• No results found

Enkele kanttekeningen bij D'66 en het historisch perspectief

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Enkele kanttekeningen bij D'66 en het historisch perspectief"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

idee'66 I

jaargang 4 I

nummer

I

I

maart

1983

I

bl

z

. 23

M. H. KLIJNSMA

Enkele kanttekeningen bij 'D'66 en het historisch perspectief

I. Om te beginnen behoeft het

ar-tikel van Van Oerle enige puur ge -schiedkundige correcties.

Uit wat hij schrijft over de ont-staansgeschiedenis en de beginjaren

van de v D B komen een aantal

hardnekkige misverstanden naar

voren. Het eerste is de opvatting

dat de liberalen tussen 1848 en 1901 de Nederlandse politiek

zou-den hebben gedomineerd.

Boog-man heeft in zijn boek Rondom 1848 aangetoond dat dit zeker tot in de

jaren '60 niet het geval was. En ook

daarna waren de liberalen meestal te verdeeld om in staat te zijn

re-geringsverantwoordelijkheid te dragen. Dat gold bij uitstek voor de

jaren '80, toen de overwegend con-servatieve kabinetten-Van Lijn-den/Van Sandenburg (1879- 1 883) en -Heemskerk II (1883-1 888)

op-traden, en daarna Nederland zijn eerste confessionele kabinet kreeg (en niet in 1901): dat van Mackay

( 1 888-1 89 1 ) . I

Het tweede misverstand betreft de radicale bond. 'De stormachtige groei', die Van Oerle signaleert, vond alleen in Amsterdam plaats,

en dan nog maar gedurende korte tijd. In 1895 werd de kiesvereniging

'Amsterdam' al weer opgeheven.2

De radicale bond stelde als

orga-nisatie nimmer veel voor, en leidde sinds 1896 een zeer kwij nend

be-staan, zodat de bijdrage van de ra-dicalen aan het ontstaan van de

v D B dienovereenkomstig gering Embden werd duidelijk door

ethi-was.3

Een veel ernstiger fout is gemaakt

bij het beschrijven van de v D Bals factor in de Nederlandse

partijpo-litiek van voor 1914. De vrijzinnig-democraten zouden dé

gangma-kers geweest zijn bij het tot

stand-komen van de vrijzinnige con-centraties van 1905 en 1912. Van Oerle heeft geen ongelijk als hij

constateert dat Kuypers' antithese

de partijpolitieke verhoudingen zeer beïnvloedden. Maar hij heeft het wél met zijn opvatting dat de v D B pas sinds 1918 zich daartegen verzette. Vanaf zijn oprich ting

streefde de v D B naar

samenwer-king van zowel 'rechtse' als 'linkse' democratische (= progressieve)

krachten. Het districtenstelsel noopte de v D B tot deelname aan de

vrijzinnige concentraties.4

De hartstocht waarmee de vrijzin-nig-democraten voor evenredige vertegenwoordiging pleitten, moet dan ook vooral verstaan worden

vanuit de oprechte wens blokvor-ming langs de scheidslijn

confessio-neel/niet-confessioneel tegen te

gaan. De voorkeur van de v D B

voor evenredige vertegenwoordi-ging' werd dus niet ingegeven door

opportunisme, maar door de be-hoefte aan zuiverder politieke

ver-houdingen.5

Het pacifisme van de v D B in het

tijdvak 1924-1 936 berustte inder-daad in hoofdzaak op pragmatische

overwegingen. Toch verdient een

idealistische onderstroom

vermel-ding, die bij talloze

vrijzinnig-de-mocraten een grote rol speelde bij hun standpuntbepaling wat dit be-treft. Het Eerste Kamer-lid Van

sche motieven gedreven toen hij

verklaarde dat 'het oneindig beter was onrecht te lijden, dan te be-proeven het af te werpen met becstach tige middelen'. 6

En dan Marchant die stiekem

katholiek werd en daarom 'zo weinig

voor het openbaar onderwijs deed'. Dat was inderdaad wat men er in

1935 van dacht. De meeste historici

gaan tegenwoordig echter niet zo

ver dat oorzakelijke verband te

leggen. 'Het weinig voor het open-baar onderwijs doen' slaat op de forse bezuinigingen van het tweede kabinet-Colijn. Voor de sector on-derwijs betekende dit de sluiting

van veel kleine openbae scholen.

Deze politiek van bezuinigingen met alle consequenties vandien was

ook die van de v D B, en met name

van zijn andere minister, die van

financiën, de onverdach t vrijzin-nig-protestantse voorstander van openbaar onderwijs, P.]. Oud.7

2. Vervolgens de wijze waarop de v D B met D'66 wordt vergeleken.

Van Oerle doet dat door een aantal

politiek-historische feiten, die nauw met het ontstaan en bestaan van de beide partijen zijn verbonden, naast elkaar te zetten.

Op zich is er op deze methode wei-nig aan te merken. Bezwaarlijk is

evenwel de eenzijdige invalshoek

van waaruit de vergelijking van de feiten plaatsvindt. Het dominante

criterium dat gehanteerd wordt is dat van de plaats der partijen in het

politieke spectrum.

Waarom zijn v D B en D'66 niet ook

vergeleken op grond van hun programma's (Van Oerle haalt die

(2)

eigenlijk van stal om de twee par-tijen te plaatsen in het spectrum),

van hun ideologieën en hun

aan-hang. Een kort artikel dat beoogt

een vergelijking te geven, mag geen

vrijbrief zijn om aspecten weg te la

-ten, welke die vergelijking

wezen-lijk zouden kunnen beïnvloeden. Een laatste bezwaar tegen het

ar-tikel vloeit voort uit het feit dat de

v 0 B in 1946 opging in de p v 0 A en

0'66 pas in [966 werd opgericht. Ik

bedoel hiermee dat in de periode

1946-1966 de Nederlandse

samen-leving grote veranderingen heeft

ondergaan, die de staatkundige

structuur en dus ook de politieke

idee

J

66

I

Enkele kanttekéningen

I

blz.

24

partijen niet ongemoeid hebben

ge-laten. Het gaat derhalve niet aan

gebeurtenissen uit 1905 en 1972

zonder meer met elkaar te

verge-lijken zoals Van Oerle doet,

wan-neer hij de vrijzinnige concentraties van 1905 en 1912 op één lijn stelt

met de progressieve samenwerking van 1972. Nog afgezien van mijn

opmerking onder lover de intentie

waarmee 0'66 en v 0 B met andere

partijen gingen samenwerken, geldt

dat de andere bij de gebeurtenissen

betrokken partijen veranderd zijn,

evenals het kiesstelsel en het

elec-toraat. Verschillen tussen v 0 B en

0'66 op dit punt zouden ook heel

goed op die externe veranderingen

zijn terug te voeren.

december 1982 Noten

I. Parlement en kie~er 1973-1974, p. 9-10.

2. Taal, G., Liberalen en radicalen in

Ne-derland 1872-1901, p. 408.

3· Ibidem, p. 4 12-4 14, .49 1, 499-502,

505.

4. Ibidem, p. 510, 528.

5. Oud, P.]., Het constitutionele recht van

het koninkrijk der Nederlanden, dl. I, p. 39·

6. Vries, 0., 'De v D B als factor in de

Nederlandse politiek (1917-1933)', BMGN, 1913, p. 459-460. 7· Ibidem, p. 449, 461-463. Een VOOI sera collI vorr tera digh 0'66 verl: lukk Ver: Een best gaal er

k

voe! buq tree, telij listü De ders ona een tot< tod raaI het best Ver

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In de depressie, om het maar even tot dit toepassingsgebied te beperken, doen echter allerlei niveaus mee, biotische processen (stofwisseling), psychische (stemming), het hande- len

Het essentiële inzicht van de interpretatieve filosofen en historici is nu volgens Ankersmit dat de werkelijkheid niet voorschrijft op welke wijze zij in taal moet

te weten de moederondernemingen van twee van de vier aandeelhouders in de ZNAC, te kennen gegeven voorstellen te willen doen om de door de NMa geconstateerde

Gezien het bovenstaande is de markt voor het asfalteren van wegen in Nederland de relevante markt waarop deze samenwerkingsovereenkomst betrekking heeft. Op de relevante markt, te

De reden betrof het feit dat deze ontheffingsaanvragen onder de reikwijdte van het kartelverbod vielen, zoals vervat in artikel 6, eerste lid, van de Mededingingswet (hierna:

Bij belasting van sediment met PAK zal de adsorptie wel groter kunnen worden naarmate er meer organische stof aanwezig is, maar de hoeveelheid organische stof zal niet bepalend

Uit onderzoek dat ik de afgelopen jaren heb verricht in de archieven van de Staatse Raad van Brabant en Lande van Overmaze – tijdens de Republiek der Verenigde Neder- landen

H e t g aa t hier echter niet in de eerste plaats om negatieve economische voorraden doch om een, door de beperkte deelbaarheid der productie­ m iddelen