• No results found

Het bordje hoeft niet leeg: Beleefdheidsstrategie en als strategische keuze bij het geven van een advies in voedingsgerelateerde gezondheidsbrochures gericht aan ouders

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het bordje hoeft niet leeg: Beleefdheidsstrategie en als strategische keuze bij het geven van een advies in voedingsgerelateerde gezondheidsbrochures gericht aan ouders"

Copied!
60
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

MASTERSCRIPTIE

Het bordje hoeft niet leeg

Beleefdheidsstrategie¨

en als strategische keuze bij het geven van een advies

in voedingsgerelateerde gezondheidsbrochures gericht aan ouders

Florentine Marnel Sterk

Begeleiders

Drs. Lotte van Poppel

Dr. Eveline Feteris

florentinesterk@gmail.com 10277242

Tekst en Communicatie Universiteit van Amsterdam

(2)
(3)

Samenvatting

In deze scriptie wordt onderzocht op welke wijze beleefde taal wordt gebruikt in voedingsgerelateerde gezond-heidsbrochures gericht aan ouders, als strategische keuze om op effectieve wijze een advies uit te brengen over het gedrag van kinderen.

Door deze brochures te typeren als kritische discussie zoals gedefinieerd door de pragma-dialectiek, kan het advies ge¨ınterpreteerd worden als een standpunt dat geuit wordt in de confrontatiefase van een impliciete discussie tussen schrijver en lezer. Geprojecteerde twijfel of een verschil van mening over de aanvaardbaarheid van het advies kan weggenomen worden door strategisch te manoeuvreren: een zo effectief mogelijke verdediging voeren, zonder onredelijk te zijn. De strategische manoeuvres die de schrijver kan toepassen bestaan uit drie complementaire aspecten: topische keuze, publieksadaptatie en presentatietechniek.

Strategisch gezien wil de schrijver zijn standpunt zowel redelijk als effectief defini¨eren. De beschikbare opties om strategisch te manoeuvreren worden ingeperkt door de institutionele eisen die gesteld worden aan het argumentatieve activiteitstype ‘consultatie’ waar gezondheidsbrochures onder vallen. Dankzij de scheve machtsverhouding tussen de schrijver als professional en de lezer als leek en de aanname van de schrijver dat er sprake is van een probleem – overgewicht bij het kind – levert de schrijver met zijn advies indirect kritiek op de lezer en zijn manier van opvoeden. Daarnaast is het advies te zien als een inperking van de vrijheid van handelen van de lezer, omdat er druk ontstaat om het advies uit te voeren. De topische keuze wordt ingeperkt door het prescriptieve standpunt en om het advies aan het publiek aan te passen moet de schrijver gemeenschappelijkheid met de lezer cre¨eren. Als presentatietechniek heeft de schrijver beleefd taalgebruik tot zijn beschikking, om de kans op het beledigen van de lezer te minimaliseren.

Taalhandelingstheorie maakt duidelijk aan welke richtlijnen een advies moet voldoen voordat de lezer het als zodanig zal aanvaarden. Deze geslaagdheidsvoorwaarden maken duidelijk waarom een advies potentieel beledigend is voor de lezer: om een geldige aanleiding voor het uiten van een advies te hebben, moet de schrijver aannemen dat de lezer het juiste gedrag nog niet vertoont. Kritiek is dus een inherent onderdeel van een advies. Brown en Levinson hebben in hun Beleefdheidstheorie uiteengezet welke beleefdheidsstrategie¨en de schrijver kan toepassen om ervoor te zorgen dat de lezer potentieel beledigende uitingen – ‘gezichtsbedreigende handelingen’ – toch zal aanvaarden. Het positieve ‘gezicht’ van de lezer, zijn verlangen om gewaardeerd te worden, wordt bedreigd door de aanname dat de lezer het gewenste gedrag nog niet uitvoert en de indirecte kritiek op de manier waarop hij zijn kind opvoedt. Het advies is een poging om invloed uit te oefenen op het gedrag van de lezer, waarmee een toekomstige handeling verwacht wordt en het negatieve gezicht van de lezer

(4)

communiceren: een beledigde lezer zal het gepropageerde gedrag niet snel uitvoeren. De schrijver moet daarom zowel positieve als negatieve beleefdheidsstrategie¨en toepassen om het gezicht van de lezer te behouden.

Een corpus van 26 adviserende voedingsgerelateerde gezondheidsbrochures gericht aan ouders is geana-lyseerd op het gebruik van beleefdheidsstrategie¨en binnen de drie aspecten van strategisch manoeuvreren. Binnen de topische keuze kiest de schrijver voor het uiten van een standpunt dat op algemeen of specifiek gedrag ingaat. Het opvoeren van pragmatische argumentatie is een vorm van positieve beleefdheid en een strategische topische keuze, die dient om de nadruk te leggen op de wenselijkheid van de gevolgen van het uitvoeren van het advies. Ook kan alleen de pragmatische argumentatie opgevoerd worden, om zo het gezichtsbedreigende advies impliciet te laten. Opvoeren van standpunten die ingaan op de uitvoerbaarheid van een advies tonen de lezer dat het gepropageerde gedrag makkelijk uitvoerbaar is.

De schrijver gebruikt positieve beleefdheid om zijn advies aan te passen op het publiek. Hij cre¨eert een fictieve groep, waar zowel ouder als schrijver onderdeel van zijn, om de scheve machtsverhouding recht te trekken. Ook kan hij overeenstemming ‘afdwingen’ bij de lezer, zodat hij om de uiting van het probleem heen kan manoeuvreren. Presentatietechniek uit zich in het gebruik van negatieve beleefdheidsstrategie¨en, waardoor de lezer gedistantieerd wordt van de mogelijke inbreuk die het advies heeft op zijn vrijheid van handelen. Door de lezer en het kind niet als handelende actor op te nemen in het advies, het advies te presenteren als vaststaand feit of het gebruik van hedges wordt de illusie gewekt dat het advies niet per se van toepassing is op de lezer of niet uitgevoerd hoeft te worden.

De strategische functie van het gebruik van beleefd taalgebruik bij het geven van een advies in voedings-gerelateerde gezondheidsbrochures, uit zich daarmee in alledrie de aspecten van strategisch manoeuvreren, om het advies op een redelijke en effectieve manier op te stellen. Positieve beleefdheid geeft de schrijver de mogelijkheid om de nadruk te leggen op de voordelige gevolgen van het advies en zo kritiek te vermijden, of om de scheve machtsverhouding te verdoezelen en om het uiten van kritiek heen te manoeuvreren. Negatieve beleefdheid wordt ingezet om de illusie te wekken dat het advies geen inbreuk op de vrijheid van handelen van de lezer is.

(5)

Inhoudsopgave

1 Introductie 7

2 Strategisch manoeuvreren met een advies gericht aan ouders 10

2.1 Gezondheidsbrochures getypeerd als kritische discussie . . . 10

2.2 Strategisch manoeuvreren met een advies gericht aan ouders . . . 11

2.3 De institutionele context van gezondheidsbrochures gericht aan ouders . . . 13

2.4 Het institutionele hoofddoel van gezondheidsbrochures gericht aan ouders . . . 15

2.5 Het doel van de brochurereeks ‘Gezond eten en bewegen met kinderen’ . . . 16

2.6 Institutionele restricties bij het adviseren van ouders . . . 16

2.7 Precondities voor strategisch manoeuvreren . . . 17

2.8 Conclusie . . . 19

3 Advies gericht aan ouders ge¨ınterpreteerd als een taalhandeling 21 3.1 Adviseren als sturende taalhandeling . . . 21

3.2 Theoretische definitie van geslaagdheidsvoorwaarden . . . 22

3.3 Aanpassing van de geslaagdheidsvoorwaarden voor een advies gericht aan ouders . . . 23

3.4 De potentieel beledigende waarde van een advies . . . 24

3.5 Conclusie . . . 25

4 Beleefdheidsstrategie¨en bij het verwoorden van een advies gericht aan ouders 26 4.1 Gezichtsbedreigende handelingen in gezondheidsbrochures gericht aan ouders . . . 26

4.2 De aanleiding voor negatieve en positieve beleefdheid . . . 27

4.3 Opties bij het verwoorden van een advies . . . 28

4.4 De uiting en interpretatie van gezichtsbedreigende handelingen . . . 30

4.5 Conclusie . . . 31

5 Analyse van het gebruik van beleefdheidsstrategie¨en in het verwoorden van adviezen 33 5.1 Topische keuze . . . 33

5.1.1 De argumentatieve onderbouwing van een advies aan ouders . . . 35

5.1.2 Een expliciet geuit advies, onderbouwd met pragmatische argumentatie . . . 37

(6)

5.2 Publieksadaptatie . . . 42

5.2.1 Cre¨eren van overeenstemming met de lezer . . . 42

5.2.2 Veronderstellen van overeenstemming met de lezer . . . 45

5.3 Presentatietechniek . . . 46

5.3.1 De lezer weglaten of juist benoemen als handelende partij . . . 46

5.3.2 Vermommen van advies als informatie of tip . . . 48

5.3.3 Het advies formuleren als een suggestie . . . 49

5.4 Conclusie . . . 51

6 Conclusie 53

Dankwoord 56

Bibliografie 56

(7)

HOOFDSTUK

1

Introductie

In de brochure ‘Gezond eten en bewegen met kinderen van 4–8 jaar’, uitgegeven door het Voedingscentrum, wordt een advies uitgebracht aan ouders over het eet- en leefpatroon van hun kinderen. Het Voedingscentrum probeert ouders er zo van te overtuigen om hun kinderen op een verstandige en gezonde manier op te voeden. Onderstaande tekst is een voorbeeld uit die brochure.

“Steeds meer kinderen eten elke dag meer dan hun lichaam nodig heeft. Daardoor krijgen ze te veel lichaamsvet. Het vet gaat niet vanzelf weg met de groei. Als ze niet minder gaan eten en meer gaan bewegen, kan overgewicht ontstaan. Overgewicht vergroot de kans op ziekten, zoals hart- en vaatziekten en diabetes. Ook hebben kinderen met overgewicht vaak last van hun omgeving. Ze worden uitgelachen of gepest. Gezond leven betekent: gezond eten en veel bewegen. Zo voorkom je overgewicht.”1

Effectief voorlichting geven aan ouders over hun kinderen is een gecompliceerde opgave, want ouders hebben niet om een advies gevraagd. Ook al lijken deze gezondheidsbrochures alleen een advies over het gedrag van kinderen te geven, in werkelijkheid wordt wel degelijk ´o´ok een advies uitgebracht over het gedrag van de ouders. Zij zijn instrumenteel in het bereiken van de gewenste gedragsverandering bij hun kind en zullen daarvoor ook hun eigen gedrag en gewoontes moeten aanpassen. De combinatie van deze factoren zorgt ervoor dat het advies opgevat kan worden als een belediging, of als een aanval op de manier waarop ouders hun taak als opvoeder uitvoeren. Wanneer dit gebeurt is de kans klein dat een ouder het advies nog zal accepteren.

De schrijver van een gezondheidsbrochure staat daarom voor een aantal keuzes wanneer hij op effectieve wijze een advies wil uitbrengen aan ouders over hun kinderen. In deze scriptie richt ik mij op het gebruik van ‘beleefde taal’, als een strategische manier om een advies te geven zonder dat de lezer dit interpreteert als een belediging.

(8)

Om het uitgebrachte advies te kunnen analyseren, zal ik gezondheidsbrochures gericht aan ouders interpreteren als een kritische discussie, zoals deze beschreven is door Van Eemeren (2010).2 Dit betekent dat

de sprekers in een argumentatieve uitwisseling trachten op een redelijke manier te argumenteren, om zo hun verschil van mening op te lossen. De schrijver van een gezondheidsbrochure probeert het verschil van mening op te lossen dat bestaat tussen de instantie waarvoor hij schrijft en de ouders die de brochure lezen. Dit doet de schrijver door middel van strategisch manoeuvreren, dat door Van Eemeren (2001) wordt beschreven als het kiezen van argumentatieve zetten die zo effectief mogelijk zijn, zonder daarbij onredelijk te zijn.3 De

keuzes die de schrijver maakt bij het uitbrengen van een advies aan ouders, zijn erop gericht de ouders ervan te overtuigen dat dit advies aanvaardbaar is en moet worden uitgevoerd, zonder de ouders te beledigen. Welke keuzes de schrijver tot zijn beschikking heeft om zijn advies weer te geven, hangen in sterke mate af van de institutionele omgeving waarbinnen de brochure wordt uitgegeven en de context waarbinnen de discussie tussen de schrijver en de ouder zich afspeelt.

De hoofdvraag die ik in deze scriptie zal beantwoorden is als volgt:

Wat is de strategische functie van het gebruik van beleefdheid bij het geven van een advies in voedingsgerelateerde gezondheidsbrochures gericht aan ouders?

De deelvragen die ik in deze scriptie zal beantwoorden zijn:

1. Hoe is beleefdheid te interpreteren als een strategische keuze binnen de pragma-dialectiek?

2. Op welke manier be¨ınvloedt de institutionele omgeving waarbinnen de brochure wordt uitgegeven de strategische keuzes die de schrijver kan maken?

3. Aan welke eisen moet een goed advies voldoen?

4. Waarom kan een advies ge¨ınterpreteerd worden als een belediging?

5. Welke middelen kan een schrijver toepassen om een advies beleefd weer te geven? 6. Op welke wijze past een schrijver in de praktijk beleefd taalgebruik toe?

In Hoofdstuk 2 beantwoord ik deelvraag 1 en 2 door gezondheidsbrochures gericht aan ouders te typeren als een kritische discussie binnen de theoretische inzichten van de pragma-dialectiek. Door deze gezondheidsbrochures te interpreteren als een institutioneel vormgegeven tekst, kan ik uiteenzetten op welke wijze de institutionele omgeving de context vormt waarbinnen de discussie tussen de schrijver en de lezer zich afspeelt, en welke mogelijkheden de schrijver beschikbaar heeft om strategisch mee te manoeuvreren wanneer hij het advies weergeeft. Brown en Levinson hebben in hun Beleefdheidstheorie (1987)4 het gebruik van beleefdheid en de

2Van Eemeren en Grootendorst, 1984; 2004, zie quote op p. 7 in F.H. van Eemeren (2010). Strategic maneuvering

in argumentative discourse: Extending the pragma-dialectical theory of argumentation. Amsterdam: Benjamins.

3 F.H. van Eemeren & P. Houtlosser (2001). Managing disagreements: Rhetorical analysis within a

pragma-dialectical framework. Argumentation and Advocacy, 37, pp. 150–157. Zie in dit werk p. 151.

4P. Brown & S.C. Levinson (1987). Politeness: Some universals in language use. Cambridge: Cambridge University

(9)

verschillende strategie¨en die daarbij mogelijk zijn uiteengezet. Deze theorie zal ik interpreteren binnen het framework van de pragma-dialectiek, om zo te verklaren waarom het gebruik van beleefdheid te zien is als een strategische keuze.

Deelvragen 3 en 4 worden beantwoord in Hoofdstuk 3, waar ik een advies aan ouders zal interpreteren als een taalhandeling, zoals binnen de Taalhandelingstheorie van Searle (1981).5 Dit maakt het mogelijk om geslaagdheidsvoorwaarden op te stellen, waaruit duidelijk wordt aan welke eisen een advies moet voldoen voor het als zodanig door de lezer geaccepteerd wordt en waarom een advies potentieel beledigend is voor de lezer. In Hoofdstuk 4 zal ik deelvraag 5 beantwoorden aan de hand van de Beleefdheidstheorie van Brown en Levinson. Om ervoor te zorgen dat een advies aan de geslaagdheidsvoorwaarden voldoet en toch acceptabel is voor de lezer, kan de schrijver beleefdheidsstrategie¨en toepassen en zo een advies geven zonder de lezer te beledigen.

De laatste deelvraag zal ik beantwoorden aan de hand van een analysehoofdstuk (Hoofdstuk 5). Het gebruik van beleefdheidsstrategie¨en wordt geanalyseerd binnen het theoretische kader van strategisch manoeuvreren. Op deze manier wordt duidelijk welke keuzes een schrijver in de praktijk maakt, en wat de strategische functie van deze beleefdheidsstrategie¨en is.

Tot slot volgt in Hoofdstuk 6 de conclusie, waar ik een antwoord zal verschaffen op de hoofdvraag.

(10)

HOOFDSTUK

2

Strategisch manoeuvreren met een advies gericht aan ouders

In dit hoofdstuk worden gezondheidsbrochures gericht aan ouders getypeerd als een kritische discussie, zoals deze gedefinieerd is door de theoretische inzichten van de pragma-dialectiek. Deze typering maakt duidelijk welke normen gehanteerd worden wanneer een schrijver zijn advies uit. Vervolgens zal verklaard worden op welke wijze strategisch manoeuvreren ingezet wordt bij het zo effectief mogelijk geven van een advies, en welke rol beleefd taalgebruik daarin speelt.

§ 2.1 Gezondheidsbrochures getypeerd als kritische discussie

Het uitgangspunt van de pragma-dialectiek, zoals uiteengezet door Van Eemeren en Grootendorst (1984), is dat een argumentatieve uitwisseling tussen sprekers – gesproken of op papier – gezien kan worden als een kritische discussie. Dit wil zeggen dat de sprekers trachten op een redelijke manier te argumenteren om zo hun verschil van mening op te lossen. De verschillende uitingen (of uitspraken) die gedaan worden in de discussie zijn stappen in dat oplossingsproces. De pragma-dialectiek is een analytisch framework, wat betekent dat de verschillende stappen die gereconstrueerd worden vervolgens geanalyseerd worden op hun redelijkheid, oftewel in hoeverre ze bijdragen aan het oplossen van het verschil van mening.6

Een brochure met een gezondheidsadvies aan ouders over hun kinderen kan ge¨ınterpreteerd worden als een kritische discussie.7 Het advies kan gereconstrueerd worden als standpunt in een impliciete discussie, waarin de

schrijver eventuele twijfel of een verschil van mening over de aanvaardbaarheid van het advies probeert weg te nemen. De kritische discussie die tussen de schrijver en de lezer gevoerd wordt is impliciet, omdat de brochure een geschreven tekst is. De lezer kan niet reageren op de standpunten of argumentatie die de schrijver naar voren brengt. De schrijver op zijn beurt weet niet of zijn standpunt twijfel dan wel tegenstand oproept bij de

6Van Eemeren en Grootendorst, 1984; 2004 zoals in Van Eemeren, 2010, p. 7.

7 Brochures bevatten veel componenten die door de lezer gezien kunnen worden als ‘informatie’. Binnen de

pragma-dialectiek wordt echter vaak een maximaal argumentatieve interpretatie toegepast, wat wil zeggen dat iedere uiting in principe wordt gezien als argumentatie. Deze maximaal argumentatieve interpretatie pas ik ook toe bij het analyseren van gezondheidsbrochures gericht aan ouders. Zie p. 44 in F.H. van Eemeren & F. Snoeck Henkemans (2010). Argumentatie. Inleiding in het identificeren van meningsverschillen en het analyseren, beoordelen en houden van betogen. Houten: Noordhoff Uitgevers Groningen.

(11)

lezer. Hij moet in zijn tekst anticiperen op de reactie van de lezer. Wanneer een gezondheidsbrochure gericht aan ouders gereconstrueerd wordt als een kritische discussie, betekent dit dat de schrijver zich moeten houden aan de dialectische normen die daarbij gehanteerd worden.8,9

Binnen het model van de kritische discussie zijn vier stadia te onderscheiden: de confrontatiefase, de openingsfase, de argumentatiefase en de afsluitingsfase.10 In deze scriptie richt ik mij op de uiting van het advies in de confrontatiefase van de kritische discussie. In de confrontatiefase wordt duidelijk dat er sprake is van een verschil van mening, of op zijn minst van (geprojecteerde) twijfel. De protagonist (de schrijver) brengt zijn standpunt naar voren, waarna de antagonist (de lezer) ervoor kan kiezen om het standpunt al dan niet te accepteren. In een expliciete discussie kunnen beide partijen om uitleg of specificatie van het standpunt vragen. Omdat de lezer een ‘stille’ partij is en de discussie impliciet, wordt twijfel of een verschil van mening niet geuit door de lezer, maar geprojecteerd door de schrijver. Dit houdt in dat het de taak van de schrijver is om te bepalen of hij moet anticiperen en eventueel reageren op of twijfel of kritiek ten opzichte van het advies dan wel de argumentatieve onderbouwing die hij opvoert.11

§ 2.2 Strategisch manoeuvreren met een advies gericht aan ouders

Bij het uiten van een advies in de confrontatiefase van een discussie moet de schrijver voldoen aan de dialectische normen, wat betekent dat hij het advies op redelijke wijze moet uiten. Een schrijver wil echter niet alleen dat zijn advies redelijk is, hij wil ´o´ok dat het door de lezer wordt geaccepteerd en uitgevoerd. Om ervoor te zorgen dat het advies door de lezer als overtuigend wordt gezien, en eventuele twijfel over

8Pragma-dialectiek heeft als uitgangspunt de normatieve pragmatiek. De analyse van een discussie is pragmatisch

omdat een discussie gezien wordt als een gecontextualiseerde uitwisseling van uitspraken. Dialectisch omdat de uitwisselingen ge¨ınterpreteerd kunnen worden als een methodologische poging om door het houden van gereguleerde kritische uitwisselingen het verschil van mening op een redelijke manier op te lossen. Dat betekent dat de schrijver zich zowel aan de pragmatische normen (de taalhandelingen moeten correct uitgevoerd worden, zie Hoofdstuk 4) als de dialectische normen (het standpunt moet op redelijke wijze ondersteund worden door passende argumentatie) van een kritische discussie moet houden. Het model van de kritische discussie is een hulpmiddel om argumentatie te analyseren, omdat het duidelijk maakt welke uitingen analytisch relevant zijn en dus in beschouwing moeten worden genomen bij de analyse. Een uiting wordt als relevant gezien wanneer ze bijdraagt aan het oplossen van een verschil van mening tussen de discussiepartners. Ook uitingen die impliciet of indirect in de discussie aanwezig zijn, kunnen gereconstrueerd worden als uitspraken in de kritische discussie.

9Van Eemeren 2004, p. 73 zoals in Van Eemeren 2010, p. 9.

10In de confrontatiefase wordt vastgesteld dat de protagonist een standpunt naar voren brengt dat wordt beantwoord

met expliciete of impliciete (geprojecteerde) twijfel of tegenstand. Op die manier ontstaat er een potentieel verschil van mening. In de openingsfase nemen de sprekers respectievelijk de rol van protagonist en antagonist op zich, waarna onderzocht wordt of er genoeg gemeenschappelijke uitgangspunten zijn om een kritische discussie te kunnen voeren. Vervolgens worden de gebondenheden en uitgangspunten van de discussie vastgelegd. In de argumentatiefase brengt de protagonist argumentatie naar voren, om zo twijfel over het standpunt bij de andere partij weg te nemen. De antagonist op zijn beurt blijft kritisch, totdat hij (eventueel) overtuigd is. Tot slot trekken beide partijen in de afsluitingsfase conclusies over het resultaat van hun pogingen om het verschil van mening op te lossen, en wordt de kritische discussie afgesloten. Bij een brochure ontbreekt de afsluitingsfase, omdat er sprake is van een impliciete discussie, waardoor de schrijver en de lezer niet kunnen overleggen over het eventuele oplossen van het verschil van mening. Wel kan de schrijver aannemen dat hij de lezer overtuigd heeft van zijn standpunt, maar dat betekent niet dat dit ook echt zo is. Zie Van Eemeren, 2010, p. 10–11 voor een complete uiteenzetting van de verschillende discussiefasen.

(12)

de aanvaardbaarheid van het advies wordt weggenomen zonder dat de argumentatie als onredelijk wordt gezien, moet de schrijver strategisch manoeuvreren.

De theorie van strategisch manoeuvreren is een uitbreiding van de pragma-dialectiek. Volgens Van Eemeren en Houtlosser (2001; 2006) hebben discussianten altijd een retorisch doel voor ogen: het gaat bij argumenteren niet alleen om het op redelijke wijze oplossen van het verschil van mening, je wil ook de andere partij ervan overtuigen om jouw standpunt aan te nemen. Uit het tweeledige doel van discussianten — zowel dialectisch redelijk als retorisch effectief zijn — komt spanning voort, die kan worden verminderd door strategisch te manoeuvreren. Van Eemeren en Houtlosser defini¨eren strategisch manoeuvreren als een poging van discussianten om gebruik te maken van de beschikbare mogelijkheden in de dialectische situatie om zo de discussie retorisch in de richting te sturen die hun eigen belang het beste dient.12 Waar retorica en dialectica

normaal gezien worden als twee totaal onafhankelijke processen, worden ze binnen strategisch manoeuvreren gezien als twee kanten van dezelfde medaille. Het zijn complementaire perspectieven, die samen ingezet kunnen worden om een bepaald doel te bereiken.13

In de confrontatiefase uit het strategisch manoeuvreren zich in het vaststellen van een definitie van het verschil van mening en de daarbij horende uitgangspunten die het beste passen bij de belangen van de discussianten – in een brochure is dit alleen van toepassing op de schrijver. Het dialectische doel van de confrontatiefase is duidelijkheid verschaffen over zaken die een rol spelen in het verschil van mening, en vaststellen welke proposities worden ingenomen door de partijen. Het retorische doel bestaat uit de discussie in de confrontatiefase in een voordelige richting sturen. Elke partij probeert een definitie van het verschil van mening op te stellen dat het beste past bij zijn positie en de zaken die hij wil bediscussi¨eren. De protagonist wil een articulatie van de standpunten formuleren die het beste overeenkomen met zijn eigen belangen, terwijl de antagonist kritische twijfel wil uiten.14 Omdat de lezer van een gezondheidsbrochure niet expliciet de mogelijkheid heeft te reageren, kan de schrijver de discussie naar zijn eigen hand zetten en strategisch vormgeven.

Strategisch manoeuvreren uit zich in de keuzes die de schrijver maakt in drie met elkaar samenhangende componenten: de keuze uit het topisch potentieel, keuzes in publieksadaptatie en de keuze uit presentatie-middelen. De keuze uit het topisch potentieel is de keuze die de schrijver maakt uit de verschillende alternatieve discussiezetten die beschikbaar zijn, publieksadaptatie betekent dat de schrijver de boodschap aanpast aan de voorkeur van het publiek en presentatiemiddelen zijn stilistische keuzes die worden gemaakt om de boodschap optimaal weer te geven.15,16 Voor de confrontatiefase geldt dat de schrijver enerzijds een redelijke, anderzijds

12Van Eemeren & Houtlosser, 2001, p. 151.

13F.H. van Eemeren & P. Houtlosser (1999). Strategisch manoeuvreren in argumentatieve teksten. Taalbeheersing,

21, pp. 142–156; F.H. van Eemeren & P. Houtlosser (2006). Strategic Maneuvering: A Synthetic Recapitulation. Argumentation, 20, pp. 381–392.

14Van Eemeren, 2010, p. 43.

15Van Eemeren & Houtlosser, 1999; 2006.

(13)

een effectieve definitie van het verschil van mening op wil stellen. De drie componenten van strategisch manoeuvreren zijn voor de confrontatiefase als volgt te defini¨eren:17

• Topische keuze: redelijke en effectieve keuze van onderwerpen en kritische reacties.

• Publieksadaptatie: redelijke en effectieve aanpassing van problemen en kritische reacties naar het publiek.

• Presentatietechniek: redelijke en effectieve stilistische weergave van problemen en kritische reacties.18

De beschikbare mogelijkheden die de schrijver heeft om strategisch te manoeuvreren, worden in grote mate be¨ınvloed door institutionele precondities: het tekstgenre, de institutionele context, het beoogde publiek en het hoofddoel van de tekst. Deze precondities vormen de context waarbinnen de discussie tussen de schrijver en de lezer zich afspeelt.19 Om te verklaren welke strategische keuzes de schrijver kan maken wanneer hij een advies aan ouders geeft, is het noodzakelijk om het advies eerst te interpreteren als een communicatief activiteitstype en de verschillende precondities te behandelen die daarbij van belang zijn.

§ 2.3 De institutionele context van gezondheidsbrochures gericht aan ouders

Communicatieve activiteitstypes zijn geconventionaliseerde praktijken die bij een bepaalde vorm van institutie horen. Van Eemeren heeft verschillende communicatieve activiteitstypes beschreven; een aantal voorbeelden zijn: rechtspraak, overleg, bemiddeling, onderhandeling en raadpleging. Binnen een communicatief activiteits-type wordt taal gebruikt in relatie tot een bepaald activiteits-type sociale activiteit. Juist door het passende genre van communicatieve uiting te gebruiken, wordt de institutionele missie die bij een bepaald communicatief activiteits-type hoort volbracht, en wordt het relevante institutionele punt gecommuniceerd. Gezondheidsbrochures vallen onder het communicatieve activiteitsgenre ‘consultatie’.20 Binnen dit activiteitsgenre vallen alle activiteitstypes waarbij een professional medisch advies uitbrengt aan een leek.21 Andere activiteitstypes binnen dit genre zijn bijvoorbeeld een consult van de huisarts, het voorschrijven van een recept en een gezondheidsrubriek in een tijdschrift.22

Bij elk argumentatief communicatief activiteitstype is er sprake van strategisch manoeuvreren. Het doel van de schrijver is om op een redelijke en effectieve manier de missie van de institutie te volbrengen in de specifieke macro-context waarin de kritische discussie plaatsvindt. Er zijn altijd institutionele eisen die gesteld worden aan een bepaald argumentatief activiteitstype, die op hun beurt weer bepalen op welke manier er strategisch

discussiestadium heeft een specifiek dialectisch doel dat de discussianten op een retorisch zo effectief mogelijke manier willen uitvoeren. Van discussiepartners kan verwacht worden dat zij in ieder stadium van de discussie de dialectisch toegestane stappen zetten die hun retorische interesse van een zo groot mogelijke effectiviteit dienen.

17Van Eemeren, 2010, p. 43. 18Van Eemeren, 2010, p. 97. 19Van Eemeren, 2010, p. 152. 20Van Eemeren, 2010, pp. 139–143.

21L. van Poppel (2013). Getting the vaccine now will protect you in the future! A pragma-dialectical analysis of

(14)

gemanoeuvreerd kan worden. Enerzijds worden de conventies van een communicatief activiteitstype dus juist gebruikt om het institutionele doel te bereiken, maar anderzijds zorgen deze conventies ervoor dat bepaalde restricties worden opgelegd bij het strategisch manoeuvreren.23

Consultatie is een activiteitsgenre dat te vinden is in het domein van de medische communicatie. Het institutionele doel van activiteiten in het medische domein is, het onder de aandacht brengen en oplossen van gezondheidsproblemen die voorkomen onder de populatie.24 Het tekstgenre waar gezondheidsbrochures

binnen vallen is ‘gezondheidsvoorlichting’. Offici¨ele instituties delen gezondheidsbrochures onder het publiek uit, met als doel zo de algehele gezondheid te verbeteren.25

Het algemene institutionele hoofddoel van gezondheidsbrochures gericht aan ouders is het uitbrengen van een advies aan de lezer, waarmee gedrag gepropageerd wordt dat ten goede komt aan zijn kinderen.26 Omdat

de voorlichting wordt gegeven aan ouders, maar gaat over de gezondheid van hun kinderen, kunnen hier twee verschillende doelgroepen onderscheiden worden. Ouders zijn de directe doelgroep van de brochure, zij lezen de tekst en worden geacht om het gegeven advies uit te voeren. De kinderen zijn een indirecte doelgroep en lezen de tekst zeer waarschijnlijk niet.27 Kinderen moeten er via hun ouders van overtuigd worden om het gegeven advies uit te voeren. Daarbij ligt aan het advies impliciet de aanname ten grondslag dat ouder eerst zelf ook het gewenste gedrag moet gaan uitvoeren en ‘het goede voorbeeld’ moet geven.

De typering van adviserende gezondheidsbrochures binnen het activiteitsgenre ‘consultatie’, betekent dat er op institutioneel niveau een aantal complicaties optreden.28 De professional informeert de leek, waardoor er ongelijkheid bestaat in de kennis, ervaring en macht tussen de zender van de boodschap en de ontvanger. De machtsverhouding tussen de schrijver (in dienst van een institutie) en de lezer is scheef; de schrijver heeft meer autoriteit en kennis op het gebied van ‘gezond leven’. Ook kan er sprake zijn van conflicterende interesses. De institutie zal het om de gezondheid van het publiek als geheel gaan, maar het staat niet altijd vast of het gedrag dat de institutie propageert ook goed is voor het individu. Deze complicaties leiden ertoe dat de kans groot is dat de ontvanger het advies als betuttelend opvat.29 Bij voorlichting aan ouders over hun kinderen is

dit een re¨eel probleem, want het advies van de schrijver kan gezien worden als een aanval op opvoeding die de ouder aan het kind geeft.

23Van Eemeren, 2010, p. 152.

24Van Poppel, 2013, p. 14, Van Eemeren, pp. 129–130. 25Van Poppel, 2013, p. 16.

26Zie voor een algemene typering van het institutionele doel van gezondheidsbrochures Van Poppel, 2013, p. 20. 27 Een uitzondering daarop zijn de brochures die geschreven zijn voor pubers, zoals de brochure ‘Gezond eten en

bewegen met kinderen van 14–18 jaar’ van het Voedingscentrum. In principe is deze brochure nog steeds gericht aan ouders, maar het is niet ondenkbaar dat kinderen in deze leeftijdscategorie de brochure zelf lezen, of te lezen krijgen van hun ouders. Voor de eenduidigheid laat ik dit aspect in mijn beschrijving van de doelgroepen verder buiten beschouwing.

28Van Eemeren, 2010, p. 143. 29Van Poppel, 2013, pp. 14–15.

(15)

§ 2.4 Het institutionele hoofddoel van gezondheidsbrochures gericht aan ouders

In deze paragraaf richt ik mij specifiek op het institutionele hoofddoel van het Voedingscentrum, en de brochurereeks ‘Gezond eten en bewegen met kinderen’ die het Voedingscentrum heeft uitgegeven. Deze brochurereeks bevat vier brochures, gericht aan ouders met kinderen in de leeftijdscategorie¨en 1–4 jaar, 4–8 jaar, 9–13 jaar en 14–18 jaar.30

Het Voedingscentrum is een stichting, gefinancierd door het ministerie van Economische Zaken en Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het institutionele doel van het Voedingscentrum is om elke Nederlander informatie te verstrekken over gezond, veilig en duurzaam eten. Op die manier stimuleert het Voedingscentrum betere voeding bij consumenten en een verantwoord voedselaanbod in het bedrijfsleven. Het Voedingscentrum hecht veel waarde aan gezonde voeding, daarom probeert de organisatie wetenschappelijke kennis te vertalen naar toepasbare en bruikbare richtlijnen en adviezen. Deze adviezen worden gegeven via boeken, brochures en de website van het Voedingscentrum. Jaarlijks verspreidt het Voedingscentrum meer dan 1,2 miljoen brochures, die ook op de website te lezen zijn.31

De missie van het Voedingscentrum is als volgt: Het Voedingscentrum informeert consumenten over – en stimuleert hen tot een gezonde en meer duurzame voedselkeuze.32 Dit betekent dat er twee sterk samenhangende institutionele doelen te onderscheiden zijn: het informeren van de consument en het stimuleren tot een gezondere en meer duurzame voedselkeuze. Het overkoepelende doel waar deze subdoelen onder vallen, is bevorderen van de gezondheid van de bevolking. Het Voedingscentrum heeft drie programma’s: ‘Gezond en bewust eten’, ‘Gezond door het leven’ en ‘Duurzaam eten’. De brochures uit de reeks ‘Gezond eten en bewegen met kinderen’ vallen binnen het thema ‘Gezond door het leven’. Dit programma heeft als doel informatie ter beschikking te stellen over wat een gezond eetpatroon is, hoe je een gezond eetpatroon realiseert en hoe de energiebalans werkt. Daarnaast probeert het Voedingscentrum huidige en toekomstige generaties een gezond leefpatroon aan te leren, door het ontwikkelen van programma’s waarmee informatie in de praktijk toegepast kan worden, en door het aanbieden van doelgerichte activiteiten aan ouders. Het Voedingscentrum zegt daarbij rekening te houden met de behoeften en levensfase van specifieke doelgroepen en de invloed en rol van de sociale en fysieke omgeving.33

30 Voor deze scriptie heb ik een dwarsdoorsnede uit het aanbod van gezondheidsbrochures gericht aan ouders

geanalyseerd. Alle brochures hebben als informatieve basis een tekst die het Voedingscentrum op haar site ter beschikking heeft gesteld voor ge¨ınteresseerden (een tekst die overeenkomsten vertoont met de folders die door deze instantie zelf worden uitgegeven). Daarmee kan het Voedingscentrum gezien worden als de belangrijkste zender van adviezen gericht aan ouders over het eet- en leefgedrag van hun kinderen, en is deze instantie het meest relevant om te analyseren in termen van institutionele precondities.

31 Voedingscentrum (2013). Over Ons. Online beschikbaar: www.voedingscentrum.nl/nl/service/over-ons;

Over Ons; Wie zijn wij. Online beschikbaar: www.voedingscentrum.nl/nl/service/over-ons/wie-zijn-wij-.aspx.

32 Voedingscentrum (2013). Missie en Visie. Online beschikbaar:

www.voedingscentrum.nl/nl/service/over-ons/missie-en-visie.aspx.

(16)

Het Voedingscentrum stelt zich erg actief op als het gaat om voorlichting aan ouders met kinderen. Uit het Jaarverslag 2011 blijkt dat het Voedingscentrum zich specifiek richt op kinderen die van huis uit geen gezonde levensstijl aangeleerd krijgen.34 Brochures die het Voedingscentrum schrijft voor ouders hebben impliciet het uitgangspunt dat deze ouders hun kinderen geen gezond leefpatroon aanleren en zelf zeer waarschijnlijk ook geen gezond leefpatroon hebben.

§ 2.5 Het doel van de brochurereeks ‘Gezond eten en bewegen met kinderen’

Het Voedingscentrum probeert kinderen in staat te stellen een gezond leven te leiden door hun ouders de kinderen het juiste gedrag aan te leren, voornamelijk op het gebied van voeding. Het probleem dat het Voedingscentrum in de brochurereeks ‘Gezond eten en bewegen met kinderen’ aankaart is overgewicht onder kinderen. Meer algemeen: een ongezond leefpatroon van kinderen wordt aan de kaak gesteld, omdat dit de oorzaak van overgewicht is. Naast ‘gezond eten’ bevatten de brochures ook tips over ‘gezond bewegen’.

Binnen de gezondheidsvoorlichting zijn drie vormen van voorlichting te onderscheiden: het behandelen, voorkomen en detecteren van gezondheidsproblemen.35 De brochures uit de brochurereeks richten zich op

preventie van problemen, specifiek op de preventie van een slechte eetstijl en overgewicht onder kinderen. Uit cijfers van het CBS, gepubliceerd op 31 oktober 2012, blijkt dat 12,7% van kinderen tussen 4 en 12 jaar overgewicht heeft. Daarvan heeft 9,7% last van matig overgewicht en 2,9% last van ernstig overgewicht.36

De oplossing voor overgewicht onder kinderen is een gezond leefpatroon, dat bestaat uit gezond eten en veel bewegen. Dit advies is in de brochures van het Voedingscentrum terug te vinden, bijvoorbeeld in de vorm: ‘Leer je kind gezond te eten’,37en ‘Het is erg belangrijk dat je kind een gezond gewicht heeft’.38 De brochures gaan vooral in op het aspect ‘gezond eten’, maar sporen ook aan tot veel bewegen en buiten spelen. ‘Gezond eten’ kan daarom gezien worden als het hoofddoel en ‘meer bewegen’ als een nevendoel van de tekst. Op die manier wordt de kans op overgewicht en daarbij komende problemen en ziekten verkleind.

§ 2.6 Institutionele restricties bij het adviseren van ouders

Onderstaande restricties kunnen benoemd worden aan de hand van het institutionele hoofddoel, de context en de conventies van het communicatieve activiteitstype van gezondheidsbrochures gericht aan ouders.

In het algemeen gaan gezondheidsbrochures alleen in op problemen die goed onderzocht zijn, waartegen mensen zelf actie kunnen ondernemen en die passen binnen het beleid van de institutie. Brochures zijn alleen bruikbaar wanneer het aangekaarte probleem (in ieder geval gedeeltelijk) veroorzaakt wordt door het gedrag

34 Voedingscentrum (2012). Jaarverslag 2011. Online beschikbaar:

www.voedingscentrum.nl/nl/service/over-ons/jaarverslag-2011.aspx.

35Van Poppel, 2013, p. 17.

36 CBS (2012). Leefstijl, preventief onderzoek; persoonskenmerken. Online beschikbaar: statline.cbs.nl. NB:

Voor kinderen onder de 4 jaar zijn geen cijfers beschikbaar. Daarnaast tellen de twee percentages niet op tot 12,7%, maar tot 12,6%. Het CBS geeft geen verklaring voor dit verschil van 0,1%.

37‘Gezond eten en bewegen met kinderen van 1–4 jaar’, zie bijlage 1. 38‘Gezond eten en bewegen met kinderen van 4–8 jaar’, zie bijlage 2.

(17)

van de lezer.39 De brochures van het Voedingscentrum richten zich op ouders wiens kinderen nog niet gezond

eten. Zoals ook in het Jaarverslag 2011 van het Voedingscentrum te lezen is, is de aanname die ten grondslag ligt aan de brochures die het Voedingscentrum uitgeeft dat overgewicht onder kinderen en – als oorzaak daarvan – een slecht leefpatroon onder kinderen veroorzaakt wordt door het gedrag van de lezer. De ouders eten zelf ook niet gezond en hebben dit onwenselijke gedrag aan hun kinderen geleerd. Daarmee wordt de schuld van overgewicht en een slecht leefpatroon van kinderen bij hun ouders neergelegd. De schrijver levert in feite kritiek op de lezer en de manier waarop hij zijn kinderen opvoedt. Een ouder die zich van deze kritiek bewust is, zal zeer waarschijnlijk beledigd zijn. De vraag is dan of hij de brochure nog wel wil lezen, en het advies wil uitvoeren. Voor de schrijver is het de kunst om zijn kritiek op zo’n manier te geven dat de lezer niet beledigd is en het advies wel wil uitvoeren.40

De brochure moet de lezer ervan overtuigen dat zijn kind gezond moet eten, waarbij impliciet de aanname geldt dat de ouder zijn eigen gedrag zeer waarschijnlijk ook moet aanpassen. Daarnaast moet de brochure overtuigen over wat de beste manier is om dit te doen. Het gaat in de brochure om een prescriptief standpunt,41 waarmee de lezer min of meer opgedragen wordt om een bepaald gedrag uit te voeren en daarmee wordt hij beperkt in zijn vrijheid van handelen.

Daar komt bij dat de schrijver als professional de leek informeert waardoor de machtsverhouding tussen de schrijver en de lezer scheef is. Dit is een noodzakelijk uitgangspunt bij voorlichting: de schrijver kan de lezer alleen informeren wanneer hij over meer informatie en vaardigheden beschikt. De scheve machtsverhouding die wordt opgeworpen door de schrijver maakt dat de lezer zich makkelijk betutteld voelt. Hij wordt immers voorgelicht door iemand die hij niet kent over het opvoeden van zijn eigen kinderen. Dit leidt tot een proble-matische situatie: de schrijver wil zijn standpunt duidelijk presenteren, maar hij moet er ondertussen voor zorgen dat hij zijn lezer niet betuttelt of beledigt.42

§ 2.7 Precondities voor strategisch manoeuvreren

De verschillende opties die de schrijver ter beschikking heeft om strategisch te manoeuvreren zijn ingeperkt door de hierboven beschreven institutionele precondities. De schrijver wil een duidelijk advies uitbrengen dat wordt geformuleerd op een manier die het beste overeenkomt met zijn eigen belangen. Dit advies loopt echter spaak met de institutionele restricties; een duidelijk advies kan door de lezer opgevat worden als betuttelend of beledigend. De opties die de schrijver ter beschikking heeft om strategisch te manoeuvreren in de confrontatiefase worden in onderstaande alinea’s beschreven.

39Van Poppel, 2013, p. 18. 40Zie ook Van Poppel, 2013, p. 19.

41 Binnen de pragma-dialectiek zijn drie soorten standpunten te onderscheiden: descriptieve (feiten of

gebeurte-nissen), evaluatieve (een evaluatie van feiten of gebeurtenissen) en prescriptieve standpunten (een aanmoediging of ontmoediging voor het uitvoeren van een bepaalde actie of beleid). Zie Van Eemeren en Grootendorst, 1992, p. 159.

(18)

Topische keuze

De topische keuze is de keuze die de schrijver maakt uit het beschikbare topische potentiaal, oftewel het repertoire van opties die een schrijver beschikbaar heeft in een bepaald geval en op een bepaald moment in de discussie om een argumentatieve zet te doen.43 De topische keuze die een spreker maakt bij het strategisch manoeuvreren, reflecteert een bepaald gezichtspunt of perspectief van waaruit de schrijver zijn argumentatieve zetten kiest.44

In de confrontatiefase probeert de schrijver zowel een redelijke als effectieve keuze te maken uit de onderwerpen (‘problemen’) en eventuele kritische reacties die hij aan de kaak stelt in zijn advies. De topische keuze wordt ingeperkt door het type standpunt in de confrontatiefase: het prescriptieve standpunt dat wordt opgevoerd in gezondheidsbrochures draagt de lezer op een bepaalde handeling (al dan niet) uit te voeren, waarmee de handelingsvrijheid van de lezer wordt ingeperkt. Daarnaast kan de lezer de aanname dat er reden is tot een advies als kritiek opvatten. De schrijver moet er daarom voor zorgen dat hij onderwerpen kiest en behandelt die op zo’n manier zijn weer te geven dat de aanleiding tot het uitbrengen van het advies en de inperking van de vrijheid van de lezer niet naar voren komen.

Publieksadaptatie

Bij publieksadaptatie moet de schrijver zorgen voor een zekere gemeenschappelijkheid met de doelgroep aan wie de tekst gericht is. Om niet alleen redelijk maar ook effectief te argumenteren, moet de schrijver de argumentatieve zetten die hij doet in ieder stadium van de discussie zo goed mogelijk laten aansluiten op de denkbeelden en voorkeuren van de doelgroep aan wie de tekst gericht is. Op deze manier komen de uitingen overeen met hun referentiekader en zullen ze aanvaardbaar zijn voor de lezer. Dit doet de schrijver door het publiek dat bereikt moet worden te identificeren, en vast te stellen wat het communicatieve en interactionele effect is dat bewerkstelligd moet worden bij dit publiek. Vervolgens worden relevante denkbeelden en voorkeuren in kaart gebracht. De zienswijzen en uitgangspunten van een publiek worden in de openingsfase opgevoerd als gebondenheden waar het publiek in de argumentatiefase aan gehouden kan worden.45

De schrijver probeert in de confrontatiefase het standpunt op een redelijke en effectieve manier aan te passen aan het publiek. Bij gezondheidsbrochures gericht aan ouders moet de schrijver zijn advies aanpassen, zodat het zo goed mogelijk aansluit bij de denkbeelden van ouders met kinderen. De schrijver moet door in te spelen op de voorkeuren van het publiek een bepaalde gemeenschappelijkheid met de lezer cre¨eren of veronderstellen, om zo het verschil in machtsverhouding te omzeilen. Ouders zullen een advies alleen accepteren wanneer ze zich niet beledigd of betutteld voelen. Door te doen lijken alsof de schrijver ‘aan de kant’ van de lezer staat, wordt een kritiek minder snel als zodanig ge¨ınterpreteerd.

43Van Eemeren, 2010, pp. 93–94. 44Van Eemeren, 2010, p. 96. 45Van Eemeren, 2010, pp. 108–113.

(19)

Presentatietechniek

Presentatietechniek bestaat uit de communicatieve middelen die door de schrijver gebruikt worden in het weergeven van de argumentatieve zetten, om ze zo aan zijn strategische doelen te laten voldoen. De schrijver heeft een lingu¨ıstisch repertoire tot zijn beschikking. De presentationele keuze die hij uit dat repertoire maakt, kan gezien worden als het gebruik maken van de pragmatische ruimte die beschikbaar is voor presentationele variatie. Dit betekent dat argumentatieve zetten zo geframed worden dat de discussie in de richting wordt gestuurd van het communicatieve en interactionele effect dat de schrijver probeert te bereiken.46

Een direct gepresenteerd advies zorgt er zeer waarschijnlijk voor dat de lezer zich betutteld of beledigd voelt. Dit geeft aanleiding tot het gebruik van stilistische middelen. Een voorbeeld daarvan is impliciete presentatie, waarbij het advies als informatie wordt weergegeven en de lezer niet het gevoel heeft dat zijn mening be¨ınvloed wordt.47 Een andere optie is het overdragen van de propositionele inhoud van het advies, zonder dit letterlijk

weer te geven in de tekst. Dit kan bewerkstelligd worden door het gebruik van beleefd taalgebruik. Brown en Levinson beschrijven in hun Beleefdheidstheorie (1987) welke strategie¨en gebruikt kunnen worden om een boodschap beleefd te uiten. Beleefdheidsstrategie¨en zijn van origine een stilistische strategie. Beleefdheid kan echter ook op het strategische niveau van topische keuze en publieksadaptatie ingezet worden om strategisch mee te manoeuvreren. Door middel van deze ‘verzachtende’ stilistische strategie¨en kan de schrijver het advies presenteren zonder dat de lezer het gevoel heeft dat zijn handelingsvrijheid ingeperkt wordt, of dat hij betutteld of bekritiseerd wordt.

§ 2.8 Conclusie

Door een gezondheidsbrochure gericht aan ouders te reconstrueren als een kritische discussie, kan het uitgebrachte advies ge¨ınterpreteerd worden als een standpunt dat wordt geuit in de confrontatiefase van een impliciete discussie tussen de schrijver en de lezer. Om ervoor te zorgen dat (geprojecteerde) twijfel of een verschil van mening over de aanvaardbaarheid van dit advies wordt weggenomen, en de lezer het advies accepteert en uitvoert, moet de schrijver een zo effectief mogelijke verdediging opvoeren. Door middel van strategisch manoeuvreren probeert de schrijver een redelijke, effectieve definitie van het verschil van mening op te stellen. De opties voor het strategisch manoeuvreren worden ingeperkt door de institutionele eisen die gesteld worden aan het argumentatieve activiteitstype waarbinnen de discussie zich afspeelt. Het hoofddoel van adviserende gezondheidsbrochures gericht aan ouders is het uitbrengen van een advies waarmee gedrag gepropageerd wordt dat ten goede komt aan het kind. Op institutioneel niveau ontstaan restricties omdat de machtsverhouding tussen de schrijver en de lezer scheef is en interesses van de institutie en het individu kunnen conflicteren. Het advies kan door de ouder dan makkelijk als betuttelend gezien worden. Aan het advies ligt de aanname ten grondslag dat er sprake is van een probleem – overgewicht onder kinderen dat veroorzaakt is door een slecht leefpatroon – dat (indirect) veroorzaakt wordt door het gedrag van de ouder. De schrijver levert indirect kritiek op de ouder en zijn manier van opvoeden, waarmee hij de ouder zeer waarschijnlijk beledigt.

(20)

Dit betekent dat bij het strategisch manoeuvreren de topische keuze ingeperkt wordt door het prescriptieve standpunt. De schrijver moet een bepaalde gemeenschappelijkheid cre¨eren met de lezer om zo te voldoen aan de voorkeuren van het publiek. Bij de presentatie van zijn advies kan de schrijver beleefdheidsstrategie¨en toepassen om zijn boodschap verzacht weer te geven en de potentieel beledigende werking van het prescriptieve standpunt te minimaliseren. Waarom een advies een potentieel beledigend karakter heeft, wordt in Hoofdstuk 3 verklaard door een advies te interpreteren als een taalhandeling en de bijpassende voorwaarden uiteen te zetten die bepalen of een advies ‘geslaagd’ is. Deze verklaring geeft inzicht in de werking van beleefdheidsstrategie¨en in het tegengaan van deze potenti¨ele belediging.

(21)

HOOFDSTUK

3

Advies gericht aan ouders ge¨ınterpreteerd als een taalhandeling

Uit het vorige hoofdstuk is gebleken welke institutionele restricties van invloed zijn op de mogelijkheden van de schrijver om strategisch te manoeuvreren. Het advies dat wordt geuit door middel van een prescriptief standpunt, moet zo weergegeven worden dat het de lezer niet beledigt. In dit hoofdstuk zal ik uiteenzetten aan welke voorwaarden een advies dat gericht is aan ouders moet voldoen om als zodanig geaccepteerd te worden door de lezer. Dit zal ik doen door het advies te interpreteren als taalhandeling zoals binnen de Taalhandelingstheorie van Searle (1981). Aan de hand van deze ‘geslaagdheidsvoorwaarden’ verduidelijk ik waarom het advies voor ouders een potentieel beledigende waarde heeft.

§ 3.1 Adviseren als sturende taalhandeling

De pragma-dialectiek ziet de stappen die gezet worden bij het oplossen van een verschil van mening – de verschillende uitingen die gesprekspartners doen – als taalhandelingen. De verschillende taalhandelingen zijn door Austin en Searle uiteengezet in de Taalhandelingstheorie (1981). Aan de hand van wat de spreker wil bereiken met zijn uiting, zijn verschillende soorten taalhandelingen te onderscheiden. Het advies dat wordt gegeven in gezondheidsbrochures gericht aan ouders over de gezondheid van hun kinderen, kan geschaard worden onder de sturende taalhandelingen.48 Het illocutionaire doel49 van het advies is om de lezer iets te

laten doen, specifiek: ervoor zorgen dat hij zijn gedrag op een bepaalde manier verandert.50

De uiting van een spreker heeft een tweeledig doel: allereerst moet bij de ontvanger begrip optreden over welke proposities de spreker overbrengt (het communicatieve effect) en vervolgens moet de ontvanger deze

48Andere vormen van taalhandelingen zijn bijvoorbeeld: beweerders, binders, uitdrukkers en verklaarders. Zie Searle,

1981.

49 Een van de meest belangrijke inzichten van de Taalhandelingstheorie is de aanname dat met het uiten van een

taalhandeling gelijktijdig vier handelingen uitgevoerd worden: een uitingshandeling (locutie), een propositionele handeling (toekennen van een predicaat aan een referent), een communicatieve handeling (illocutie, de strekking die de spreker aan de woorden meegeeft) en een interactionele handeling (perlocutie, verder strekkende gevolgen). Zie Searle, 1981; M.A. van Rees (1988). Taalgebruik in gesprekken: Inleiding tot gespreksanalytisch onderzoek. Groningen: Martinus Nijhoff, pp. 1–42.

(22)

proposities aanvaarden en er eventueel een vervolg aan geven (het interactionele effect).51 Voor het geven

van een advies betekent dat allereerst dat de lezer moet snappen wat het advies inhoudt, om het vervolgens op te volgen door het geadviseerde gedrag uit te voeren.

Deze twee doelen maken dat met het uiten van een taalhandeling ook twee vormen van ‘gebondenheden’ gecre¨eerd worden. Er zijn gebondenheden die de spreker voor zichzelf cre¨eert op het communicatieve niveau van begrijpelijkheid en gebondenheden die de luisteraar op zich neemt wanneer hij de taalhandeling accepteert, op het interactionele niveau van aanvaardbaarheid.52 Wanneer een advies wordt uitgebracht in een brochure is

er sprake van geschreven, eenzijdige communicatie. De gebondenheden van de lezer zijn moeilijk te defini¨eren omdat hij niet expliciet kan reageren op de geuite boodschap. Het is daarom de taak van de schrijver om in te schatten wat de lezer zal denken en voelen, en om te bepalen of er twijfel of tegenstand zal zijn tegen het advies dat hij uit. Deze inschatting is weer van invloed op de manier waarop de schrijver zijn advies weergeeft.

§ 3.2 Theoretische definitie van geslaagdheidsvoorwaarden

Een lezer zal een advies pas accepteren en uitvoeren wanneer aan de geslaagdheidsvoorwaarden voor die taalhandeling voldaan wordt. De geslaagdheidsvoorwaarden zijn de onbewuste basisveronderstellingen die gesprekspartners hebben bij een bepaalde taalhandeling. Het zijn de voorwaarden waaraan moet worden voldaan, voor er van een geslaagde uiting van een taalhandeling gesproken kan worden en de lezer de uiting als zodanig accepteert.53 Wanneer een schrijver zijn advies uit, betekent dit dat niet alle uitingen die hij kan doen even effectief en relevant zijn om aan de lezer duidelijk te maken dat aan de geslaagdheidsvoorwaarden voldaan is.54

De geslaagdheidsvoorwaarden zijn opgesteld aan de hand van de Maximes van Grice.55 De

herkenbaar-heidsvoorwaarden geven aan of de taalhandeling als zodanig begrepen wordt door de lezer. Daarbinnen bepaalt de propositionele inhoudsvoorwaarde welke eigenschappen de propositionele inhoud van een handeling moet hebben en is de essenti¨ele voorwaarde het illocutionaire doel dat de handeling onderscheidt van andere illocutionaire handelingen. De correctheidsvoorwaarden moeten vervuld worden voor de lezer de taalhandeling accepteert. Daarbij bespreekt de oprechtheidsvoorwaarde de geestestoestand van de spreker (hij moet de

51Searle, 1981.

52Searle, 1981; F.H. van Eemeren et al, (1984). Argumenteren. Groningen: Wolters-Noordhoff, pp. 59–76. 53Searle, 1981.

54Van Poppel, 2013, p. 45.

55 De Maximes van Grice komen voort uit het Co¨operatieve Principe van Grice, ook wel het ‘beginsel van Grice’

genoemd. Dit stelt dat van alle deelnemers die aan een gesprek participeren rationeel gedrag verwacht mag worden, dat erop gericht is om bepaalde doelen te bereiken (bij een discussie is dat het oplossen van het verschil van mening): ”Make your contribution such as it is required, at the stage at which it occurs, by the accepted purpose or direction of the talk exchange in which you are engaged.” Uit dit principe volgen de vier maximes van Grice: de maxime van kwaliteit (wees eerlijk/oprecht), kwantiteit (geef niet te veel/weinig info), relevantie (lever een relevante bijdrage) en stijl (wees duidelijk). Zie verder P. Grice (1975). Logic and conversation. In P. Cole & J. Morgan (eds.) (1975). Syntax and semantics 3: Speech acts, pp. 41–58. New York: Academic Press.

(23)

juiste intenties hebben en geen onoprechte handelingen uiten) en de voorbereidende voorwaarde bevat de omstandigheden waarbuiten een taalhandeling nooit illocutionair kan zijn.56

§ 3.3 Aanpassing van de geslaagdheidsvoorwaarden voor een advies gericht aan ouders

Het geven van advies valt bij de Taalhandelingstheorie van Searle onder de sturende taalhandelingen. Bij een sturende taalhandeling is de essenti¨ele voorwaarde dat de uiting een onderneming is, waarbij het effect ten goede komt aan de lezer. De propositionele inhoudsvoorwaarde is de toekomstige handeling van de lezer. De voorbereidende voorwaarden zijn dat de schrijver een reden heeft om te geloven dat het gedrag in het voordeel van de lezer is, en dat het niet duidelijk is voor zowel de schrijver als de lezer dat de lezer het gedrag zal uitvoeren in de normale gang van zaken. De oprechtheidsvoorwaarde zegt dat de schrijver gelooft dat het gedrag in het voordeel van de lezer is.57

De geslaagdheidsvoorwaarden die Searle voor een sturende taalhandeling heeft opgesteld, zijn door Van Poppel (2013) gespecificeerd voor het geven van een advies binnen het genre ‘gezondheidsvoorlichting’. Er zijn verschillende specificaties te onderscheiden. Op het niveau van de schrijver zijn die als volgt: het advies wordt gegeven in de vorm van geschreven media, de schrijver is in dienst van een institutie of organisatie, de schrijver heeft kennis of ervaring met (de effecten van) het gedrag en het advies wordt gegeven omdat de instantie zich een zekere verantwoordelijkheid voor de gezondheid van de lezer aanmeet. Voor de lezer geldt: er is geen sprake van een luisteraar maar een lezer, het advies wordt gegeven aan leken, het advies wordt altijd gegeven aan een doelgroep die zich niet gedraagt zoals de instantie dat graag ziet – of aan lezers die verantwoordelijk zijn voor anderen die hun gedrag moeten veranderen – en de instantie neemt aan dat de handeling die hij adviseert ook daadwerkelijk voordelig is voor de lezer. Ook wat betreft de handeling zelf zijn er een aantal specificaties mogelijk: bij gezondheidsvoorlichting gaat het specifiek om gezondheidsgerelateerd gedrag in de vorm van het voorkomen van problemen, het detecteren van problemen of het behandelen van een ziekte.58

Er zijn verdere specificaties nodig om de geslaagdheidsvoorwaarden die Van Poppel opstelde aan te passen op voorlichting die aan ouders wordt gegeven. Gezondheidsvoorlichting aan ouders wijkt af van gezondheidsvoorlichting in het algemeen, in die zin dat de voorlichting primair gericht is op een gedragsverandering bij kinderen waardoor ze gezond kunnen leven, die bewerkstelligd moet worden door ouders. De kinderen zijn daarmee de doelgroep waar het advies zich op richt, maar de ouders zijn instrumenteel in het bereiken van het doel dat uitgedragen wordt met de taalhandeling. Omdat de ouder zelf ook direct aangesproken wordt door de brochure, wordt impliciet de aanname geuit dat ook de ouder eerst het gewenste gedrag zelf moet uitvoeren. Dit leidt tot de volgende geslaagdheidsvoorwaarden:

56Van Rees, 1988; Van Eemeren et al., 1984, pp. 157–161.

57 J.R. Searle (1969). Speech Acts: An Essay in the Philosophy of Language. Cambridge: Cambridge University

Press, p. 67. Bij de beschrijving van de geslaagdheidsvoorwaarden heb ik S en H, die door Searle gebruikt worden om twee sprekers aan te duiden, omgeschreven naar ‘de schrijver’ en ‘de lezer’.

(24)

Essenti¨ele conditie: Gezondheidsadvies aan ouders is een poging van de schrijver om de ouder gezond gedrag aan hun kind te leren, waarmee een gezondheids-probleem bij het kind vermeden wordt.

Propositionele inhoudsvoorwaarde: De schrijver prediceert een toekomstige handeling (gezond gedrag) voor het kind via de ouder.

Voorbereidende voorwaarden: a. De schrijver gelooft dat gezond gedrag in het voordeel van de gezondheid van het kind is, waarmee een gezondheidsprobleem voorkomen wordt.

b. De schrijver gelooft dat de ouder welwillend is om het kind gezond gedrag aan te leren.

c. De schrijver gelooft dat zowel de ouder als het kind in principe in staat zijn om gezond gedrag te vertonen.

d. De schrijver is (een woordvoerder) van een gezondheidsautoriteit met kennis en/of ervaring op het gebied van gezond gedrag, de effecten van gezond gedrag, en opvoeding.

e. In de normale gang van zaken zou de ouder zijn kind niet het gezonde gedrag aanleren.

f. De schrijver gelooft dat de ouder zijn kind nog geen gezond gedrag heeft geleerd, en dat het kind nog geen gezond gedrag vertoont. Oprechtheidsvoorwaarden: a. De schrijver wil dat de ouder het kind gezond gedrag leert, en dat

het kind dit vertoont.

b. De schrijver gelooft dat gezond gedrag in het voordeel van de gezondheid van het kind is.

§ 3.4 De potentieel beledigende waarde van een advies

Aan de hand van de geslaagdheidsvoorwaarden zoals die zijn opgesteld in§3.3, kan nu verklaard worden waarom een advies gericht aan ouders door de lezer kan worden ge¨ınterpreteerd als een belediging. Wanneer in een gezondheidsbrochure een prescriptief standpunt gebruikt wordt om het advies weer te geven, wordt de lezer opgedragen een bepaalde actie uit te voeren, of juist niet. Deze uiting wordt vormgegeven als een sturende uiting; de schrijver prediceert een toekomstige handeling van de lezer. Een direct advies wordt vormgegeven volgens de propositionele inhoudsvoorwaarde en geuit als ‘Doe X’ of ‘Je zou X moeten doen’.59 Bij een advies gericht aan ouders zal dit directe advies een vorm hebben als ‘Leer je kind gezond eten’ of ‘Je zou ervoor moeten zorgen dat je kind gezond eet’.

Een advies kan niet uitgebracht worden zonder dat daar een aanleiding voor is, wat betekent dat aan voorbereidende voorwaarden e en f voldaan moet worden. Een schrijver die een advies uitbrengt aan een ouder, impliceert daar dus automatisch mee dat hij gelooft dat deze ouder het gewenste gedrag nog niet uitvoert. Wanneer een schrijver het advies ‘Zorg dat je kind gezond leeft’ uit, dan geeft hij daarmee aan dat hij denkt dat het kind op dit moment nog niet gezond leeft, en dat de ouder het gewenste gedrag nog niet aan het kind geleerd heeft. Het advies omvat een kritiek op de ouder en de manier waarop hij zijn kind opvoedt. Andersom kan een lezer het advies pas uitvoeren nadat hij geaccepteerd heeft dat aan de geslaagdheidsvoorwaarden voldaan is, waardoor hij moet toegeven dat hij zijn gedrag moet aanpassen. Juist door het vervullen van de voorbereidende voorwaarden die het advies niet overbodig maken, cre¨eert de schrijver problemen voor de acceptatie van het advies.

(25)

Daarnaast wordt met uiten van een advies een toekomstige handeling van de lezer verwacht: wanneer het advies voldoet aan de geslaagdheidsvoorwaarden worden gebondenheden bij de lezer gecre¨eerd. Aan een ouder mag toegeschreven worden dat hij begaan is met zijn kinderen. Hij kan het advies niet zomaar naast zich neerleggen en wordt geacht op enige manier te reageren of te handelen. Omdat het advies een bepaalde toekomstige handeling van de lezer propageert, ontstaat er druk op de lezer om die handeling ook uit te voeren en wordt zijn handelingsvrijheid ingeperkt.

Om deze redenen is het aannemelijk dat bij het uitbrengen van een advies aan ouders gebruik gemaakt wordt van beleefdheidsstrategie¨en. In dat geval wordt de geuite boodschap verzacht verwoord, waardoor het advies de lezer minder makkelijk zal beledigen. De propositionele strekking van het advies is uiteindelijk hetzelfde, maar de verwoording is aangepast zodat het de lezer minder zal opvallen dat aan voorbereidende voorwaarden e en f wordt voldaan. Daarnaast kan door middel van beleefdheidsstrategie¨en juist meer nadruk gelegd worden op het tonen dat bepaalde geslaagdheidsvoorwaarden vervuld zijn, en wordt de aandacht afgeleid van voorbereidende voorwaarden e en f, om zo de lezer zo effectief mogelijk ervan te overtuigen het advies te accepteren.

§ 3.5 Conclusie

De geslaagdheidsvoorwaarden voor het geven van een advies aan ouders zijn de richtlijnen waar het advies aan moet voldoen voordat het door de lezer geaccepteerd zal worden. Uit de geslaagdheidsvoorwaarden blijkt waarom een advies potentieel beledigend is voor de lezer. Het is noodzakelijk om voorbereidende voorwaarden e en f te vervullen om een advies te kunnen geven. Juist door ze te vervullen maakt de schrijver duidelijk dat hij kritiek levert op de ouders die de brochure lezen; de ouder leert zijn kind niet het juiste gedrag aan, en vertoont waarschijnlijk zelf ook niet het juiste gedrag. Om te zorgen dat de ouders het advies van de schrijver toch zullen accepteren, kan de schrijver beleefdheidsstrategie¨en toepassen om de uiting van zijn advies te verzachten. In het volgende hoofdstuk zal ik dieper ingaan op de Beleefdheidstheorie van Brown en Levinson, en beschrijven welke stilistische middelen de schrijver tot zijn beschikking heeft om een advies beleefd te uiten.

(26)

HOOFDSTUK

4

Beleefdheidsstrategie¨

en bij het verwoorden van een advies gericht aan ouders

In hoofdstuk 3 heb ik uiteengezet aan welke geslaagdheidsvoorwaarden een advies aan ouders moet voldoen, voor het door de lezer als zodanig geaccepteerd kan worden. De indirecte kritiek die geuit wordt, kan ertoe leiden dat de lezer het advies als een belediging opvat. De schrijver kan ervoor kiezen beleefdheidsstrategie¨en in te zetten bij het verwoorden van het advies, om zo het advies ‘verzacht’ weer te geven. In dit hoofdstuk wordt aan de hand van Beleefdheidstheorie van Brown en Levinson uiteengezet welke beleefdheidsstrategie¨en gebruikt kunnen worden door de schrijver van gezondheidsbrochures gericht aan ouders.

§ 4.1 Gezichtsbedreigende handelingen in gezondheidsbrochures gericht aan ouders

Beleefdheidstheorie, zoals opgesteld door Brown en Levinson (1987), is een model van sociale interactie. Dit wil zeggen dat taalgebruikers hun boodschap aanpassen aan de persoon met wie zij praten en aan de sociale conventies die van toepassing zijn in de interactie, om hun boodschap zo effectief mogelijk te communiceren zonder daarbij de andere gesprekspartner te beledigen.60 Net als bij strategisch manoeuvreren is er bij beleefdheid sprake van een tweeledig doel. Waar dit bij strategisch manoeuvreren de balans is tussen redelijk en effectief argumenteren, is dit binnen Beleefdheidstheorie het bereiken van een bepaald communicatief doel zonder dat het ‘gezicht’61 van de andere gesprekspartner geschaad wordt. Sommige uitingen beledigen de

lezer, en wanneer dat gebeurt wil hij niet meer naar de inhoud van de boodschap luisteren. Door middel van beleefdheid kan onenigheid geminimaliseerd worden, of kan om de onenigheid heen gemanoeuvreerd worden.

Het behouden van het gezicht van de gesprekspartner tijdens een interactie is een moeilijke opgave. Uitingen die het gezicht beschadigen worden face threatening acts genoemd; gezichtsbedreigende handelingen.62 Dit

60Brown en Levinson stellen dat de onderliggende patronen waarmee wij boodschappen vormgeven, onderdeel zijn

van de vorming van sociale relaties. De interactie tussen gesprekspartners is daarmee een uiting van hun sociale relatie en opgebouwd uit strategisch taalgebruik. Brown & Levinson, 1987, pp. 55–56.

61Beleefdheidstheorie gaat uit van een zogenaamd Modelpersoon; iemand die rationeel handelt en in een discussie

taalkundige strategie¨en (argumentatie) gebruikt om een persoonlijk doel te bereiken. Het gedrag van een individu is daarbij in grote mate gestuurd door zijn zelfvertrouwen, oftewel ‘gezicht’ (face). Brown en Levinson defini¨eren het gezicht als ‘the public self-image that every member wants to claim for himself’. Brown & Levinson, 1987, pp. 58, 61.

(27)

soort uitingen doen een inbreuk op het respect dat een persoon voor zichzelf probeert te verwerven, of brengen zijn zelfvertrouwen in gevaar. Wanneer dit het geval is, is de kans klein dat het communicatieve doel nog bereikt wordt.

Er zijn verschillende soorten gezichtsbedreigende handelingen die kunnen ontstaan door het negatieve dan wel positieve gezicht van de luisteraar niet in acht te nemen. Het negatieve gezicht is de claim die iemand heeft over een zeker territorium, persoonlijke voorkeuren, de vrijheid van handelen en tegen het opleggen van iemand anders wil. Het is de behoefte van een gesprekspartner om niet gestoord te worden in zijn handelen. Het voldoen aan behoeftes van het negatieve gezicht leidt tot negatieve beleefdheid (conventionele beleefdheid), waarbij de handelingsvrijheid van de gesprekspartner niet ingeperkt wordt. Het positieve gezicht is een positief en samenhangend zelfbeeld, dat discussianten voor zichzelf claimen en waarvan ze verlangen dat het wordt gewaardeerd en goedgekeurd door andere discussiepartners. Het is de behoefte om op een bepaalde manier begeerlijk te zijn voor andere gesprekspartners. Voldoen aan de behoeftes van het positieve gezicht leidt tot positieve beleefdheid; het erkennen, begrijpen en leuk vinden van de gesprekspartner.63,64

§ 4.2 De aanleiding voor negatieve en positieve beleefdheid

Uitingen die het negatieve gezicht van de lezer kunnen bedreigen, zijn uitingen waarmee een schrijver laat blijken dat hij de handelingsvrijheid van de lezer niet in acht neemt. Het advies dat in gezondheidsbrochures aan ouders wordt gegeven, valt onder de soort gezichtsbedreigende handelingen die ontstaan bij uitingen waar een toekomstige handeling van de lezer verwacht wordt, waardoor er druk op de lezer is om die handeling ook uit te voeren.65 Het geven van een advies is een uiting waarmee de schrijver aangeeft dat hij denkt dat de lezer dat advies moet uitvoeren. Daardoor wordt de lezer min of meer verplicht om, op enige wijze, gehoor te geven aan het advies. Er is hier een overeenkomst te zien tussen de specificatie van een inbreuk op het negatieve gezicht en de geslaagdheidsvoorwaarden van Searle; wanneer een advies voldoet aan de geslaagdheidsvoorwaarden, worden dezelfde soort gebondenheden bij de lezer gecre¨eerd als wanneer het advies wordt opgevat als een bedreiging van het negatieve gezicht van de lezer. Een uiting van een advies maakt dat de lezer geacht wordt hier gehoor aan te geven, terwijl daarmee ook gecommuniceerd wordt dat de ouder eigenlijk een slechte opvoeder is. Om deze gezichtsbedreigende handeling minder bedreigend over te doen komen, worden door de schrijver negatieve beleefdheidsstrategie¨en gebruikt.

kunnen worden door acties en uitingen van andere gesprekspartners. Gezicht wordt door Brown en Levinson niet gedefinieerd als een recht, maar eerder als een want, een behoefte die vervuld moet worden tijdens sociale interactie. Het gezicht kan ook makkelijk beschadigd worden tijdens interactie; gesprekspartners werken in principe samen om zo het gezicht van beiden te behouden. Brown & Levinson, 1987, pp. 60–62.

63 Door Brown en Levinson wordt daarnaast een indeling gemaakt in gezichtsbedreigende handelingen die alleen

bedreigend zijn voor de toehoorder, en handelingen die (ook) bedreigend zijn voor de spreker. Omdat een brochure een vorm van eenzijdige communicatie is, is er in die zin geen echte interactie tussen de schrijver en de lezer. De handelingen die door Brown en Levinson besproken worden als bedreigend voor de schrijver komen niet voor in de gezondheidsbrochures gericht aan ouders, daarom worden ze hier verder buiten beschouwing gelaten.

64Brown & Levinson, 1987, pp. 60–65. 65Brown & Levinson, 1987, p. 66.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

A minor success is achieved concerning the meaning Mood Swings tries to communicate; given the fact that 25% of the participants mentioned words linked to emotion in relation to

We used our mock H i rotation curves to replicate the analysis of Papastergis & Shankar ( 2016 ) and fitted NFW and DC14 density profiles (with fixed concentration parameter) to

2004- 2006Zorgen van kinderen:-Kinderen zijn bang voor het mogelijke overlijden van de ouder -Kunnen met ouders niet over hun stress situatie praten -Verschillende fantasieën

Het wordt voor ouders en kinderen steeds belangrijker om keuze te hebben voor degene aan wie ze hun kind en/of hun zorg kunnen toevertrouwen: korte lijnen, een onderlinge

interventiedoelen worden nagestreefd: (1) het vergroten van de draagkracht van vraagouders door steun van een vrijwilliger (steunouder) die wekelijks het kind van de vraagouder opvang

Ouders verwoorden verschillende essentiële aspecten in de grondhouding die zij verwachten van professionele hulpverleners: de vragen en wensen van ouders ernstig

De centrale vraagstelling van dit onderzoek was: ‘Welke ondersteuningsbehoeften hebben ouders van een kind met een handicap op vlak van opvoeding en op welke wijze kan daar zowel

Model 1 (the direct and indirect effects model) included paths from calling orientation, job design and co-worker relations to meaningful work, burnout, work engagement,