• No results found

De invloed van de mate van ADHD symptomen op verwerkingssnelheid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van de mate van ADHD symptomen op verwerkingssnelheid"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1 De Invloed Van De Mate Van ADHD Symptomen Op Verwerkingssnelheid

Akaash Jaipal

Universiteit van Amsterdam

Studentnummer: 10372555

Groep: ANDI executief functioneren

Begeleid door: Nathalie de Vent & Iuno Groot Aantal woorden abstract: 168

(2)

2

Inhoudsopgave

Abstract Bladzijde 3

Inleiding

Bladzijde 4 t/m 7

Methoden

Bladzijde 8 t/m 12

-Deelnemers

-Materialen

- Procedures

- Analyses

Resultaten

Bladzijde 12 t/m 16

Discussie

Bladzijde 16 t/m 20

Referenties

Bladzijde 20 t/m 22

Reflectie

Bladzijde 22 t/m

(3)

3 Abstract

Attention deficit/hyperactivity disorder (ADHD) is een neurobiologische

ontwikkelingsstoornis die vroeg tot uiting komt en doorloopt tot in de volwassenheid. Eerder onderzoek bij individuen met ADHD laat zien dat deze individuen onder andere problemen kunnen ervaren in de verwerkingssnelheid. Een verklaring voor deze problemen zou de Speed accuracy trade-off (SAT) kunnen zijn, waarbij individuen met ADHD een grotere SAT hebben ten opzichte van de subklinische populatie. In dit onderzoek werd gekeken naar de invloed van de mate van ADHD symptomen en verwerkingssnelheid. Aan het onderzoek deden 175 deelnemers mee waarbij bij elke deelnemer een testbatterij werd afgenomen, waarin verschillende tests onderzoek deden naar verwerkingssnelheid. Uit het onderzoek bleek geen effect te bestaan van de mate van ADHD symptomen op verwerkingssnelheid. Er bleek wel een invloed te bestaan van leeftijd en opleidingsniveau op verwerkingssnelheid. Daarnaast werd ook geen effect gevonden tussen de mate van ADHD symptomen en de SAT. Er kan geconcludeerd worden dat er in dit onderzoek geen invloed van de mate van ADHD symptomen werd gevonden op verwerkingssnelheid.

(4)

4 Inleiding

Attention deficit/hyperactivity disorder (ADHD) is een neurobiologische

ontwikkelingsstoornis die een impact heeft op leven van een individu (Harpin, 2005). In de kindertijd is ADHD is een van de meest gediagnosticeerde psychische stoornissen (Faraone, Sergeant, Gillberg & Biederman, 2003). waarbij problemen in het focussen op een taak (Mulder et al., 2010), problemen met het controleren van impulsieve driften en

hyperactiviteit centraal staan (Overbey, Snell & Callis, 2011). In de populatie is de prevalentie voor kinderen met ADHD is ongeveer 5% (Faraone et al., 2003).

Hoewel eerder gedacht werd dat kinderen uiteindelijk ADHD zouden ontgroeien, is gebleken dat 30-60% van de individuen met ADHD de symptomen ook in de volwassenheid laten zien (Harpin, 2005). Het blijkt dat kinderen met de stoornis een groter risico lopen om negatieve gevolgen te ervaren op de langere termijn, zoals een lager opleidingsniveau en mindere werkgelegenheid (Harpin, 2005). ADHD kan dus ook voor moeilijkheden zorgen in de volwassenheid doordat de individuen met ADHD een grotere kans hebben om ontslagen te worden (Harpin, 2005), een aantal banen hebben gehad voordat ze er één hebben gevonden die bij hen past (Harpin, 2005) en meer communicatieve problemen met werkgevers en collega’s ervaren (Harpin, 2005). De prevalentie van ADHD in volwassenen is ongeveer 4.7% (Faraone & Biederman, 2005).

De stoornis ADHD kenmerkt zich door de aanwezigheid van de symptomen,

aandachtstekort, impulsiviteit en hyperactiviteit (Overbey et al., 2011). De manifestaties van aandachtstekorten uiten zich onder andere in problemen met het vasthouden van de

aandacht over tijd (Woods, Lovejoy, & Ball, 2002), moeilijkheden in het verplaatsen van de aandacht van de ene taak naar de andere (Gualtieri & Johnson, 2006) en tijdens de

volwassenheid in vergeetachtigheid (Overbey et al., 2011). Impulsiviteit uit zich in individuen met ADHD in het maken van snelle, makkelijke beslissingen zonder reflectie, vaak op basis van onvoldoende informatie waardoor er ook problemen in aandachtstaken ontstaan (Wender,Wolf, & Wasserstein,2006).

(5)

5 spelen verschillende mentale processen een rol zoals, geheugen, aandacht, taal. Ook de executieve functies maken hier onderdeel van uit, dit wordt ook wel controle- en regelsysteem van de hersenen genoemd (Gray, 2011). Een verminderde werking van de executieve functies leidt tot gebreken in het gedrag en het psychisch welzijn van een individu (Biederman, Petty, Doyle, Spencer, Henderson, Marion, Fried & Faraone 2007).

Jurado & Rosselli (2007) benadrukken dat verwerkingssnelheid een belangrijke voorwaarde is voor het goed functioneren van de executieve functies. De mogelijkheid bestaat dat een verminderde werking van de verwerkingssnelheid leidt tot een verstoord executief functioneren. Onderzoeken van Nigg, Stavro, Ettenhofer, Hambrick, Miller & Henderson (2004) tonen aan dat individuen met ADHD mogelijk ook een verminderde werking van de executieve functies hebben en er zijn relatief consistente bevindingen dat volwassenen met ADHD problemen kunnen ervaren in de verwerkingssnelheid.

Verwerkingssnelheid wordt gedefinieerd als de snelheid waarmee een taak wordt volbracht met een redelijke precisie (Brown, Reichel, & Quinlan, 2009). Een goede

verwerkingssnelheid zorgt ervoor dat taken efficiënt en effectief worden gemaakt, doordat ze met de juiste precisie en tempo worden vervuld (Gazzaniga, 2014) en hoort bij de beste voorspellers voor de symptomen van aandachtstekort van ADHD (Chhabildas, Pennington, & Willcutt, 2001).Uit het onderzoek van Kofler, Rapport, Sarver, Raiker, Orban, Friedman, Kolomeyer (2013) bleek dat kinderen met ADHD langzamer waren op verschillende tests van non linguïstische reactietijd en matching taken en toonde het onderzoek van Brown et al. (2009) aan dat de kinderen met ADHD een minder precieze en grotere reactietijd vergeleken met dezelfde gezonde leeftijdsgenoten.

Een verklaring voor de problemen in de verwerkingssnelheid zou gerelateerd kunnen zijn aan de theorie over de Speed-accuracy trade-off (SAT) (Dutilh, Wagenmakers, Visser, & van der Maas, 2010). De SAT is een continue functie waarbij de snelheid waarmee een taak vervult kan worden, wordt afgezet tegen precisie waarmee een taak kan worden vervuld. De aanname hierbij is dat een persoon zijn precisie op een bepaalde taak kan aanpassen ten koste van de snelheid waarmee hij/zij de taak vervuld. Een persoon kan

(6)

6 bijvoorbeeld snel zijn op een taak maar daarbij niet precies reageren of andersom (Dutilh et al., 2010).

Het is mogelijk dat individuen met ADHD symptomeneen speed-accuracy trade-off hebben waarbij er een voorkeur is voor snelheid ten opzichte van de precisie op een taak. Dit zou kunnen komen doordat individuen met ADHD symptomen minder bereid of in staat zijn om alle informatie op te slaan in hun hoofd, die nodig is voor het volbrengen van een

bepaalde taak. Hierdoor zouden zij geneigd zijn meer fouten te maken, ten opzichte van de responssnelheid. Dit wordt omschreven als de impulsieve informatie verwerkingsstijl (Metin, Roeyers, Wiersema, van der Meere, Thompson, Sonuga-Barke, 2013). Dit zou ook betekenen dat deze individuen ook een hogere SAT zouden hebben, doordat zij relatief meer fouten maken dan de individuen met geen of een mindere mate van de ADHD symptomen hebben. Echter is de precieze relatie tussen de SAT en individuen met ADHD symptomen in de volwassenheid nog niet duidelijk, doordat in de meeste onderzoeken waarbij er gekeken werd naar individuen met ADHD symptomen en verwerkingssnelheid, er gebruik werd gemaakt van kinderen met ADHD symptomen bij het onderzoeken van de verwerkingssnelheid en er nog maar weinig onderzoek is gedaan naar deze relatie. Het is dus al bekend dat kinderen met ADHD symptomen problemen ervaren in de verwerkingssnelheid maar niet of dit ook continueert in de volwassenheid. Er zijn wel aanwijzingen uit het onderzoek van Brown et al. (2009) dat ook volwassen met ADHD symptomen moeite kunnen ervaren op taken waarbij verwerkingssnelheid werd getest. Echter is naast dit onderzoek nog maar weinig bekend over volwassenen met ADHD symptomen en verwerkingssnelheid.

In het handboek van de psychologen, Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM), wordt de stoornis ADHD normaal gesproken gediagnosticeerd als

aanwezig of afwezig. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een categoriale indeling (Overbey et al., 2011). Een ander mogelijkheid is om ADHD als continue variabele in te delen waarbij wordt gekeken naar de mate van de ADHD symptomen op een continue schaal. Eerder werd al gesuggereerd werd dat ADHD beter gekenmerkt kan worden als een continuüm (Overbey, Snell, & Callis, 2011; Whalen, Jamner, Henker, Gehricke, & King, 2003) doordat individuen

(7)

7 die veel ADHD symptomen rapporteren, ook al is het niet genoeg om aan de criteria van de ADHD stoornis te voldoen, alsnog problemen kunnen ervaren met de aandacht en of andere symptomen. Door gebruik te maken van een continuüm wordt hier wel rekening

meegehouden.

Een methode om ADHD als een continuüm te onderzoeken in plaats van als

categorie, kan door onderzoek te doen naar ADHD symptomen in een grote sample van niet klinische participanten en dit vervolgens te relateren aan andere metingen van cognitieve prestaties (Franklin et al., 2014). In dit geval verwerkingssnelheid. De mate van ADHD van symptomen wordt bij gezonde participanten onderzocht, doordat veel negatieve

consequenties geassocieerd met ADHD worden gevonden in de subklinische ADHD populatie en met name bij volwassenen(Overbey et al., 2011).

Interessant is dus om te kijken naar een onderzoek waarbij gekeken wordt naar de invloed van ADHD symptomen op een continue schaal op verwerkingssnelheid. Hierbij wordt er dus gekeken naar de mate van ADHD symptomen bij gezonde volwassenen en hun verwerkingssnelheid, waarbij bij verwerkingssnelheid ook gekeken wordt of de SAT mogelijk de prestaties in verwerkingssnelheid kan verklaren. Deze mogelijkheid is ook nog maar weinig onderzocht en zou relevante resultaten kunnen opleveren voor het onderzoek naar ADHD. Hierbij werd ook gekeken de hypothese van Metin et al. (2013) die stelde dat individuen met meer ADHD symptomen, ook meer fouten zouden maken.

In dit onderzoek maakten een groep deelnemers een aantal neuropsychologische taken waarbij gekeken werd naar de mate van ADHD symptomen en de verwerkingssnelheid. Verwacht werd dat de individuen die meer ADHD symptomen rapporteerden, een trage verwerkingssnelheid hadden. Ook verwacht werd dat de individuen die meer ADHD

symptomen benoemden, een voorkeur hadden voor grotere responssnelheid ten opzichte van de fouten. Ten slotte werd verwacht dat deze individuen ook meer fouten zouden maken op taken die verwerkingssnelheid onderzoeken.

(8)

8 Methoden

Deelnemers

Honderdvijfenzeventig volwassenen van de leeftijd achttien tot en met zesentachtig uit de omgeving Amsterdam en omstreken deden mee aan dit onderzoek. Onder de 175

deelnemers bevonden zich 69 mannen (M=32, SD=19) en 106 vrouwen (M=33, SD=19).De deelnemers werden geworven uit het persoonlijke netwerk van de onderzoekers en de UvA. Voor dit onderzoek kregen sommige deelnemers een beloning in de vorm van proefpersoonpunten, andere deelnemers deden vrijwillig mee. Inclusiecriteria voor dit onderzoek was het hebben van een leeftijd boven de achttien jaar. Deelnemers werden

geëxcludeerd als er aandoening of afwijking aan het centrale zenuwstelsel was geconstateerd.

Materialen

De afgenomen vragenlijsten en tests maakten onderdeel uit van een testbatterij. Een algemene vragenlijst van 20 items werd afgenomen om algemene gegevens van de

proefpersoon te verkrijgen zoals leeftijd, opleiding, afkomst, eventueel eerdere of huidige aandoeningen en intoxicaties.

De mate van ADHD symptomen wordt onderzocht door het Diagnostisch Interview Voor ADHD bij volwassenen (DIVA), (Kooij, 2007). De DIVA is een vragenlijst in de vorm van een interview, waarbij gevraagd wordt naar verschillende symptomen van ADHD. Om meer spreiding te creëren in de resultaten werd een aangepaste versie gebruikt waarbij een aantal stellingen worden voorgelezen die vervolgens gescoord worden op een schaal van nul tot vijf in hoeverre de stelling van toepassing is op of herkenbaar is voor de proefpersoon. Een voorbeeld van een stelling is ‘Heeft u vaak moeite met het organiseren van taken en activiteiten?’ Deze stelling wordt vervolgens gescoord met behulp van de volgende score range, 0=helemaal nooit, 1=soms, 2=regelmatig, 3=vaak, 4=meestal en 5=altijd.

(9)

9 vraagt de symptomen van aandachtstekort uit, het tweede criterium vraagt naar de

symptomen van hyperactiviteit/impulsiviteit en het laatste onderdeel onderzoekt op welke gebieden de proefpersonen last hebben gehad van de eerder genoemde symptomen,

bijvoorbeeld op het werk, tijdens de opleiding, met sociale contacten etc. In het onderzoek is alleen het volwassendeel uitgevraagd en werd de totaalscore berekend door de score op de stellingen van beide criteria op te tellen. Door een aangepaste versie komen de

betrouwbaarheid en validiteit niet meer overeen komt met die van de echte test. Deze betrouwbaarheid en validiteit was goed, .85 en .9 (Petterson, Söderström & Nilsson, 2015) Verwerkingssnelheid werd gemeten door een indexscore te maken van de D2 test, Trail Making Test (TMT) en de WAIS-IV symbool substitutie. De d2 is een test die de

verwerkingssnelheid, visuele zoeksnelheid en aandacht meet, waarbij er een reeks letters met verticale streepjes worden aangeboden (Brickenkamp & Zillmer, 1998). Hierbij geldt dat binnen een korte tijd van 20 seconden per rij, zo vaak mogelijk de letter ‘d’ met twee streepjes wordt doorgestreept en de rest van de letters met meer of minder streepjes wordt

overgeslagen. Een voorbeeld is dat de letter ‘d’ met twee streepjes boven wordt doorgestreept en de letter ‘p’ met twee streepjes wordt overgeslagen. De betrouwbaarheid en validiteit van de d2 was goed, deze varieerde van 0.84 tot 0.98 in verschillende studies (Wassenberg , Hendriksen , Hurks , Feron , Keulers , Vles & Jolles, 2008).

De TMT is een test die bestaat uit twee onderdelen, onderdeel A en onderdeel B. Bij onderdeel A krijgt de deelnemer een A4 blad met cijfers te zien, die zich in cirkels bevinden (Army Individual Test Battery, 1944). Deze cijfers moeten zo snel mogelijk met elkaar verbonden worden door met behulp van een potlood een doorgetrokken lijn te trekken (1-2-3...). Bij onderdeel B worden weer de cijfers in cirkels getoond, maar nu bevinden zich naast de cijfers ook letters in de cirkels. De proefpersoon moet de cijfers en letters om en om zo snel mogelijk met elkaar verbinden door weer een doorgetrokken lijn te tekenen (1-A-2-B-3...). De betrouwbaarheid en validiteit van de TMT is goed, deze schommelt tussen .79 en .89 (Bouma, Mulder, Lindeboom & Schmand, 2012).

(10)

10 een aantal symbolen (Pearson, 2008). Elk cijfer heeft een bijbehorend symbool, dit staat aan de bovenkant van het testformulier vermeld. Bij de vier hoort bijvoorbeeld het symbool  -, bij de twee het symbool ). Het is de bedoeling dat er binnen 120 seconden, zoveel mogelijk symbooltjes onder de bijbehorende cijfers worden ingevuld. De betrouwbaarheid van de test is goed, in Nederland 0.87 en in Vlaanderen 0.88 (Bouma et al., 2012). De validiteit van de test is laag met de andere testen die verwerkingssnelheid onderzoeken, variërend van 0.22 tot en met 0.58 (Bouma et al., 2012).

Om de SAT te onderzoeken is alleen maar gekeken naar de D2 test, doordat deze test de precisie waarmee een taak wordt vervult en de snelheid meet. Op de symbool substitutie van de WAIS-IV en TMT maakten de deelnemers relatief amper fouten waardoor dit geen goede afspiegeling van de SAT zou zijn.

Procedure

De participanten van het onderzoek werden over twee weken verdeeld. Een

testbatterij werd afgenomen bij elke participant, waarbij begonnen werd met de informed consent. De testbatterij bestond uit afwisselende testen en vragenlijst en duurde ongeveer twee uur. Na het eerste deel van de testafname was er tijd voor een korte pauze, waarna het tweede deel van onderzoek startte.

Analyses

Om de mate van ADHD symptomen te onderzoeken is er een totaalscore van de DIVA berekend, waarbij de score op elke stelling bij elkaar werd opgeteld. De verwerkingssnelheid wordt gemeten door een indexscore te maken van de scores op de d2 test, TMT en de WAIS-IV symbool substitutie. Voor de d2 test werd als maat voor de verwerkingssnelheid de score gebruikt waarbij het totale aantal fouten afgetrokken werd van het totaal aantal juist

aangekruist. Bij de TMT werd de tijdscores van de TMT-A en TMT-B bij elkaar opgeteld en hieruit volgde een totale tijdscore voor de TMT. Ten slotte werd de totaal score van de

(11)

WAIS-11 IV symbool substitutie gebruikt, waarbij het totale aantal fouten werd afgetrokken van het aantal getekende symbolen. De SAT werd onderzocht door op de d2 test het totale aantal fouten te vermenigvuldigen met 100 en dit vervolgens te delen door het aantal verwerkte tekens.

Een meervoudige regressie analyse is uitgevoerd om te onderzoeken of deelnemers die meer ADHD symptomen rapporteerden, ook een tragere verwerkingssnelheid hadden.

Hierbij was er één afhankelijke variabele, de verwerkingssnelheid die op een continue schaal werd gemeten. Verder was er één onafhankelijke variabele, de mate van ADHD symptomen, en werd er gecorrigeerd voor de covariaten, leeftijd, sekse en opleidingsniveau.

Een meervoudige regressieanalyse werd ook uitgevoerd om onderzoek te doen naar de mate van ADHD symptomen en het aantal gemaakte fouten op de d2, TMT en Symbool Substitutie. Hierbij was er dezelfde onafhankelijke variabele als bij de eerdere regressie analyse en werden dezelfde covariaten meegenomen. Ten slotte is er om onderzoek te doen naar SAT, bij de deelnemers ook een meervoudige regressieanalyse uitgevoerd. De SAT was de afhankelijke variabele en ook hier werd er gebruik gemaakt de mate van ADHD

symptomen als onafhankelijke variabele.

Voordat de meervoudige regressie analyse wordt uitgevoerd, worden de outliers verwijderd. Deze outliers zijn demografisch gecorrigeerd, door naar de gestandaardiseerde residuen te kijken die controleren voor leeftijd, sekse en opleidingsniveau. Een persoon werd als outlier beschouwd als deze een standaarddeviatie van 3.5 of meer had ten opzichte van het gemiddelde.

Voor de regressie analyse moet voldaan worden aan de assumpties van normaliteit, lineariteit, homoscedasticiteit. Om voor de assumptie van normaliteit te controleren is de Kolmogorov Smirnoff test uitgevoerd. Om de assumptie van lineariteit te onderzoeken, wordt een scatterplot van de dataverdeling gemaakt waarbij gekeken wordt of er lineaire relatie is tussen de afhankelijke- en onafhankelijke variabele. De assumptie van homoscedasticiteit kan onderzocht worden door bij de regressie analyse te kijken naar een grafiek waarbij de z-waardes van de voorspelde z-waardes af worden gezet tegen de z-z-waardes van de residuen. Als

(12)

12 de scatterplot mooi in een wolk cirkelt, kan er worden geconcludeerd dat er waarschijnlijk sprake is van homoscedasticiteit.

Resultaten

Onder de 175 deelnemers bevonden zich er in totaal vijf deelnemers die een score op de verwerkingssnelheid tests hadden die ver boven of onder het gemiddelde lag. Dit betrof twee deelnemers op de TMT, twee op de Symbool Substitutie van de WAIS-IV en één op de d2 test, zie Tabel 1.

Tabel 1

Demografische gegevens van de deelnemers

N Deelnemers

Leeftijd 175 Mannen(n=69) Vrouwen(n=106)

M= 32 M= 33 SD= 19 SD= 19 Opleidingsniveau

met behulp van Verhage score

175 Mannen(n=69) Vrouwen(n=106) M= 6 M= 6 SD= 1 SD= 1

Noot. De Verhage score is een classificatiesysteem van opleidingsniveau, waarbij een hogere score betekent dat een persoon een hogere opleiding heeft genoten.

Ook bij het onderzoeken van het totale aantal fouten op de tests die

verwerkingssnelheid meette, waren er ook vijf outliers. Dit betrof twee deelnemers op de TMT, twee op de Symbool Substitutie van de WAIS-IV en één op de d2 test. Ook de gegevens van deze deelnemers zijn niet meegenomen in de verdere dataverwerking.

De overgebleven gegevens zijn gebruikt in de analyses. Het aantal, de gemiddeldes en standaarddeviaties op de tests werd berekend, waarbij deze gegevens ook van de

(13)

13 Tabel 2

Beschrijvende statistieken van de resultaten op de verschillende tests door de deelnemers

Test N Gemiddelde Standaardafwijking

DIVAsomscore 175 28,52 11,03

Verwerkingssnelheid 170 0,13 2,33

Totaal aantal fouten 170 -0,26 0,99

Een meervoudige regressie analyse is uitgevoerd om te onderzoeken of deelnemers die meer ADHD symptomen rapporteerden, ook een tragere verwerkingssnelheid hadden. Er werd niet voldaan aan de assumptie van lineariteit en de variabele verwerkingssnelheid was daarentegen niet normaal verdeeld, de Kolmogorov Smirnoff test bleek significant te zijn, T(170) = .01, p < .001. Doordat ook niet aan deze assumptie is voldaan zullen de resultaten met extra voorzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd.

Het regressiemodel was significant, F(4,165) = 118.48 p < .001. Het regressiemodel is bruikbaar om verwerkingssnelheid bij mensen te voorspellen, de

voorspelling is qua sterkte ook sterk (R2 = 0.516). De mate van ADHD symptomen bleek een niet significante, zeer zwakke samenhang met verwerkingssnelheid te hebben, b = .01, t = -.82, p = 0.42, 95% CI [.03, -.01].

Leeftijd had een significante, zeer zwakke samenhang met verwerkingssnelheid b = -.09, t = -12.31, p < .001, 95% CI [-.10, -.07]. Voor opleidingsniveau gold een matige,

significante samenhang met verwerkingssnelheid b = .39, t = 2.31, p = .023, 95% CI [.03, -.76]. Daarentegen had sekse een significante, matig sterke samenhang met

(14)

14 Tabel 3 Regressiemodel om verwerkingssnelheid te voorspellen Verwerkingssnelheid Model Constante .01 Leeftijd -09** Sekse .54* Opleidingsniveau .39*

Mate van ADHD symptomen -.01 R2 .52 F 43.96 * p < .05. ** p < .001.

Er is getoetst of de mate van ADHD symptomen en aantal gemaakte fouten samen hangt middels een regressieanalyse. Er werd niet voldaan aan de assumptie van lineariteit. Aan de assumptie van homoscedasticiteit werd voldaan, maar de variabele totaal aantal fout was niet normaal verdeeld bleek uit de Kolmogorov Smirnoff test, T(170) = .24, p < .001. Ook hier zullen de resultaten met extra voorzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd. Het regressiemodel bleek significant te zijn, F(4,165) = 3.25, p = 0.013. Het regressiemodel is bruikbaar om het totale aantal fouten bij mensen te voorspellen, maar de voorspelling is qua sterkte zwak (R2 = 0.073). De mate van ADHD symptomen bleek een niet significante, zeer zwakke samenhang met totaal aantal fout op de verwerkingssnelheid taken te hebben, b = .01, t = 1.13, p = 0.26, 95% CI [-.26, .14]. Daarentegen had leeftijd een

significante, zwakke samenhang met het totale aantal fouten b = 0.01, t = 2.78, p = 0.006, 95% CI [0.003, 0.020]. Opleidingsniveau en sekse bleken niet significant te zijn, zie ook Tabel 4.

(15)

15 Tabel 4

Regressiemodel om het totaal aantal gemaakte fouten op de verwerkingssnelheid taken te voorspellen

Totaal aantal fouten Model

Constante -.13

Leeftijd .01*

Sekse - .23

Opleidingsniveau -.61

Mate van ADHD symptomen .01 R2 .07 F 3.25 Noot. N = 170

* p < .05

Ten slotte is er om te onderzoeken of individuen met ADHD symptomen ook een grotere SAT hadden, een meervoudige regressieanalyse uitgevoerd. Er werd niet aan de assumptie van lineariteit en homoscedasticiteit voldaan. Ook was de variabele SAT niet normaal verdeeld, bleek uit de Kolmogorov Smirnoff test, T(174) = .17, p < .001,. Doordat aan al deze assumpties niet is voldaan, zullen de resultaten met extra voorzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd. Het regressiemodel is significant, F(4,169) = 8.07 p < .001. Het regressiemodel is bruikbaar om de SAT bij mensen te voorspellen, maar de voorspelling is qua sterkte zwak (R2 = 0.16).

De mate van ADHD symptomen bleek ook hier een niet significante, zeer zwakke samenhang met de SAT te hebben, b = -.01, t = -0.29, p = 0.77, 95% CI [-.06, .04].

Leeftijd heeft een significante, zeer zwakke samenhang met de SAT b = .07, t = 4.77, p < .001, 95% CI [.04, 0.10]. Opleidingsniveau en sekse waren niet significant, zie ook tabel 5.

(16)

16 Tabel 5

Regressiemodel om de Speed accuracy trade-off (SAT) te voorspellen SAT Model Constante 5.55 Leeftijd . 07* Sekse -.13 Opleidingsniveau -.63 Mate van ADHD symptomen -.01 R2 .16 F 8.07 * p < .001

Discussie

In deze studie werd gekeken naar de invloed van de mate van ADHD symptomen op de verwerkingssnelheid. Er werd geen effect gevonden, de mate van ADHD symptomen bleek niet samen te hangen met de verwerkingssnelheid. Ook bij het onderzoeken van de mate van ADHD symptomen en het aantal gemaakte fouten op de verwerkingssnelheid taken, kwam er geen effect naar voren. Dit gold ook voor het onderzoek naar de mate van ADHD symptomen en de SAT, waarbij verwacht werd dat een toename van de ADHD symptomen ook zou leiden tot een toename in de SAT, maar er bleek juist een niet significante afname van de SAT te zijn. Daarentegen bleek leeftijd wel een significante voorspeller te zijn van verwerkingssnelheid, het totale aantal fouten en de SAT. Dit gold ook voor sekse en opleidingsniveau, maar alleen als voorspeller van de verwerkingssnelheid.

(17)

17 Als we de gevonden resultaten vergelijken met de bevindingen uit het verleden zijn die niet consistent met het huidige onderzoek (Brown et al., 2009; Kofler et al., 2013). In deze studies kwam naar voren dat individuen met ADHD een tragere verwerkingssnelheid hadden op de afgenomen tests. Daarentegen werden er in diezelfde studies gebruik gemaakt van kinderen, terwijl in het huidige onderzoek gebruik werd gemaakt volwassenen en was er bij deze kinderen ook daadwerkelijk de ADHD stoornis gediagnosticeerd, terwijl in het huidige onderzoek werd gekeken naar de mate van ADHD symptomen.

Een verklaring voor dit verschil in verwerkingssnelheid kan zijn dat individuen met de ADHD stoornis problemen ervaren in hun executieve functies en individuen uit de

subklinische populatie niet. Deze problemen kunnen zich onder andere voordoen in het inhibitievermogen en het werkgeheugen, die deel uitmaken van de executieve functies (Anderson, 2002). Een verminderd inhibitievermogen leidt tot een mindere remming van gedrag of het minder negeren van irrelevante informatie (Nigg et al.,2005). Mogelijk ervaren individuen met de ADHD stoornis meer moeite met het negeren van irrelevante informatie op taken die verwerkingssnelheid meten, ten opzichte van de subklinische populatie. Daarnaast kan een verminderde werking van het werkgeheugen leiden tot een verminderde opslag van tijdelijke informatie en het sneller vergeten van deze informatie (Nigg et al.,2005). Mogelijk ervaren individuen met de ADHD stoornis meer moeite met het opslaan van relevante informatie op taken die verwerkingssnelheid meten doordat zij de informatie sneller vergeten of meer irrelevante informatie opslaan, ten opzichte van de subklinische populatie. Deze problemen kunnen leiden tot een verminderde prestatie op de verwerkingssnelheid taken door individuen met de ADHD stoornis, terwijl de subklinische populatie hier geen problemen mee ervaart. Op basis van de gevonden resultaten in dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat de subklinische populatie ondanks de verschillende mate van ADHD symptomen, geen problemen ervaart in de

verwerkingssnelheid.

Ook het feit dat er geen resultaten werden gevonden op de SAT is niet consistent met de eerdere genoemde hypothese van Metin et al. (2013). Deze hypothese stelde dat

(18)

18 individuen met ADHD symptomen een speed-accuracy trade-off kunnen hebben waarbij er een voorkeur is voor snelheid ten opzichte van de precisie op een taak. Uit het onderzoek is gebleken dat er geen effect was tussen de mate van ADHD symptomen en

verwerkingssnelheid en werd er ook geen effect gevonden bij het onderzoeken van het totaal aantal gemaakte fouten op de testen en de mate van ADHD symptomen. Individuen met ADHD symptomen blijken geen problemen in de verwerkingssnelheid ervaren en ook niet meer te fouten te maken, waardoor er geen grotere SAT is gevonden en de hypothese van Metin et al. (2013) niet bevestigd kan worden in dit onderzoek.

Er zijn een aantal mogelijke verklaringen voor de bevindingen in dit onderzoek. Ten eerste kan het niveau van het afgenomen testmateriaal zijn een verklaring zijn. Het

afgenomen testmateriaal bestond uit neuropsychologische testen die als voornaamste doel hebben, het diagnosticeren van stoornissen bij personen met niet aangeboren hersenletsel of psychische klachten. Deze testen zijn zo samengesteld dat als een persoon onder een bepaald afkappunt op een neuropsychologische test scoort, deze persoon mogelijk een afwijking heeft ten opzichte van de gezonde populatie en daardoor mogelijk relatief makkelijker voor

gezonde personen. Doordat aan dit onderzoek deelnemers met een aandoening aan het centrale zenuwstelsel werden geëxcludeerd, zullen er geen deelnemers zijn die opvallend slecht scoren op de afgenomen tests. Ongeacht de mate van ADHD symptomen, is het mogelijk dat zij een goede score behalen op de tests waardoor er geen duidelijke verschillen zijn te vinden en ook geen mogelijk effect.

Ook is het mogelijk dat individuen uit de subklinische populatie ook daadwerkelijk geen problemen ervaren in de verwerkingssnelheid. Veel negatieve consequenties geassocieerd met ADHD worden gevonden in de subklinische ADHD populatie en met name bij

volwassenen(Overbey et al., 2011). Het is denkbaar dat individuen uit de subklinische populatie ongemak kunnen ervaren door de aanwezige ADHD symptomen op verschillende gebieden, maar niet op het gebied van verwerkingssnelheid. Mogelijk spelen hierbij andere processen, zoals problemen in de executieve functies bij individuen met de ADHD stoornis, een belangrijkere rol waardoor deze moeilijkheden in de verwerkingssnelheid ontstaan. Deze

(19)

19 studie kon echter geen moeilijkheden in de verwerkingssnelheid bij de subklinische populatie aantonen.

Naast deze mogelijke verklaringen van de resultaten, had ook dit onderzoek een aantal beperkingen. Een beperking was het gebruik van de DIVA vragenlijst als meetinstrument voor de mate van ADHD symptomen. De DIVA onderzocht alleen de verschillende criteria van ADHD bij de participant en niet bij de naaste omgeving, zoals familie of partner, in de volwassenheid. In de klinische praktijk wordt bij het gebruik van de DIVA wel rekening gehouden met de heteroanamnetische informatie, maar deze informatie dient vooral als aanvulling voor de kindertijd (Kooij, 2009).

Eerder onderzoek toont aan dat volwassenen met ADHD een verminderd zelfinzicht hebben (Manora, Vurembrandt, Rozena, Gevahd, Weizman, Zalsmana, 2012) waardoor het mogelijk is dat de naaste omgeving van een participant tegenstrijdige- en aanvullende informatie kan geven op een bepaald criterium, doordat zij de participant meemaken in een andere omgeving. Mogelijk kan hierdoor niet een compleet beeld van de mate van ADHD symptomen worden verkregen en is de kans aanwezig dat er weinig klachten gerapporteerd worden terwijl die wel door de omgeving worden ervaart.

Ook is er een aangepaste scoring gebruikt en niet gebruik gemaakt van het gebruikelijke score formulier van de DIVA, wat gevolgen kan hebben voor de eerdere betrouwbaarheid en validiteit van de test. De verkregen data uit het onderzoek kan

onbetrouwbaar worden doordat bij herhaaldelijke testen mogelijk verschillende invloeden van de ADHD symptomen op verwerkingssnelheid worden ontdekt. Als de validiteit van het onderzoek is geschonden bestaat de kans dat de DIVA vragenlijst de ADHD symptomen niet meer goed meet, waardoor het niet duidelijk is of er gekeken wordt naar de invloed van ADHD symptomen op verwerkingssnelheid. In vervolgonderzoek kan gebruik gemaakt worden heteroanamnetische informatie en rekening gehouden worden met de scoring volgens de gehele DIVA om een compleet beeld te verkrijgen van de mate van ADHD symptomen.

(20)

20 vergelijking gedaan tussen de mate van ADHD symptomen en verwerkingssnelheid. Hierbij is de ADHD stoornis onderzocht als een continue variabele en niet als categorische variabele, zoals dat in eerder onderzoek vooral werd gedaan (Overbey et al., 2011).

In de toekomst zou bij het onderzoeken van de mate ADHD symptomen ook rekening gehouden kunnen worden met heteroanamnetische informatie waarbij er ook duidelijk onderzoek is gedaan naar de betrouwbaarheid of validiteit van de DIVA of eventueel andere test. Vervolgens kan er in vervolgonderzoek nog gekeken worden naar het niveau van de afgenomen testen om verwerkingssnelheid te meten. Een test die bijvoorbeeld gebruikt maakt van reactiesnelheid vereist vaker een hoger niveau van een persoon dat een

neuropsychologische test die een eventuele stoornis probeert te diagnosticeren of psychische klachten probeert te verklaren. Ten slotte kan met de nieuwe verkregen resultaten ook weer onderzoek gedaan worden naar de SAT en kan er gekeken worden of de SAT een verklaring is voor de gevonden verschillen.

Voorlopig kan de conclusie zijn dat in dit onderzoek geen enkel verband kon worden aangetoond tussen de mate van ADHD symptomen en verwerkingssnelheid. Ook de SAT bleek geen verklaring te zijn voor de verschillen in verwerkingssnelheid. Onderzoekers zouden in de toekomst de ADHD symptomen vaker als continuüm moeten onderzoeken, doordat hier nog steeds weinig over bekend is. Ook kan de focus extra gelegd worden op de mogelijke andere cognitieve dysfuncties die zich voordoen bij ADHD en verwerkingssnelheid, waardoor een beter begrip kan worden verkregen van de mogelijke factoren die een rol kunnen spelen bij de verwerkingssnelheid.

Referenties

Biederman, J. & Faraone, S. (2005). Attention-deficit hyperactivity disorder. The Lancet, 366(9481), 237-248. dx.doi.org/10.1016/s0140-6736(05)66915-2

Biederman, J., Petty, C., Doyle, A., Spencer, T., Henderson, C., & Marion, B. et al. (2007). Stability of Executive Function Deficits in Girls with ADHD: A Prospective Longitudinal Followup Study into Adolescence. Developmental Neuropsychology, 33(1), 44-61.

(21)

21 Brown, T., Reichel, P., & Quinlan, D. (2009). Executive Function Impairments in High IQ Adults With

ADHD. Journal Of Attention Disorders, 13(2), 161-167. dx.doi.org/10.1177/1087054708326113

Chhabildas, N., Pennington, B., & Willcutt, E. (2001). Journal search results - Cite This For Me. Journal Of Abnormal Child Psychology, 29(6), 529-540. http://dx.doi.org/10.1023/a:1012281226028 Dutilh, G., Wagenmakers, E., Visser, I., & van der Maas, H. (2010). A Phase Transition Model for the

Speed-Accuracy Trade-Off in Response Time Experiments. Cognitive Science, 35(2), 211-250. dx.doi.org/10.1111/j.1551-6709.2010.01147.x

Gazzaniga, M. & Reuter-Lorenz, P. (2010). The cognitive neuroscience of mind. Cambridge, Mass.: MIT Press.

Gray, P. (2011). Psychology. New York: Worth Publishers.

Gualtieri, C. & Johnson, L. (2006). Reliability and validity of a computerized neurocognitive test battery, CNS Vital Signs. Archives Of Clinical Neuropsychology, 21(7), 623-643. dx.doi.org/10.1016/j.acn.2006.05.007

Harpin, V. (2005). The effect of ADHD on the life of an individual, their family, and community from preschool to adult life. Archives Of Disease In Childhood, 90(suppl_1), i2-i7.

dx.doi.org/10.1136/adc.2004.059006

Jurado, M. & Rosselli, M. (2007). The Elusive Nature of Executive Functions: A Review of our Current Understanding. Neuropsychol Rev, 17(3), 213-233. dx.doi.org/10.1007/s11065-007-

9040-z

Kofler, M., Rapport, M., Sarver, D., Raiker, J., Orban, S., Friedman, L., & Kolomeyer, E. (2013).

Reaction time variability in ADHD: A meta-analytic review of 319 studies. Clinical Psychology Review,33(6), 795-811. dx.doi.org/10.1016/j.cpr.2013.06.001

Metin, B., Roeyers, H., Wiersema, J., van der Meere, J., Thompson, M., & Sonuga-Barke, E. (2013). ADHD performance reflects inefficient but not impulsive information processing: A diffusion model analysis. Neuropsychology, 27(2), 193-200. http://dx.doi.org/10.1037/a0031533

(22)

22 Nigg, J., Stavro, G., Ettenhofer, M., Hambrick, D., Miller, T., & Henderson, J. (2005). Executive

functions and adhd in adults: Evidence for selective effects on ADHD symptom

domains. Journal Of Abnormal Psychology, 114(4), 706-717. dx.doi.org/10.1037/0021- 843x.114.3.706

Wender, P., Wolf, L., & Wasserstein, J. (2006). Adults with ADHD. Annals Of The New York Academy Of Sciences, 931(1), 1-16. dx.doi.org/10.1111/j.1749-6632.2001.tb05770.x

Woods, S., Lovejoy, D., & Ball, J. (2002). Neuropsychological Characteristics of Adults with ADHD: A Comprehensive Review of Initial Studies. The Clinical Neuropsychologist (Neuropsychology, Development And Cognition: Section D), 16(1), 12-34.

dx.doi.org/10.1076/clin.16.1.12.8336

Reflectieverslag

(a) hoe je met de verkregen feedback bent omgegaan (vergelijk: a letter in which you document how you reacted to each point raised in the review process, hiermee heb je onder meer bij het POR ervaring opgedaan)

(b) waar het project goed is verlopen en waar dat minder goed verliep en

(c) wat volgens jou de sterke en zwakkere punten van je onderzoeksverslag zijn en (d) hoe je met de ethische aspecten van het onderzoek bent omgegaan.

(a) De omgang met de feedback is goed verlopen, deze positieve feedback heeft geholpen tot het

schrijven van een beter en vollediger stuk. Was de feedback onduidelijk dat stelde ik daar vragen over, die ik had voorbereid. Vervolgens kreeg ik hier een duidelijke uitleg op, waardoor alles voor mij duidelijker werd. Sommige mensen gaven aan de feedback wat hard en stug te vinden, maar naar mijn mening is dit gewoon een onderdeel van het schrijven. Feedback zorgt ervoor dat je jezelf kan

verbeteren doordat jou schrijfstijl vanuit een ander perspectief wordt bekeken door mensen met meer kennis. Dit geeft alleen maar voordelen en is goed verlopen.

(b) Goed:

- De samenwerking in de groep verliep goed, waren er vragen dan konden die aan elkaar gesteld worden zonder het idee te hebben dat je je ergens voor moest schamen of dat de mening van een persoon werd buitengesloten.

- Ook de samenwerking met de begeleiders was goed, veel en gemakkelijk contact en goede hulp waar nodig.

(23)

23 - De verbetering kan hem zitten in het interpreteren en analyseren van de testresultaten, hier werd een

bepaalde mate van vrijheid gegeven om de gegevens te interpreteren waar dit toch moeilijker bleek dan verwacht. De voornaamste oorzaak hiervan is de mindere voorbereiding op het bachelorproject in jaar 2. Doordat de keuze voor dezelfde statistische methode hadden veel mensen dezelfde statistische gegevens en werd alles als het ware voorgekauwd. De voorbereiding van POR was naar mijn mening onvoldoende voor dit project.

c) Sterke punten:

-Begrip van het beschreven onderwerp - Helder en begrijpbaar taalgebruik

- Inleiding; Verantwoording van het onderzoek, waarom relevant, theorie - Discussie;interpretatie, alternatieve verklaringen, beperkingen, suggesties

Minder sterke punten: - Structuur

- Veel woorden nodig voor het beschrijven (integratie)

d) Het omgaan met de ethische aspecten ging goed, hier werd vooral tijdens de afname rekening mee gehouden. Punten waar rekening werd gehouden waren informeren over het onderzoek, de gegevens netjes beveiligen en anonimiteit waarborgen, het onderzoek zorgvuldig uitvoeren zoals in de informed consent was beschrijven. Rekening houden met het feit dat het onderzoek vrijwillig was en dat het onderzoek elk moment gestopt kon worden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

Main results of this work to date include: An efficiency model, predicting a prototype efficiency of ~5%; A gas flow and pressure separation analysis, showing that the packed bed

In the case of attack where the number of non-first packets is greater than the number of first packets, if the verified result of a Tree rule is 'ACCEPT' (i.e., the path

officials outside the school with a mandate from a national/local authority, by: (1) coordinating visits to all schools and stakeholders in the network; (2) examining the quality

The proposed kCF and kSF can be considered as grapheme-based representations and have several attractive properties: (1) kCF and kSF cover short contour and stroke fragments of

In this section, we evaluate the feature performance for writer identification based on single- script and the results on five data sets are given in Table 7.1, from which we can

The overall curriculum design, the breadth and depth of knowledge and skills contained as part of the learning content, the high level of specification and guidance

It is observed that modern renew- able energy grew globally by 4.4% on average compared to a 1.8% growth of energy consumption from 1990 to 2005 when prices of fossil fuels were