• No results found

Technische resultaten wisselbouw mais-gras

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Technische resultaten wisselbouw mais-gras"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● 18 Praktijkonderzoek 96-1 Aanleiding

Snijmais is naast gras verreweg het belangrijkste voedergewas op melkveebedrijven.

Bedrijfsomstandigheden leiden er toe dat de snijmais vaak jaarlijks op het zelfde perceel geteeld wordt. Uit eerder onderzoek blijkt dat de maisopbrengst bij continuteelt 10 tot 20 pro-cent lager was dan wanneer mais in rotatie met andere akkerbouwgewassen geteeld wordt. Op Proefbedrijf Cranendonck is daarom onderzocht of er ook opbrengstverhoging van snijmais plaatsvindt bij rotatie met gras. Dat onderzoek is gezamenlijk uitgevoerd door PR, PAGV, AB-DLO en LUW-Nematologie. In het technisch onderzoek moest worden vastgesteld:

n In welke mate en door welke oorzaken opbrengstdervingen bij snijmais optreden als gevolg van een nauwe teeltfrequentie. n Het verschil in produktiviteit van grasland

met verschillende leeftijden. Snijmais

In tabel 1 staan de gemiddelde snijmaisopbreng-sten van de meest relevante rotaties van de wis-selbouwproef. De stikstofvoorziening van de snijmais in de proef is optimaal. De verschillen in opbrengst zijn daardoor niet beïnvloed door vrijkomende stikstof uit de ondergewerkte zode. Een onderbreking van de continu maisteelt met twee jaar grasland leidde in twee perioden tot opbrengststijgingen van 2 tot 4 procent.

Onderbreking van de continuteelt met vier jaar gras leidde tot een opbrengststijging met 7 pro-cent. De opbrengststijging was dus groter naar-mate de grasperiode langer duurde.

Opbrengsteffecten door vruchtwisseling zijn vaak het gevolg van ziektes in de bodem. Bij snijmais kunnen met name wortelverbruining en incidenteel ook aaltjes problemen veroorzaken. Zowel wortelverbruining als aaltjes speelden echter geen rol bij de in tabel genoemde opbrengsteffecten. Het humusgehalte in de bodem was bij wisselbouw wel wat hoger. Dit is waarschijnlijk niet de enige reden voor de opbrengstverschillen bij wisselbouw.

Een vaak genoemd voordeel van vruchtwisse-ling is de positieve invloed op de onkruidbe-heersing. In de veldproeven zijn daarom onkruidtellingen uitgevoerd. Het bleek dat de onkruiddruk niet afnam door de continuteelt van mais een aantal jaren te onderbreken met gras. Dit wil niet zeggen dat de zaadvoorraad van onkruiden in de grasperiode niet is afgeno-men. De waargenomen effecten zijn niet verras-send omdat bekend is dat het zaad van soorten als hanepoot in onbewerkt grasland lang vitaal kan blijven. Een korte grasperiode zoals bij wis-selbouw van mais en gras zal dan ook weinig betekenis hebben voor de zaadvoorraad.

Grasland

Door rotatie met snijmais ontstond in de loop van de proef grasland met uiteenlopende leeftij-den. In 1993 konden de droge-stofopbrengsten van gras van 1 tot 7 jaar worden vergeleken. In figuur 1 zijn de resultaten weergegeven van de droge-stofopbrengsten van gras in de proef waarbij het gras twee tot zeven jaar oud is. Het gras is bemest met 200, 400 of 600 kg stikstof per hectare per jaar. De leeftijd van het gras bleek geen invloed te hebben op de produktivi-teit van het gras bij zowel een laag, gemiddeld en hoog N-bemestingsniveau.

Het gras in de wisselbouwproef op Proefbedrijf Cranendonck werd na de teelt van mais altijd in

Technische resultaten wisselbouw

mais-gras

W. van Dijk (PAGV), T. Baan Hofman (AB-DLO) en A.P. Wouters (PR)

Uit onderzoek op Proefbedrijf Cranendonck blijkt dat de opbrengststijging van snijmais bij wissel-bouw met grasland maximaal 7% bedraagt. Dit is veel minder dan bij aanvang van de proef werd verwacht. In dit artikel worden de technische resultaten van de proef besproken. In het volgende artikel worden de economische conclusies getrokken.

Tabel 1 Relatieve snijmaisopbrengsten

wisselbouwproef Cranendonck in eerste jaar na grasteelt

Maisteelt Periode

1989-1993 1991-1993

Continu 100 100

Na 2 jaar gras 104 102

(2)

19

● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●

Praktijkonderzoek 96-1

het voorjaar (eind maart/begin april) ingezaaid. Het risico van een minder succesvolle najaarsin-zaai werd als een te groot nadeel beschouwd in de proef. Bovendien kon dan in het voorjaar niet op alle behandelingen mest worden toege-diend zoals nu wel is gedaan. De opbrengsten van het 1e jaars gras bleven achter bij dat van tweedejaars en ouder gras.

Gemiddeld over de periode 1989-1993 was de opbrengst van het eerstejaars gras bij een N-bemestingsniveau van 400 kg N/ha/jaar 81% van die van de gemiddelde opbrengst van meer-jarig gras. De opbrengstderving werd veroor-zaakt doordat de eerste maaisnede later kwam (circa eind mei) zodat op jaarbasis een snede minder werd geoogst dan bij het meerjarig gras. Jaareffecten zorgden wel voor een behoorlijke spreiding in de opbrengstderving door voor-jaarsinzaai, zoals blijkt uit de resultaten in figuur 2.

In de praktijk heeft inzaai in het najaar de voor-keur boven voorjaarsinzaai. De teelt van vroeg afrijpende maisrassen kan het probleem van een late inzaai in het najaar deels ondervangen. Inzaai in de tweede helft van september behoort dan tot de mogelijkheden. Deze maisrassen hebben echter een lagere opbrengst van onge-veer 4 procent.

Teelttechnische voor- en nadelen

Uit het onderzoek blijkt dat vruchtwisseling van

mais na vier jaar gras leidt tot een verhoging van de opbrengst van mais van zeven procent. Bij kortere rotaties zijn de effecten kleiner. Voor de opbrengst van gras biedt vruchtwisseling niet direct voordelen; hooguit dat nieuwe produktie-vere grasrassen sneller kunnen worden ingezet. Een zwaarwegend milieukundig nadeel van wis-selbouw is dat door het scheuren van grasland aanzienlijke hoeveelheden stikstof kunnen vrij komen. In de wisselbouwproef bleek 80 tot 100 kilo stikstof per hectare vrij te komen. De hoe-veelheid vrijkomende stikstof was enigszins afhankelijk van de leeftijd en het bemestingsni-veau van het grasland. In lopend onderzoek wordt uitgezocht in hoeverre snijmais in staat is de vrijkomende stikstof te benutten. Ook wordt bekeken welke aanvullende teeltmaatregelen hiervoor eventueel genomen moeten worden. De wisselbouw van gras met mais heeft ook als nadeel dat najaarsinzaai van gras pas laat plaats kan vinden. Daardoor neemt de faalkans met name in een nat najaar toe. Bij een goede aan-slag van het zaad zal bij late inzaai in de herfst naar verwachting toch produktieverlies optreden

in het volgende voorjaar. Het gras is na late inzaai immers minder ver ontwikkeld.

Produktieverlies van gras in het voorjaar is ern-stiger dan in het najaar. Voorjaarsgras wordt uit het oogpunt van droge-stofproduktie en voeder-waarde hoger gevoeder-waardeerd dan najaarsgras.

Figuur 1 Droge-stofopbrengst (ton / hectare)

van gras van verschillende leeftijd in 1993

200 kg N/ha

Leeftijd grasland (jaren) Droge-stofopbrengst (ton ds ha)

400 kg N/ha 600 kg N/ha 14 12 10 8 6 4 2 0 0 1 2 3 4 5 6 7 8

Figuur 2 Jaaropbrengst van grasland na

her-inzaai in het voorjaar ten opzichte van meerjarig grasland(%)

100 75 50 25 0 1989 1990 1991 1992 1993 Gemiddeld Jaar Opbrengst (%)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ander indrukwekkende aanbiedings is die transkripsies van drie stadige bewegings, almal kort in tydsduur, uit die Don Quixote Symphonic Gravures (1960), asook uittreksels uit

Duurzame gebiedsontwikkeling zou nader kunnen worden gedefinieerd als de integrale ontwikkeling van een gebied waarbij een balans wordt gezocht tussen economische,

Landschap Noord- Holland, Landschapsbeheer Nederland en Stichting Kunst en Openbare Ruimte geven dit jaar een vervolg aan dit project Voor meer informatie kijk op

Ik ben toen wat meer gaan rond- kijken, ging ook de vallei in en vond daar een beek die nog kronkelde en heel proper water had en zo’n smal begeleidend boske met veel soorten die

Deze stuwing wordt eigen- lijk veroorzaakt door het feit dat men het toerental van de dorsas niet te veel mag opvoeren op straffe van meer beschadiging.. De praktijkopvatting is,

Sanda Lenzholzer (46), universitair docent land- schapsarchitectuur en stedenbouw aan de Wageningen Universiteit, schreef een boek over stadsklimaat, Het weer in de stad,

Tabel V toont tenslotte voor de derde maal, dat de kleur van de loculaire massa van Extase overwegend rood, Sonato meestal groen is.. Uit dit experiment onder de hier

Omdat meerdere machines met verschillend motorvermogen op een nieuw gevormd perceel hebben gewerkt zijn de produkties voor een gemiddeld motorvermogen berekend (hoofdstuk 4, tabel