5 - - 3,8

gem. 4,8 4,9 6,3 4,3 3,2 5,1 U i t

(6)

_ 6 -Uit het tabelletje "blijkt dat de zuurstof consumptie in het Broekhuizerbroek het grootst is. Er kunnen vooral in de zomer en najaar tijdelijk zuurstoftekorten in de ochtend ontstaan,die niet zonder gevolgen voor de vissen zijn» In het voorjaar is deze kans minder groot omdat dan ook veel zuurstofproductie plaats vindt, terwijl het actuele zuurstofgehalte dan ook hoger ligt.(Zie grafiek)

Ook in de Langevense loop en bij de duiker is er in het voorjaar een grote zuurstofproductie. In de Langevense loop is een geringere zuurstofproductie aanwezig dan elders terwijl het zuurstofgehalte het hele jaar door vrij hoog is. De verklaring hiervoor kan zijn, dat er het hele jaar doorstroming in het water is en dat er boven-dien minder bio-oxydabele organische stof aanwezig is, dan op de twee andere monsterpunten. Het afgevoerd? landbouwwater voert in hoofd-zaak mineralen aan, zoals we gezien hebben.

Samenvattend kan over het zuurstofgehalte gezegd worden, dat het actuele gehalte het gehele jaar door, niet ongunstig is. Door sterke zuurstofconsumptie en in zomer en najaar geringe zuurstofproductie, kunnen in het Broekhuizerbroek zuurstoftekorten ontstaan.

Plankton.

In het plankton van de Langevense loop werden zelden soorten in grote individuonaantallen gevonden. In de wintermaanden werd veel zand en ijzerbacteriën in de monsters gevonden. Eet grootste aantal soorten werd eind maart gevonden, wanneer door de regen veel bodem-materiaal wordt meegevoerd. De diatornee Synedra ulna is regelmatig aanwezig en neemt in de herfst en winter toe in aantallen. Deze soort vinden we altijd in beekplankton. Soorten van verontreinigd water werden niet of weinig gevonden, wel zijn er soorten vun mineraalrijk water. Dit is dus in overeenstemming met wat bij de chemie gezegd is.

In de afvoer van het Lottumer Schuitwater (duiker) werden meer soorten gevonden. In januari en februari vinden we veel blauwwier'-n van de soort Lyngbya limnetica en deze werden ook in juni aangetrof-fen. Deze ontwikkelen zich massaal in het Lottumer Schuitwater zelf, door bemesting, maar worden niet altijd, door het ontbreken van af-voer, bij de duiker waargenomen. De Verdere samenstelling van het plankton laat zien, dat er een eutroof water aanwezig is bij de duiker waarvan de aantallen in de tweede helft van het jaar toenemen.

In het Broekhuizerbroek bij het botenhuis vinden we ook veel plankton mot -overwegend eut'rafeniro soorten. • "

(7)

7

-Het groenwier Dictyosphaerium irs in zomer en najaar soms mas-saal aanwezig en dit kan samen met grotere aantallen flagellâten wijzen op de invloed van verontreinigd water. Soorten van oligo- of mesotroof milieu zijn er weinig bij, zodat in vergelijking met 1959 een eutrofiëring te zien is.

Uit de explosies" van sommige eutrofe soorten is af te leiden., dat het milieu steeds verder verontreinigd wordt.De planktonlijsten geven verder een verschil te zien in het aanwezige plankton vóór en na juni » Behalve door periodiciteit van het plankton speelt hierbij ook een rol de besproken verschillen in waterhuishouding.

Op 1 juni werden op meer punten planktonmonsters genomen. Het resultaat hiervan in in aparte tabellen gegeven.^r blijkt uit, dat in het Lottumer Schuitwater zelf een massale ontwikkeling van blauwwieren aanwezig was, die ook,hoewel minder in het Broekhuizerbroek gevonden werd. Aan het einde van het Broekhuizerbroek (sluis) werden deze niet meer gevonden, maar wel veel watervlooien, terwijl aan het einde van de Molenbeek slechts weinig soorten overbleven.

Er is dus in het plankton in de verschillende delen van het ge-bied veel variatie. Het optreden van veel watervlooien na de blauw-wieren kan een aanwijzing zijn voor biologische zelfreiniging, die

echter in een natuurreservaat feitelijk niet sou moeten plaats vin-den, daar het immers de bedoeling is het v/at er in zijn natuurlijke toestand te beheren, zonder verontreinigende invloeden van buiten.

Conclusie.

Uit het maandelijks chemisch en planton onderzoek van het Broek-huizerbroek in 1967 blijkt, dat er een sterkere eutrofe plankton ont-wikkeling is dan in 1959» Explosieve ontont-wikkeling van bepaalde soor-ten wijst erop, dat het water op verontrussoor-tende wijze verrijkt wordt met teveel voedingsstoffen. De verrijking met voedingsstoffen wordt blijkens de chemische analyse veroorzaakt door periodieke toevoer van hoge fosfaat en nitraatgehalten vanuit de Langevense loop en van peri-odieke toevoer van hoge fosfaatgehalten vanuit het Lottumer Schuit-water. In het eerste geval speelt de' aanvoer van landbouv/meststoffen

een rol, in het tweede de bemesting als viswater. Het is dringend

noodzakelijk voor het beheer van het reservaat in zijn natuurlijke toef-stand dat vooral het water van de Langevenseloop buiten het reservaat om wordt afgevoerd. Door de wekelijkse waarnemingen van de reservaat-bewaker kon een beter inzicht worden verkregen over de waterhuishou-ding van de verschillende delen van het

(8)

-Broekhuizerbroek, 1SÓ7.

26/1 28/2 30/3 27A 1/6 3/8 25/8 5/10 26/10 5/12

Crustacea:

Cyclops sp.

nauplii

Alona sp,

Simocephalus

Bosmina

Ceriodaphnia

Rotatoria:

Keratella cochl

K.quadrata

Br. bidens

Br. calycifl

Br, urceus

Rotaria sp.

Filinia long.

Asplanchna sp

Anureopsis fissa

Synchaeta sp.

Pompholyx

Gastropus

Polyarthra

Monommata

Cathypna 1 una

Le cane sp.

Colurella sp.

Trichocerca sp.

Protozoa:

Arcella

Difflugia

Flagellaten:

Eudorina

Pandorina

Dinobryon

Volvox

Trachelomonas

Strombomonas

Peridinium

Ceratium

1

1

1

1

1

1

2

1

1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 2 2

3

1 2 1 1 1

3

1 1

2

1

1

1

1

1

3

1

1

1

(9)

9.

26/1 28/2 30/3 27A 1/6

3/8 25/8 5/10 26/10 5/12

Goniun pect.

onbep.

Chlorophyceae:

Pediastrum

Sc enedesmus

Actinastrum

Spirogyra

Mougeotia

Ankistrodesmus

Dictyosphaerium

Diatomeae:

Asterionella

Synedra ulna

S

B

acus

Surirella

Fragilaria

Pinnularia

Epithemia

Tabellaria fen.

Melosira

pennatae

N, sigmoidea

Desmidiaceae:

Closterium sp.

Cl. sp.

Cosmarium

Gonatozygon

Cyanophyceae:

Oscillatoria sp.

Lyngbya limn.

Spirulina

Euglena sp.

Phacus

ijzerbact.

1

1

1

1

2

1

1

1

1

1

1

k

1

2

1

1

1

1

3

1

1

Œ1

2

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

3

2

1

1

1

1

h

3

1

2

1

1

k

1

1

1

1

(10)

i ü . Afvoer Lotturner S c h u i t w a t e r , 19^7« 2 6 / 1 28/2 3 0 / 3 2 7 A 1/6 3/8 25/8 5/10 26/10 5/12 C r u s t a s c e a : Cyclops s p . 1 1 1 n a u p l i i 1 1 Alona s p , 2 1 Simocephalus 1 1 Bosmina 1 Ceriodaphnia 1 Rotatoria; Keratella cochl. 1 2 2 2 1 1 Ko quadrata 1 2 1 Br. bidens 1 1 1 Br, calyciflorus 1 1 Br«, urceus Rotaria sp, 1 Filinia long, 1 2 Asplanchna 1 1 1 Anureopsis 1 1 1 Synchaeta Pompholyx 2 1 Gastropus 2 1 Polyarthra 1 2 2 2 2 2 Monommâta Cathypna luna Lecane sp, 1 Colurella sp, 1 1 1 . Trichocerca sp, 1 Protozoa: Arcella 1 1 1 Difflugia 1 Flagellaten: Eudorina Pandorina Dinibryon 1 2 1 1 Volvox Trachelomonas 1 1 1 1 2 1 1 Strombomonas

(11)

1 1 . Peridinium Geratium Gonium pect. onbep. Clorophyceae; Pediastrum duplex Scenedesmus Actinastrum Spirogyra Mougeotia Ankistrodesmus Dietyosphaerium Diatomeae: Asterionella Synedra ulna S, acus Surirella Fragilaria Pinnularia Epithemia Tabellaria fen. Melosira pennatae N.sigmoidea Desmidiaceae: Closterium sp« Cl. sp, Cosmarium Gonatozygon Cyanophyceeen: Oscillatoris sp. Lyngbya limn. Spirulina Euglena sp. Phacus contortus Mallomonas 26/1 28/2 3O/3 27/^ 1 1/6 3/8 1 1 3 1 2 1 1

11

1 1 1 1 1 2 1 3 1 1 1 25/8 5/10 26/10 1 1 2 2 1 1 1 5/12 1 1 1 ijzerbact.

(12)

Langevense loop, 19^7

26/1 28/2 30/3 27/4 1/6 3/8 25/8 5/10 26/10 5/12

Crustacea: Cyclops sp. nauplii Alona sp« Simocephalus Bosmina Ceriodaphnia Rotatoria: Keratella cocb.1. K, quadrata Br. bidens Br, calycifl. Br, urceus Rotaria sp. Filinia long. Asplanchna sp. Anureopsis Synchaeta sp. Porapholyx Gastropus Polyarthra Monoramata Cathypna luna Lecane sp. Colurella Trichocerca sp. Protozoa: Arcella Difflugia Flagellaten: Eudorina Pandorina Dinobryon Volvox Trachelomonas Strombomonas Peridinium Ceratium Gonium pect. onbep. 1 1 1 1 1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 1 2

(13)

13 26/1 28/2 30/3 27/h 1/6 3/8 25/8 5/10 26/10 5/12 Chlorophyceae: Pediastrum 1 Sc ene de stilus Actinastrum Spirogyra 1 2 Mougeotia 1 Ankistrodesraus Dictyosphaerium 1 2 Diatomeae; Asterionella 1 2 1 Synedra ulna 1 1 1 S, acus Surirella 1 1 Fragilaria 1 Pinnularia 1 Epithemia Tabellaria Melosira pennatae 1 2 1 2 N.Sigmoidea 1 1 Desmidiaceae; Closterium sp. 1 1 Cl. sp. 1 1 1 Cosmarium 1 Gonatozygon Cl. kuetzingi 1 Cyanophyceae; Oscillatoria sp. 1 1 1 1 1 Lyngbya limn. Spirulina Euglena sp. Phacus ps. ijzerbact. zand 3 2 1 1 1 2 10 k 17 12 7 10 12 9

(14)

BBOEKEflJIZEB BROEK (HUISJE) 1 j u n i I967 3BOEKEUIZEB 3BOBK (SLUIS', 1 j u n i I967 4 o 2 2 3 2 3 2 2 2

Lyngbya l i m n e t i c a

Dictyosphaerium

Gastropus

F i l i n i a

P o l y a r t h r a

Cyclops

Euglena aeus

A s t e r i o n e l l a

Anureopsis

A l o n e l l a

Tintinnopsis lacustris Mougeotia

Tra che 1 omonas Uzerbacteria Actina.strum Brachionus angularis Asplanchna Binobryon Peridinium Synura Dictyosphaerium Synura delicatissima. Monommata longiseta Euchlanis Keratella quadrata Alone, quadrangularis

BB.BROEK-MOLENBEEK (EIIXTEE) 1 juni I967 Dietyosphaerium Polyarthra Synedra Cyclops Brachuonus calyciflorus Keratella quadrata Pilinia longiseta. Anureopsis Closteriurn monilif. Arcella Alonella Mougeotia Actinastrum Lyngbya Tribonema Closteriurn acerosum i a . .ynrxrira s p . . i n i a l o n g i s e t a C hy d o r u s 3 p ha e r i c u s Uroglona volvox Spirogyra ïïougeotia

Binobryon divergens sertularia Hitzschia segmoidea Keratella cochlearis K, quadrata Asplanchna. sp. Graptoleberis testudinaria Cyclops sp« Daphnia. pul ex Sinocephalus vetulus Ostracoda Brachionus calyciflorus Euchlanis Alona quadrangularis Arcella vulgaris Closteriurn acerosum Synura, uvella Anureopsis f Braohionus angularis Synchaeta i>ectinata Tetracladium Trachelomonas volvocina Synedra delicatissima Tintinnopsis Lïelosira Eifflugia Closteriurn sp. Peracaniha truncsta. Conochilus unicornus Tabellaria fenestrata Alonella

Fr agiIar ia c apu c ina Surirella Pleuroxus uncinatus 3 2 2 2 2 2 2

(15)

± 1 5

-LOTTUMER SCIIUIï /ATER j u n i I967 ,TER-DUIKiflH 1 juni 1967

Lyngbya limnetica Linobryon Euglena acus Synedra delicatissima Asplanchna Polyarthra Chydorus Alonella Closterium monilif. Brachionus calyciflorm Anureopsis Dictyosphaerium Cyclops Brachionus angularis Keratella cochlearis Actinastrum Hantzschii Peridinium Gastropus Pilinia Anabaena eire. Traohe1onionas Melasira Cosmariurn Monornmata l o n g i s e t a Hotaria zeer veel-massa zeer veel veel vrij veel veel 2 Peridinium Dictyosphaerium Synedra delicatissima. Synura IJzerbacteria Keratella quadrata Brachionus bidens Closterium acerosum Brachionum calyoiflorus Asplanchna Polyarthra Lyngbya limnetica Anureopsis Pilinia Gastropus Mougeotia Cyclops Surirella Asterionella Dinobryon Alona. quadrangular is Micractinium ? Trachelomonas 3 2 2 2 LANGEVELTSE^ LOOP Pennatae Closterium monilif. Chydorus Cyclops Nematoden Cosma.rium Lyngbya Trachelomonas Scenedesmus (veel detritus)

6

juni zeer

2

2

1967 veel LANGEVEITSE LOOP -Lyngbya limnetica Spirogyra Nematoden Synedra uvella Oscillatoria Kleine pennatae Pinnularia Closterium Cyclops ZIJTAK Closterium acerosum Dictyosphaerium of Dinobryon-cellen 6 juni I967 vrij veel veel zeer veel

(16)
(17)

k o < ICD cn' nto • en CO

3ro

-I 2 . CO-cn 0) TD -3 CO o C O -cn I O O Ni

3 . ^ .

2 . . 0 o N> c ' w • - • O ' Cn -| ro c u> o -0)

c

io TD r-¥ O *-«J M CO > CO ro CO cn ro ro _^ ro ro cn .. ro CO CO ro CO 3 ro o cn -ro co" CO o

5

<

o

co co ro co u) co co co co CD ro *^ cn co l i i i i i f x *"* t » £^ f v o ro .c* cn co J 1 I I I cn cn cn 0 ro *» 1 l i +o o . . • ' o •-.. 'XT' en en o co co — 1 I - *

3

in C D 73 O

m

X

c

N

m

73 DD 73 O

m

(D 73 >

m

(18)

I

—» CO CO CD (sj •>* Cn . . _ ^ , I 1

p

NO (T) er .T oo-l en H NJ CO

3 M

-I

r* ooH ^3 r o en co o ÛJ ^ Cn H ro o ro O ro c ' w H O Cn" H N ) c f CO o -N) ro ro & ^ ~ ' co ^ co CO en 00 J L _ o r o •C^ 4>-£-• en o , f v J I I e n LH o ro J I <-n un •c^ en ft en r o -I "O _» 0 x-D O < CO \jn —* 00 ro

Cr

co 0 ro en * 0 ro co ^0 ro co -~ -"™ -0 . > \ t> > i_n 00

1

4 en CD I en ro 1 en

0

I

3

ro O

m

?: X

c

M

m

73

m

73

o

m

CD o ^• n> c in o a» -3 OJ w N C a. 2 o n> - j OJ in •D O O -3 a. <D 73 > 23 m r o

(19)

^— 0J

p

a> er

r>

3

-j r-+ ft> T) -J

H

n c •3 tmmm lUD ICD * " * j r j CD N J CO k CD K> U i N J CO v - v j N J un CJ O CD » t n ro CD N3 • v ] «* —* ro CD ro ^ 0 co , 0 _^ LTI N3 *^ o -co ft) _» ia — • to U) CD co 8-ui CD CO -\ CO ^ 3 -ÏD o U )

5

<

o

co 1—1—1—1—1—1—1—1 5 : u j s u i c n v a o o c o o j j -~i • o to cr o •-+ n>

c

'S"

o to -} DJ in M c Q. O O c n> T X O ~i in to i a D C "O "O to_ er ~j c ia o ra "3 DJ W D O O "J O . ft) D i a to < U) to o" o "O OD o to Z> C in x 73 > H

m

Cv)

(20)

O Ni 1 1 1 ' CT» oo o J I l _ — — - * * ^ N i I I I I rvj t o t o u > Q o o n C D <-n m _ » o o o O ^ CD i i i i ' I CD CJ i > . LH O CD O CD — I I I UD CD Z> CT n 0) TD

3

c PJ c UD U) n> TD o < +;'" +-.'. > if x •+ •x+. I I X +: x é CT) Q0 r>o CT» OD W Z — O p J O l J + 1 NJ CD en CD LH CD U I (U UD ftJ - i CT> ZJ ôT. cr . - J

3

-i ' PJ TD ."J

3

+-:

c c -tu c • up V) fl> . TD O

+

l~ PJ Z> UD rv < <T> ZJ n o o TD i l

r~

o ^*" c

H

n> ~3 L0 O zr c /-+

£

X

m

- j o f * ?ç-zr c N ro rr s o 3 f +--OJ O <

3

sUD +'-".. N J a i

(21)

1 I I I CO OD X X co C71 en +: N 3 I O ) J i L . L • D X o CO CD CD o en o o co o =K '+ U D r

-J °

J O co - * N i O O CO CD CD LH O cn o o co o IS-o U I CD en CD CD co CO o o —• J * - I I I N ) CO I I I I

o

.IN o I Q

3

>

3

JJ3 , N > -CO CO

(22)

CD O CO CD l O ( U -cn rj n> er-n

3

-}-<-*• • o -c . c _ p

c-<p

in • a ' o 7T-Z3 + 11

r~

iu D l O CO < - j in n> o o u 11

r

o *"•• c

3

ro -J 10 o zr c * - t > n) X n

m

-j o ro x-r x-r c N n> - j cr ~7 O co O CD -} O J «P l _ CD CD CO CD CO CD -+ IE +

3

o 1 / / px // ro O 1 X \ \ P x / / .+ ,' CO CD 1 +, v , ' , * t>~ X

,°2

D O i N UD n> —4\ ;+ *x +' \N un co CO CO o _» J I N i GO CD J ^> co r*

3

# ^

TJ-3

C . c _ c <p I/) n> 3 o <

3

j a

o 2

.o ISO O CO o ai 0 o J *» I — N> -Z. o o o J 1 co A

3

to

'+

(23)

m g / l

26.

25.

24.

23.

22.

21_

20.

19_

18.

17.

16_

15_

U_

13.

12J

11.

10.

9.

8 J

7

6.

5.

4.

3.

2 J

1

0J

r BOD licht

: O2 in m g / l

: BOD donker

$ * \

• z Lottumenschuitwater

x - Broekhuizerbroek

+ = Langevenseloop

1—1—1—1—1—1—1—1—1—1

m a m j j a s o n d

1967

A

r \

.N

1—1—1—1—1—1—1—1—1—1

m a m j j a s o n d

1967

+ 1 — 1 — 1 — ( — 1 — 1 — 1 — 1 — 1 — 1

m a m j j a s o n d

1967

RIVON 391 k

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het kan dat het INBO wel akkoord is met de typologie zoals vermeld op één of meerdere attesten, maar niet met een ander attest waardoor de geïntegreerde

Tabel 2: Aantal broedparen bij broedvogels in Vlaanderen tijdens de periode 2007-2012 (1 tot 6), het minimum en maximum aantal/schatting voor 2007-2012 (7), de populatiedoelen

In artikel 1 aanhef lid 1 onderdeel l BuWav is geregeld dat geen tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning van verblijf en arbeid nodig is als het gaat om

do stuifmeelkieming kan dus gesteld worden, dat temperaturen tussen 10 en 24°C geschikt zijn voor een goede kieming.. Aangezien niet alleen het kiemingspercentage maar juist ook het

In general, when the perceived steering is closer to the ideal of stewardship theory, respondents in both agencies as well as educational institutions are more satisfied with

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

1 De Centrale Raad van beroep stak een stokje voor deze ‘innovatieve’ praktijk, omdat de daarvoor vereiste wettelijke basis ontbreekt.. 2 De Raad trekt daarbij een vergelijking met

voorgeschreven. Het document is een initiatief van de brancheorganisatie. Omdat het document echter betekenisvol kan zijn voor de wijze waarop de instellingen met de