• No results found

Invloed van neuroticisme op huilgedrag gemedieerd door stress bij moeders

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Invloed van neuroticisme op huilgedrag gemedieerd door stress bij moeders"

Copied!
18
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Invloed van Neuroticisme op Huilgedrag Gemedieerd door Stress bij Moeders Elise M. Perrels

Universiteit van Amsterdam

Masterscriptie Opvoedingsondersteuning Pedagogische Wetenschappen Universiteit van Amsterdam E.M. Perrels, 11021241 Eerste beoordelaar: mw. dr. A.L. van den Akker Tweede beoordelaar: mw. dr. P.H.O. Leijten Amsterdam (juni, 2016)

(2)

Inhoudsopgave

Abstract………...3

Invloed van Neuroticisme op Huilgedrag Gemedieerd door Stress bij Moeders……...…....….4

Overmatig Huilgedrag………..4

Oorzaken van Overmatig Huilgedrag………..…5

Stress tijdens de zwangerschap………...5

Stress na de zwangerschap………..5 Neurotische moeders………...6 Huidig Onderzoek………6 Methoden………8 Participanten……….8 Procedure……….9 Meetinstrumenten……….9 Huilgedrag………...9 Neuroticisme ………..9 Stress……….10 Ontbrekende data………...10 Statistische Analyse ………..…10 Resultaten………..11 Beschrijvende Statistieken……….11

De Mediërende Rol van Stress………...11

Discussie………...12

Beperkingen………...14

Conclusie………15

(3)

Abstract

The Relationship between Neuroticism and Crying, Mediated by Maternal Stress Crying is the most common parental concern during an infant’s first year. This study examined the relationship between maternal neuroticism and infant crying behavior. In addition, we investigated whether this relationship was mediated by maternal stress during and after pregnancy. Data were collected in 181 pregnant women and their infants at six months of age. Expected mothers completed self-report questionnaires on stress and

neuroticism. Mothers completed self-report questionnaires on stress when their infants were six months of age and answered a question about their infant’s crying behavior. Mediation was assessed using Preacher and Hayes’ multiple mediation regression SPSS macro. We found that neuroticism predicts maternal stress. Also, we found a correlation between stress after pregnancy and crying behavior. This study demonstrates a relationship between parental stress and crying behavior when infants were six months of age. Future research is needed to test which mechanism predicts infant crying and how this mechanism works.

(4)

Invloed van Neuroticisme op Huilgedrag Gemedieerd door Stress bij Moeders Bij ouders met kinderen tot één jaar gaat de meest voorkomende vraag naar medisch advies over het huilgedrag van hun baby (Kaley, Reid, & Flynn, 2011). Het huilgedrag van zuigelingen is een primair communicatiemiddel en nodig om te overleven (LaGasse, Neal, & Lester, 2005; Zeifman, 2001). Zuigelingen huilen wanneer ze hongerig zijn, pijn of ongemak ervaren en wanneer ze aandacht willen (Bakker & Cluckers, 2007). Huilgedrag is zowel adaptief als mal-adaptief gedrag (Zeifman, 2001). Enerzijds lokt huilgedrag uit tot zorg. Wanneer zuigelingen huilen worden zij bijvoorbeeld getroost door de ouders. Anderzijds kan huilgedrag vermijding of agressie uitlokken bij ouders (Bakker & Cluckers, 2007).

In de eerste drie maanden is er een piek in het huilgedrag zichtbaar. Vlak na de geboorte huilen baby’s gemiddeld anderhalf uur per dag, rond de zesde week huilen baby’s gemiddeld drie uur per dag en baby’s van 12 weken huilen gemiddeld één uur per dag (Barr, 1990). In de eerste levensmaanden kunnen baby’s zichzelf niet troosten. Volwassenen zijn nodig om stress van de zuigelingen te reguleren door hen te troosten (Bakker & Cluckers, 2007).

Overmatig Huilgedrag

Hoewel het huilgedrag van baby’s in de eerste levensmaanden een primair

communicatiemiddel is en de duur van het huilen na 12 weken geleidelijk afneemt, neemt het huilgedrag bij 5% tot 29% van de baby’s niet of nauwelijks af (Bolten, Fink, & Stadler, 2012). Wanneer baby’s na 12 weken nog steeds minimaal drie uur per dag huilen, spreekt men van excessief huilgedrag (Bolten, Fink, & Stadler, 2012; Bakker & Cluckers, 2007; Van der Wal, van Eijsden, & Bonsel, 2007). Negatieve gevolgen van excessief huilgedrag kunnen problemen met eten, slapen en op het gebied van gedrag zijn (Zeifman, 2001). Ook op lange termijn kunnen er gevolgen zijn van excessief huilgedrag. Uit onderzoek van Rautave et al., (1995) kwam naar voren dat voormalige huilbaby’s minder goed sliepen en meer driftbuien

(5)

hadden dan kinderen uit de controle groep. Ook uit onderzoek van Wolke, Rizzo, & Woods (2002) kwam naar voren dat voormalige huilbaby’s een verhoogde kans hadden op

hyperactief gedrag wanneer zij acht tot tien jaar oud waren. Ouders van baby’s met excessief huilgedrag rapporteren dan ook dat hun zuigelingen een moeilijker temperament hebben (Lester, Boukydis, Garcia-Coll, Hole, & Peucker, 1992).

Oorzaken van Overmatig Huilgedrag

Hoewel bij ouders van zuigelingen de meest voorkomende vraag naar medisch advies over het huilgedrag van hun zuigelingen gaat (Kaley, Reid, & Flynn, 2011), blijkt uit onderzoeken naar de oorzaak van excessief huilgedrag dat slechts in vijf procent van de gevallen daadwerkelijk een medische oorzaak te vinden is (De Clercq, van Steenkiste, Baeck, & Vercruysse, 2013). In veruit de meeste gevallen ligt er een andere oorzaak ten grondslag aan het huilgedrag.

Stress tijdens de zwangerschap. Moeders die stress en emotionele problemen ervaren gedurende de zwangerschap hebben meer kans op baby’s die overmatig huilen (Bolten, Fink, & Stadler, 2012). Wanneer moeders tijdens de zwangerschap stress ervaren, komen er

stresshormonen vrij. Deze zorgen onder andere voor een verandering in bloedtoevoer naar de baarmoeder (Mulder, De Medina, Huizink, Van den Bergh, Buitelaar, & Visser, 2002). Daarnaast zijn er moederlijke stresshormonen zoals glucocorticoïden en cortisol die in de placenta terecht kunnen komen (Chiang, 2015). Wanneer de foetus wordt blootgesteld aan deze stresshormonen kan dit de Hypothalamus-Pituitary-Adrenocortex as (HPA- as) van baby’s worden aantasten (Van der Wal, van Eijsden, & Bonsel, 2007). De HPA-as is het systeem dat stress reguleert. Een verstoord stresssysteem kan leiden tot excessief huilgedrag bij baby’s. Dit komt doordat zij minder goed in staat zijn om hun stress te reguleren (Van der Wal, van Eijsden, & Bonsel, 2007).

(6)

Stress na de zwangerschap. Een ander mechanisme dat mogelijk invloed heeft op het huilgedrag van zuigelingen is interactie. Uit onderzoek van Van der Wal, van Eijsden, & Bonsel, (2007) komt naar voren dat moeders die opvoedstress ervaren, het meeste risico lopen op zuigelingen die excessief huilen. Een limitatie aan dit onderzoek was dat opvoedstress alleen tijdens de zwangerschap werd gemeten. Ook is gebleken dat er een aantal momenten in het leven zijn die stress met zich meebrengen, de periode na de geboorte van een kind is voor de meeste ouders een stressvolle periode (Hutteman, Bleidorn, Keresteš, Brković, Butković, & Denissen, 2014). Moeders die stress ervaren, hebben mogelijk minder de capaciteit om op een empathische en sensitieve manier te reageren op de signalen van hun baby’s. Zuigelingen zijn echter sensitief voor de gemoedstoestand van moeder (De Clercq et al., 2013). Minder sensitief reageren op de signalen van zuigelingen wordt geassocieerd met huilgedrag van zuigelingen (Crockenberg & Smith, 2002).

Neurotische moeders. Moeders die stress ervaren, angstig zijn en geconfronteerd zijn met emotionele problemen, hebben een verhoogde kans op baby’s die overmatig huilen (van der Van der Wal, van Eijsden, & Bonsel, 2007). Eigenschappen als gevoeligheid voor stress, angstigheid en emotionele instabiliteit zijn kenmerkend voor personen met een neurotische persoonlijkheid (Prinzie, Stams, Deković, Reijntjes, & Belsky, 2009). Met andere woorden, moeders die hoog scoren op neuroticisme zullen gevoeliger zijn voor het ervaren van stress dan personen die lager scoren op neuroticisme (Ebstrup, Eplov, Pisinger, & Jørgensen, 2011). Huidig Onderzoek

Het is onduidelijk welk mechanisme ten grondslag ligt aan huilgedrag. Onderzoek laat zien dat moeders die kenmerken bezitten van de persoonlijkheid neuroticisme (stress, emotionele problemen en angst) een verhoogde kans hebben op baby’s die overmatig huilen (Van der Wal, van Eijsden, & Bonsel, 2007). Er zijn aanwijzingen dat er een biologisch mechanisme ten grondslag ligt aan het overmatig huilen van baby’s. Moeders die stress

(7)

ervaren tijdens de zwangerschap hebben een verhoogde kans op baby’s die overmatig huilen (Bolten, Fink, & Stadler, 2012). Anderzijds zijn er aanwijzingen dat opvoedstress de

interactie tussen ouder en kind beïnvloed en dat dit invloed heeft op het huilgedrag van baby’s (Crockenberg & Smith, 2002; Van der Wal, van Eijsden, & Bonsel, 2007). Het is echter nog onduidelijk hoe deze mechanismen precies een rol spelen. De vraag die in dit onderzoek centraal staat luidt: Is er een mediërend effect van het ervaren van stress bij moeders, tijdens en na de zwangerschap, op de relatie tussen neuroticisme van moeders en huilgedrag van de zuigelingen?

Zover bekend, is er nog niet eerder onderzoek gedaan naar opvoedstress bij moeders gemeten na de zwangerschap. Ook is er nog niet eerder onderzoek gedaan naar de relatie tussen neuroticisme en huilgedrag. Met de resultaten van dit onderzoek kan men achterhalen welke moeders behoren tot de risicogroep die gevoeliger is voor stress. Daarnaast kan men met behulp van deze gegevens op het juiste tijdstip een interventie inzetten. Voor preventie is het van belang om meer duidelijkheid te krijgen over de factoren die invloed hebben op huilgedrag. Het eerste jaar van een kind is immers de meest kwetsbare periode van relatievorming en heeft invloed op de rest van zijn leven (Bakker & Cluckers, 2007).

Naar aanleiding van eerder onderzoek worden de volgende hypothesen opgesteld. Allereerst wordt er een positieve relatie verwacht tussen neuroticisme van moeders en huilgedrag van de zuigelingen. Ten tweede wordt er verwacht dat er een positieve relatie is tussen neuroticisme en het ervaren van stress. Tot slot wordt verwacht dat stress de relatie tussen neuroticisme van moeders en huilgedrag van de zuigelingen medieert. Het conceptueel model van dit onderzoek is weergegeven in Figuur 1.

(8)

Figuur 1. Het conceptueel model van het mediërende effect van stress tijdens de

zwangerschap (T1) en stress na de zwangerschap (T2) op de relatie tussen neuroticisme van moeders en huilgedrag van de zuigelingen.

Methoden Participanten

Deze studie is onderdeel van een grotere studie ‘verwachtingen van aanstaande moeders over hun ongeboren kindje’ van de Universiteit van Amsterdam waarbij aanstaande moeders werden gevraagd een online survey in te vullen. Om vragen van deze studie te beantwoorden is data gebruikt van het eerste en tweede meetmoment. De participanten waren zwangere vrouwen die online zijn geworven door heel Nederland. Het onderzoek is

goedgekeurd door de Commissie Ethiek en er werd geïnformeerde toestemming verkregen van elke deelnemer.

Moeders die op het eerste meetmoment de online survey hadden ingevuld en op het tweede meetmoment het huilgedrag van hun zuigelingen hadden beoordeeld, werden geselecteerd voor deze studie. Deze selectie resulteerde in een steekproef van 181 moeders. De moeders waren voornamelijk autochtoon Nederlands (n= 172). Drie moeders gaven aan Surinaams-Nederlands te zijn, één moeder Antilliaans-Nederlands en vijf moeders gaven aan een andere nationaliteit te hebben. De leeftijden van de moeders varieerden tussen de 19 en 41 jaar (M = 30.28, SD = 4.11).

(9)

De participanten waren voornamelijk hoogopgeleid. De meeste moeders (44.2%) gaven aan dat HBO hun hoogst genoten schoolniveau was, bij 27.1% was dit een MBO opleiding, bij 25.4% een Universitaire studie, bij 2.2% de middelbare school en 1.1% gaf aan een HBO master te hebben afgerond. Van de moeders gaf 59.9% aan een gezinsinkomen lager dan €3200 per maand te hebben.

De groep zuigelingen bestond uit 83 jongens en 81 meisjes. Van 17 kinderen (9.4%) is niet gerapporteerd tot welk geslacht zij behoren.

Middels G*power 3.1 is de minimale steekproefgrootte vastgesteld op 77 participanten (1-ß = .80). De steekproef (N = 181) heeft ruim voldoende power (1-ß = 1.00) om een groot effect (f 2= .35) te vinden (Faul, Erdfelder, Buchner, & Lang, 2009).

Procedure

Tijdens de zwangerschap vulden de participanten de online survey in. Bij de eerste meting waren de moeders variërend van twee tot veertig weken in verwachting. De survey was online van januari 2014 tot maart 2014. De participanten die hadden aangegeven ook deel te willen nemen aan vervolgonderzoek zijn zes maanden na de uitgerekende datum benaderd om de vragenlijst van het tweede meetmoment in te vullen. Tijdens de tweede meting waren de zuigelingen zes maanden oud.

Meetinstrumenten

Huilgedrag. Moeders rapporteerden op het tweede meetmoment hoeveel uur hun zuigelingen de afgelopen week gemiddeld hadden gehuild. Dit beoordeelden zij op een 12-punt schaal (1 = nul uur en 12 = meer dan 10 uur).

Neuroticisme. Moeders vulden op het eerste meetmoment de Nederlandse versie van de Big Five Inventory (BFI) in (Denissen, Geenen, Van Aken, Gosling, & Potter, 2008). Deze schaal, bestaande uit acht items, mat de mate van neuroticisme. Een voorbeeld van een item:

(10)

schaal (1 = sterk mee oneens en 5 = sterk mee eens) aan wat voor hen van toepassing was (Denissen, et al., 2008). Chronbach’s alpha was .81.

Stress. Moeders vulden tijdens de zwangerschap (T1) en wanneer hun zuigelingen zes maanden oud waren (T2) de Nederlandse versie van de Perceived Stress Scale- 10 Item in (Cohen & Williamson, 1988). Deze schaal, bestaande uit 10 items, mat de mate van stress die moeders ervoeren. Een voorbeeld van een item was als volgt gesteld: Heeft u zich de

afgelopen maand nerveus of gestrest gevoeld? Hierop gaven de moeders op een 4-punt schaal

aan wat voor hen van toepassing was (0 = nooit en 4 = heel erg) (Cohen & Williamson, 1988). Chronbach’s alpha voor meetmoment 1 en meetmoment 2 waren .83 en .90.

Ontbrekende data. Voor de variabelen neuroticisme, stress tijdens de zwangerschap en stress na de zwangerschap zijn schaalscores berekend. Hierbij was er sprake van

ontbrekende waarden (2.1%). Uit de Little’s MCAR test ( X2 = 116.79, df = 266, p = 1.00), bleek dat de ontbrekende waarden volledig willekeurig waren. De data is vervolgens op schaalniveau geïmputeerd met behulp van de Expectation Maximization procedure. Dit is een zeer efficiënte manier bij de aanname dat data willekeurig ontbreekt (Schafer & Graham, 2002).

Statistische Analyse

SPSS v.23 werd gebruikt voor de statistische analyse. De beschrijvende statistieken werden berekend door de aanwezige demografische gegevens van de moeders. Het

mediërende effect van stress tijdens de zwangerschap (T1) en stress na de zwangerschap (T2) op de relatie tussen neuroticisme van moeders en huilgedrag van de zuigelingen was

onderzocht met behulp van SPSS Macro voor meervoudige mediatie (Preacher & Hayes, 2008). Meervoudige mediatie maakt het mogelijk om de unieke bijdrage van elke mediator (gecontroleerd voor de andere mediator) te beoordelen op het vlak van de relatie tussen de onafhankelijke variabelen en de afhankelijke variabele.

(11)

Hierbij is gebruik gemaakt van een bootstrapping methode. Bootstrapping genereert een empirische representatie van de steekproefverdeling van het indirecte effect met behulp van de steekproefgrootte n als een representatie van de populatie in het klein. Er werden in dit onderzoek 2000 steekproeven getrokken. Bootstrapping is een methode voor het testen van mediatie met de hoogste power en daarnaast is deze methode uitermate geschikt voor de bestrijding tegen een Type 1 fout (Hayes, 2009).

Resultaten Beschrijvende Statistieken

In Tabel 1 zijn de beschrijvende statistieken en correlaties weergegeven. Neuroticisme was gerelateerd aan stress tijdens de zwangerschap, alsook aan stress na de zwangerschap. Tevens was er een samenhang tussen het ervaren van stress tijdens de zwangerschap en het ervaren van stress na de zwangerschap. Daarnaast was huilgedrag gerelateerd aan stress na de zwangerschap.

Tabel 1

Beschrijvende Statistieken en Correlaties Tussen Huilgedrag, Neuroticisme, Stress T1 en Stress T2 Schaal M (SD) 1 2 3 1.Huilgedrag 1.82 (.91) - 2.Neuroticisme 2.67 (.63) .08 - 3.Stress T1 2.28 (.56) .09 .40** - 4.Stress T2 2.14 (.71) .16* .27** .52** Noot. * p <.05 **p < .01.

De Mediërende Rol van Stress

Met behulp van de Macro voor Meervoudige Mediatie van Preacher & Hayes (2008) werd nagegaan of er een significant effect was van neuroticisme op huilgedrag, gemedieerd

(12)

door stress tijdens en na de zwangerschap. De resultaten van de mediatie analyse zijn gepresenteerd in Tabel 2. Neuroticisme bleek geen voorspeller voor huilgedrag te zijn. Moeders die hoger scoorden op neuroticisme rapporteerden niet meer huilgedrag bij hun zuigelingen. Er was een positief significant effect tussen neuroticisme en stress tijdens de zwangerschap. Moeders die hoger scoorden op neuroticisme rapporteerden meer stress tijdens de zwangerschap. Daarnaast was er een positief significant effect tussen neuroticisme en stress na de zwangerschap. Moeders die hoger scoorden op neuroticisme rapporteerden ook meer stress na de zwangerschap. Stress tijdens de zwangerschap bleek geen voorspeller te zijn voor huilgedrag. Tevens bleek het ervaren van stress na de zwangerschap geen voorspeller te zijn voor huilgedrag. Tot slot bleek er geen sprake te zijn van een direct effect. Er was geen positief significant effect tussen neuroticisme en huilgedrag, gemedieerd door stress.

Tabel 2

Resultaten Meervoudige Mediatie Analyse

Model β SE R R2 95% betrouwbaarheidsinterval Neuroticisme → Huilgedrag Neuroticisme → Stress T1 Neuroticisme → Stress T2 Stress T1 → Huilgedrag Stress T2 → Huilgedrag Neuroticisme →Huilgedrag .13 .36* .31* .06 .16 .06 .11 .06 .08 .15 .11 .12 .09 .41 .27 .17 .17 .17 .03 .17 .07 .03 .03 .03 (-.08, .34) (.24, .48) (.15, .47) (-.24, .35) (-.06, .38) (-.17, .30) Noot. *p < .001. Discussie

Het doel van dit onderzoek was te onderzoeken of het ervaren van stress door moeders de relatie tussen neuroticisme en huilgedrag zou mediëren. Hierbij werd gekeken naar twee mechanismen. Allereerst naar stress als biologisch mechanisme, namelijk wanneer moeders

(13)

stress ervoeren tijdens de zwangerschap. Daarnaast werd er gekeken naar stress als interactie mechanisme, namelijk wanneer moeders stress ervoeren wanneer hun zuigelingen zes maanden oud waren.

Zover bekend, is dit één van de eerste onderzoeken die de mediërende rol van stress op de relatie tussen neuroticisme en huilgedrag onderzocht. Eerdere studies hebben de relatie tussen stress tijdens de zwangerschap en huilgedrag aangetoond (Bolten, Fink, & Stadler, 2012; Chiang, 2015; Mulder et al., 2002; Van der Wal, van Eijsden, & Bonsel, 2007) en de relatie van opvoedstress op huilgedrag (Van der Wal, van Eijsden, & Bonsel, 2007). Nog niet eerder is opvoedstress, in relatie tot huilgedrag, gemeten na de zwangerschap.

Zoals voorspeld, was neuroticisme gerelateerd aan stress. Anders dan verwacht bleek stress tijdens de zwangerschap geen voorspeller te zijn voor huilgedrag. Ook het ervaren van stress na de zwangerschap bleek geen voorspeller te zijn voor huilgedrag. Wel bleek

huilgedrag gerelateerd te zijn aan stress na de zwangerschap. Mogelijk is stress niet

gerelateerd aan huilgedrag omdat andere factoren, zoals temperament van de zuigelingen een rol spelen. Uit het onderzoek van Lester et al., (1992) komt naar voren dat ouders van

zuigelingen met excessief huilgedrag rapporteerden dat hun zuigelingen een moeilijker temperament hadden. Een gevolg hiervan zou kunnen zijn dat ouders meer opvoedstress ervaren doordat hun zuigelingen excessief huilen.

Mogelijk is er wel een verband tussen stress en huilgedrag, maar is dit verband niet gevonden vanwege de gebruikte methode. Stress is in dit onderzoek gemeten aan de hand van een vragenlijst die door de moeders zelf is ingevuld. Uit eerder onderzoek komt naar voren dat zelfrapportage van moeders over hoe gestrest zij waren en het daadwerkelijk aanwezige cortisol in hun lichaam, niet aan elkaar gerelateerd waren (Baibazarova, van de Beek, Cohen-Kettenis, Buitelaar, Shelton, & van Goozen, 2013). Wellicht gaven de moeders in dit

(14)

onderzoek aan gestrest te zijn tijdens de zwangerschap, maar was er geen sprake van een verhoging van hun cortisol niveau.

Anders dan verwacht medieerde stress niet de relatie tussen neuroticisme en huilgedrag. Het zou kunnen zijn dat er sprake is van een ander mechanisme. Zo bleek uit onderzoek van Bolten, Fink, & Stadler (2012) dat zuigelingen van moeders die aangaven meer stress te ervaren, minder huilden wanneer er sprake was van een hoge mate van self-efficacy.

Neuroticisme bleek geen voorspeller te zijn voor huilgedrag. Mogelijk is neuroticisme niet gerelateerd aan huilgedrag omdat neuroticisme op zichzelf staand geen voorspeller van huilgedrag is, maar een onderdeel van meerdere risicofactoren die samen huilgedrag

voorspellen. Zo komt uit het onderzoek van Van der Wal, van Eijsden, & Bonsel (2007) dat moeders met drie of vier prenatale risico’s meer kans hadden op een zuigeling die excessief huilt. Hierbij kan gedacht worden aan depressieve symptomen, angst, opvoedstress en spanning gerelateerd aan werk (Van der Wal, van Eijsden, & Bonsel, 2007).

Een andere verklaring waarom in dit onderzoek niet is gevonden dat neuroticisme en stress geen voorspellers waren voor huilgedrag zou kunnen liggen aan de manier waarop huilgedrag gemeten is. In dit onderzoek is gevraagd naar hoeveel uur het kind de afgelopen week gemiddeld per dag heeft gehuild. Andere onderzoeken hebben huilgedrag gemeten door middel van een driedaags 24-uurs dagboek onderzoek (Bolten, Fink, & Stadler, 2012), het opnemen van het huilgedrag met behulp van een microfoon (Lester et al., 1992) en door middel van een zevendaags 24-uurs dagboek onderzoek (Wolke, Rizzo, & Woods, 2002). Beperkingen

Bij het interpreteren van de resultaten van dit onderzoek moet rekening worden gehouden met een aantal beperkingen. Allereerst de manier waarop huilgedrag is gemeten. Huilgedrag werd gemeten met één vraag: Hoeveel uur huilde uw kind gemiddeld per dag in de

(15)

afgelopen week? Dit is een retroperspectieve vraag. Wellicht kan men met vervolgonderzoek

huilgedrag op andere manier meten. Er kan gedacht worden aan een dagboekonderzoek of door middel van audio opnames.

Een tweede beperking van het onderzoek was de onderzoekspopulatie. De moeders waren voornamelijk autochtoon Nederlands en hoog opgeleid. Hierdoor is mogelijk een homogene groep ontstaan. Met vervolgonderzoek zou men er aan kunnen denken om de participanten te werven via consultatiebureaus en ouders de mogelijkheid te bieden om daar ter plekke (met waar nodig, met behulp van een tolk) de vragenlijsten te kunnen in te vullen. Mogelijk zorgt dit ervoor dat er een meer diverse groep ontstaat.

Naast deze beperkingen waren het longitudinale design, de omvang van de steekproef en de methode die gebruikt is voor de analyse sterke punten van dit onderzoek.

Conclusie

In dit onderzoek werd gekeken naar het mediërende effect van stress tijdens de

zwangerschap en stress na de zwangerschap op de relatie tussen neuroticisme van moeders en huilgedrag van de zuigelingen. Uit dit onderzoek bleek dat neuroticisme gerelateerd was aan stress. Anders dan verwacht bleek stress tijdens de zwangerschap geen voorspeller te zijn voor huilgedrag. Ook het ervaren van stress na de zwangerschap bleek geen voorspeller te zijn voor huilgedrag. Wel bleek huilgedrag gerelateerd aan stress na de zwangerschap. Dit

onderzoek toonde geen mediatie verband aan van het effect van stress tijdens de

zwangerschap en stress na de zwangerschap op de relatie tussen neuroticisme van moeder en huilgedrag van de zuigeling. Dit onderzoek kon geen antwoord geven over de achterliggende mechanismen van huilgedrag. Wel laat dit onderzoek zien dat er een relatie is tussen

opvoedstress en huilgedrag. Vervolgonderzoek zal zich moeten focussen op de richting van dit verband.

(16)

Referenties

Baibazarova, E., van de Beek, C., Cohen-Kettenis, P. T., Buitelaar, J., Shelton, K. H., & van Goozen, S. H. (2013). Influence of prenatal maternal stress, maternal plasma cortisol and cortisol in the amniotic fluid on birth outcomes and child temperament at 3 months. Psychoneuroendocrinology,38(6), 907-915. doi:

10.1016/j.psyneuen.2012.09.015

Bakker, G.A., Cluckers, G. (2007). Huilbaby’s. In L’Hoir, M.P., & van Sleuwen, B.E (Red.),

Handboek kinderen en adolescenten (pp. 828-835). Houten: Bohn Stafleu van

Loghum. doi: 10.1007/978-90-313-8644-4

Barr, R. G. (1990). The normal crying curve: what do we really know?.Developmental

Medicine & Child Neurology, 32(4), 356-362. doi:

10.1111/j.1469-8749.1990.tb16949.x

Bolten, M. I., Fink, N. S., & Stadler, C. (2012). Maternal self-efficacy reduces the impact of prenatal stress on infant’s crying behavior. The Journal of pediatrics, 161(1), 104-109. doi: 10.1016/j.jpeds.2011.12.044

Chiang, M. C. (2015). Effects of Maternal Stress During Pregnancy on Birth Outcome and Stress-related Hormones. Pediatrics & Neonatology, 56(6), 365-366.

doi:10.1016/j.pedneo.2015.08.004

Cohen, S., & Williamson, G. (1988). Perceived stress in a probability sample of the United States. In S. Spacapam & S. Oskamp (Eds.), The social psychology of health:

Claremont Symposium on applied social psychology (31-67). Newbury Park, CA.

Crockenberg, S. B., & Smith, P. (2002). Antecedents of mother–infant interaction and infant irritability in the first 3 months of life. Infant Behavior and Development, 25(1), 2-15. doi: 10.1016/S0163-6383(02)00088-7

(17)

bij jonge baby’s: een integratieve benadering. Psychopraktijk, 5(4), 18-21. doi: 10.1007/s13170-013-0054-3

Denissen, J. J., Geenen, R., Van Aken, M. A., Gosling, S. D., & Potter, J. (2008). Development and validation of a Dutch translation of the Big Five Inventory (BFI). Journal of personality assessment, 90(2), 152-157. doi:

10.1080/00223890701845229

Ebstrup, J. F., Eplov, L. F., Pisinger, C., & Jørgensen, T. (2011). Association between the Five Factor personality traits and perceived stress: is the effect mediated by general self-efficacy?. Anxiety, Stress & Coping, 24(4), 407-419. doi:

10.1080/10615806.2010.540012

Faul, F., Erdfelder, E., Buchner, A., & Lang, A. G. (2009). Statistical power analyses using G* Power 3.1: Tests for correlation and regression analyses.Behavior research

methods, 41(4), 1149-1160. doi: 10.3758/BRM.41.4.1149

Hayes, A. F. (2009). Beyond Baron and Kenny: Statistical mediation analysis in the new millennium. Communication monographs, 76(4), 408-420. doi:

10.1080/03637750903310360

Hutteman, R., Bleidorn, W., Keresteš, G., Brković, I., Butković, A., & Denissen, J. J. (2014). Reciprocal associations between parenting challenges and parents' personality

development in young and middle adulthood. European Journal of Personality, 28(2), 168-179. doi: 10.1002/per.1932

Kaley, F., Reid, V., & Flynn, E. (2011). The psychology of infant colic: A review of current research. Infant mental health journal, 32(5), 526-541. doi: 10.1002/imhj.20308 LaGasse, L. L., Neal, A. R., & Lester, B. M. (2005). Assessment of infant cry: Acoustic cry

analysis and parental perception. Mental Retardation and Developmental Disabilities Research Reviews, 11(1),83-93. doi:10.1002/mrdd.20050.

(18)

Lester, B. M., Boukydis, C. Z., Garcia-Coll, C. T., Hole, W., & Peucker, M. (1992). Infantile colic: Acoustic cry characteristics, maternal perception of cry, and

temperament. Infant Behavior and Development, 15(1), 15-26. doi:10.1016/0163-6383(92)90003-O

Mulder, E. J. H., De Medina, P. R., Huizink, A. C., Van den Bergh, B. R. H., Buitelaar, J. K., & Visser, G. H. A. (2002). Prenatal maternal stress: effects on pregnancy and the (unborn) child. Early human development, 70(1), 3-14. doi:10.1016/S0378-3782(02)00075-0

Prinzie, P., Stams, G. J. J., Deković, M., Reijntjes, A. H., & Belsky, J. (2009). The relations between parents’ Big Five personality factors and parenting: A meta-analytic

review. Journal of personality and social psychology, 97(2), 351. doi: 10.1037/a0015823

Schafer, J. L., & Graham, J. W. (2002). Missing data: our view of the state of the art. Psychological methods, 7(2), 147. doi: 10.1037/1082-989X.7.2.147

Van der Wal, M. F., van Eijsden, M., & Bonsel, G. J. (2007). Stress and emotional problems during pregnancy and excessive infant crying. Journal of Developmental &

Behavioral Pediatrics, 28(6), 431-437. doi: 10.1097/DBP.0b013e31811ff8f4

Wolke, D., Rizzo, P., & Woods, S. (2002). Persistent infant crying and hyperactivity problems in middle childhood. Pediatrics,109(6), 1054-1060

Zeifman, D. M. (2001). An ethological analysis of human infant crying: Answering Tinbergen's four questions. Developmental psychobiology, 39(4), 265-285. doi: 10.1002/dev.1005

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Tables 2 and 3 show that women at 6 months postpartum who had a caesarean section have a significantly smaller puborectalis muscle area during contraction compared with vaginal

This was done by observing for how long rail signallers showed behaviours that were linked to observation, manual actions, planning behaviour, communication with team members

denken en ook zeker voor het CNPG3 substraat wat jij aan mij hebt gegeven, waarvan ik zoals je kan lezen dankbaar gebruik heb gemaakt. Jolanda, ik wil jou graag bedanken voor

Methods: A patient count model was developed to forecast the AM population using historical rate data (1991-2012) and other population parameters including incidence rate

The fact that brand credibility and brand innovativeness do not have any effect on active innovation resistance in the persuasion stage does not mean that it cannot appear or

These values for the maximum deflection angles are deducted from the maximum range of motion which could be obtained by this joint design while maintaining high support

Figure 2 shows the estimated posterior densities of the testlet variance para- meter using an informative and a vague prior under the TRT model, given sampled values in Condition 7

Simulated (a) Output common mode voltage (b) Differential latch output (c) Tail current profile (d) Pre-amplifier differential voltage (gain) of the two comparators and (e)