• No results found

Meta-analyse : de relatie tussen behandelmotivatie en behandeluitkomsten in de residentiële jeugdhulp : met mogelijke moderatoren op het gebied van motivatie, behandeluitkomsten, steekproef, behandeling en studie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Meta-analyse : de relatie tussen behandelmotivatie en behandeluitkomsten in de residentiële jeugdhulp : met mogelijke moderatoren op het gebied van motivatie, behandeluitkomsten, steekproef, behandeling en studie"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Meta-analyse: De Relatie tussen Behandelmotivatie en

Behandeluitkomsten in de Residentiële Jeugdhulp

Met mogelijke moderatoren op het gebied van motivatie, behandeluitkomsten, steekproef, behandeling en studie

Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek, Graduate School of Child Development and Education, Universiteit van Amsterdam P.H.A.A. Kolodziejak 11286792 Eerste beoordelaar: Thijs de Jongh Tweede beoordelaar: Geert Jan Stams Amsterdam, december 2017

(2)

Abstract

In meerdere studies wordt motivatie gezien als een voorspeller voor betere

behandeluitkomsten in de residentiële jeugdhulp (Fickenscher,Novins, & Beals, 2006; Miller & Rollnick, 2002; Verdonck & Jaspaert, 2009). Er is echter geen meta-analyse waarin dit verband is onderzocht bij deze specifieke populatie. Dit onderzoek betreft data van 12 studies bestaande uit 11 onafhankelijke steekproeven van jeugdigen (N=1757, M=16.6 lopend van 15.4 tot 18.4) in de residentiële jeugdhulp, die het verband tussen behandelmotivatie en behandeluitkomsten rapporteren. In deze studie wordt een meta-analyse uitgevoerd naar de relatie tussen behandelmotivatie en behandeluitkomsten, en mogelijke moderatoren. De bevindingen zijn dat behandelmotivatie significant in verband is gebracht met

behandeluitkomsten (r =.14, p=.01), met als moderatoren de concepten motivatie (motivatie, engagement en readiness to change), timing motivatie en informant motivatie. Deze meta-analyse duidt erop dat het van belang is om motivatie in de residentiële jeugdhulp te vergroten, mogelijk door motiverende gespreksvoering (Merill, 2014).

Sleutelwoorden: Meta-analyse, motivatie, behandeluitkomsten, residentiële jeugdhulp en moderatoren

Abstract

In multiple studies motivation is seen as a predictor of better treatment outcomes in residential youth welfare services (Fickenscher et al., 2006; Miller & Rollnick, 2002; Verdonck & Jaspaert, 2009). There is no meta-analysis that examined the relation between treatment motivation and youth outcomes with this specific population. This meta-analysis contains data of 12 studies and 11 independent samples of youth (N=1757, M=16.6 ranging from 15.4 to18.4) receiving treatment in residential youth care facilities, which rapport on the association between treatment motivation and youth outcomes. Results show that there is a significant positive relation between treatment motivation and treatment outcomes (r=.14, p=.01), moderated by the concept of motivation, motivation timing and motivation informant. This meta-analysis indicates that it is important to increase treatment motivation of youth in

de residential youth care, possible through motivational interviewing (Merill, 2014). Keywords: Meta-analysis, motivation, treatment outcomes, residential youth care and

moderator analyses.

Inleiding

Residentiële jeugdhulp in Nederland bestaat uit open, vrijwillige behandelinstellingen en gesloten, verplichte behandelinstellingen, bestaande uit zorg en jeugddetentie. Hierin verblijven jeugdigen in de leeftijd van ongeveer 12- 20 jaar (Roest, Van der Helm, & Stams,

(3)

2016). Met de ingang van de nieuwe jeugdwet in 2015 kan jeugdhulp doorlopen tot 23 jaar (Bruning, Liefaard,& Vlaardingenbroek, 2016). Jeugdigen binnen de residentiële jeugdhulp hebben vaak ernstige emotionele- en gedragsproblemen (Zelechoski et al., 2013). Uit het onderzoek van Bettmann, Lundahl, Wright, Jasperson en McRoberts (2011) blijkt dat deze doelgroep voornamelijk gekenmerkt wordt door middelenmisbruik en delinquent- en oppositioneel gedrag en voor een groot deel is blootgesteld aan traumatische ervaringen. Residentieel behandelen is ook van belang bij jeugdigen met eetstoornissen (Castro-Fornieles et al., 2007). Residentiële jeugdhulp wordt aldus ingezet voor een breed scala aan

problematiek, waarbij de jeugdigen onvoldoende kunnen worden behandeld en/of wettelijk niet behandeld mogen worden in een minder restrictieve instelling (Zelechoski et al., 2013). Zo is het verblijf in gesloten, verplichte instellingen, op verzoek van de rechter, aldus gedwongen en is het restrictiever qua regels (Roest, Van der Helm, & Stams, 2016). Volgens de cijfers van het NJI verbleven in 2014 10.770 jeugdigen in de residentiële jeugdzorg (NJI, 2016b) en verblijven 1437 jeugdigen tussen 12-18 jaar in 2015 in een justitiële

jeugdinrichting (NJI, 2016a). Binnen de residentiële jeugdinstellingen krijgen de jeugdigen behandelingen bestaande uit interventies, die gericht zijn op het individu, groepen (De Lange et al., 2011;Savicki, 2007) of gezinnen (Hillen, Dempfle, Seitz, Herpertz-Dahlmann, & Bühren, 2015). Het is van belang dat de jeugdigen profijt hebben van de behandeling binnen deze context, gezien de ernst van de problematiek bij deze jeugdigen en de mogelijke effecten op de lange termijn. Zo kunnen bijvoorbeeld mentale problemen in de kindertijd van invloed zijn op het ontwikkelen van psychopathologie in de volwassenheid (Maughan & Kim-Cohen, 2005). Tevens zijn aan het verblijf van jeugdigen in residentiële jeugdinstellingen uitermate hoge kosten verbonden (Libby, Coen, Price, Silverman, & Orton, 2005). De jeugdigen in residentiële jeugdhulp lijken echter een gebrek aan behandelmotivatie te hebben (Brauers, Kroneman, Otten, Lindauer, & Popma, 2015; Mathys, 2017). Dit terwijl motivatie wordt omschreven als een doorslaggevende voorspeller voor gezond gedrag (Ellis et al, 2012) en essentieel lijkt voor een succesvolle behandeling. Mogelijk kan het gebrek aan motivatie aldus van invloed zijn op de behandeluitkomsten in residentiële jeugdhulp.

Vooralsnog is de kennis uit onderzoeken betreffende de relatie tussen

behandelmotivatie en behandeluitkomsten bij jeugdigen niet geïntrigeerd in een review of meta-analyse (Van Binsbergen, Knorth, Klomp, & Meulman, 2001; Miller & Rollnick, 2015), met als gevolg dat er onvoldoende inzicht is in de rol van motivatie in relatie tot

(4)

verbeteren van behandeling voor jeugdigen in residentiële jeugdhulp, die kampen met zeer ernstige problematiek, is het van belang deze relatie verder uit te diepen.

Behandelmotivatie

Een definitie van behandelmotivatie is te vinden bij Van Yperen, Booy en Van der Veldt (2003), namelijk dat behandelmotivatie de beweegreden van cliënten is om al dan niet aan hulpverleningstraject deel te nemen en om gedrag te vertonen dat in het kader van die hulpverlening nodig wordt geacht. Miller (1985) heeft een andere definitie voor motivatie, namelijk, de waarschijnlijkheid om te engageren in bepaald gedrag, met als doel tot positieve uitkomsten te komen. De verschillende definities van motivatie duiden erop dat het een

meerzijdig concept is (Van Binsbergen et al., 2001; Drieschner, Lammers, & Van der Staak, 2004). Hoewel er weinig overeenstemming is over de definitie van behandelmotivatie wordt over het onderscheid tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie consensus bereikt. Intrinsieke motivatie is motivatie die vanuit jezelf komt, zoals een gevoel van zelfwaardering.

Extrinsieke motivatie is motivatie die gedreven wordt door een externe prikkel, zoals het niet krijgen van straf of het krijgen van een fysieke beloning (Van Nijnatten & Van Berchum,

1996). Het onderzoek van Drieschner en collega’s (2004) heeft getracht een duidelijker,

eenzijdige definitie van behandelmotivatie op te stellen, met als resultaat behandelmotivatie is de motivatie van de cliënt om te engageren in eigen behandeling. Behandelengagement, ook wel gedefinieerd als actieve participatie en behandelbetrokkenheid, wordt beschreven als actief engageren in het therapeutische proces en het accepteren van de eigen bijdrage aan probleembehoud en het oplossen van problemen (Hawke, 2005). Behandelmotivatie wordt gedetermineerd door interne factoren, zoals probleemherkenning, niveau van lijden, waargenomen externe druk, waargenomen kosten van behandeling, waargenomen passendheid van de interventie, uitkomstverwachting van de behandeling, en ook door externe factoren, zoals de behandelaar, de behandeling, het soort probleem en gebeurtenissen (Drieschner et al., 2004). In dit onderzoek is gekozen voor de definitie van Drieschner en collega’s, omdat het een weloverwogen definitie is met een sterkere onderbouwing.

Er zijn twee bekende theoretisch modellen over motivatie voor behandeling en

gedragsverandering, namelijk de zelfdeterminatietheorie (Deci, & Ryan, 1980) en The Stages of Change (Prochaska, DiClemente, & Norcross, 1992). De Zelfdeterminatietheorie (Deci & Ryan, 1980) bestaat uit de assumptie dat individuen zelfdeterminatie nodig hebben voor gedragsverandering. De voorwaarden van zelfdeterminatie zijn verbondenheid, competentie en autonomie. Intrinsieke motivatie is essentieel voor het gevoel van zelfdeterminatie, waardoor individuen ervaren dat hun gedrag bepaald wordt door hun eigen keuzes (Miller,

(5)

1988). The Stages of Change gaat ervan uit dat er vijf verschillende stadia worden doorlopen voordat motivatie leidt tot gedragsverandering: precontemplatie, contemplatie, voorbereiding, actie, en volhouden. Precontemplatie is het stadium waarin er nog geen intentie is om het probleem binnenkort aan te pakken (Prochaska et al., 1992). Vaak is men zich in dit stadium nog niet bewust van het probleem. Dit kan het geval zijn bij jeugdigen die een verplichte behandeling krijgen. In het contemplatiestadium is er bewustzijn van het probleem en wordt er overwogen om het aan te pakken, maar men heeft zichzelf nog niet vastgelegd om tot actie te komen. Bij de voorbereidingsfase is er sprake van de intentie om te veranderen en zijn er al stappen gezet om dichter bij de gedragsverandering te komen. In de nabije toekomst is het de intentie om tot actie over te gaan. Het volgende stadium is aldus actie waarin gedrag,

ervaringen of omgevingen worden aangepast zodat het probleem verholpen kan worden. Het laatste stadium is volhouden van de gedragsverandering en het versterken van de voordelen daarvan. Tevens wordt terugval tegengegaan (Prochaska et al, 1992). Dit model is toepasbaar op verschillende gedragsveranderingen, waaronder eetproblematiek (Schwitzer, 2012).

Meerdere onderzoekers beschrijven motivatie binnen individuen als een dynamisch fenomeen, iets dat veranderbaar is, en dus geen reden kan zijn om iemand op voorhand voor behandeling te weigeren (Van Binsbergen et al., 2001). Het onderzoek van Merill, Warren, Garcia, en Hardy (2017) bevestigt dat motivatie fluctueert.Merill en collega’s (2017) deden onderzoek naar de relatie tussen behandelmotivatie binnen individuen en behandeluitkomsten, in dit geval mentale problemen. Hieruit komt naar voren dat aanvankelijke motivatie binnen individuen geen voorspeller is voor verandering in symptomen. Motivatie gedurende de behandeling blijkt significant toe te nemen, het meest in de eerste paar sessies, en staat daarentegen negatief in relatie met mentale problemen (Merill et al., 2017).Aldus lijkt niet enkel de mate van behandelmotivatie aan het begin van de behandeling van belang, maar ook de mate van verandering gedurende de behandeling. Dat motivatie veranderbaar is, is een optimistisch gegeven (Miller, 1985) in de veronderstelling dat behandelmotivatie bij jeugdigen in de residentiële jeugdhulp kan worden bewerkstelligd.

Voornamelijk in de verplichte behandelinstelling, waarbij behandeling is opgelegd via een strafrechtelijke of civielrechtelijke maatregel, is er een gebrek aan behandelmotivatie bij jeugdigen (Verdonck & Jaspaert, 2009). In justitiële jeugdinrichtingen staan adolescenten er om bekend een gebrek aan behandelmotivatie te hebben (Mathys, 2017) en ook in verplichte residentiële jeugdzorg ontbreekt het jeugdigen vaak aan behandelmotivatie om te participeren aan de therapeutische behandeling (Brauers et al., 2015).Empirisch onderzoek naar de rol van dwang op de behandelmotivatie van jeugdigen in residentiële jeugdhulp bestaat uit wisselende

(6)

resultaten. In het onderzoek van Hillen en collega’s (2015) naar de behandeling van anorexia patiënten worden jeugdigen met een lage motivatie voor herstel ook gekenmerkt door het ervaren van meer dwang, terwijl uit het onderzoek van Breda en Heflinger (2007) naar voren komt dat jeugdigen die onder externe dwang van de rechtbank behandeling voor

middelengebruik krijgen toegewezen meer gemotiveerd zijn voor gedragsverandering. Dit kan mogelijk worden verklaard doordat in dit onderzoek naast interne motivatie ook externe motivatie werd meegenomen.Doordat de behandeling verplicht is, wordt namelijk de extrinsieke motivatie van de individuen geactiveerd. Dit heeft als belang de jeugdigen in behandeling te krijgen. Om tot verbeteringen qua behandeluitkomsten te komen, moet echter worden overgegaan naar intrinsieke motivatie. Aldus dienen de jeugdigen over te schakelen van iets moeten naar iets willen (Verdonck & Jaspaert, 2009). Gezien het feit dat de verplichte behandeling extern wordt aangestuurd, kan het zijn dat het bij de jeugdigen ontbreekt aan probleemherkenning, terwijl dit volgens het concept van Drieschner en collega’s (2003) een determinant is van behandelmotivatie, die nodig is om gedrag te willen veranderen.

Het gebrek aan motivatie kan niet alleen mogelijk worden verklaard doordat de

behandeling verplicht is of zo wordt ervaren, maar ook door de veel voorkomende psychische problemen bij deze groep of eerdere negatieve ervaringen met zorg (Brauers et al., 2015). Ook zijn er per stoornis verschillen zichtbaar in de mate van motivatie. Zo heeft onderzoek uitgewezen dat motivatie om te veranderen groter is bij boulimia dan anorexia en eetstoornis not otherwise specified (Delinsky et al., 2011). Daarbij kan leeftijd van invloed zijn op motivatie. Zo zijn adolescenten in vergelijking met volwassen minder gemotiveerd om behandeling voor middelenmisbruik te (blijven) volgen dan volwassen (Clair et al., 2011). Ook de ernst van de problematiek lijkt van invloed te zijn op de motivatie van jeugdigen. In het onderzoek van Friedman, Terras en Glassman (2008) ondervinden jeugdigen met ernstigere middelenproblemen meer probleemherkenning en een hogere motivatie voor gedragsverandering. Verschillende factoren kunnen aldus van invloed zijn op de motivatie van de jeugdigen in residentiële jeugdhulp.

Behandeluitkomst

Behandeluitkomst is de mate waarin verandering wordt getoond ter verbetering van het functioneren, zoals het verminderen en/of ophouden van symptomen/criteria (bijvoorbeeld behorende tot een mentale stoornis) (Merill, 2014) of het wel of niet behalen van de tevoren opgestelde doelen van de cliënt (Fickenscher et al., 2006). Aangezien bij behandeling wordt gestreefd naar een positieve verandering ten opzichte van het doel van de behandeling (Smith, Duffee, Steinke, Huang, & Larkin, 2008) worden de behandelingsuitkomsten, de effecten van

(7)

de behandeling, vaak aan het einde van de behandeling en/of in een follow-up gemeten (bijvoorbeeld Fickenscher et al., 2006). Ook behandelingsuitkomsten worden beïnvloed door verschillende factoren, waaronder leeftijd. Zo bevestigt het onderzoek van Fickenscher en collega’s (2006) dat adolescenten met de leeftijd van 16-18 jaar in verband zijn gebracht met een betere behandelvoltooiing dan adolescenten van 12-15 jaar. Relatie Behandelmotivatie en Behandeluitkomsten

De behandelmotivatie bij jeugdigen in residentiële jeugdhulp is laag, voornamelijk in de verplichte instellingen, terwijl motivatie binnen individuen een voorwaarde lijkt te zijn voor een effectieve behandeling (Olver, Stockdale, & Wormith, 2011). Voornamelijk

intrinsieke motivatie is geassocieerd met betere behandeluitkomsten (Fickenscher et al., 2006) en wordt als voorwaarde gezien voor een effectieve behandeling in verplichte residentiële zorginstellingen (Miller & Rollnick, 2002). Ook in de justitiële jeugdinstellingen wordt intrinsieke motivatie nodig geacht om tot gedragsverandering te komen (Verdonck & Jaspaert, 2009). Daarnaast wordt autonome motivatie, bestaande uit in hoeverre de cliënt ervaart dat het participeren aan de behandeling een vrije keuze is, geacht een sterkere voorspeller te zijn van behandeluitkomsten dan de therapeutische relatie. Dat terwijl de therapeutische relatie een wel erkende voorspeller is van behandeluitkomsten (Zuroff et al., 2007). Het onderzoek van Slavet en collega’s (2006) naar marihuanagebruik bij jeugdigen in detentie bevestigt dat aanvankelijke motivatie een significante voorspeller is voor

marihuanagebruik en behandelengagement. In ander onderzoek naar adolescenten met anorexia blijkt motivatie ook een belangrijk voorspeller voor gewichtstoename op korte termijn, maar heeft het geen invloed op specifieke psychopathologie behorende tot de

eetstoornis en depressie (Hillen et al., 2015). Behandelmotivatie binnen individuen leidt aldus niet altijd tot positieve behandeluitkomsten.

Dat niet alleen motivatie een voorwaarde is voor positieve behandeluitkomsten wordt ondersteund door het risk-need-responsivity model (RNR-model) van Andrews, Bonta, & Wormith (2011), dat wordt ingezet voor de taxatie en behandeling van delinquenten jeugdigen, en is vooral uitgewerkt voor het strafrechtelijk kader. Een theoretisch model bestaande uit drie beginselen, namelijk het risicobeginsel, het behoeftebeginsel en het responsiviteitbeginsel waaraan een interventie moet voldoen om effectief te zijn. Allereerste het risicobeginsel, de intensiviteit van de interventie moet passen bij het recidiverisico van de delinquente jeugdigen. Het behoeftebeginsel is dat interventies moeten inspelen op de

criminogene behoeftes van delinquente jeugdigen. Als laatste het responsiviteitsbeginsel, dit betreft dat de interventie moet aansluiten bij de leerstijl en mogelijkheden van de delinquente

(8)

jeugdigen (Andrews et al., 2011). Het aansluiten bij de mogelijkheden van de jeugdigen is een belangrijke determinant van motivatie (Verdonck & Jaspaert, 2009).Recent is het RNR-Model ook (gedeeltelijk) uitgewerkt voor het civiel kader (Van der Put, Assink, & Stams, 2016; Van der Put, & Stams, 2013). De vraag is of het RNR-Model ook toepasbaar is op eetproblematiek. Bij eetproblematiek spelen in ieder geval ook meerdere factoren een rol bij behandeluitkomsten, zoals behandelduur en educatieniveau (Thompson-Brenner et al., 2013).

Wetenschappelijke Relevantie, Onderzoeksvraag en Hypothese

Op empirisch vlak wordt gesteld dat behandelmotivatie als voorspeller van behandeluitkomsten nog beperkt is onderzocht. Daarbij is het meeste onderzoek over de relatie van behandelmotivatie en behandeluitkomsten toegespitst op volwassenen (Miller & Rollnick, 2015), terwijl inzicht in deze relatie in het bijzonder van belang is in residentiële jeugdhulp, waar motivatie bij jeugdigen ontbreekt of laag is (Brauers et al., 2015) en

jeugdigen verblijven met ernstige problematiek (Zelechoski et al., 2013) waarvan de effecten kunnen doorlopen tot in de volwassenheid (Maughan & Kim-Cohen, 2005). Mocht er een relatie zijn tussen behandelmotivatie en behandeluitkomsten in residentiële jeugdhulp, dan zou deze bevinding betere behandeluitkomsten bij deze moeilijke, kwetsbare doelgroep tot gevolg kunnen hebben, namelijk door de behandelmotivatie te verhogen. Dit kan bijvoorbeeld door het inzetten van motivationeel interviewen (Gowers & Smyth, 2004; Merill, 2014; Miller & Rollnick, 2002; Verdonck & Jaspaert, 2009), een algemeen geaccepteerde techniek om motivatie onder cliënten te verhogen (Merill, 2014).

Het doel van dit onderzoek is de relatie tussen behandelmotivatie en

behandeluitkomsten in residentiële jeugdinstellingen te onderzoeken. De onderzoeksvraag luidt dan ook: Wat is de relatie tussen behandelmotivatie en behandeluitkomsten in

residentiële jeugdhulp?. Dit wordt onderzocht aan de hand van een meta-analyse, een statistische analyse die de resultaten van verschillende onafhankelijke klinische studies combineert of integreert die volgens de onderzoeker combineerbaar worden geacht (Huque, 1988). Hierbij dient in acht te worden genomen dat behandelmotivatie een meerzijdig concept is (Drieschner et al., 2004), waardoor de onderzoeken minder vergelijkbaar kunnen zijn (van Binsbergen et al., 2001). Al eerder is een meta-analyse uitgevoerd naar de relatie tussen motivatie en recidive van delinquenten, waaruit naar voren komt dat motivatie een van de belangrijkste factoren is die recidive voorspelt (Olver et al., 2011). De vraag is of dit ook voor jongeren binnen residentiële jeugdhulp van toepassing is en ook op andere

behandeluitkomsten, zoals middelenmisbruik en eetproblemen. Aan de hand van wetenschappelijke onderzoeken en de theoretisch modellen wordt de geldigheid van de

(9)

volgende hypothese verwacht, namelijk, dat er een positieve relatie is tussen

behandelmotivatie en behandeluitkomsten in de residentiële jeugdhulp.Bij heterogeniteit van de algehele effectgrootte zal ook worden onderzocht welke moderatoren hierin een rol spelen aan de hand van een moderatoranalyse.

Methode

In dit onderzoek zal gebruik worden gemaakt van een meta-analyse. Met deze techniek wordt een kwantitatieve analyse van effectstudies in een bepaald domein uitgevoerd en wordt onderzocht welke factoren van invloed zijn op de grootte van de effecten (Veerman, Janssens, & Delicat, 2005). Aldus kan aan de hand van een meta-analyse worden onderzocht wat de relatie is tussen behandelmotivatie en behandeluitkomsten in residentiële jeugdhulp en welke factoren hier van invloed op zijn.

Selectie van Studies

Voor het identificeren van studies die de relatie tussen behandelmotivatie en

behandeluitkomsten in residentiële jeugdinstellingen hebben onderzocht, is gebruik gemaakt van de vier relevante zoeksystemen Web of Science, PsycINFo, Criminal Justice Abstracts en Digital Commons (een database van ongepubliceerde proefschriften). Door het includeren van ongepubliceerde werken worden relevante studies verkregen en wordt de publicatiebias verkleind, wat leidt tot een betere representatie van de beschikbare studies. Studies zijn systematisch verzameld. Zoekcriteria voor studies zijn residentiële behandelvorm, betreft jeugdigen, en meten een vorm van motivatie en behandeluitkomsten.

De volgende zoekcombinaties zijn gebruikt: “motivatie” OR “engagement” OR “involvement” OR “participation” OR “want to change” OR “readiness to change” OR

“treatment readiness” OR “willing* to change”) AND “treatment outcomes” OR “treatment” OR intervention” OR “treatment*” OR “intervention*” OR “therap*” OR “psychotherap*” OR “program*” AND “adolesc*” OR “child*” OR “ teen” OR “juvenile” OR “under age*” OR “underage*” OR “girl” OR “boy” AND “residential care institutions” OR

“correctional institutions” OR “incarceration” OR “residential*” OR “in-patient*” OR “inpatient” OR “correctional facilit*” OR “incarcerat*” OR “detent*” OR “group home*” OR “ institution*” OR “treatment cent*” OR “prison*”.

Tevens is het een criterium dat de artikelen uit 2000 of later komen.Met als reden dat in de laatste decennia veel immigratie heeft plaatsgevonden en in veel West-Europese landen etnische minderheden een toenemend groot deel van de cliëntpopulatie in instellingen voor kinderen en jeugd uitmaken. Echter was er in onderzoek tot 2000 weinig aandacht voor deze populatie in residentiële jeugdhulp, vandaar dat enkel studies vanaf het jaartal 2000 worden

(10)

meegenomen (Kromhout, Eldering, & Knorth, 2000). Het runnen van de zoektermen met daarin het jaartal criterium in de zoeksystemen met gepubliceerde werken levert een resultaat van 851 studies (PsycINFO 423, Web of Science 296, Criminal Justice abstracts 132),

waarvan 660 studies overblijven na het verwijderen van dubbele studies. Deze studies zijn vervolgens geïmporteerd naar Rayyan, de systematische Review web app (Ouzzani,

Hammady, Fedorowicz, & Elmagarmid, 2016). Hierin zijn de studies op abstract gescreend. Hiervan zijn 51 artikelen geselecteerd om nader te analyseren en mogelijk op te nemen in dit onderzoek.

De studies dienen aan de volgende criteria te voldoen: beschikken over een berekende effectgrootte (r of die hierna te herleiden is), onderzoeken een behandeling voor jeugdigen in een residentiële setting, behandelmotivatie is duidelijk geoperationaliseerd en wordt minstens gemeten aan het begin van de behandeling, behandeluitkomsten zijn duidelijk

geoperationaliseerd met minimaal een voormeting en nameting en de leeftijdsgroep van de jeugdigen is ongeveer 12-23.Uiteindelijk zijn 8 studies hiervan opgenomen in de meta-analyse.In het zoeksysteem Digital Commons zijn geen bruikbare studies gevonden. Ook aan de hand van referentielijsten van relevante studies is gezocht naar studies om op te nemen in de meta-analyse. Hieruit is een studie gehaald voor in dit onderzoek. Tevens zijn drie vooraf gevonden studies uit overige zoeksystemen opgenomen in de meta-analyse. Met als resultaat dat in totaal 12 studies opgenomen in de meta-analyse waarvan 11 onafhankelijke

steekproeven. Figuur 1

(11)

Operationalisatie

Behandelmotivatie wordt gedefinieerd als de motivatie van de cliënt om te engageren in eigen behandeling en wordt vaak gemeten door meetinstrumenten gebaseerd op het Stages of Change model of zelfdeterminatiemodel. Behandelmotivatie dient minstens gemeten te worden aan het begin van de behandeling.

Behandeluitkomsten: het wel of niet behalen van de van tevoren opgestelde doelen van de cliënt of meetinstrumenten die een mogelijke verandering ter verbetering van het

functioneren meten waarop de behandeling is gericht, zoals het verminderen en/of ophouden van symptomen/ criteria. Hiervoor is het dan ook nodig dat er minimaal een voormeting en een nameting is.

Residentiële jeugdsetting: Open, vrijwillige behandelsettingen en gesloten, verplichte behandelsettingen, bestaande uit zorg en jeugddetentie waarin jeugdigen dag en nacht

verblijven en in behandeling zijn voor onder andere mentale- en gedragsproblemen, verslavingsproblemen en eetstoornissen.

Jeugdigen: de leeftijdsgroep van de jeugdigen is 12-23. Studies met een

leeftijdgemiddelde van boven de 18 jaar worden meegenomen indien er ook jeugdigen deelnemen van onder de 18 jaar.

Coderen

Enkele studies zijn gecodeerd door 2 onderzoekers. Met als resultaat dat de globale indicatie van de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid 71,3% is. Betreffende het coderen zijn de volgende afspraken gemaakt, namelijk dat er aan de hand van een codeerschema wordt gecodeerd. Van de gecodeerde studies is een codeboek gemaakt. Een overzicht van de gecodeerde variabelen staat in Tabel 1.

Tabel 1

Overzicht van gecodeerde variabelen

Variabele Categorieën Jaartal Publicatie Thesis Gepubliceerd Locatie VS EU

Timing motivatie Begin van behandeling(binnen 1 maand)

Gedurende de behandeling (langer dan 1 maand in behandeling en tot 4 weken voor vertrek)

Timing behandeluitkomsten Gedurende (maand na start tot 4 weken voor vertrek) Eind behandeling (4 weken voor vertrek tot 2 maanden erna) Follow-up (vanaf 2 maanden na vertrek)

Timing follow-up 2-5 maanden

6-11 maanden 12maanden en meer

(12)

Concept motivatie Motivatie Engagement Readiness to change

Type motivatie Intern

Extern Beide

Meetinstrument motivatie …..

informant motivatie Zelf

Professional Theoretisch model

motivatie Ja stages of change Nee stages of change Faciliteit/instelling Justiële jeugd inrichting

Verslavingsinstelling Eetstoorniskliniek Residentiële jeugdzorg

Vrijwillig (type verwijzing) Deels verplicht (vrijwillig en verplicht) Verplicht

Soort behandeling Individuele therapie

Familietherapie Groepstherapie

Meerdere van bovenstaande

Behandelfocus Middelengebruik

gedragsproblemen & crimineel gedrag Eetproblemen

Overige

Concept behandeluitkomsten Symptomen

Bereiken van doelen Functioneren

Meetinstrument motivatie …..

Informant behandeluitkomsten Zelf

Professional

N Populatie aantal

Afkomst populatie in % Oorspronkelijke afkomst uit land van studie VS geldt Inheems Amerikaans en blank/Kaukasiër Europa geldt de inwoners van het betreffende land

Etniciteit Latijns Amerikaans, Afrikaans Amerikaans/zwart,

blank/Kaukasisch/ overige populatie Leeftijdscategorieën 15-17

18 en 18+

Behandelduur 0-1 maand

1-3 maanden 3 + maanden

Meerdere van bovenstaande Problematiek behandeluitkomsten Mentale problemen

Middelengebruik

Crimineel gedrags/gedragsproblemen Eetproblemen

Overige

Wat betreft effectgrootte wordt in deze meta-analyse gebruikt gemaakt van de r-waarde en zijn alle effectgroottes met niet de r-r-waarde hierna geconverteerd. Om een meta-analyse uit te kunnen voeren zullen in SPSS de data worden ingevoerd. Hierin worden effectgroottes getransformeerd naar Fisher’s Z. De SPSS data worden vervolgens in Rstudio

(13)

gerund en effectgroottes worden weer terug omgezet naar Pearson’s r (Assink and Wibbelink 2016).

Analyse

In een meta-analyse worden de studies gewogen met de steekproefgrootte. Bij de meta-analyse is de afhankelijke variabele behandeluitkomsten en behandelmotivatie de onafhankelijke variabele en wordt de algehele effectgrootte van de behandelmotivatie op behandeluitkomsten berekend. Vervolgens wordt geanalyseerd of deze bevindingen

significant zijn waarbij een significantieniveau van α = .05 wordt gehanteerd. Aangezien de effectgroottes in de r-waarde zijn omgezet zal die maatstaf worden gehanteerd om de

effectgroottes te beoordelen. Waarbij geldt dat dat voor r =.10 een klein effect is, r = .30 een medium effect is en r = .50 een groot effect is (Cohen, 1988). Tevens zal worden onderzocht of de steekproef voldoende homogeen is door een homogeniteitanalyse uit te voeren. Indien er bij deze analyse tussen groepen een significantie wordt gevonden, bij het wederom

gehanteerde significantieniveau van α =.05, kan de conclusie worden getrokken dat de steekproef niet voldoende homogeen is. Dit betekent dat er moderatoren in het spel zijn. Vervolgens zal worden onderzocht welke moderatoren van invloed zijn. Dit wordt onderzocht door een moderatoranalyse.

(14)

Resultaten

In Tabel 2 en 3 staan overzichten van de bevindingen van verschillende variabelen voor elke studie.

Tabel 2

Overzicht van eigenschappen motivatie en behandeluitkomsten, impactfactor, type behandeling, aantal effectgroottes en aantal jeugdigen voor de verschillende studies

Studie IF type behandeli ng Behande lsetting Type of MOT MOT MI Timi ng MOT Inf MO T UIT domein UIT MI Timi ng UIT Inf UIT N jeugd N es Abdel-Salam (2011)

n.v.t MIX VI MOT,

DATOS-A Intake 2 B J SYM, FC DATOS -A F F J 725 5 Breda en Heflinger (2007)

0.51 ON VI MOT CMRS B J SYM Questio

n use (freq) F J 93 2 Fickensc her et al. (2006)

2.94 IND VI MOT TCU/SR

F B J GA Punten systeem E PF 89 8 Friedman et al. (2003) 0.51

GR JJI MOT ADAD

MM B J SYM, FC ADAD F ON 160 1 8 Harder et al. (2012)

1.05 MIX RES MOT MTQ B J GA,

FC

TASQ E PF 46 2

Joe et al. (2014)

2.73 MIX V MOT

DATOS-A Intake 2/CMRS B J SYM DATOS -A F F J 275 2 Kelly et al. (2000) 15

2.54 GR VI MOT SCIA B,D J SYM TFB F J 99 4

Martin et al. (2015)

2.73 MIX JJI MOT,ENG ASTEQ-T/C

B,D J,PF SYM TFB F J 185 2

4 Martin et

al. 2010

ON GR JJI MOT MS B J FC APSD

QJIB

D PF 96 1

4 Mchugh

(2007)

3.57 MIX KLI RFC ANSOC

Q B J SYM BMI, EDIa, BDI-II, IBW, BAI,HR QOL E J 65 7 Savicki (2007)

n.v.t MIX JJI RFC CL B J GA,

FC Staff reports F PF 114 2 Smith et al. (2008) 1.23 ON RES ENG ES B J FC SS, SES, SAS, 5i FAM E J 85 4

Dikgedrukte studie= thesis, onderlijnde studie=behorende tot dezelfde steekproef, n.v.t.=niet, IF=impactfactor tijdschrift, ON=onbekend, , IND= Individuele behandeling, GR=groepsbehandeling, MIX= combinatie van individuele behandeling en/of groepsbehandeling en/of familiegerichte behandeling, JJI=Justiele Jeugd Inrichting, KLI= eetstoorniskliniek, RES= residentiele jeugdzorg, VI=verslavingsinstelling, MOT=motivatie, ENG=Engagement, RFC= Readiness For

(15)

Change, MI=Meetinstrument, DATOS-A intake 2= Drug Abuse Treatment Outcome Studies for Adolescents intake 2 questionnaire , TCU/SRF= Texas Christian University/Self Rating Form, ASTEQ-T/C =Adolescent Substance Treatment Engagement Questionnaire- Teen/Counselor, CL= Contemplation Ladder, MTQ=Motivation for Treatment Questionnaire, ANSOCQ= Anorexia Nervosa Stages of Change Questionnaire, MS=Motivational Scale, SCIA=Structured Clinical Interview for Adolescents, CMRS=Circumstance, Motivation, Readiness, and Suitability, ADAD MM= Adolescent Drug Abuse Diagnosis Measures of Motivation, Es= Engagement Scale, B= begin behandeling, D= Gedurende behandeling, Inf=informant, J= jongeren, PF= professional, UIT=

behandeluitkomsten, GA= bereiken van doelen, FC= functioneren, SYM= Symptomen, TFB= Timeline Follow Back, DATOS-A F= Drug Abuse Treatment Outcome Studies for Adolescents follow-up questionnaire, TASQ= Task and Skills Questionnaire, BMI=Body Mass Index, IBW= Ideal l Body weight, EDIa= Eating Disorder Inventory (subschaal = drive for thinness) BAI=Beck Anxiety Inventory, BDI-II= Beck Depression Inventory-II, HRQOL (P/M)= Health Related Questionnaire of Life (Physical and Mental), APSD=Antisocial Process Screening Device, QJIB=Questionnaire for Juveniles Institutional Behavior, Freq= frequency, SS= Self-esteem Scale, SES=Self-efficacy Scale, Scale Attachment School, 5i fam= 5 items measuring family trust, E= einde behandeling, F=follow-up, N jeugd= max aantal jeugdigen bij een gemeten effectgrootte binnen de studie, N es= aantal effectgroottes.

Tabel 3

Overzicht demografische factoren

Study N

Demo

problematiekb Verwijzing naar behandeling Gem. leeftijd %man % Blank/ Kaukasisch Abdel-Salam (2011) 725 MID, CRI/GED ON 15.9 80 42 Breda en Heflinger (2007) 129 MID DV 15.8 75 63 Fickenscher et al. (2006) 89 MID DV ON 61 0 Friedman et al. (2003) 160 MID, CRI/GED VP 15.5 100 14 Harder et al. (2012) 16/46a CRI/GED VP 16 68 ON

Joe et al. (2014) 1287 MID DV 15.8 80r,65i 42r/76i Kelly et al. (2000) 99 MID ON 16.1 40 78 Martin et al. (2015) 205 MID, VP 17.1 89 26

Martin et al. 2010 171 CRI/GED VP 17.9 100 ON

Mchugh (2007) 65 PSY, EET,OV, ON 16.5 0 100

Savicki (2007) 114 CRI/GED VP 18.4 84 29 Smith et al.

(2008)

86 OV VP 15.4 52 44

Dikgedrukte studie= thesis, onderlijnde studie=behorende tot dezelfde steekproef, N demo= aantal jeugdigen waarvoor de demografische kenmerken zijn berekend, a= berekend voor verschillende groepen, b= problematiek van de behandeluitkomsten, CRI/GED= Crimineel gedrag en gedragsproblemen, EET= eetproblematiek, PSY= Mentale problemen, OV= Overig, ON= onbekend, Gem= gemiddelde leeftijd demografisch N, I=inpatient (korte termijn), R=residentieel (lange termijn).

Tabel 4

Resultaten voor algehele variantie op drie niveau Type ES r Studi es (onf) ES Mean r (SE) 95%ci Sig mean r% % Level 1 % level 2 σ2 lev el 2 % level 3 σ2 level 3 Behand el-motivat ie 11 92 0.140(0.0 32) 0.079,0. 201 <0.001* ** 41.3 3.0 0.0 00 55.7 0.045* **

(16)

Studies Onf= aantal onafhankelijke studies, ES=effectgrootte, CI=betrouwbaarheidinterval, σ2 level 2 = variantie tussen effectgroottes (binnen studies), σ2 level 3= variantie tussen effectgroottes (tussen studies) en p<.05=*, p<.01=**, p<0.001=***.

Correlatie tussen Behandelmotivatie en Behandeluitkomsten

Tabel 4 toont de algehele effectgrootte voor de relatie tussen motivatie en

behandeluitkomsten in residentiële jeugdinstellingen. De effectgrootte is significant (r = 0.140; 95% CI .079,0.201; p<0.001.), dit duidt erop dat een hogere mate van motivatie in verband staat met betere behandeluitkomsten. Deze effectgrootte is berekend van 11 onafhankelijk studies met in totaal 92 effectgroottes. De variantie is geanalyseerd op

verschillende niveaus. Daaruit komt naar voren dat er geen significante variantie is binnen de studies x² (1)=0.2605, p< 0.3049), maar wel op niveau 3 x ² (1)= 26.0856, p<0.00005.

Moderatoranalyses van de Relatie Behandelmotivatie en Behandeluitkomsten

De resultaten van de moderatoranalyses van de relatie behandelmotivatie en behandeluitkomsten zijn weergegeven in Tabel 5.

Tabel 5 Moderatoranalyse van eigenschappen motivatie, behandeluitkomsten, behandeling, steekproef en studie Moderator studies ES MEAN r

(SE)

95% CI L

95%CI H

Test statistiek Sig. σ2 level 2 σ2 level 3 Gepubliceerd 11 85 0.154(0.033)*** 0.091 0.217 (1,90)= 3.127 0.077 0.000 0.0045*** Thesis 11 7 0.076(0.049) -0.019 0.170 (1.90)= 3.127 0.077 0.000 0.0045*** Gemiddelde Leeftijd 10 84 0.146 (0.038)*** 0.073 0.218 (1,82)=0.022 0.881 0.000 0.006*** Theoretisch model niet SOC 11 81 0.138(0.038)*** 0.064 0.210 (1,90)=0.048 0.826 0.000 0.005*** Wel SOC 11 11 0.156(0.073)* 0.013 0.292 (1,90)=0.048 0.826 0.000 0.005*** Mot timing

niet start = gedurende

11 10 0.245(0.041)*** 0.167 0.319 (1,90)=15.056 <0.001 0.000 0.004***

niet gedurende = begin 11 82 0.129(0.030)*** 0.070 0.188 (1,90)=15.056 <0.001 0.000 0.004 *** UIT timing Eind 11 21 0.167(0.062)** 0.048 0.282 (2,89)=0.579 0.749 0.000 0.0055*** Gedurende 11 14 0.187(0.108) -0.023 0.381 (2,89)=0.579 0.749 0.000 0.0055*** Follow-up 11 57 0.120(0.046)** 0.030 0.209 (2,89)=0.579 0.749 0.000 0.0055*** Timing Follow-up 2-5 maanden 11 16 0.163(0.033)*** 0.099 0.225 (2,89)=3.247 0.197 0.000 0.0035*** 6-11maanden 11 33 0.142(0.033)*** 0.077 0.205 (2,89)= 2.435 0.296 0.000 0.004*** 1jaar+ 11 8 0.144(0.042)*** 0.063 0.223 (2,89)=1.894 0.388 0.000 0.0045*** Locatie Niet VS= EU 11 16 0.235(0.083)** 0.075 0.382 (1,90)=1.604 0.205 0.000 0.0045*** nietEU=VS 11 76 0.124(0.034)*** 0.057 0.190 (1,90=1.604 0.205 0.000 0.0045*** Mot1A(zonder RFC) 9 63 0.165(0.041)*** 0.087 0.243 (1,81)=5.388 0.02 0.000 0.006*** Mot1B(zonder RFC) 9 20 0.093(0.048) -0.001 0.184 (1,81)=5.388 0.02 0.000 0.006*** Intern 11 83 0.143(0.035)*** 0.076 0.210 (2,89)=0.036 0.982 0.0005 0.005*** Extern 11 7 0.137(0.053)** 0.034 0.238 (2,89)=0.036 0.982 0.0005 0.005*** Inenextern 11 2 0.125(0.125) -0.118 0.355 (2,89)=0.036 0.982 0.0005 0.005***

Informant MOT niet jeugd= PF

(17)

Informant MOT=niet PF =jeugd 11 84 0.138(0.033)*** 0.074 0.200 (1,90)=7.078 0.008 0.000 0.0045*** Faciliteit JJI 11 58 0.116(0.048)* 0.024 0.208 (3,88)=4.825 0.185 0.000 0.004*** Verslaving 11 21 0.139(0.050)** 0.041 0.234 (3,88)=4.825) 0.185 0.000 0.004*** Eetkliniek 11 7 0.030(0.101) 0.166 0.224 (3,88)=4.825) 0.185 0.000 0.004*** Jeugdzorg 11 6 0.294(0.088)*** 0.129 0.443 (3,88)=4.825) 0.185 0.000 0.004*** Niet verplicht= deels

verplicht

9 11 0.117(0.054)* 0.013 0.220* (1,74)=0.318 0.573 0.000 0.003 Niet deels verplicht

=verplicht

9 64 0.154(0.037)*** 0.082 0.224 (1,74)=0.318 0.573 0.000 0.003*** Focus

Verslaving

11 63 0.108(0.037)** 0.036 0.178 (3,88) = 5.423 0.143 0.000 0.0035*** Crim & Gedrag 11 18 0.216(0.062)*** 0.098 0.328 (3,88) = 5.423 0.143 0.000 0.0035*** Eetproblematiek 11 7 0.030 (0.095) -0.155 0.214 (3,88) = 5.423 0.143 0.000 0.0035*** Overige 11 4 0.264(0.100** 0.074 0.434 (3,88) = 5.423 0.143 0.000 0.0035*** Type UIT Symptomen 11 52 0.160(0.040)*** 0.083 0.234 (2,89)=1.169 0.557 0.000 0.0055*** Bereiken doelen 11 10 0.112(0.075) -0.036 0.253 (2,89)=1.169 0.557 0.000 0.0055*** Functioneren 11 30 0.134(0.040)*** 0.056 0.212 (2,89)=1.169 0.557 0.000 0.0055*** Leeftijdcategorie= niet 15 = 18 11 2 0.189(0.119) -0.042 0.401 (1,90)=0.186 0.666 0.000 0.0045*** leeftijdscategorie niet 18 =15 11 90 0.137(0.034)*** 0.071 0.202 (1,90)=0.186 0.666 0.000 0.0045*** Behandelduur 0-1maand 9 30 0.163(0.068)* 0.031 0.288 (3,73)=1.123 0.772 0.0005 0.0095*** 1-3maand 9 24 0.091(0.138) -0.177 0.347 (3,73)=1.123 0.772 0.0005 0.0095*** 3+maanden 9 12 0.110(0.069) -0.025 0.240 (3,73)=1.123 0.772 0.0005 0.0095*** Meerdere 9 10 0.209(0.115) -0.013 0.410 (3,73)=1.123 0.772 0.0005 0.0095*** Probleem Mentaal 11 3 0.128(0.114) -0.094 0.338 (4,87)=1.598 0.809 0.0005 0.005*** Verslaving 11 55 0.151(0.038)*** 0.076 0.223 (4,87)=1.598 0.809 0.0005 0.005*** Crim en Gedrag 11 26 0.124(0.041)** 0.045 0.202 (4,87)=1.598 0.809 0.0005 0.005*** Eet 11 3 0.084(0.114) -0.138 0.297 (4,87)=1.598 0.809 0.0005 0.005*** Overige 11 5 0.175(0.093) -0.006 0.346 (4,87)=1.598 0.809 0.0005 0.005*** Sekse 11 92 0.136(0.035)*** 0.068 0.202 (1,90)=0.341 0.559 0.000 0.005*** Kaukaisch/blank 9 76 0.116(0.037)** 0.044 0.187 (1,76)=0.905 0.341 0.0005 0.005*** Latijns Amerikaans 8 74 0.114(0.038)** 0.039 0.187 (1.74)=0.639 0.424 0.0005 0.0045 Afrikaans Amerikaans/zwarten 9 76 0.103(0.034)** 0.036 0.167 (1,76)=3.227 0.072 0.000 0.0035*** Overige populatie 9 76 0.124(0.037)*** 0.052 0.195 (1,76)=0.018 0.894 0.0005 0.005*** Afkomst 10 78 0.126(0.038)*** 0.053 0.199 (1,76)=1.059 0.303 0.0005 0.0055*** Jaartal 11 92 0.144(0.035)*** 0.076 0.211 (1,90)=0.049 0.825 0.000 0.0005 Impactfactor 9 71 0.143(0.040)*** 0.066 0.218 (1,69)=0.173 0.677 0.0005 0.0055*** Individuele behandeling 9 8 0.118(0.111) -0.098 0.324 (2,78)=0.239 0.887 0.0005 0.0055*** Groepsbehandeling 9 36 0.165(0.066)* 0.039 0.288 (2,83)=0.430 0.803 0.0005 0.006*** Mix behandeling 9 42 0.129(0.054) 0.024 0.232 (2,78)=0.239 0.887 0.0005 0.0055*** Informant UIT Jeugd 10 47 0.157(0.043)*** 0.074 0.237 (1,72)=0.003 0.995 0.0005 0.0045*** Informant UIT PF 10 25 0.149(0.052)** 0.047 0.248 (1,72)=0.023 0.880 0.005 0.0045***

(18)

Dikgedrukt=significante moderator, ES=effectgrootte, CI l= betrouwbaarheidinterval lage uiterste, CI H=

betrouwbaarheidinterval hoge uiterste, Sig=significantie, σ2 level 2 = variantie tussen effectgroottes (binnen studies), σ2

level 3= variantie tussen effectgroottes (tussen studies) en p<.05=*, p<.01=**, p<0.001=***, MOT= motivatie, UIT=behandeluitkomsten, PF=professional, Crim= crimineel gedrag, gedrag= gedragsproblemen, Mix behandeling= combinatie van individuele behandeling en/of groepsbehandeling en/of familiegerichte behandeling

Eigenschappen Motivatie

Timing motivatie is een significante moderator, hetgeen erop duidt dat jeugdigen met een hogere motivatie aan het begin en gedurende behandeling uitkomen op betere

behandeluitkomsten, waarin gedurende behandeling een sterkere r-waarde laat zien. Daarbij dient benoemd te worden dat gedurende behandeling een klein aantal effectgroottes heeft (10) in vergelijking met begin behandeling (82). Ook het concept motivatie is een significante moderator. Dit indiceert een groter effect bij het gebruik van de concepten motivatie en engagement, waarbij motivatie een sterkere r-waarde laat zien. Het concept Readiness for Change is eruit gehaald. Met Readiness for Change is het concept motivatie geen moderator. Informant motivatie is een significante moderator, waarbij metingen door een professional een hogere r-waarde heeft. Daarbij dient benoemd te worden dat informant professional een klein aantal effectgroottes heeft (8) in vergelijking met informant jeugdige (84). Er zijn geen significante moderatoreffecten gevonden voor theoretisch model (SOC) en type motivatie (intern/extern).

Eigenschappen Behandeluitkomsten

Er waren geen significante moderatoreffecten voor timing behandeluitkomsten, concept behandeluitkomsten, informant behandeluitkomsten en problematiek

behandeluitkomsten. Bij informant behandeluitkomsten zijn metingen door geen personen (zoals BMI) gecodeerd als missings.

Eigenschappen Studies

Publicatie bereikte net niet significantie. Er zijn tevens ook geen significante moderatoreffecten gevonden voor locatie, jaartal, en impactfactor van het tijdschrift.

Eigenschappen Behandeling

Behandelingfocus, verwijzing naar behandeling, duur behandeling, faciliteit en soort behandeling waren geen significante moderatoren.

Eigenschappen Steekproef

Afrikaans Amerikaans bereikt net niet significantie.

Er waren geen significante moderatoreffecten voor sekse, Kaukasisch, Latijns Amerikaans, overige populatie, afkomst, gemiddelde leeftijd en leeftijdcategorie. Er dient te worden benoemd dat de leeftijden weinig van elkaar verschilden.

(19)

Analyse van de Publicatiebias

Om na te gaan of publicatiebias mogelijk invloed heeft gehad op de meta-analyse is de

Eggertest regressie test (zie tabel 4) en de trim-and-fill procedure uitgevoerd (zie figuur 2). De associatie tussen hoeveelheid motivatie en behandeluitkomsten laat significante Egger

Regressie testen zien, wat duidt op funnel plot asymmetrie. De resultaten van de funnel plot zijn zichtbaar in figuur 2. The funnel plot lijkt missende effectgroottes te hebben, dit indiceert dat de algehele effectgrootte van deze meta-analyse mogelijk een overschatting is van het daadwerkelijke effect.

Figuur 2 Funnel plot

Discussie

De Relatie tussen Behandelmotivatie en Behandeluitkomsten

Uit de bevindingen komt een significant kleine correlatie naar voren tussen de hoeveelheid motivatie en behandeluitkomsten (r =.14), dit indiceert dat hogere motivatie bij jeugdigen leidt tot meer gewenste behandeluitkomsten in de residentiële jeugdhulp. Dit komt overeen met de meta-analyse van Olver en Collega’s (2011), die verschillende voorspellers, waaronder motivatie behorende tot attitude en gedrag, in verband brengt met recidive van delinquenten (r=-0.13), maar dan de behandeluitkomsten andersom heeft gesteld. Aldus erop duidend dat hogere de motivatie leidt tot minder recidive. Dat deze meta-analyse die 114 studies meeneemt overeenkomsten toont met de onze, geeft meer aanleiding te

veronderstellen dat de bevindingen in onze meta-analyse mogelijk accuraat zijn. Het blijft echter wel de vraag hoe adequaat de meta-analyse van Olver en collega’s (2011) te vergelijken is met deze studie, gezien zij zich niet specifiek op jeugdigen richten.

(20)

Uit de resultaten van deze studie komt naar voren dat het verband tussen

behandelmotivatie en behandeluitkomsten enkel door eigenschappen van motivatie wordt gemodereerd. De motivatie gemeten aan de start en gedurende behandeling lijkt van invloed te zijn op verbeterde behandeluitkomsten, waarbij gedurende behandeling sterker het verband beïnvloedt dan motivatie aan de start van de behandeling. Deze bevinding lijkt erop te duiden dat binnen de behandeling motivatie kan worden veranderd en dat van jeugdigen die vaak ongemotiveerd hun intrede doen in de residentiële jeugdhulp (Brauers et al., 2015; Mathys, 2017) de motivatie kan toenemen. Het onderzoek van Van Binsbergen en collega’s (2001) beaamt dat motivatie een veranderlijk, dynamisch gegeven is. Daarentegen dient benoemd te worden dat motivatie gemeten gedurende de behandeling bestaat uit een klein aantal

effectgroottes en de externe validiteit hiervan klein lijkt.

Ook het concept motivatie blijkt een significante moderator te zijn. Zowel het concept motivatie als engagement maakt het verband tussen motivatie en behandeluitkomsten sterker. En duidt erop dat ook engagement in verband kan worden gebracht met behandeluitkomsten. Dit komt overeen met het feit dat in onderzoek motivatie ook wel wordt gezien als een voorspeller voor behandelengagement (Slavet et al., 2006) en dat voor behandelengagement de aanwezigheid van motivatie een voorwaarde lijkt te zijn.

Daarnaast is informant motivatie ook een moderator van de correlatie tussen

behandelmotivatie en behandeluitkomsten waarin motivatie ingevuld door een professional sterker het verband beïnvloedt dan motivatie ingevuld door jeugdigen zelf. Wellicht dat dit komt doordat professionals objectiever zijn, meer vergelijkingsmateriaal hebben en jeugdigen sociaal wenselijk kunnen antwoorden (McHugh, 2007). Terwijl veel onderzoek naar dit verband, motivatie ingevuld door de jongeren meeneemt (Friedman, 2004; Van Smith et al., 2008). Het kan ook zijn dat het lage aantal effectgroottes van motivatie gemeten door een professional mogelijk geen valide beeld geeft van de werkelijkheid. Stages of Change en type motivatie zijn geen moderator. Er waren ook maar enkele studies binnen deze meta-analyse die het Stages of Change model gebruikten bij het meten van motivatie (Harder, Knorth, & Kalverboer, 2010; Mchugh, 2017; Savicki, 2007). Hoewel onderzoek interne motivatie voornamelijk linkt aan verbetering in behandeluitkomsten kan het zijn dat bij sommige jeugdigen het van belang is om eerst de extrinsieke motivatie te activeren, omdat er bijvoorbeeld nog geen probleemherkenning is (Verdock & Jaspaert, 2009) en beide typen nodig zijn.

De eigenschappen die bij motivatie significante moderatoren zijn, zijn bij

(21)

lijkt erop te duiden dat vooral het beïnvloeden van motivatie cruciaal lijkt te zijn voor succesvolle behandeluitkomsten (Clarke, Simmonds en Wydell, 2004). Wel is te zien dat in timing up de F-waarde het grootst is voor up 1, minder groot is voor de follow-up 2 en het kleinst voor follow-follow-up 3. In een grotere studie komt follow-follow-up mogelijk wel naar voren als moderator, omdat er aldus zichtbare verschillen zijn tussen de drie follow-up metingen.

In de eigenschappen van de steekproef komen geen moderatoren naar voren. Wel is Afrikaans Amerikaans/zwarten net geen significante moderator in tegenstelling tot

Kaukasisch/blank, Latijns Amerikanen en overig populatie. Mogelijk komt dit omdat Afrikaans Amerikaanse jongeren de hoogste verwachting hebben van succes, in ieder geval op school- en werkgebied (Mello, 2008), in vergelijking met Latijns Amerikaanse, Aziatische Amerikaanse, Europees Amerikaanse en Inheems Amerikaanse jongeren. Desondanks zijn gekleurde jeugdigen boventallig in de jeugdzorg (Johnson, Antle, & Barbee, 2009), wat aanduidt dat niet alleen ergens naar streven leidt tot verbeterde behandeluitkomsten, maar meerdere factoren een rol spelen, zoals therapeutische relatie (Zuroff et al., 2007). Ook kan het zijn dat jeugd uit minderheden vaker opgroeien in arme wijken met een gebrek aan mogelijkheden en het streven naar succes binnen een behandeling mogelijk haalbaarder is (Friedman et al, 2004). Dat meer streven naar succes bij zwarte jongeren namelijk mogelijk wel een deel verklaart, lijkt naar voren te komen in het onderzoek van Ngo en collega’s (2009), die de verschillen bekijken tussen etnische groepen (zwarten, Latino’s en blanken) in de behandeling van depressie, waar zwarte jongeren significant minder depressiesymptomen hadden, terwijl blanke jongeren zwakke behandeleffecten hadden. Dit indiceert dat het mogelijk van belang is om interventies in te laten spelen op de verschillende bestaande etnische groepen of dit in ieder geval beter te onderzoeken. Dit sluit aan bij het RNR model namelijk dat interventies onder andere dienen aan te sluiten bij de behoeftes van de

cliënt(groep) (Andrews et al., 2011).

Leeftijd is geen moderator in de relatie tussen behandelmotivatie en

behandeluitkomsten. Hoewel onderzoek dit wel aanduidt als mogelijk moderator (Fickenscher et al.,2006; Leenarts, Hoeve, Van de Ven, Lodewijks, & Doreleijers, 2013). Zo worden oudere jeugdigen (16-18 vs 12-15) in verband gebracht met betere behandelvoltooiing (Fickenscher et al., 2006). In dit onderzoek lagen de gemiddelde leeftijden dicht bij elkaar, waardoor dit mogelijk minder goed te meten is.

De eigenschappen van de behandeling zijn geen moderatoren volgens deze meta-analyse. Hoewel het onderzoek van Weis, Wilson en Whitemash (2005), die een residentiële

(22)

behandeling voor adolescenten met academische en gedragsproblemen hebben geanalyseerd, beweren dat in hun studie betere behandeluitkomsten deels te wijten zijn aan het vrijwillig kader. Mogelijk omdat door het feit dat de studies in deze meta-analyse alleen bestonden uit de mix vrijwillig/verplicht en alleen verplicht de vergelijking tussen vrijwillig en verplicht minder adequaat kan worden geanalyseerd. Ook kan het zijn dat het verplichte kader zorgt voor externe motivatie die zich ontwikkelt naar interne motivatie, hetgeen voornamelijk gekoppeld wordt aan verbeterde behandeluitkomsten, hoewel dit laatste niet is ondervonden in deze meta-analyse (Verdonck & Jaspaert, 2009).

De eigenschappen van studies zijn geen moderatoren in het verband tussen motivatie en behandeluitkomsten. Hoewel publicatiebias net geen moderator is, hetgeen mogelijk komt door het klein aantal studies. Wel is te zien dat de variabele gepubliceerd een grotere R waarde heeft dan ongepubliceerd, hetgeen overkomt met publicatiebias en dat de Egger Regressie test een asymmetische funnel plot aangeeft. Dat soort problematiek en instelling geen significante moderatoren zijn, duidt erop dat de correlatie tussen motivatie en

behandeluitkomsten te generaliseren is voor verschillende problematiek en instellingen, waardoor de bevindingen in deze meta-analyse lijken te gelden voor een breed scala in residentiële jeugdhulp . Hoewel dit voor eetproblematiek en eetstoorniskliniek nog maar de vraag is aangezien er daarvan maar een studie is meegenomen.

Limitaties

De meta-analyse heeft enkele beperkingen. Aangezien nog weinig onderzoek is verricht is het een kleine meta-analyse geworden met 11 afzonderlijk studies en 92 effectgroottes, hetgeen de externe validiteit verkleint. De resultaten zijn aldus minder te generaliseren naar algehele populatie Zo is er bijvoorbeeld, maar een studie meegenomen die eetproblematiek behandelt en zijn de bevindingen in deze meta-analyse minder te

generaliseren naar alle residentiële behandelingen met eetproblematiek. Er is wel gecheckt of indien een categorie met weinig studies zou wegvallen er dan wel een significant moderator uit zou komen (onder andere gedaan bij instelling en problematiek behandeluitkomsten). Om een grotere meta-analyse te doen, dienen er meer onderzoeken beschikbaar te zijn die de correlatie tussen behandelmotivatie en behandeluitkomsten testen.

Tevens verschillen de gemiddelde leeftijden in de meta-analyse weinig van elkaar, waardoor minder adequaat is te zien of leeftijd een moderator is. Ook hadden de

leeftijdscategorieën kleiner moeten worden gemaakt, om beter de invloed van deze moderator, leeftijdscategorie, op de correlatie behandelmotivatie en behandeluitkomsten te kunnen testen. Een andere beperking is dat er geen studies in deze meta-analyse zijn die enkel een vrijwillig

(23)

kader hebben waardoor er bij type verwijzing enkel de vergelijking kon worden gemaakt tussen verplicht/vrijwillig en verplicht. Een andere limitatie is dat behandelaspecten specifieker hadden kunnen worden meegenomen in de meta-analyse, in plaats van enkel te kijken naar soort behandeling (groepstherapie, individuele therapie, familietherapie of mix). Ook is het de vraag of niet ieder behandeling gericht is op een groep gezien het binnen het residentiële kader is.

Hoewel ernst problematiek niet als moderator is getoetst in deze meta-analyse, is het een opvallend gegeven dat meerdere studies indiceren dat jeugdigen met ernstigere

problematiek meer gemotiveerd zijn (Abdel-Salam, 2011; Breda & Heflinger, 2007; Martin et al., 2015). Hierbij lijkt het van invloed dat het het hoofdprobleem betreft (McHugh, 2007) en het wellicht meer gaat om het ervaren van de problematiek/symptomen dan om het

daadwerkelijk probleem/gebruik in relatie tot hogere motivatie. Zo was in de studie van (Martin et al., 2015) ontvankelijkheid om te veranderen positief significant in verband gebracht met hoeveelheid symptomen, en niet significant negatief in verband gebracht met hoeveelheid dagen middelengebruik. Dit komt wellicht zoals in het onderzoek van Friedman en collega’s (2004) naar voren komt doordat jeugdigen met ernstigere middelenproblemen meer probleemherkenning hebben en hogere motivatie om te veranderen. Meerdere

onderzoeken duiden aldus op een relatie tussen ernstigere problematiek en hogere motivatie, zoals het onderzoek van Kelly, Myers, & Brown (2000) waarin een direct significant effect bij baseline wordt gevonden tussen de ernst van middelengebruik en motivatie (β =.22, p=.01), er is echter ook een studie die het verband tegenspreekt (Savicki, 2007).

Daarbij is er sprake van een publicatiebias in de meta-analyse, wat mogelijk zorgt voor een overschatting van het werkelijke verband (Welmers-Van de Poll et al., 2017).

De methode van een meta-analyse heeft naast veel voordelen ook limitaties: zo worden verschillende studies bij elkaar genomen, die soms lastig met elkaar te vergelijken zijn. Tevens is het aan de onderzoeker om weloverwogen studies te combineren en te integreren (Huque, 1988), waarbij fouten kunnen worden gemaakt.

Implicaties voor Toekomstig Onderzoek

Een aanbeveling voor vervolgonderzoek is om meer onderzoek uit te voeren, wegens gebrek aan, naar de correlatie tussen motivatie en behandeluitkomsten in de residentiële jeugdhulp, waaronder ook meta-analyses (Van Binsbergen et al., 2001; Miller & Rollnick, 2015). In dit toekomst onderzoek kunnen de hierboven benoemde limitaties worden

meegenomen. Dat het concept motivatie een moderator is, duidt erop dat het van belang is om een meer eenduidige definitie te gebruiken in onderzoek, hetgeen in het empirisch werkveld

(24)

niet het geval is (Drieschner et al., 2004). Daarnaast lijkt uit deze meta-analyse naar voren te komen dat in toekomstig onderzoek naar motivatie bij jeugdigen in de residentiële jeugdzorg motivatie beter door een professional kan worden gemeten, zoals in het onder zoek van Martin en collega’s (2015), dan door de jongere zelf. Echter, dit zou uit meerdere

onderzoeken moeten blijken. Vervolgonderzoek dient motivatie niet te zien als een statisch gegeven, maar als een dynamische, veranderlijk iets (Van Binsbergen et al., 2001) en daarom is het van belang om motivatie meerdere malen in de behandeling te meten en niet enkel aan de start van de behandeling. Zo kan worden onderzocht of veranderende motivatie van invloed is op behandeluitkomst. Meer en beter onderzoek op dit onderzoeksgebied is nodig om beter zicht te krijgen het verband tussen motivatie en behandeluitkomsten in residentiële jeugdhulp, zodat betere implicaties kunnen worden gegeven voor in de praktijk.

Conclusie

Dit onderzoek onderzocht de correlatie tussen behandelmotivatie en

behandeluitkomsten in de residentiële jeugdhulp door het analyseren van data van 12 studies betreffende 11 onafhankelijke steekproeven. De bevindingen wijzen aan dat een hogere mate van motivatie een voorspeller is van betere behandeluitkomsten, hetgeen het belang van het investeren in behandelmotivatie bij jeugdigen in residentiële jeugdhulp bevestigt. Gezien de ernst van de problematiek van deze doelgroep, hetgeen ook mogelijk effecten kan hebben op lange termijn, is het van uiterst belang dat de behandeling aanslaat en op factoren inspeelt die hierin een rol spelen, zoals motivatie. Motivatie is veranderlijk en kan toenemen door het inzetten van interventies, zoals motiverende gespreksvoering (Van Binsbergen et al. , 2001; Gowers & Smyth, 2004; Merill, 2014; Miller & Rollnick, 2002; Verdonck & Jaspaert, 2009), waarbij bekend is dat motivatie het meest toeneemt in de eerste paar sessies (Merill et al., 2017). Zodat in de behandeling een sterke basis wordt gelegd van motivatie, die na de

behandeling kan worden vastgehouden.Daarnaast moet in beschouwing worden genomen dat

meerdere factoren van invloed kunnen zijn op de behandeluitkomsten zoals de therapeutische relatie (Zuroff et al., 2007) en vaardigheden om gedrag te veranderen (Friedman et al., 2004) en dat niet alleen motivatie een rol speelt, wat minder de druk alleen bij de cliënt legt (Miller, 1985).

(25)

Literatuurlijst

*Abdel-Salam, S. (2011). Self-control as a predictor of retention in, and recidivism, and relapse following therapeutic community treatment for drug-abusing adolescents. (Doctoral dissertation). Retrieved from ProQuest Dissertations Publishing. (3457855). Andrews, D. A., Bonta, J., & Wormith, J. S. (2011). The risk-need-responsivity (RNR)

model: Does adding the good lives model contribute to effective crime

prevention?. Criminal Justice and Behavior, 38, 735-755. Assink, M., & Wibbelink, C. M. (2016). Fitting three-level metaanalytic models in R: A

step-by-step tutorial. The Quantitative Methods for Psychology, 12, 154–174

Bettmann, J. E., Lundahl, B. W., Wright, R., Jasperson, R. A., & McRoberts, C. H. (2011). Who are they? A descriptive study of adolescents in wilderness and residential programs. Residential Treatment for Children & Youth, 28, 192-210.

Brauers, M., Kroneman, L., Otten, R., Lindauer, R., & Popma, A. (2016). Enhancing adolescents' motivation for treatment in compulsory residential care: A clinical

review. Children and Youth Services Review, 61, 117-125. *Breda, C. S., & Heflinger, C. A. (2007). The impact of motivation to change on substance

use among adolescents in treatment. Journal of Child & Adolescent Substance Abuse, 16, 109-124.

Bruning, M., Liefaard, T., & Vlaardingerbroek, P. (2016). Jeugdrecht en jeugdhulp. Amsterdam: Reed Business Information

Castro‐Fornieles, J., Casulà, V., Saura, B., Martínez, E., Lazaro, L., Vila, M., ... & Toro, J. (2007). Predictors of weight maintenance after hospital discharge in adolescent anorexia nervosa. International Journal of Eating Disorders, 40, 129-135.

(26)

Clair, M., Stein, L. A. R., Martin, R., Barnett, N. P., Colby, S. M., Monti, P. M., ... & Lebeau, R. (2011). Motivation to change alcohol use and treatment engagement in incarcerated

youth. Addictive Behaviors, 36, 674-680.

Clarke, A., Simmonds, R., & Wydell, S. (2004). Delivering cognitive skills programmes in prison:A qualative Study. Home Office Finding NO. 242. Research Development and Statistics Directorate. London, Home Office.

Cohen, J. (1988). Statistical power analysis for the behavioral sciences (2nd ed.). Hillsdale: Erlbaum

Deci, E. L., & Ryan, R. M. (1980). The empirical exploration of intrinsic motivational processes. Advances in Experimental Social Psychology, 13, 39-80. De Lange, M., Boendermaker, L., Goorden, O., Kleijnen, B., Kwakman, S., Kwee, I., ... &

Simonis, C. (2011). Verzorging en opvoeding in de residentiële jeugdzorg. Jeugd en Co Kennis, 5, 40.

Delinsky, S. S., Thomas, J. J., Germain, S. A. S., Ellison Craigen, K., Weigel, T. J.,

Levendusky, P. G., & Becker, A. E. (2011). Motivation to change among residential treatment patients with an eating disorder: Assessment of the multidimensionality of motivation and its relation to treatment outcome. International Journal of Eating

Disorders, 44, 340-348.

Drieschner, K. H., Lammers, S. M., & Van der Staak, C. P. (2004). Treatment motivation: An attempt for clarification of an ambiguous concept. Clinical Psychology Review, 23,

1115-1137.

*Fickenscher, A., Novins, D. K., & Beals, J. (2006). A pilot study of motivation and treatment completion among American Indian adolescents in substance abuse

(27)

*Friedman, A. S., Terras, A., & Glassman, K. (2004). The role of participant motivation in the outcome of a prevention/early intervention program for adolescent substance use problems and illegal behavior. Journal of Child & Adolescent Substance Abuse, 13, 1-28.

Gowers, S. G., & Smyth, B. (2004). The impact of a motivational assessment interview on initial response to treatment in adolescent anorexia nervosa. European Eating

Disorders Review, 12, 87-93.

*Harder, A. T., Knorth, E. J., & Kalverboer, M. E. (2012). Securing the downside up: Client and care factors associated with outcomes of secure residential youth care.

Child Youth Care Forum, 41, 259-276.

Hillen, S., Dempfle, A., Seitz, J., Herpertz-Dahlmann, B., & Bühren, K. (2015). Motivation to change and perceptions of the admission process with respect to outcome in

adolescent anorexia nervosa. BMC Psychiatry, 15, 140.

Huque MF. Experiences with meta-analysis in NDA submissions. (1988). Proceedings of the biopharmaceutical section of the American Statistical Association, 2, 28-33.

*Joe, G. W., Knight, D. K., Becan, J. E., & Flynn, P. M. (2014). Recovery among

adolescents: Models for post-treatment gains in drug abuse treatments. Journal of Substance Abuse Treatment, 46, 362-373.

Johnson, L. M., Antle, B. F., & Barbee, A. P. (2009). Addressing disproportionality and disparity in child welfare: Evaluation of an anti-racism training for community service providers. Children and Youth Services Review, 31, 688-696.

*Kelly, J. F., Myers, M. G., & Brown, S. A. (2000). A multivariate process model of adolescent 12-step attendance and substance use outcome following inpatient treatment. Psychology of Addictive Behaviors, 14, 376.

(28)

Kromhout, M., Eldering, L., & Knorth, E. J. (2000). Cultural differences in residential child and youth care: Analyzing perspectives. Child and Youth Care Forum, 6, 359-372. Leenarts, L. E., Hoeve, M., Van de Ven, P. M., Lodewijks, H. P., & Doreleijers, T. A. (2013).

Childhood maltreatment and motivation for treatment in girls in compulsory residential care. Children and Youth Services Review, 35, 1041-1047.

Libby, A. M., Coen, A. S., Price, D. A., Silverman, K., & Orton, H. D. (2005). Inside the black box: What constitutes a day in a residential treatment centre? International

Journal of Social Welfare, 14, 176-183.

Mathys, C. (2017). Effective components of interventions in juvenile justice facilities: How to take care of delinquent youths? Children and Youth Services Review, 73, 319-327. *Martin, A. M., Ruiz, C., Hernandez-Fernaud, E., Arregui, J. L., & Hernandez, B. (2010).The

impact of the PPS-VCJ on attitudes and behavior of juveniles placed in centers a result of judicial measures. In M. Frias-Armenta (Eds.), Bio-Psycho-Social

Perspectives on International Violence, (pp. 311-331). Nova Science Publishers, Inc. *Martin, R. A., Stein, L. A., Clair, M., Cancilliere, M. K., Hurlbut, W., & Rohsenow, D. J.

(2015). Adolescent Substance Treatment Engagement Questionnaire for incarcerated teens. Journal of Substance Abuse Treatment, 57, 49-56.

Maughan, B., & Kim-Cohen, J. (2005). Continuities between childhood and adult life. The

Britisch Journal of Psychiatry, 187, 301-303.

*McHugh, M. D. (2007). Readiness for change and short‐term outcomes of female adolescents in residential treatment for anorexia nervosa. International Journal of Eating Disorders, 40, 602-612.

Mello, Z. R. (2009). Racial/ethnic group and socioeconomic status variation in educational and occupational expectations from adolescence to adulthood. Journal of Applied Developmental Psychology, 30, 494-504.

(29)

Merill, B. M. (2014). Youth motivation as a predictor of treatment outcomes in a community mental health system. (Doctoral dissertation). Retrieved from BYU Scholars

Archive.(4187)

Merrill, B. M., Warren, J. S., Garcia, D. J., & Hardy, S. A. (2017). Youth motivation as a predictor of treatment outcomes in a community mental health system. Psychotherapy Research, 27, 215-226.

Miller, W. R. (1985). Motivation for treatment: A review with special emphasis on alcoholism. Psychological bulletin, 98, 84.

Miller, K. A. 1988. Intrinsic Motivation and Self-Determination in Human Behavior.

Contemporary Sociology, 17, 253. Miller, W. R., & Rollnick, S. (2002). Motivational interviewing: Preparing people for change

(2nd ed.). New York: Guilford Press.

Nederlands Jeugd Instituut [NJI]. (2016a). Cijfers over jeugd en opvoeding: Justitiële jeugdinrichting (JJi). Verkregen op 12 maart 2016 van

http://www.nji.nl/nl/Databank/Cijfers-over-Jeugd-en-Opvoeding/Cijfers-per-voorziening/(319749)-Justiti

Nederlands Jeugd Instituut [NJI]. (2016b). Cijfers over jeugd en opvoeding: Residentiële jeugdzorg. Verkregen op 12 maart 2016 van

http://www.nji.nl/nl/Databank/Cijfers-over-Jeugd-en-Opvoeding/Overzicht-van-de-jeugdsector-Residenti

Ngo, V. K., Asarnow, J. R., Lange, J., Jaycox, L. H., Rea, M. M., Landon, C., ... & Miranda, J. (2009). Outcomes for youths from racial-ethnic minority groups in a quality improvement intervention for depression treatment. Psychiatric Services, 60, 1357-1364.

(30)

Olver, M. E., Stockdale, K. C., & Wormith, J. S. (2011). A meta-analysis of predictors of offender treatment attrition and its relationship to recidivism.Journal of Consulting and Clinical Psychology, 79, 6-21. M., Ouzzani, H., Hammady, Z., Fedorowicz, & A. Elmagarmid (2016). Rayyan — a web and

mobile app for systematic reviews, Systematic Reviews, 5, 210. doi:10.1186/s13643-016-0384-4.

Prochaska, J. O., DiClemente, C. C., & Norcross, J. C. (1992). In search of how people

change: Applications to addictive behaviors. American Psychologist, 47, 1102. Roest, J. J., Van der Helm, G. H. P., & Stams, G. J. J. M. (2016). The relation between

therapeutic alliance and treatment motivation in residential youth care: A

cross-lagged panel analysis. Child and Adolescent Social Work Journal, 33, 455-468. *Savicki, K. L. (2007). Working alliance, readiness for change, and theory of change as

predictors of treatment success among incarcerated adolescents. (Doctoral dissertation). Retrieved from ProQuest Dissertations Publishing. ( 3284683). Schwitzer, A. M. (2012). Diagnosing, conceptualizing, and treating eating disorders not

otherwise specified: A comprehensive practice model. Journal of Counseling & Development, 90, 281-289.

Slavet, J. D., Stein, L. A. R., Colby, S. M., Barnett, N. P., Monti, P. M., Golembeske, C., & Lebeau-Craven, R. (2006). The Marijuana Ladder: Measuring motivation to change marijuana use in incarcerated adolescents. Drug and Alcohol Dependence, 83, 42-48. Thompson-Brenner, H., Franko, D. L., Thompson, D. R., Grilo, C. M., Boisseau, C. L.,

Roehrig, J. P., ... & Devlin, M. J. (2013). Race/ethnicity, education, and treatment parameters as moderators and predictors of outcome in binge eating disorder. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 81, 710.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze gespreksmethode is ontwikkeld om die barrières te overwinnen en patiënten te stimuleren om hun ervaringskennis, behoeften en verwachtingen naar voren te brengen die relevant

analysis of registry data may help to gain insights into the clinical performance of second- generation DES. However, data obtained from randomized controlled trials are considered

Segments: Variable that shows 4 different segments of beer: Premium, Non-Premium, Imported, Light.. In the data set the variable is reported as nest1 Price interaction: Interaction

They are used in the fabrication of a growing range of devices such as transducers (such as ultrasonic acoustic wave), actuators (microfludic pump), pressure sensor

Naast de billijke vergoeding wegens ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, waarvan sprake kan zijn bij verzoeken tot ontbinding van de

As Ahasveros haar op hierdie tydstip van die verhaal vra of sy nog ’n wens het, nadat hy reeds al haar versoeke toegestaan het, vra sy dat hy die Jode in die stad Susa weer eens

These recommender systems, which are based on trajectory data and social media profiles, are used for the recommendation of location-bound objects, such as holiday homes or

Thus, adjustment of brush grafting density and chain length by surface dilution of initiator molecules, and application of controlled radical SIPs (such as RAFT 91 or ATRP 97