• No results found

Vermindering stof bij de gedeeltelijk verhoogde strooiselvloer bij kalkoenen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vermindering stof bij de gedeeltelijk verhoogde strooiselvloer bij kalkoenen"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vermindering stof bij de gedeeltelijk verhoogde

strooiselvloer bij kalkoenen

T. Veldkamp, onderzoeker kalkoenenhouderij H. Ellen, onderzoeker bedrijfsuitrusting en klimaat

Het beluchten van de gedeeltelijk verhoogde strooiselvloer leidt tot hoge stofconcentraties in de stallucht. In een vergelijkend onderzoek is in een zomerkoppel nagegaan of het omgekeerd beluchten van de strooisellaag (van bovenaf in plaats van onderaf) kan leiden tot lagere stofconcentraties. Het omgekeerd beluchten verliep goed en leidde tot het beoogde resultaat.

Inleiding Beluchting

In het kader van de milieuproblematiek zijn een aantal proeven uitgevoerd waarin is on-derzocht welke ammoniakreductie behaald kan worden met een alternatief huisves-tingssysteem.

Dit onderzoek heeft geresulteerd in een huisvestingssysteem dat de ammoniake-missie met ca. 50 procent reduceert en waarbij de technische resultaten op peil blij-ven of zelfs verbeteren. Het huisvestings-systeem is een gedeeltelijk verhoogde strooiselvloer met boven het verhoogde ge-deelte de voer- en drinkwaterlijnen. De meeste mest wordt daar geproduceerd en het morswater wordt ook opgevangen in de strooisellaag. Het strooisel wordt voortdu-rend belucht waardoor de geproduceerde mest direct wordt ingedroogd. Een belangrijk nadeel van dit systeem is de hoeveelheid stof in de stallucht. De droge mest in combi-natie met de continue beluchting van het strooisel zorgt ervoor dat kleine mest-/strooi-seldeeltjes gemakkelijk in de stallucht ko-men. Dit vormt een bedreiging voor de gezondheid van de kalkoenhouder indien hij geen beschermende maatregelen treft. Er is onderzoek uitgevoerd naar het verminderen van de hoeveelheid stof bij de gedeeltelijk verhoogde strooiselvloer.

In twee afdelingen van de kalkoenenstal is in een zomerkoppel de normale manier van strooiselbeluchting vergeleken met omge-keerd beluchten.

De normale manier om het strooisel op de gedeeltelijk verhoogde strooiselvloer te be-luchten is door lucht onder het doek te bren-gen middels ventilatoren. Onder het doek ontstaat een overdruk. De lucht kan ont-snappen via het doek en de strooisellaag. Stofdeeltjes kunnen gemakkelijk worden meegevoerd met de opgaande luchtstroom. Bij omgekeerd beluchten zijn de ventilatoren in de ventilatiekokers van de gedeeltelijk verhoogde strooiselvloer omgedraaid (er zijn geen zwaardere ventilatoren gebruikt). Lucht onder het doek wordt nu afgezogen waardoor er een onderdruk onder het doek ontstaat. Lucht wordt van boven naar bene-den door de strooisellaag gezogen. De ver-wachting w a s d a t h i e r d o o r m i n d e r stofdeeltjes in de stallucht zouden komen.

Drogestof strooisel

De grote vraag was of het strooisel voldoen-de kan worvoldoen-den gedroogd bij het omgekeerd beluchten. Twee-wekelijks is het drogestof-gehalte van de strooisellaag gemeten. De gegevens zijn weergegeven in figuur 1.

(2)

+ N O R M A A L A O M G E K E E R D A A + + A + + f +

2

-#-A A ” 2 4 6 8 1 0 1 2 1 4 1 6 18 2 0 2 2 L E E F T I J D ( W E K E N )

Figuur 1: drogestofgehalte strooisel bij normaal en omgekeerd beluchten.

Op 14 weken leeftijd is bij het omgekeerd beluchten geen representatief strooiselmon-ster genomen. Daarom ontbreekt deze waarde in de figuur. Het drogestofgehalte van het strooisel is bij het normaal beluchten vrij constant op ongeveer 80 procent. Het drogestofgehalte van het strooisel bij het omgekeerd beluchten varieert meer in de tijd. Vanaf 14 weken leeftijd is het strooisel bij het omgekeerd beluchten minder droog dan bij het normaal beluchten. Dit geeft aan dat bij een dikker wordende strooisellaag de droogcapaciteit bij omgekeerd beluchten af-neemt door het verdichten van de strooisel-laag. Het drogestofgehalte is toch nog op een niveau gebleven waarbij weinig ammo-niak wordt gevormd. De ammoammo-niakemissie was immers bij beide manieren van beluch-ten gelijk. Bij beide manieren van beluchbeluch-ten is slechts éénmaal bijgestrooid. De groei en de voederconversie van de kalkoenen wa-ren vergelijkbaar bij beide maniewa-ren van be-luchten. Opmerkelijk was de lagere uitval bij het omgekeerd beluchten. Bij normaal be-luchten was de uitval 12,6 procent en bij omgekeerd beluchten 8,0 procent. Een

dui-delijk verschil in oorzaken van uitval is niet waargenomen.

Stofconcentratie

In figuur 2 is de stofconcentratie in de stal-lucht tijdens de mestperiode weergegeven. De stofconcentratie bij het normaal beluch-ten liep tijdens de mestperiode uiteen van 1,5 mg/m3 tot 13,7 mg/m3. De gemiddelde stofconcentratie bij het normaal beluchten was 6,0 mg/m3 stallucht.

Bij het omgekeerd beluchten varieerde de s t o f c o n c e n t r a t i e v a n 1,9 mg/m3 tot 10,l mg/m3. De gemiddelde stofconcentratie was bij het omgekeerd beluchten 3,8 mg/m3. Deze stofconcentratie is vergelijkbaar met eerder gemeten stofconcentraties bij het tra-ditionele systeem. Bij het omgekeerd be-luchten bevond zich een grotere hoeveel-heid stof onder de verhoogde vloer dan bij het normaal beluchten. Stofdeeltjes worden meegevoerd met de neergaande lucht-stroom door het doek en slaan vervolgens onder het doek neer. Ook door h,et doek getrapte mestdeeltjes slaan neer onder het doek.

(3)

+ N O R M A A L A O M G E K E E R D 0 + + + + + A +

Pb

+

AA A A A I e 1 n 1 n 1. I . 1. 1.1. 1. I ., . 1 0 2 4 6 8 1 0 12 14 16 I S 2 0 2 2 L E E F T I J D ( W E K E N )

Figuur 2: stofconcentratie in stallucht bij normaal en omgekeerd beluchten.

Voorbehoud

De proef is uitgevoerd met een zomerkop-pel. In een zomerkoppel lijkt het omgekeerd beluchten een succesvolle ingreep om de stofconcentraties in de stallucht te verminde-ren. In een winterkoppel (bij hogere RV) kan de droogcapaciteit nog verder verminderen waardoor problemen kunnen ontstaan. In een eerder uitgevoerde proef met een win-terkoppel bleek dat het strooisel op de ver-hoogde vloer vanaf 11 weken onvoldoende doorlatend was, waarna het omgekeerd be-luchten is stopgezet. De ventilatoren zijn toen omgedraaid en er werd weer op de normale manier belucht. De stofconcentratie was tot 11 weken leeftijd ca. 50 procent lager en bleef ook na 11 weken leeftijd lager.

Dit kan ook het gevolg zijn geweest van de slechtere strooiselconditie in die periode. Bij het omgekeerd beluchten moest de strooisellaag bij de drinkers vaker worden losgemaakt. Het vraagt dus meer arbeid.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Uit beide experimenten blijkt wel duidelijk het verband tussen kraaifrequentie en parings- frequentie: hanen uit een foklijn met een hoge paringsfrequentie kraaien op bijna

De grafieken geeft een overzicht van alle gevangen vis wat betekent dat er geen onderscheid is gemaakt tussen kleine of grote vis.. Figuur 4-5 De vangst in aantallen

Deze metingen werden op elk object na de vochtmetingen ter plaatse verricht. De grondwaterstandbuizen stonden bij de gamma meetopstellingen, terwijl tevens in de

• Wanneer bestrijding van tulpengalmijt met roofmijten voor de praktijk geoptimaliseerd kan worden is dat aantrekkelijk voor biologische tulpentelers, maar zou deze methode in de

Als meer beleefbare en inpasbare natuur in de vorm van dit ideaaltype zou worden gerealiseerd, zou een provin- ciale overheid een visie ontwikkelen waarin voor deel- gebieden

Ook is gevraagd naar de gebieden van bijscholing: in Nederland zijn de wiskunde B12-docenten vooral geïnteresseerd in wiskundig-inhoudelijke bijeenkomsten, terwijl docenten

drijf in de praktijk met een verhoogde vloer werd de temperatuur in deze afdeling 2’C hoger ge- houden, dan in de andere

In de eerste drie rondes (eerste fase) werden huisvesting op een verhoogde strooiselvloer en die op een gedeeltelijk trampoline- / gedeeltelijk strooiselvloer (SO/SO) vergeleken met