Opgaven Meetkunde MULO-A 1915 (
1 21
uur)
Opgave 1.
Hoe teekent ge een gelijkzijdige driehoek, die evenveel oppervlakte heeft als een gegeven trapezium?
Opgave 2.
Bewijs, dat de som van de kwadraten van de zijden van een parallellogram gelijk is aan de som van de kwadraten van de diagonalen.
Opgave 3.
Twee cirkels snijden elkaar in de punten A en B. Door A trekt men een koorde, die de cirkels snijdt in de punten C en D.
Bewijs, dat boog BC = boog BAD.
Opgave 4.
Van een rechthoekig trapezium zijn de evenwijdige zijden 84 en 60 cM. en het grootste been 25 cM. Bepaal den inhoud en de oppervlakte van het lichaam, dat ontstaat, als men dit trapezium om de kortste evenwijdige zijde wentelt. 1
7
3