• No results found

Invloed leefklimaat op de sociaal-emotionele ontwikkeling van jongeren in gesloten jeugdzorg

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Invloed leefklimaat op de sociaal-emotionele ontwikkeling van jongeren in gesloten jeugdzorg"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Invloed Leefklimaat op de Sociaal-Emotionele Ontwikkeling van Jongeren in Gesloten Jeugdzorg

Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen Universiteit van Amsterdam

Steffeny Jorden (10203672) Amsterdam, 30-01-2017

(2)

Inhoudsopgave

Samenvatting 3

Inleiding 4

Hoofdstuk 1 7

• Factoren die niet bijdragen aan de sociale emotionele ontwikkeling 7

• Gesloten leefklimaat 7

• Repressie 8

• Negatieve informatie verwerking 10

Hoofdstuk 2 12

• Factoren die wel bijdragen aan de sociale emotionele ontwikkeling 12

• Open leefklimaat 12 • Therapeutische relatie 15 • Groepscohesie 16 Conclusie en discussie 17 • Implicaties en vervolgonderzoek 20 Literatuurlijst 22

(3)

Abstract

Deze studie gaat over het leefklimaat binnen gesloten jeugdzorg en de invloed hiervan op de sociale emotionele ontwikkeling van de ingesloten jongeren. Gesloten

Jeugdzorg is een maatregel die wordt ingezet als jongeren ernstig bedreigd worden in hun geestelijke en/of lichamelijke ontwikkeling. Het is een gesloten vorm van

jeugdzorg met als doel jongeren te beschermen tegen zichzelf en de omgeving. Het leefklimaat wordt gekenmerkt met repressie, dwang en controle, wat resulteert in agressie, geweld en antisociaal gedrag. Dit met als gevolg een negatieve invloed op de sociaal-emotionele ontwikkeling. Het leefklimaat moet gericht zijn op het vergroten van sociale vaardigheden en het ontwikkelen van de emotieregulatie.

Vervolgonderzoek kan gericht worden op de mogelijkheid voor therapeutische zorg en het aanbieden van een toekomstperspectief.

Kernwoorden: gesloten jeugdzorg, open leefklimaat, gesloten leefklimaat, therapeutische relatie

(4)

Het Leefklimaat en Sociaal Emotionele Ontwikkeling in Gesloten Jeugdzorg Uit de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (2016) blijkt dat 9.465 jongeren jeugdbescherming hebben ontvangen in het jaar 2016.

Jeugdbescherming is het belangrijkste instrumentarium voor de overheid om in te grijpen als de lichamelijk en/of geestelijke ontwikkeling van een minderjarige in ernstige mate wordt geschaad of bedreigd (Kruithof, 2008). Een bekende maatregel van jeugdbescherming is de gesloten vorm van jeugdzorg (Jeugdzorgplus). Dit is een intensieve vorm van jeugd- en opvoedhulp (Broeders, Van der Helm, & Stams, 2015), waarbij altijd een machtiging gesloten plaatsing van de kinderrechter vereist is

(Vermaes & Nijhof, 2014). Jongeren blijven gedurende drie tot zes maanden in groepen van 8 tot 10 mensen gedwongen bij elkaar. Het opsluiten van de jongeren verhoogt de kans op geweld, zelfbeschadiging en besmetting van antisociaal gedrag door leeftijdsgenoten (Detrick, 2008), waardoor problemen kunnen ontstaan in de sociaal-emotionele ontwikkeling.

In deze studie staat de volgende hoofdvraag centraal: “Wat is de invloed van het leefklimaat van gesloten jeugdzorg op de sociaal-emotionele ontwikkeling van jongeren in de leeftijd van 12-18 jaar?”

Om de hoofdvraag te beantwoorden zijn de volgende deelvragen geformuleerd: 1. Welke factoren van het leefklimaat dragen niet bij aan de sociaal-emotionele

ontwikkeling van jongeren in gesloten jeugdzorg?

2. Welke factoren van het leefklimaat dragen bij aan de sociaal-emotionele ontwikkeling van jongeren in gesloten jeugdzorg?’

Hoewel reeds veel onderzoek is gedaan naar de effectiviteit van het

leefklimaat in een gesloten vorm van jeugdzorg, is de meerwaarde van dit onderzoek dat de focus wordt gelegd op de sociaal-emotionele ontwikkeling van jongeren in een

(5)

gesloten instelling. De meeste onderzoeken zijn gericht op de behandelmotivatie, agressie en de sociale informatieverwerking etc. (Van der Helm, Wissink, Stams, & De Jong, 2011 en Giesen, van der Heide, van der Helm, & Stams, 2011). Met de sociaal-emotionele ontwikkeling van jongeren wordt in deze studie bedoeld een proces waarin sociale en emotionele vaardigheden worden ontwikkeld (Niehaus, & Adelson, 2014). Jongeren leren omgaan met eigen emoties, leren samenwerken, ontwikkelen luistervaardigheden en emotieregulatie vaardigheden (Niehaus, & Adelson, 2014). Tevens is voor de sociaal-emotionele ontwikkeling gekozen, omdat jongeren fundamentele levensvaardigheden verwerven voor het ontwikkelen van een persoonlijke identiteit en om relaties op te bouwen (Van Overveld, 2010). Verstoring hiervan kan verschillende psychische en gezondheidsproblemen met zich meebrengen (Van Overveld, 2010). Uit onderzoek blijkt dat jongeren met een verstoorde sociaal-emotionele ontwikkeling vaak de kans lopen weer in criminaliteit te vallen vanwege gebrek aan sociale vaardigheden (Eltink, van der Helm, Wissink, & Stams, 2015). Tot slot geven de uitkomsten van dit onderzoek inzicht in welke impact het leefklimaat in een gesloten instelling heeft op de sociaal-emotionele ontwikkeling en kan dit

uitgangspunten vormen voor het verbeteren van de kwaliteit van het leefklimaat. Het leefklimaat binnen de instelling wordt gekenmerkt door ingrijpende controlerende en dwangmaatregelen en repressie (Boendermaker, 2008). De opgesloten jongeren ervaren deze situatie als een stressvolle ervaring hetgeen kan leiden tot depressie en agressie (Broeders, Van der Helm, & Stams, 2015). Verder kan het leefklimaat binnen gesloten instelling een belangrijke rol spelen bij het in stand houden van antisociaal gedrag (Giesen, van der Heide, van der Helm, & Stams, 2011). De meeste jongeren binnen de instelling vertonen antisociaal onaangepast gedrag in sociale probleemsituaties vanwege een negatieve sociale

(6)

informatieverwerking (Giesen, van der Heide, van der Helm, & Stams, 2011). Sociale informatieverwerking wordt bepaald door de informatieverwerkingscapaciteiten, deze zijn het werkgeheugen, oorzaak-gevolg denken en concentratie niveau, en de database van het individu. Het gaat hier om eerdere opgeslagen ervaringen en herinneringen in de hersenen. Een verstoring in deze factoren door bijvoorbeeld verwaarlozing,

mishandeling, lichamelijke en streng straffen, kan leiden tot een negatieve sociale informatieverwerking (Eltink, van der Helm, Wissink, & Stams, 2015).Verschillende onderzoeken hebben aangetoond dat een positief leefklimaat samenhangt met betere sociale informatieverwerking (Eltink, van der Helm, Wissink, & Stams, 2015; Giesen, van der Heide, van der Helm, & Stams, 2011), acceptatie van nazorg en minder recidive (Schubert, Mulvey, Loughran, & Loyosa, 2012). Een negatief leefklimaat hangt daarentegen samen met een lagere score op bovengenoemde aspecten en met meer agressie, denkfouten en criminele cognities (Ros, Van der Helm, Wissink, Stams & Schaftenaar, 2013). Het is daarom essentieel dat gesloten jeugdzorg gericht is op het creëren van een positief leefklimaat met als doel verdere problemen in de sociaal-emotionele ontwikkeling van de jongeren te voorkomen. Dit kan door een veilige leefklimaat te creëren, waarin ondersteuning, structuur, groei en een goede groepssfeer centraal staan (Van der Helm & Stams, 2013).

De centrale onderzoeksvraag zal zo nauwkeurig mogelijk beantwoord worden door eerst de factoren van het leefklimaat die niet bevorderlijk zijn voor de sociaal- emotionele ontwikkeling van jongeren in een gesloten instelling te bespreken. Hierbij staat het gesloten leefklimaat centraal. Daarna wordt een overzicht gegeven van factoren van het leefklimaat die bijdragen aan de sociaal- emotionele ontwikkeling van jongeren. Hier wordt het open leefklimaat en therapeutische-cliënt relatie in

(7)

verband gebracht met de sociaal-emotionele ontwikkeling van jongeren in gesloten jeugdzorg.

Leefklimaatfactoren die niet bijdragen aan sociaal-emotionele ontwikkeling van ingesloten jongeren.

Gesloten groepsklimaat

Binnen een gesloten instelling kan sprake zijn van factoren die een negatieve impact hebben op de sociaal-emotionele ontwikkeling van de jongeren. Zo zijn er weinig mogelijkheden voor groei, gebrek aan ondersteuning en sprake van een negatieve groepsomgang (sfeer) (Liebling & Maruna, 2005; Van der Helm et al, 2011). Tracy, Cheng, Robbins en Tresznieuwsky (2010) concluderen dat

hiërarchische gestructureerde omgevingen, zoals gevangenissen, een negatieve impact hebben op de emotionele ontwikkeling en de geestelijke gezondheid. Voorts

concludeerden Marshall & Burton (2010) dat in een gesloten setting vaak sprake is van negatieve onderlinge beïnvloeding, conflicten en agressie op de groep en beheersmatige aanpak of repressie door groepsleiders. Deze factoren dragen niet bij aan de sociaal- emotionele ontwikkeling.

Van der Helm, Lotte, Stams en van der Laan (2014) hebben onderzoek gedaan naar de relatie tussen duur detentie verblijf, leefgroepsklimaat, coping en

behandelingsmotivatie van 59 gedetineerde jongeren in een Nederlandse Jeugdzorg instelling. Zij vonden een verband tussen een repressief leefklimaat en passieve coping. Passieve coping is een manier om emoties te onderdrukken en wordt vaak ingezet door gevangenen die voor langere tijd ingesloten worden. Onderzoek heeft aangetoond dat passieve coping een negatief effect heeft op behandelingsmotivatie vanwege gebrek aan verantwoordelijkheid en onrealistische optimisme (Van der Helm et al., 2009). De behandelingsmotivatie is nodig om te kunnen profiteren van

(8)

interventies die gericht zijn op het behandelen van verschillende gedragsproblemen zowel binnen als buiten de instelling. De behandelingsmotivatie van ingesloten jongeren kan echter niet afgedwongen worden (Van der Helm, Wissink, Stams, & De Jong, 2011).

Repressie

In een repressief leefklimaat werken groepsleiders vaker beheersmatig vanwege gebrek aan motivatie en kennis (Van der Helm & Stams, 2013). Ook door angst voor conflicten binnen de leefgroepen zijn groepsleiders geneigd minder responsief en flexibel op te treden. Voorts zijn ze minder in staat te reflecteren op eigen professioneel gedrag en het gedrag van hun teamleden (Van der Helm, Boekee, Stams, & Van der Laan, 2011).

Een repressief leefklimaat wordt gekenmerkt door een asymmetrische machtsverhouding, afhankelijkheid van groepsleiders, gebrek aan wederzijdse

respect, overmatig toepassen van straffen en regels, angst en een onveilig gevoel (Van der Helm, Beunk, Stams, & Laan, 2014). Het beheersmatig werken heeft een negatief effect op de sociaal-emotionele ontwikkeling van de ingesloten jongeren. Deze

kunnen zich onveilig en onzeker voelen wat kan leiden tot sociale isolatie. Verder kan door beheersmatig gedrag, agressie en opstandig gedrag ontstaan, waardoor het leefklimaat binnen de groep verslechtert (Van der Helm, Boekee, Stams, & Van der Laan, 2011), met als gevolg dat er met de behandelingen geen positieve effecten worden bereikt (Van der Helm, Wissink, Stams, & De Jong, 2011). Van der Helm, Stams, van Genabeek, & van der Laan (2012) hebben onderzoek gedaan naar de relatie tussen groepsklimaat, persoonlijkheid en zelf gerapporteerde agressie bij 59 opgesloten delinquente jongens met een gemiddelde leeftijd van 17.4 jaar. Zij concludeerden dat een repressief leefklimaat werd geassocieerd met lage

(9)

neuroticisme. In een repressief leefklimaat uiten jongeren agressief gedrag als gevolg van hun instabiele persoonlijkheidskenmerken. Voorts vindt er in de directe omgeving van de jongeren binnen een repressief leefklimaat vaak herhaald geweld plaats.

Hierdoor wordt het stress-systeem, de wijze waarop zij bedoelingen van andere waarnemen, negatief beïnvloed (Van der Helm, Stams, van Genabeek, & van der Laan, 2012).

Van der Helm & Stams (2012) onderzochten conflicten en het copingsgedrag van jongeren en groepsleiders in een gesloten instelling. Dit onderzoek wees uit dat een gesloten leefklimaat niet bevorderlijk is voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van jongeren. Jongeren denken en handelen emotioneel en hebben zowel een gebrek aan impulscontrole als aan actieve probleemoplossingsstrategieën. Ook is een gesloten instelling waarbij de nadruk wordt gelegd op persoonlijke overleving, concurrentie, vermijdingsconflict, oplossingsstrategieën en emotioneel denken, niet stimulerend voor het groei- en leerproces van de jongeren.

In een gesloten instelling leven mensen met verschillende persoonlijke eigenschappen bij elkaar en is er sprake van verschillende machtsverhoudingen waardoor sociale-emotionele conflicten ontstaan (Van der Helm & Stams, 2012). Sociale-emotionele conflicten zijn ingewikkeld en kunnen door een combinatie van dwang en actieve probleemoplossingsstrategieën worden opgelost. Als er sprake is van dwang zonder actieve probleemoplossingsstrategieën kunnen problemen vaak resulteren in wrok, conflicten binnen de groep, actieve en passief agressie en emotioneel denken en stress. Om probleemoplossingsstrategieën adequaat toe te kunnen passen moet sprake zijn van goed ontwikkelde executieve functies,

impulscontrole en integratief redeneren. Echter, jongeren in een gesloten instelling hebben dikwijls een gebrek aan impulscontrole en gebruiken zij vaak negatieve

(10)

strategieën om conflicten op te lossen. Dit negatief gedrag kan weer gezien worden als een copingsreactie op een onveilige en ongestructureerd omgeving van jongeren in een gesloten instelling. Het emotioneel denken wordt geassocieerd met de behoefte aan controle en macht en gebrek aan impulscontrole. Bij conflicten ontstaat bij emotioneel denken angst en depressie hetgeen kan resulteren in minder cognitieve flexibiliteit, weerstand tegen verandering en denkfouten. Het emotioneel denken van jongeren tijdens een conflict is het meest negatieve gevolg van een repressieve gesloten instelling. Een conflict tussen een jongeren en een teamleider over een eenvoudige taak kan leiden tot een sociaal-emotioneel conflict en agressie. Dit leidt tot een negatieve sociale informatieverwerking (Van der Helm & Stams, 2012). Negatieve sociale informatie verwerking

Een gesloten repressief leefklimaat belemmert de sociale

informatieverwerking van de jongeren. Vaak hebben deze jongeren bij aankomst in gesloten jeugdzorg een negatieve sociale informatieverwerking. Dit houdt in dat zij gebrek hebben aan empathisch vermogen, extra gevoelig zijn voor signalen van dreiging, een gebrek hebben aan sociale vaardigheden en vijandig zijn tegenover andere mensen (Jolliffe & Farrington, 2004). De jongeren komen meestal uit een onveilige omgeving en hebben negatieve ervaringen, zoals verwaarlozing,

mishandeling en misbruik, waardoor zij extra gevoelig zijn voor signalen van dreiging en zich hierdoor vijandig opstellen (Sato, Uono, Matsuura, & Toichi, (2009). Voorts lieten deze onderzoeker zien dat delinquente jongeren met een gebrekkige sociale informatieverwerking neutrale gezichten als vijandig kunnen waarnemen. Recent onderzoek beschrijft dit vijandig gedrag in sociale probleemsituaties toe aan

denkfouten van jongeren (Eltink, van der Helm, Wissink, & Stams, 2015). In sociale situaties hebben jongere niet het vermogen om te concurreren met andere en tevens

(11)

het onvermogen om gezag en hulp te accepteren (Van der Helm & Stams, 2012). Deze jongeren zijn niet in staat op een adequate manier te reageren op de sociale omgeving en zijn dan ook eerder geneigd agressief gedrag te vertonen (Eltink, van der Helm, Wissink, & Stams, 2015). Als jongeren zich onveilig voelen uit dit zich ook in agressie. En agressie is een vorm van inadequaat sociaal gedrag in problematische sociale situaties.

Er blijken nog steeds incidenten plaats te vinden in gesloten instellingen waarbij agressie een rol speelt. Dit komt mede door de afwezigheid van veiligheid binnen de leefgroep. Van der Helm, Boekee, Stams, & van der Laan (2011) hebben met hun onderzoek aangetoond dat medewerkers de neiging hebben om te vechten of te vluchten als sprake is van agressie en geweld. Hierdoor worden de jongeren de baas in de groep hetgeen leidt tot onveiligheid.

Uit bovenstaande onderzoeken kan worden afgeleid dat een gesloten

leefklimaat niet bevorderend is voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van jongeren binnen een gesloten instelling. Verschillende onderzoeken lieten zien dat opsluiten van de jongeren zorgt voor agressief. Dit komt door het beheersmatig werken van groepsleiders en door gebrek aan keuzevrijheid van de jongeren. Binnen de leefgroepen vinden regelmatig conflicten plaats die vanwege een onprofessionele aanpak van groepsleiders escaleert. Omdat groepsleiders gebrek hebben aan kennis zijn deze geneigd beheersmatig te werken wat resulteert in geweld en agressie op de leefgroepen. Niet alleen het onprofessioneel gedrag van groepsleiders is het gevolg van conflicten op de leefgroepen, maar ook de instabiele persoonlijkheidskenmerken van de jongeren kunnen invloed hebben op hoe conflicten worden opgelost. Vanwege een negatieve informatie verwerking is het moeilijk voor de jongeren om signalen als positief op te vangen, waardoor sociale conflicten ontstaan.

(12)

Factoren van het leefklimaat die bij dragen aan de sociaal-emotionele ontwikkeling van ingesloten jongeren

Openleefklimaat

Om de sociaal-emotionele ontwikkeling te bevorderen is een positief

leefklimaat van belang. Dit is volgens orthopedagoog Kok (1992) een gestructureerd leefklimaat dat bestaat uit veiligheid en begrenzing, respect, vertrouwen en

waardering. Dit zijn ook de kenmerken van een open leefklimaat. Een open

leefklimaat wordt volgens Van der Helm & Stams (2013) ook gekenmerkt door steun, groei, veiligheid, structuur en flexibiliteit. Hierbij is aangetoond dat flexibiliteit noodzakelijk is voor sociaal leren (Van der Helm & Stams, 2012).

Diverse onderzoeken laten zien dat een open leefklimaat betere kwaliteiten heeft ten opzichte van een gesloten leefklimaat. De kwaliteit binnen de leefgroepen wordt aan de hand van het zo geheten Prison Group Climate Instrument (PGCI ) gemeten. Dit instrument meet in hoeverre sprake is van ondersteuning, groei, repressie en sfeer binnen de leefgroepen (Van der Helm & Stams, 2013). Hierdoor kan bepaald worden of een leefklimaat positief of negatief is. Zo blijkt dat er sprake is van een positief leefklimaat bij een hogere score op ondersteuning, groei, sfeer en van een negatieve leefklimaat, ook wel gesloten leefklimaat, bij hogere scores op repressie (Strijbosch, et al., 2013). Ondersteuning en groei hebben de meeste invloed op het totale leefklimaat (Van der Helm et al., 2011). Jongeren die zich gesteund voelen laten minder agressie zien, zijn open en laten meer empathisch gedrag zien dan jongeren die zich niet gesteund voelen. Ook in de sociale omgang met andere laten opgesloten jongeren in een open leefklimaat empathisch gedrag zien (Van der Helm, Stams, Van der Stel, Van Langen, & Van der Laan, 2011).

(13)

onderzoek ook zien dat een open leefklimaat bevorderend is voor de

sociaal-emotionele ontwikkeling van ingesloten jongeren. Zo blijkt dat een open leefklimaat buffert tegen agressie in de leefgroepen door het stimuleren van pro-sociaal gedrag. Dit hebben Van der Helm, Stams, van Genabeek, & van der Laan (2012) ook met hun onderzoek bevestigd. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat een open leefklimaat positief samenhangt met vriendelijkheid, openheid en buffert tegen agressie vanwege de positieve effecten op neuroticisme. In een open leefklimaat kunnen jongeren met instabiele persoonlijkheidskenmerken zich beter ontwikkelen. Eltink, van der Helm, Wissink, & Stams (2015) geven ook een bevestiging op bovenstaande bevindingen en concludeerden dat een open leefklimaat bevorderend is voor de sociaal-emotionele ontwikkeling. Voorts concludeerden zij dat er sprake is van minder problematisch gedrag in sociale situaties, minder problemen in het omgaan met autoriteiten en dat jongeren hebben minder moeite met het ontvangen van professionele hulp.

Volgens Van der Helm, Beunk, Stams, & Laan (2014) is er een relatie tussen een open leefklimaat en de behandelingsmotivatie en deze werd gemedieerd door actieve coping. Actieve coping wordt gekenmerkt door het vermogen om sociale steun te ontvangen van de samenleving en ook professionele hulp, zelf actief problemen op te lossen en in staat zijn informatie te zoeken (Lazarus & Folkman, 1984). Van der Helm, Klapwijk, Stams, & Van der Laan, (2009) ontdekten ook in hun onderzoek een verband tussen een open leefklimaat en een toename van de

behandelingsmotivatie en interne locus of control. Alleen door een positief

leefklimaat te ontwikkelen kan de intrinsieke motivatie van jongeren gestimuleerd worden. Een hoge behandelingsmotivatie binnen de leefgroepen bevordert de

veiligheid en sfeer binnen de instelling. Als jongeren zich veilig voelen neemt ook de kans op het vertonen van agressie en geweld af (Van der Helm, Wissink, Stams, & De

(14)

Jong, 2011).

Uit het onderzoek van Van der Helm, Boekee, Stams, & Van der Laan, 2011). is gebleken dat een open leefklimaat door het veiligheidsgevoel onder jongeren de onderlinge concurrentie kan verminderen en daardoor de veiligheid binnen de

leefgroep kan bevorderen. Een veiligheidsgevoel in het leefklimaat zorgt voor afname van agressief gedrag en geweld. Het toepassen van straffen is niet bevorderend voor de veiligheid in een gesloten instelling. Door een combinatie van flexibiliteit, controle en zorg kan de veiligheid op de leefgroepen bevorderd worden (Van der Helm,

Boekee, Stams, & Van der Laan, 2011). Ook kan een veilig leefklimaat aversief gedrag bij jongeren verminderen. Eltink, van der Helm, Wissink, & Stams (2015) lieten zien dat een open leefklimaat geassocieerd wordt met minder aversief gedrag op sociale probleemsituaties. Leeftijd en geslacht kunnen ook invloed hebben op de manier hoe adolescenten omgaan met sociale informatie. Zo is gebleken dat oudere adolescenten en meisjes minder aversief reageren op sociale probleemsituaties dan jongere adolescenten en jongens (Eltink, van der Helm, Wissink, & Stams, 2015). Opgesloten jongeren kunnen hun gedrag veranderen als hen een positieve toekomstperceptie binnen de instelling wordt aangeboden (Van der Helm, Boekee, Stams, & Van der Laan, 2011). Sociale neurowetenschappers hebben aangetoond dat een stimulerende omgeving kan resulteren in een betere executieve werking van de hersenen, betere sociale cognitie en sociaal leren (Gazzola, Aziz Zadeh, & Keysers, 2006) en kan zelfs leiden tot een verminderde mate van impulsiviteit en angst (Wykes et al., 2002). Van der Helm et al. (2011) hebben met hun onderzoek het belang van een positief groepsklimaat aangetoond en concludeerden dat een positief

groepsklimaat geassocieerd wordt met hogere niveaus van cognitieve empathie in een groep delinquente jongens. Hieruit blijkt wederom dat een open leefklimaat een

(15)

positief effect heeft op de persoonlijke ontwikkeling van jongeren. Van der Helm, Van Genabeek, Stams, & Van der Laan, (2011) geven aan dat het pro-sociaal gedrag als onderdeel van de persoonlijke ontwikkeling bevorderd wordt door succes in sociale rollen. Door een positieve rol aan te nemen en openheid in de leefgroepen, ontwikkelen jongere sociale vaardigheden en dit zal positieve aandacht bij

groepsleiders uitlokken (van der Helm et. al. 2009, van der Helm et al., in press). Gemotiveerde en emotioneel stabiele groepsleiders verbeteren de kwaliteit van het leefklimaat in een gesloten instelling.

Therapeutische relatie

Een therapeut-cliënt relatie bepaalt voor een groot deel de kwaliteit binnen de leefgroepen. Het kan de motivatie van jongeren doen toenemen en kan zorgen voor minder drop outs bij behandelingsprogramma’s. Een therapeut-cliënt relatie moet aan bepaalde kenmerken voldoen. Zo moet er sprake zijn van acceptie door de cliënt, interesse van therapeut in de cliënt, het motiveren van de cliënt en het verlenen van steun aan de cliënt (Marshall & Burton, 2010). Uit onderzoek is gebleken dat de kwaliteit van een therapeutische relatie belangrijker is dan bepaalde therapeutische technieken en kan zorgen voor een positief leefklimaat. Zo bleek dat er bij het toepassen van therapeutische technieken maar 15% van de mensen daadwerkelijk effectief behandeld werden, terwijl 30% van de mensen voordeel hadden aan de behandeling als er sprake was van een therapeutische relatie (Norcross, 2002). Als er sprake is van een goede relatie tussen de ingesloten jongeren en de groepsleiders ontstaat er vertrouwen, voelen jongeren zich veilig en raken zij gemotiveerd om deel te nemen aan behandelingsprogramma’s. Ook bevestigen Van der Helm & Stams (2013) dat de kwaliteiten van een pedagogische medewerker een positief effect hebben op het groepsklimaat. De pedagogische medewerker moet empathisch

(16)

vermogen bezitten, warmte geven, flexibel zijn, respect tonen, ondersteunend en emotionele responsief zijn (Marshall & Burton, 2010). Het is de taak van de pedagogisch medewerker om op een deskundige, uitnodigende, besliste en

vriendelijke wijze met de jongeren vorm te geven aan bovengenoemde aspecten van een leefklimaat. Als er op deze manier wordt gewerkt in een gesloten instelling maakt dat ook groepsbehandelingen mogelijk en komen interventies beter tot hun recht (Van der Helm & Stams, 2013).

Groepscohesie

Een ander factor die invloed heeft op de sociaal-emotionele ontwikkeling van jongeren is groepscohesie. Groepscohesie is een voorwaarde voor verandering en van essentieel belang voor het bereiken van effectieve behandelingsresultaten. Het gaat bij groepscohesie om actieve deelname van alle leden van de groep. Uit de meta

analytische studie over behandelingsprogramma’s van Dowden en Andrews (2004) bleek dat behandelingen veel effectiever waren als de groepsleiders ondersteunend waren, geen agressie vertoonden en cliënten aanmoedigden om op een

ondersteunende manier mee te doen aan de behandeling. Hierdoor konden de doelstellingen van het programma, te weten meer sociale vaardigheden, empathie, betere coping-strategieën, en oplossingsstrategieën, bereikt worden.

Uit bovenstaande bevindingen kan worden afgeleid dat een open leefklimaat en een professionele therapeut-cliënt relatie bevorderend is voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van jongeren binnen in gesloten instelling. In een open leefklimaat is sprake van meer empathie en pro-sociaal gedrag (Van der Helm & Stams, 2012), minder agressie en geweld. Vanwege de positieve sfeer in een open-leefklimaat is er ook minder sprake van sociale gedragsproblemen buiten de instelling en een

(17)

benadrukken de meeste onderzoek de invloed van een open leefklimaat op de

ontwikkeling van sociale vaardigheden. De sociale omgang tussen jongeren verbetert vanwege het feit dat deze in een vrije omgeving leven en hierdoor de mogelijkheid hebben om andere jongeren te benaderen. Bij gebrek aan sociale vaardigheden kan sociale isolatie ontstaan. Door het inzetten van ondersteunende therapeuten binnen leefgroepen kan de groepscohesie vergroot worden. Dit zorgt er voor dat de jongeren gemotiveerd meedoen aan behandelingsprogramma en deze ook positief afronden. Door het bijwonen en afronden van programma’s gericht op sociale vaardigheden, empathie, betere coping-strategieën, en oplossingsstrategieën kan de sociaal-emotionele ontwikkeling bevorderd worden.

Conclusie en discussie

Deze scriptie is geschreven vanwege het gebrek aan een goed pedagogisch leefklimaat in residentiële instellingen. Er is grote bezorgdheid over repressieve kenmerken van het leefklimaat in de leefgroepen en de mogelijke effecten daarvan op de sociaal-emotionele ontwikkeling van jongeren. Geweld, agressie, aangeleerde hulpeloosheid en institutionele afhankelijkheid, zijn kenmerken in de gesloten jeugdzorg die impact hebben op de sociaal-emotionele ontwikkeling van jongeren (Van der Helm et al., 2009). In deze studie werd onderzoek gedaan naar de invloed van het leefklimaat op de sociaal- emotionele ontwikkeling van jongeren in een gesloten instelling. Door zowel de factoren van het leefklimaat te bespreken die wel als niet bevorderlijk zijn is antwoord gegeven op de hoofdvraag in deze studie.

Uit de besproken onderzoeken kwam naar voren dat het leefklimaat binnen een gesloten instelling de sociaal-emotionele ontwikkeling van jongeren negatief kan beïnvloeden. Het beheersmatig werken van groepsleiders en het onverantwoord toepassen van dwang lijdt tot spanningen binnen de leefgroepen. De jongeren

(18)

reageren met agressie en geweld op deze handelingen. Er ontstaat hierdoor een

onveilige leefklimaat, waarin sociaal angstige jongeren zich terug trekken en hierdoor sociaal geïsoleerd raken. Het beheersmatig werken is vaak een onprofessionele aanpak van groepsleiders om conflicten binnen de leefgroepen te voorkomen. Daarnaast zijn groepsleiders minder in staat te reflecteren op eigen professioneel gedrag en het gedrag van hun teamleden (Van der Helm, Boekee, Stams, & Van der Laan, 2011). Verschillende onderzoeken lieten zien dat het opsluiten van jongeren zorgt voor agressie. Zo blijkt uit het onderzoek van Tracy, Cheng, Robbins en Tresznieuwsky (2010) dat hiërarchische gestructureerde omgevingen, zoals gevangenissen, een negatieve impact hebben op de emotionele ontwikkeling en de geestelijke gezondheid.

Het agressief gedrag van de jongeren kan ook worden verklaard door een negatieve sociale informatieverwerking. Jongeren encoderen en interpreteren sociale verwachtingen van anderen als negatief (Jolliffe & Farrington, 2004). Voorts kan agressie binnen de leefgroepen verklaard worden door geweld dat plaatsvindt in de directe omgeving. Hierdoor wordt de wijze waarop zij bedoelingen van andere

waarnemen negatief beïnvloed (Van der Helm, Stams, van Genabeek, & van der Laan (2012). Ook wordt opstandig gedrag en geweld in een gesloten instelling uitlokt door repressieve maatregelen. Van der Helm, Stams, van Genabeek, & van der Laan (2012) vonden in hun onderzoek een relatie tussen een repressief leefklimaat en een lage neuroticisme. Jongeren met instabiele persoonlijkheidskenmerken lieten eerder agressie zien dan jongeren met stabiele persoonlijkheidskenmerken in een repressief leefklimaat. Ook blijkt bij het toepassen van dwangmaatregelen zonder actieve probleemoplossingsstrategieën, actieve en passieve agressie, emotioneel denken en stress. Dit negatief gedrag wordt verstrekt in een onveilige en ongestructureerd

(19)

omgeving. Tot slot kan een onveilige situatie leiden tot sociale isolatie. De besproken factoren kunnen ervoor zorgen dat de behandelingsmotivatie van jongeren afneemt, met als gevolg dat er met de behandelingen geen positieve effecten worden bereikt (Schubert, Mulvey, Loughran, & Loyosa, 2012).

Uit andere zoeken is gebleken dat een open leefklimaat bevorderlijk is voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van jongeren. Zo blijkt dat een open leefgroep klimaat met positieve steun, de mogelijkheden tot groei, een goede sfeer en lage repressie worden geassocieerd met meer empathie tijdens detentie (Van der Helm, et al., 2011). Verder blijkt dat in een open leefklimaat de sociale en emotionele

vaardigheden van de jongeren beter tot ontwikkeling komen (Dowden en Andrews (2004). Ook het veiligheidsgevoel in een open leefklimaat zorgt voor afname van agressief gedrag en geweld. De Valk, Van der Helm, Beld, Schaftenaar, Kuiper, & Stams, 2015 beweren dat de veiligheid binnen de leefgroepen door een combinatie van flexibiliteit, controle en zorg bevorderd worden Ook kan een veilig leefklimaat aversief gedrag bij jongeren verminderen. Een open leefklimaat wordt ook

geassocieerd met minder aversief gedrag op sociale probleemsituaties (Eltink, van der Helm, Wissink, & Stams, 2015).

Een goede therapeutisch relatie is een belangrijke factor in gesloten jeugdzorg. Van der Helm & Stams (2013) laten met hun onderzoek zien dat de kwaliteiten van een pedagogische medewerker een positief effect hebben op het groepsklimaat. Groepsleider met een empathisch vermogen bezitten, warmte geven, flexibiliteit, respect, ondersteuning en emotionele responsiviteit zorgen voor een veiligheidsgevoel onder de jongeren en bevorderen hierdoor de behandelingsmotivatie (Marshall & Burton, 2010).

(20)

Implicaties en toekomstig onderzoek

Er kan geen eenduidig antwoord worden gegeven op de effecten van het leefklimaat in een gesloten jeugdzorg, omdat ook persoonlijkheidskenmerken van jongeren de kwaliteit van het leefklimaat kunnen beïnvloeden. De jongeren die in gesloten jeugdzorg geplaats worden kampen vaak met zeer ernstige

gedragsproblemen en een hebben hoge comorbiditeit met emotionele problemen, gezinsproblemen en opvoedingsproblemen. Vaak hebben zij ouders met psychische en/of verslavingsproblematiek, problemen met school, vrije tijdsbestending en middelen gebruik (Harder, Knorth, & Zandberg, 2006). Een deel van de jongeren heeft een licht verstandelijke beperking (LVB). Deze jongeren worden minder

geaccepteerd door normaal begaafde leeftijdgenoten, lopen ook de kans afgewezen te worden door vrienden en beschikken onvoldoende over sociale vaardigheden. Zij vertonen ook meer emotionele en gedragsproblemen en ontwikkelen vaker antisociaal gedrag op latere leeftijd (Van Nieuwenhuijzen et al., 2006). Kortom,

persoonlijkheidskenmerken van de jongeren zijn ook een factor die het leefklimaat kunnen verslechteren. Ook het inzetten van interventie op niet evidence-based criteria kunnen een negatieve impact hebben op hoe jongeren zich sociaal en emotioneel ontwikkelen. Door gebrek aan onderzoek die de effectiviteit van behandelingen in gesloten jeugdzorg bepalen, kan niet met zekerheid aangegeven worden dat interventies positief werken en of de juiste interventie wordt ingezet. Er moet voorkomen worden dat met interventies schade wordt toegebracht aan de jongeren (Deković, 2010).

Vervolgonderzoek zou zich kunnen richten op de mogelijkheden voor therapeutische zorg. De therapeutische relatie is essentieel, maar echter zeer beperkt in gesloten jeugdzorg. Het aan de groepsleiders om jongeren meer keuzevrijheid te

(21)

bieden zodat zij meer controle hebben over hun eigen leven te geven en hen te

voorzien van de mogelijkheid om emotionele en sociale vaardigheden te ontwikkelen die zij nodig hebben om te slagen in de maatschappij en zich te ontwikkelen. Verder kunnen onderzoeken zich richten op het vergroten van de behandelingsmotivatie van jongeren. De behandelingsmotivatie is nodig om te kunnen profiteren van interventies die gericht zijn op het behandelen van verschillende gedragsproblemen zowel binnen als buiten de instelling. Dit kan door een toekomstsperspectief te bieden door nazorg te geven na vrijlating.

(22)

Literatuur

Boendermaker, L. (2008). Jeugdzorg Plus–drang en dwang in de jeugdzorg. Jeugd en

Co Kennis, 2(1), 8-20. doi:10.1007/BF03087442

Broeders, R., Van der Helm, G. H. P., & Stams, G. J. J. M. (2015). Preventie van gesloten plaatsingen van jongeren met ernstige gedragsproblemen in Friesland: Een pleidooi voor een gerichte aanpak [Prevention of closed residential placement of children with severe behavior problems in the province of Friesland (the Netherlands): A plea for a targeted approach].

Orthopedagogiek: Onderzoek & Praktijk, 54(8), 318-330.

Detrick, S. (2008). Geweld tegen kinderen in detentie. Tijdschrift voor de rechten van

het kind, 3, 15-16.

Deković, M. (2010). Effecten van interventies: baat het niet, dan schaadt het niet?. Kind en adolescent, 31(2), 98-101. doi:10.1007/s12453-010-0013-2 Dowden, C., & Andrews, D. A. (2004). The importance of staff practice in delivering

effective correctional treatment: A meta-analysis review of core correctional practice. International Journal of Offender Therapy and Comparative

Criminology, 48, 203–214. doi: 10.1177/0306624X03257765

Eltink, E. M., van der Helm, P., Wissink, I. B., & Stams, G. J. J. (2015). The Relation between Living Group Climate and Reactions to Social Problem Situations in Detained Adolescents: “I Stabbed Him Because He Looked Mean at Me”.

International Journal of Forensic Mental Health, 14(2), 101-109. doi:

10.1080/14999013.2015.1033110

Gazzola, V., Aziz-Zadeh, L., & Keysers, C. (2006). Empathy and the somatotopic auditory mirror system in humans. Current Biology. 16, 1824-1829. doi: 10.1016/j.cub.2006.07.072

(23)

Giesen, N., van der Heide, E. S., van der Helm, G. H. P., & Stams, G. J. J. M, (2011). Validering Social Problem Behavior Inventory (SPBI) in secure residential youthcare. (Niet gepubliceerde masterthese) Universiteit van Amsterdam, Amsterdam, Nederland.

Harder, A. T., Knorth, E. J., & Zandberg, T. (2006). Residentiele jeugdzorg in beeld:

Een overzichtsstudie naar de doelgroep, werkwijzen en uitkomsten.

Amsterdam: SWP.

Jolliffe, D. & Farrington, D. P. (2004). Empathy and offending: A systematic review and meta-analysis. Aggression and Violent Behavior. 9, 441–476,

doi:10.1016/ j.avb.2003.03.001.

Kruithof, B. (2008). Overheid, kinderbescherming en' het belang van het kind'.

Justitiële verkenningen, 6(8), 1. Gehaald van

https://pure.uva.nl/ws/files/4251764/62086_299365.pdf

Lazarus, R. S., & Folkman, S. (1984). Stress, appraisal, and coping. New York, NY: Springer.

Liebling, A., & Maruna, S. (2005). Introduction: The effects of imprisonment

revisited. In A. Liebling & S. Maruna (Eds.), The effects of imprisonment (pp. 1–32). Cullompton, England: Willian Publishing.

Marshall, W. L., & Burton, D. L. (2010). The importance of group processes in offender treatment. Aggression and Violent Behavior, 15(2), 141-149. doi: 10.1016/j.avb.2009.08.008

Moos, R. H. (1986). Group Environment Scale manual, (2nd ed.). Palo Alto, CA: Consulting Psychologists' Press.

(24)

Niehaus, K., & Adelson, J. L. (2014). School support, parental involvement, and academic and social-emotional outcomes for English language learners.

American Educational Research Journal, doi: 10.3102/0002831214531323

Norcross, J. C. (2002). Psychotherapy relationships that work. New York: Oxford University Press.

Overveld, C. W. van (2010). Onderwijs en gedragsproblemen: Prioriteit voor preventie. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 49, 119–129.

Ros, N., Van der Helm, P., Wissink, I., Stams, G. J., & Schaftenaar, P. (2013). Institutional climate and aggression in a secure psychiatric setting. The

Journal of Forensic Psychiatry & Psychology, 24(6), 713-727. doi:

10.1080/14789949.2013.848460

Sato, W., Uono, S., Matsuura, N., & Toichi, M. (2009). Misrecognition of facial expressions in delinquents. Child and Adolescent Psychiatry and Mental

Health, 3, 27-39. doi:10.1186/1753-2000-3-27

Schubert, C. A., Mulvey, E. P., Loughran, T. A., & Loyosa, S. H. (2012). Perceptions of institutional experience and community outcomes for serious adolescent offenders. Criminal Justice and Behavior, 39.

doi:10.1177/0093854811426710.

Strijbosch, E. L. L., Van der Helm, G. H. P., van Brandenburg, M. E. T., Mecking, M., Wissink, I. B., & Stams, G. J. J. M. (2013). Children in residential care: Development and validation of a group climate instrument. Research on

Social Work Practice, doi:10.1177/1049731513510045

Tracy, J.P. Cheng, J.T., Robins, R.W., & Trzesniewski, K.H. (2009). Authentic and hubristic pride: The affective core of self-esteem and narcissism. Self and

(25)

Vermaes, I. P., & Nijhof, K. S. (2014). Zijn jongeren in jeugdzorgplus anders dan jongeren in de open residentiële jeugdzorg. Orthopedagogiek: Onderzoek &

Praktijk, 53, 33-46. Opgehaald van

https://www.researchgate.net/profile/Ignace_Vermaes/publication/262563070 _Zijn_jongeren_in_Jeugdzorgplus_anders_dan_jongeren_in_de_open_residen tiele_jeugdzorg_Are_juveniles_in_secured_youth_care_different_from_juveni les_in_open_residential_youth_care/links/555c2a1d08ae91e75e76d085.pdf Van der Helm, G. H. P., & Austmann, B. (in press). Meester en Hulpverlener. Over

het werk van docent in de gesloten jeugdzorg. Sozio – SPH, Vakblad voor

Sociale en Pedagogische Beroepen, 3 (in press).

Van der Helm, G. H. P., Boekee, I., Stams, G. J. J. M., & Van der Laan, P. H. (2011). Fear is the key. Keeping the delicate balance between flexibility and control in a Dutch youth prison. Journal of Children’sServices, 6, 248-263. doi: 10.1108/17466661111190947

Van der Helm, G. H. P., Klapwijk, M., Stams, G. J. J. M., & Van der Laan, P. H. (2009). ‘What Works’ for juvenile prisoners: The role of group climate in a youth prison. Journal of Children’s Services, 4, 36-48. doi:

10.1108/17466660200900011

Van der Helm, G. H. P., Stams, G. J. J. M., & Van der Laan, P. H. (2011). Measuring group climate in a forensic setting. The Prison Journal, 91, 158-177. doi: 10.1177/0032885511403595

Van der Helm, G. H. P., Stams, G. J. J. M., Van der Stel, J. C., Van Langen, M. A. M., & Van der Laan, P. H.(2011). Group climate and empathy in a sample of incarcerated boys. International Journal of Offender Therapy and

(26)

Van der Helm, G. H. P., Van Genabeek, M., Stams, G. J. J. M, & Van der Laan, P. H. (2011). Violence in youth prison: The role of group climate and personality.

Journal of Forensic Psychiatry and Psychology.

doi: 10.1080/14789949.2011.633615.

Van der Helm, G. H. P., Wissink, I.B., Stams, G. J. J. M, & De Jong, T. (2011). Measuring treatment motivation in a forensic setting. International Journal of

Offender Therapy and Comparative Criminology. doi:

10.1177/0306624X12443798

Van der Helm, G. H. P., & Stams, G. J. J. (2013). De invloed van het orthopedagogisch klimaat in de residentiële justitiële jeugdzorg: recidivevermindering door opvoeding, behandeling en scholing.

Van der Helm, P., Nijhof, K. S., Harder, A. T., Van Dam, C., De Swart, J., Stams, G. J., & Knorth, E. J. (2012). De hardnekkige mythe dat'niks werkt'in de gesloten jeugdzorg: aanbevelingen voor professionals. Orthopedagogiek: Onderzoek en

praktijk, 470-480.

Van der Helm, P., Beunk, L., Stams, G. J., & Laan, P. (2014). The relation between detention length, living group climate, coping, and treatment motivation among juvenile delinquents in a youth correctional facility. The Prison

Journal, 94(2), 260-275. doi: 10.1177/0032885514524884

Van der Helm, G. H. P., & Stams, G. J. J. M. (2012). Conflict and coping by clients and group workers in secure residential facilities. Progression in forensic

psychiatry: About boundaries, 553-564. Opgehaald van

https://www.hsleiden.nl/binaries/content/assets/hsl/lectoraten/residentiele-jeugdzorg/publicaties/conflictcoping.pdf

(27)

Vermeer, A., & Matthys, W. (2006). Do social information processing models explain aggressive behaviour by children with mild intellectual disabilities in residential care? Journal of Intellectual Disability Research, 50, 801- 812. doi: 10.1111/j.1365-2788.2005.00773.x

Wykes, T., Brammer, M., Mellers, J., Bray, P., Reeder, C., Williams, C., & Corner, J. (2002). Effects on the brain of a psychological treatment: cognitive

remediation therapy functional magnetic resonance imaging in schizophrenia.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

with high speed the digital signal between different voltage domains without demanding high current consumption. An active load featuring partial positive feedback is introduced in

interventions, the actual implementation of these interven- tions into various settings lags behind. The effectiveness of Psyfit.nl, an online mental fitness program based on

informational, some provide fun for users and focus on aesthetics, and some are purely focused on functionality (for example app for opening car, app to control TV). This

During the first experiment and also our first interview, we collected the changes which are requested by care-givers (i.e.,unforeseen changes). Some of the changes are related

Segments: Variable that shows 4 different segments of beer: Premium, Non-Premium, Imported, Light.. In the data set the variable is reported as nest1 Price interaction: Interaction

They are used in the fabrication of a growing range of devices such as transducers (such as ultrasonic acoustic wave), actuators (microfludic pump), pressure sensor

Moving from general mechanisms and potential links between climate change mitigation technologies and poverty reduction through small-scale enterprise to understanding practice,

This research has explored four different categories of characteristics of the knowledge transfer process between start-ups and their international partners, namely