• No results found

Narcolepsie en depressie bij kinderen : de invloed van narcolepsie op het ontstaan van depressie bij jongadolescenten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Narcolepsie en depressie bij kinderen : de invloed van narcolepsie op het ontstaan van depressie bij jongadolescenten"

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Narcolepsie en Depressie bij Kinderen:

de invloed van Narcolepsie op het Ontstaan van Depressie bij Jongadolescenten.

Angela Menger: 10357912

Universiteit van Amsterdam

Datum: 24-03-2016

Aantal woorden: 4788

(2)

ABSTRACT

Dit literatuuroverzicht gaat in op de invloed van narcolepsie op depressie bij

jongadolescenten. Hierbij wordt gekeken naar zowel de fysieke als sociaal-emotionele gevolgen van narcolepsie. Vervolgens wordt er inzicht gegeven in de huidige medicatie van narcolepsie en implicaties voor behandeling van de comorbiditeit van narcolepsie met depressie. Zowel fysieke als sociaal-emotionele gevolgen van narcolepsie zijn van belang gebleken bij het ontstaan van depressie bij jongadolescenten, waarbij sommige gevolgen als directe voorspeller voor depressie werden gevonden en andere gevolgen indirect kunnen bijdragen aan het ontstaan of het versterken van depressie. Symptomen van narcolepsie en depressie zijn met medicatie en niet-medicamenteuze behandelingen te bestrijden, echter is er meer onderzoek nodig naar effectieve behandelingen voor de comorbiditeit van narcolepsie met depressie.

(3)

INHOUDSOPGAVE

ABSTRACT………. 1

HOOFDSTUK

I INTRODUCTIE……….. 4

II DE FYSIEKE GEVOLGEN VAN NARCOLEPSIE……….

Slaaptekort Overgewicht Kataplexie

Slaapparalyse en hallucinaties

7

III DE SOCIAAL-EMOTIONELE GEVOLGEN VAN

NARCOLEPSIE………. Schoolprestaties Pesten Sociale isolatie Thuissituatie 10 IV BEHANDELING EN MEDICATIE……..……….

Huidige behandeling en medicatie narcolepsie

Huidige medicatie depressie die effectief is bij narcolepsie Implicaties voor behandeling narcolepsie en depressie

12

V CONCLUSIE/DISCUSSIE………. 18

(4)

Narcolepsie en Depressie bij Kinderen: de Invloed van Narcolepsie op het Ontstaan van Depressie bij Jongadolescenten

Narcolepsie is een slaapstoornis die wordt gekenmerkt door overmatige slaperigheid overdag en gepaard kan gaan met kataplexie en slaapparalyse (Kerkhof, De Gier & Sernee, 2010). Het betreft .02 -.04 procent van de algemene bevolking, waarvan nog steeds het aantal kinderen onbekend is (American Psychiatric Association, 2013). Recentelijk onderzoek (Stores, Montgomery, Phil & Wiggs, 2006) toont aan dat narcolepsie al kan ontstaan in de vroege kindertijd. Vaak wordt het echter niet als zodanig herkend, doordat niet wordt beseft of herkend dat het een slaapprobleem betreft, omdat symptomen vaak worden toegeschreven aan een andere stoornis. Daarnaast ontwikkelt narcolepsie zich in de meeste gevallen voor het vijfentwintigste levensjaar met een piek rond het veertiende en vijftiende levensjaar (Stores et al., 2006; Dauvilliers, Arnulf, & Mignot, 2007). In dit literatuuroverzicht wordt daarom gekeken naar de invloed van narcolepsie op het ontstaan van depressie bij jongadolescenten.

Volgens de DSM-5 is er sprake van narcolepsie wanneer iemand last heeft van terugkerende periodes van onweerstaanbare slaapdrang, de neiging om in slaap te vallen, of overdag meerdere keren kort slaapt. Dit gebeurt ten minste drie keer per week in de laatste drie maanden. Daarnaast is er sprake van ten minste één van de volgende criteria: episodes van kataplexie, hypocretine deficiëntie, of een verstoorde REM-slaap (rapid eye movement slaap) (APA, 2013). De oorzaak van narcolepsie, met of zonder kataplexie, ligt bij een tekort aan hypocretine (APA, 2013). Deze neurotransmitters zorgen voor het ondersteunen van de waaktoestand en het reguleren van de het slaap-waak ritme, en onderdrukken de REM-slaap. Het slaap-waak ritme van mensen met narcolepsie is dan ook verstoord, waardoor zij niet genoeg diepe slaap (non-REM slaap) krijgen. Daarnaast kan narcolepsie ook een onderdeel zijn van een andere medische aandoening, zoals een tumor, encephalitis of hoofdtrauma (Dauvilliers et al., 2007). Kataplexie is een korte episode van spierverslapping veroorzaakt

(5)

door een emotionele uitlokker en komt vaak voor bij narcolepsie (Smink, 2005). Deze spierverslapping zorgt ervoor dat de persoon in kwestie in elkaar zakt. Een kataplexieaanval kan van enkele seconden tot enkele minuten duren en ook de frequentie van de aanvallen kan verschillen (Dauvilliers et al., 2007). Wel is bekend dat de aanvallen toenemen bij

vermoeidheid. Bij kinderen beperkt deze spierverslapping zich soms tot het gezicht, zogeheten ‘cataplectic faces’ (Dauvilliers et al., 2007). Naast kataplexie kan ook

slaapparalyse een onderdeel zijn van narcolepsie. Slaapparalyse is het niet kunnen bewegen van het lichaam en het onvermogen om normaal te kunnen praten of ademen, terwijl iemand wel mentaal wakker is (Hishikama & Shimizu, 1995 zoals geciteerd in Dauvilliers, 2007). Dit kan voorkomen bij zowel het wakker worden als het in slaap vallen tijdens de REM-slaap en in combinatie met hallucinaties. Hallucinaties kunnen worden onderverdeeld in hallucinaties tijdens het in slaap vallen (hypnagogische) en hallucinaties tijdens het wakker worden (hypnopompische) (Dauvilliers et al., 2007). Deze hallucinaties zijn vaak erg levendig en kunnen zeker in combinatie met slaapparalyse erg beangstigend zijn (Stores et al., 2006). Uit eerder genoemd onderzoek (Stores et al., 2006) is gebleken dat narcolepsie een grote invloed kan hebben op het leven van kinderen, zowel op school als thuis. Juist in de kinder- en tienertijd is de kwaliteit van leven belangrijk (Broughton & Broughton, 1994) en kunnen de gevolgen van narcolepsie hier een grote impact op hebben. Enkele voorbeelden hiervan zijn minder goede schoolresultaten, gepest worden en sociaal geïsoleerd raken. Kinderen met narcolepsie scoorden in het onderzoek van Stores et al. (2006) dan ook hoger op de Child Depression Inventory (CDI) dan kinderen zonder slaapstoornis. Daarnaast werden er bij deze kinderen meer depressieve tekenen gerapporteerd door hun ouders. Uit

onderzoeken naar het voorkomen van depressie bij mensen met narcolepsie werden prevalenties tussen de 20% en 57% gevonden (Reynolds et al., 1983; Daniels et al., 2001 zoals geciteerd in Vandeputte & De Weerd, 2003). Uit een recenter onderzoek van

(6)

Vandeputte en De Weerd (2003) is gebleken dat 37% van de mensen met narcolepsie te maken heeft met een vorm van depressie.

Er wordt gesproken van een depressie wanneer er sprake is van een aanhoudende depressieve stemming, negatieve denkbeelden, afwijkende gedragingen en lichamelijke klachten (Van Marwijk et al., 2009). De depressieve stoornis wordt gezien als multicausaal, omdat verschillende factoren (biologische, psychische en sociale) een rol kunnen spelen in het ontstaan. Dit wordt bevestigd door onderzoek waaruit is gebleken dat er onder kinderen met narcolepsie een verhoogde prevalentie van depressie is (Stores et al., 2006; Inocente et al., 2013), wat het relevant maakt om door middel van dit literatuuroverzicht meer inzicht te krijgen in deze comorbiditeit.

Ook liet de studie van Inocente et al. (2014) dezelfde prevalentie van depressieve symptomen zien bij kinderen die wel en niet zijn behandeld voor narcolepsie. Dit betekent dat de huidige behandeling gericht op narcolepsie niet de mogelijke depressieve symptomen aanpakt. Wanneer er meer inzicht is in de manier waarop narcolepsie invloed heeft op depressie kan behandeling hier op worden afgestemd. Een depressieve stoornis wordt

gekenmerkt door episodes van depressieve stemming en het verliezen van interesse of plezier (APA, 2013). Wanneer deze episodes ten minste twee weken duren en voorkomen in

combinatie met depressieve symptomen (verandering in slaappatroon, eetlust, activiteit, vermoeidheid, concentratieproblemen, een gevoel van waardeloosheid en

zelfmoordgedachten) is er sprake van een depressieve stoornis.

In deze scriptie zal de volgende vraagstelling centraal staan: ‘Wat is de invloed van narcolepsie op het ontstaan van depressie bij jongadolescenten’. Dit literatuuronderzoek zal hier meer inzicht in geven door eerst in te gaan op de fysieke gevolgen van narcolepsie op depressie. Daarbij zal ingegaan worden op de gevolgen met betrekking tot slaaptekort,

(7)

besteed aan de invloed van sociaal-emotionele gevolgen van narcolepsie op depressie, waarbij gekeken wordt naar schoolprestaties, pesten, sociale isolatie en de thuissituatie. Ten slotte zal er aandacht besteed worden aan de huidige behandeling van narcolepsie en depressie en worden er implicaties gegeven voor de behandeling van de comorbiditeit van narcolepsie met depressie bij kinderen.

De Fysieke Gevolgen van Narcolepsie

Een van de belangrijkste symptomen van narcolepsie is het slaaptekort (APA, 2013). Bij het diagnosticeren van narcolepsie wordt gebruik gemaakt van electro-encephalografie (EEG) om de hersenactiviteit te meten tijdens de slaap en slaappatronen zichtbaar te maken.

Kenmerkend voor narcolepsie zijn de vele REM-slaap periodes in verhouding tot de diepe slaap en het niet in slaap kunnen komen of niet kunnen doorslapen. Door de vele REM-slaapperiodes en het niet kunnen doorslapen, hebben mensen met deze slaapstoornis last van een slaaptekort. Slaaptekort en vermoeidheid kunnen een grote impact hebben op de emotionele gesteldheid van een kind (Boer, 2010). In een studie van Baglioni et al. (2011) werd slapeloosheid gevonden als voorspeller van het ontstaan van depressie. Zij onderzochten of mensen met een slaapprobleem een hogere kans hebben op depressie. Uit de studie is gebleken dat mensen met een slaapprobleem twee keer zoveel kans hebben op het

ontwikkelen van depressie als mensen die geen slaapproblemen hebben. Het slaaptekort van kinderen met narcolepsie zou invloed kunnen hebben op de emotionele gesteldheid (Baglioni et al., 2001; Boer, 2010), waardoor zij een grotere kans hebben op het ontwikkelen van depressie.

Naast slaaptekort kan overgewicht ook een van de fysieke gevolgen zijn van narcolepsie die kunnen bijdragen aan het ontstaan van depressie. Meer dan 50% van de

(8)

kinderen met narcolepsie heeft te maken met overgewicht (Inocente et al., 2013). Uit onderzoek van Kotagal, Krahn en Slocumb (2004) is gebleken dat in het begin van de ontwikkeling van narcolepsie vaak al overgewicht ontstaat. Doordat overwicht zo vaak voorkomt bij kinderen met narcolepsie en al vroeg wordt ontwikkeld, is het belangrijk om na te gaan welke invloed dit heeft op het ontstaan van depressie. Er is al veel onderzoek gedaan naar de relatie tussen overgewicht en depressie en hieruit kwam een hoge comorbiditeit naar voor (Schuld, Hebebrand, Geller, & Pollmächer, 2000). Om na te gaan of overgewicht als gevolg van narcolepsie kan bijdragen aan het ontstaan van een depressie is echter de causale relatie van overgewicht en depressie van belang. Dit werd onderzocht door Hung et al. (2015) door middel van een randomised case-control study. In deze studie werd geen causale relatie gevonden tussen overgewicht en depressie, wat zou betekenen dat we voorzichtig moeten omgaan met de conclusie dat overgewicht als gevolg van narcolepsie kan bijdragen aan het ontstaan van depressie. Er zal meer onderzoek nodig zijn naar de directe invloed van overgewicht, als gevolg van narcolepsie, op het ontstaan van depressie om een grondige te conclusie kunnen trekken.

Een ander kenmerk van narcolepsie is kataplexie, wat bij 0.02% procent van de volwassen bevolking voorkomt (Dauvilliers et al., 2007). Zoals eerder genoemd, is kataplexie een episode van spierverslapping die van enkele seconden tot minuten kan duren en uitgelokt wordt door emoties zoals blijdschap of boosheid (APA, 2013).Het kan zo zijn dat de

spierverslapping zich bij kinderen beperkt tot het gezicht, maar ook geheel verlies van de spanning van de spieren kan voorkomen. Om dit tegen te gaan wordt er vaak geprobeerd emoties te onderdrukken door sociale relaties te beperken (Dauvilliers et al., 2007). Gebrek aan sociale relaties kan bijdragen aan het ontstaan van depressiviteit (Davidson, Dowrick, & Gunn, 2016), wat zou indiceren dat kataplexie indirect bijdraagt aan het ontstaan van

(9)

kataplexie als gevolg van narcolepsie en het ontstaan van depressie. Dit wordt bevestigd door het onderzoek van Jara, Popp, Zulley, Hajak en Geisler (2011). Zij onderzochten depressieve symptomen bij mensen die zowel narcolepsie als kataplexie hebben en bij mensen met narcolepsie zonder kataplexie. In deze studie werd geen significant verschil gevonden in depressieve symptomen tussen deze twee groepen wat zou betekenen dat alleen kataplexie als symptoom van narcolepsie geen invloed heeft op het ontstaan van depressie.

Tenslotte kunnen mensen met narcolepsie last hebben van hallucinaties en slaapparalyse die veroorzaakt worden door de verstoorde REM-slaap (Dauvilliers et al., 2007).De prevalentie van deze symptomen bij mensen met narcolepsie ligt op ongeveer op de 50%. De hallucinaties, zowel hypnagogische als hypnopompische, kunnen visueel, auditief of somatosensorisch zijn. Als gevolg van deze hallucinaties en slaapparalyse kunnen mensen een angst ontwikkelen voor het naar bed gaan. Zelfs wanneer mensen zich bewust zijn van deze symptomen kan het lastig zijn om de realiteit en hallucinaties te onderscheiden. Ohayon (2000) onderzocht de pathologische gevolgen van verschillende vormen hallucinaties. In dit onderzoek werd eerst onderscheid gemaakt in zintuigen waar de hallucinaties voorkwamen en werd er nog geen aandacht besteed aan of deze hypnagogisch of hypnopompisch waren. Hierbij kwamen auditieve en somatosensorische hallucinaties naar voor als voorspeller van depressie. Voor visuele hallucinaties als voorspeller van depressie werd geen significantie gevonden. Vervolgens werd er een onderscheid gemaakt in hypnagogische en

hypnopompische hallucinaties. Wanneer er in deze verdeling gekeken werd naar de invloed van de hallucinaties op het ontstaan van depressie, werden hypnagogische hallucinaties wel gevonden als significante voorspeller. Hypnopompische hallucinaties bleken over het algemeen geen significante voorspeller te zijn van depressie.

Uit het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat slaaptekort en vermoeidheid een significante voorspeller zijn van het ontstaan van depressie bij jongsadolescenten (Baglioni et

(10)

al., 2011). Kataplexie en overgewicht zijn geen voorspellers, maar zouden wel bij kunnen dragen aan het ontstaan van depressie (Hung et al., 2015; Dauvilliers et al., 2007). Tenslotte is er gebleken dat slaapparalyse en hallucinaties ook kunnen bijdragen aan het ontstaan van depressie, waarvan enkele vormen van hallucinaties als significante voorspeller van depressie gezien kunnen worden (Ohayon, 2000).

De Sociaal-emotionele Gevolgen van Narcolepsie

Naast de fysieke gevolgen zijn er ook een aantal sociaal-emotionele gevolgen van narcolepsie. Doordat narcolepsie een grote impact heeft op verschillende aspecten van iemands leven, zoals werk, school, relaties, gemoedstoestand, toekomst en algehele gezondheid, zijn er niet alleen fysieke gevolgen, maar komen er ook veel sociaal-emotionele gevolgen bij kijken (Karjalainen, Nyrhilä, Määttä, &Uusiautti, 2014). Het is daarom belangrijk om ook te kijken welke invloed deze gevolgen kunnen hebben op het ontstaan van depressie.

Schoolwerk en leren kunnen bijvoorbeeld lastiger zijn voor mensen met narcolepsie, doordat de cognitieve vaardigheden, met name de executieve functies, verminderd zijn door de slaperigheid overdag (Naumann, Bellebaum, & Daum, 2006). Een recente studie naar de schoolprestaties van kinderen met narcolepsie (Karjalainen et al., 2014) liet zien dat al deze kinderen last hadden van aandachts- en concentratieproblemen. Na een vaccinatie tegen de Mexicaanse griep in 2009, ontwikkelden de participanten in deze studie narcolepsie. Hierdoor zijn er schoolresultaten beschikbaar van voor en na het ontstaan van narcolepsie. Er deden in totaal 6 jongeren mee aan het onderzoek. Bij alle participanten was er sprake van een afname van het algehele functioneringsvermogen en een verminderd leerproces. Enkele participanten waren zelfs eerder geleerde vaardigheden verleerd na het ontstaan van narcolepsie. Uit onderzoek naar de associatie tussen slechte schoolprestaties en depressie onder adolescenten

(11)

(Fröjd et al., 2008) is een duidelijke link gevonden. Slechte schoolprestaties kunnen leerlingen het gevoel geven dat ze falen en dit in combinatie met negatieve feedback van leerkrachten kan depressieve gevoelens versterken (Beck, 1967). Wanneer leerlingen niet tevreden zijn met hun eigen schoolprestaties kan dit ook bijdragen aan het ontstaan van depressie (Fröjd et al., 2008).

Daarnaast zou het kunnen dat kinderen met narcolepsie door hun opvallende

symptomen (slaperigheid overdag of kataplexieaanvallen) gepest worden. Dit blijkt uit een onderzoek van Douglas (1998), waaruit is gebleken dat jongadolescenten met narcolepsie regelmatig worden gepest. Hierbij kan het zelfs zo zijn dat andere kinderen proberen

kataplexieaanvallen uit te lokken door ze te laten schrikken of juist heel hard te laten lachen totdat ze neervallen. Daarnaast is uit de studie van Stores et al. (2006) gebleken dat jongeren met narcolepsie significant meer problemen met leeftijdsgenoten hebben dan jongeren zonder narcolepsie. Gepest worden, kan vaak leiden tot depressie bij kinderen en jongadolescenten (Klomek, Marrocco, Kleinman, Schonfeld, & Gould, 2007).

Naast gepest worden, kan ook sociale isolatie een gevolg zijn van narcolepsie

(Douglas, 1998). Studenten of leerlingen met narcolepsie hebben vaak te maken met sociale isolatie doordat zij zich afzonderen of doordat ze worden buitengesloten door andere

leerlingen. Sociale situaties kunnen bijvoorbeeld worden vermeden uit angst voor kataplexieaanvallen of uit angst dat andere symptomen opvallen. Ook uit onderzoek van Karjalainen et al. (2014) is gebleken dat kinderen met narcolepsie de neiging hebben om zichzelf af te zonderen. Daarnaast bleek dat ze vriendschappen niet onderhielden en deze ook vaak verbraken. Sociale isolatie draagt bij aan het ontstaan van depressie (Nangle, Erdley, Newman, Mason & Carpenter, 2003; Yadegarfard, Meinhold-Bergmann & Ho, 2014). Tenslotte kan narcolepsie een sterke invloed hebben op de thuissituatie.

(12)

Saarenpää-Heikkilä’s, 2011) worden door kinderen en hun families als de symptomen van narcolepsie beschouwd (Stores et al., 2006). Voor ouders is het daarnaast lastig om zich altijd aan te passen aan het slaappatroon en energieniveau van het kind. Andersom is het voor kinderen lastig om met gestelde verwachtingen en stress om te gaan. Hierdoor kunnen kinderen met narcolepsie snel boos worden of geïrriteerd raken (Karjalainen et al., 2014). Hoewel deze gevolgen op zichzelf geen voorspellende factoren zijn voor het ontstaan van een depressieve stoornis, kunnen ze wel bijdragen aan het versterken van depressieve gevoelens (Klasen et al., 2015).

Op basis van het bovengenoemde kunnen er een aantal conclusies worden getrokken over de invloed van sociaal-emotionele gevolgen van narcolepsie op het ontstaan van depressie. Er is een duidelijke associatie gevonden tussen slechte schoolresultaten en depressie bij jongadolescenten, waarbij het niet tevreden zijn met behaalde schoolresultaten een voorspellende waarde heeft voor het ontstaan van depressie (Fröjd et al., 2008). Daarnaast is gebleken dat jongadolescenten met narcolepsie vaak gepest worden en sociale isolatie bij hen voorkomt. Dit zijn beide factoren die bijdragen aan het ontstaan van depressie (Douglas, 1998; Klomek et al., 2007; Nangle et al., 2003; Yadegarfard et al., 2014). Tenslotte heeft narcolepsie een grote invloed op de thuissituatie. Stress en onbegrip in de thuissituatie zijn op zichzelf niet gevonden als voorspellers voor narcolepsie, maar kunnen wel bijdragen aan het versterken van depressieve gevoelens (Klasen et al., 2015).

Behandeling en Medicatie

Huidige Behandeling en Medicatie Narcolepsie

Narcolepsie kan niet worden genezen, maar de symptomen van narcolepsie kunnen wel worden behandeld. Het behandelplan van narcolepsie omvat zowel medicatie als aanpassingen in de levensstijl. Daarnaast spelen opvoeding en educatie een belangrijke rol

(13)

(Peeters & Kluft, 2009). Voor de verschillende symptomen van narcolepsie zijn ook verschillende soorten medicijnen. Zo zijn er twee medicijnen die worden gebruikt bij slaperigheid overdag namelijk: methylfenidaat en modafinil (Dauvilliers et al., 2007). Methylfenidaat wordt vaak voorgeschreven bij ADHD en staat beter bekend als ritalin. Methylfenidaat heeft als voordeel dat het een snelle werking heeft. Daarnaast heeft het een korte duur (drie à vier uur), waardoor het vooral gebruikt kan worden op momenten dat het echt nodig is om wakker te blijven. Het nadeel van dit medicijn is dat het een aantal

bijwerkingen heeft, namelijk prikkelbaarheid, gejaagdheid, nervositeit, hoofdpijn en hartkloppingen (Overeem & Lammers, z.j.). Modafinil heeft minder bijwerkingen en vaak reageren mensen er beter op modifinil dan op methylfenidaat. Daarnaast heeft het een langere werking dan methylfenidaat en is de kans op een verslaving minder groot (Dauvilliers, 2007).

Naast slaperigheid overdag is ook kataplexie een symptoom van narcolepsie dat

bestreden kan worden met medicatie. Zo blijken Tricyclische antidepressiva (TCA) niet alleen effectief te zijn bij depressie, ook blijkt het effectief te zijn tegen kataplexie (Overeem et al., z.j.). Het is nog onduidelijk hoe dit werkt, maar Mignot (2001) probeert dit te verklaren aan de hand van zijn aminerge-cholinerge interactiemodel. Dit model suggereert dat het verlagen van cholinerge en het verhogen van aminerge transmissie kunnen zorgen voor een afname van kataplexie. Dit kan verklaard worden doordat in de non REM-slaap ook een lage transmissie is van cholinerge en een hoge aminerge transmissie. In tegenstelling tot de REM-slaap waarin juist een hoge transmissie is van cholinerge, terwijl de aminerge systemen bijna niet worden geactiveerd. Door de cholinerge-aminerge interactie die wordt veroorzaakt door TCA kunnen kataplexieaanvallen verminderen. Het nadeel van TCA zijn de bijwerkingen. Bij gebruik kan men bijvoorbeeld last hebben van een droge mond en overmatig zweten. Selectieve serotonine heropname remmers (SSRI’s), zoals Prozac en Efexor, zijn ook medicijnen die gebruikt worden bij depressie en tevens effectief zijn tegen kataplexie. Deze medicatie heeft minder

(14)

bijwerkingen dan TCA. Het nadeel is dat SSRI’s minder effectief zijn. De effectiviteit kan logischerwijs worden verhoogd door de dosis te verhogen, maar hierdoor zullen ook de bijwerkingen toenemen. Een derde medicijn tegen kataplexie is Gammahydroxyboterzuur, beter bekend als GHB, wat nog maar kort wordt gebruikt als officieel medicijn tegen kataplexie (Overeem et al., z.j.). Het voordeel van GHB is dat misselijkheid en duizeligheid de enige bijwerkingen zijn. Niet alleen wordt GHB gebruikt als medicatie tegen kataplexie, ook wordt het gebruikt om de verstoorde nachtrust tegen te gaan. Door de verstoorde

slaapcyclus en verstoring van de REM-slaap worden mensen met narcolepsie ‘s nachts vaak wakker (DSM, 2013). Door een dosis GHB te nemen voor het slapen gaan kan de nachtrust verbeterd worden. Ook kan GHB effectief zijn tegen hypnogogishe hallucinaties en

slaapparalyse (Dauvilliers et al., 2007). Naast GHB zijn er kortwerkende slaapmiddelen zoals Normison en Stilnoct (Overeem et al., z.j.). Deze middelen worden veel gebruikt bij algemene slapeloosheid, maar blijken ook effectief te zijn voor een goede nachtrust voor mensen met narcolepsie. Het nadeel van dit medicijn is dat er snel gewenning optreedt, waardoor het effect afneemt. Ook kunnen deze kortwerkende slaapmiddelen de natuurlijke slaapcyclus verstoren. De duur van de REM-slaap verandert niet door de kortwerkende slaapmiddelen in tegenstelling tot de non-REM-slaap (Feinberg, Maloney & Campbell, 2000). De verschillende stadia van de non-REM-slaap werden aangetast door de kortwerkende slaapmiddelen en hadden een kortere duur dan in een normale slaapcyclus.

Naast medicatie wordt er ook geadviseerd om de levensstijl aan te passen (Peeters et al., 2009). Het is belangrijk voor kinderen om op regelmatige tijden naar bed te gaan en op te staan. Voor kinderen en jongadolescenten met narcolepsie kan het helpen om daarnaast een of twee dutjes per dag in te plannen om op deze manier slaperigheid en slaapaanvallen overdag te verminderen (Dauvilliers, 2007). Het laatste advies met betrekking tot het aanpassen van de levensstijl is het verhogen van lichamelijke beweging, wat de kans op overgewicht ook

(15)

kleiner maakt (Peeters et al., 2009; McKenna & McNicholas, 2003).

Tenslotte wordt in het artikel van Peeters et al. (2009) het belang van educatie en opvoeding benadrukt. Hiermee wordt bedoeld dat de omgeving van het kind op de hoogte is van de slaapstoornis en ook weet wat dit inhoudt. Hierdoor kan onbegrip van leraren en medeleerlingen worden weggenomen en kunnen ze beter met de situatie omgaan. Dit kan pesten en sociale isolatie helpen voorkomen. Ook kunnen leraren dan beter rekening houden met symptomen zoals slaperigheid overdag en eventuele kataplexie, waardoor mogelijk verminderde of slechte schoolprestaties ook kunnen afnemen. Daarnaast is het belangrijk voor het gezin en het kind zelf om te weten wat narcolepsie precies inhoudt en wat kan helpen om de situatie te verbeteren (McKenna et al., 2003). Dit zal de thuissituatie ten goede kunnen komen door spanning en irritatie te verminderen.

Huidige Medicatie van Depressie die ook Effectief is bij Narcolepsie

De behandeling van depressie bestaat doorgaans uit een combinatie van medicatie en cognitieve gedragstherapie. Cognitieve gedragstherapie (CGT) op zichzelf is effectief bij depressie, maar is in combinatie met antidepressiva nog effectiever gebleken (Cuijpers & Dekker, 2005). CGT is een kortdurende en gestructureerde vorm van therapie. Het doel van CGT is om foutieve of oude bestaande schema’s en gedachtes te herkennen en identificeren, het tegengaan van automatische gedachtes en schema’s en het formuleren van meer helpende gedachtes en schema’s (Cuijpers et al., 2005). Bij depressie kan CGT helpen door een

negatief zelfbeeld en negatieve gedachtes om te zetten in meer helpende gedachtes. Wanneer cognitieve gedragstherapie niet genoeg is kan er alsnog antidepressiva worden voorgeschreven. Deze kan worden onderverdeeld in SSRI’s,

serotonine-noradrenaline-heropnameremmers (SNRI’s) en TCA. Er zijn verschillende soorten

(16)

SSRI’s en TCA helpen, zoals eerder genoemd, bij het verminderen van kataplexie (Overeem et al., z.j.). Een van deze SSRI’s, fluoxetine, is in tegenstelling tot de meeste antidepressiva wel geschikt is voor jongere kinderen en kan worden voorgeschreven bij kinderen vanaf 8 jaar (Guilleminault & Pelayo, 2000). Fluoxetine is echter minder effectief tegen kataplexie dan andere SSRI’s en TCA.

Omdat veel antidepressiva bijwerkingen hebben, of niet geschikt zijn voor kinderen is het relevant om te kijken naar het inzetten van placebo’s. Een recente meta-analyse toont aan dat de depressieverlagende effecten van SSRI’s voor meer dan 80% worden geëvenaard door inerte placebo’s (Bijl & Verhoeven, 2002; in Russo, Boon, & Korf, 2009). Helaas is er verder nog weinig onderzoek gedaan naar de effecten van placebo’s op depressie.

Implicaties voor Behandeling Narcolepsie en Depressie

Er zijn verschillende behandelplannen voor narcolepsie en depressie. Doordat zowel de fysieke als sociaal-emotionele gevolgen van narcolepsie invloed hebben op het ontstaan van depressieve symptomen is het goed om hier rekening mee te houden in de behandeling van narcolepsie. Daarnaast heeft narcolepsie een hoge comorbiditeit met depressie en is het goed om een behandelplan op te stellen dat zowel de symptomen van narcolepsie als de symptomen van depressie aanpakt (Vandeputte et al., 2003).

Educatie en opvoeding zijn belangrijke factoren gebleken bij het creëren van begrip in de omgeving van een kind met narcolepsie (Peeters et al., 2009). Dit kan helpen bij veel van de sociaal-emotionele gevolgen van narcolepsie, zoals sociale isolatie, gepest worden en de thuissituatie. Schoolprestaties kunnen worden verbeterd door het werken in kleine groepjes en persoonlijke begeleiding (Karjalainen et al., 2014). Daarnaast kan de school, indien nodig, zorgen voor een ruimte waar kan worden gerust of in de pauze een dutje kan worden gedaan. Hierdoor kan de invloed van de sociaal-emotionele gevolgen van narcolepsie op het ontstaan

(17)

van depressie verminderen.

Hoewel niet-medicamenteuze maatregelen effectief kunnen zijn bij depressie is er in de meeste gevallen medicatie nodig bij ernstige depressie (Cuijpers et al., 2005). Ook bij narcolepsie is psycho-educatie, slaaphygiëne en aanpassing van levensstijl niet genoeg en is er medicatie nodig om voornamelijk de fysieke gevolgen, zoals kataplexie, onder controle te krijgen (Thorpy, 2001). SSRI’s en TCA kunnen een uitkomst bieden voor mensen met narcolepsie, doordat ze effectief zijn bij zowel depressie als kataplexie (Overeem et al., z.j.). Fluoxetine is een SSRI die effectief gebleken is tegen zowel depressie als kataplexie en geschikt is voor jongeren (Guilleminault & Pelayo, 2000). Daarnaast is het goed te

combineren met methylfenidaat, wat gebruikt kan worden om slaperigheid overdag tegen te gaan en concentratie op school te verbeteren.

Tenslotte is een vroege diagnose van belang. Narcolepsie kan al ontstaan in de vroege kindertijd, maar wordt vaak niet herkend als narcolepsie (Stores et al., 2006). Symptomen, zoals het niet kunnen doorslapen en slaperigheid overdag kunnen worden verward met andere slaapstoornissen (Dauvilliers et al., 2007). Daarnaast kunnen hallucinaties zo levendig zijn dat werkelijkheid en hallucinaties soms niet meer te onderscheiden zijn (Ohayon, 2000). Hierdoor kan iemand onterecht worden gediagnosticeerd met schizofrenie of een vorm hiervan

(Dauvilliers et al., 2007). Tenslotte is het door de hoge comorbiditeit van narcolepsie met depressie belangrijk dat men alert is op de mogelijkheid van het ontstaan van depressie bij jongadolescenten (Stores et al., 2006; Vandeputte et al., 2003). Hierdoor kan er een passende interventie worden opgesteld en worden problemen zo vroeg mogelijk aangepakt, waardoor symptomen zo min mogelijk invloed hebben op het welbevinden en de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind.

(18)

Conclusie en Discussie

Als er wordt teruggekeken naar de vraag ‘Wat is de invloed van narcolepsie op het ontstaan van depressie bij jongadolescenten?’, kunnen we concluderen dat zowel de

sociaal-emotionele als de fysieke gevolgen een negatieve invloed hebben op het ontstaan van

depressie bij jongsadolescenten. De sociaal-emotionele gevolgen van narcolepsie hebben een duidelijkere invloed op het ontstaan van depressie bij jongadolescenten doordat deze vaker als directe voorspeller werden gevonden. Niet-medicamenteuze behandelingen zoals cognitieve gedragstherapie kunnen helpen om depressieve symptomen te verminderen en om te gaan met de sociaal-emotionele en fysieke gevolgen van narcolepsie (Cuijpers et al., 2005). Daarnaast kunnen een of twee dutjes per dag en een regelmatig slaappatroon zorgen voor minder slaperigheid overdag (Dauvilliers et al., 2007). Naast niet-medicamenteuze behandelingen kunnen medicijnen helpen bij het bestrijden van depressieve symptomen en de fysieke symptomen van narcolepsie (Cuijpers et al., 2005; Thorpy, 2001). Hoewel narcolepsie veel verschillende symptomen heeft die ook verschillende medicatie vereisen, zijn er een aantal medicijnen, waaronder fluoxetine, methylfenidaat en GHB, die effectief zijn gebleken tegen verschillende symptomen van zowel narcolepsie als depressie.

Echter, zijn er een aantal kanttekeningen met betrekking tot de medicamenteuze behandeling. Het is belangrijk om rekening te houden met de bijwerkingen die vaak optreden bij medicijnen die gebruikt worden voor narcolepsie en depressie, vooral bij kinderen en jongadolescenten. TCA en SSRI’s hebben veel mogelijke bijwerkingen, waarvan SSRI’s minder bijwerkingen hebben dan TCA (Overeem et al., z.j.). Tevens kunnen kortwerkende slaapmiddelen zoals Normison en Stilnoct de natuurlijke slaapcyclus verstoren, terwijl de slaapcyclus van mensen met narcolepsie al afwijkt (Feinberg, Maloney & Campbell, 2000). Daarnaast is het belangrijk dat verschillende medicijnen elkaar niet tegenwerken of andere symptomen juist verergeren. Zo kan methylfenidaat helpen tegen slaperigheid overdag, maar

(19)

moet dit ‘s avonds niet het in slaap komen beïnvloeden. Ook is er nog weinig onderzoek gedaan naar het gebruik van GHB op de lange termijn. Omdat GHB gebruikt kan worden bij kataplexie, hallucinaties, slaapparalyse en het verbeteren van de nachtrust is het relevant om meer onderzoek te doen naar de effecten en gevolgen van GHB bij behandeling van

narcolepsie. GHB kan een verslavende werking hebben, waardoor gebruik hiervan bij

jongadolescenten goed in de gaten moet worden gehouden. Tenslotte is meer onderzoek naar de effectiviteit van placebo’s aan te raden. Zeker gezien de bijwerkingen zouden placebo’s een uitkomst kunnen bieden voor het behandelen van depressieve symptomen bij

jongadolescenten met narcolepsie.

Het is daarnaast belangrijk om stil te staan bij de beperkingen. Zo zijn veel van de onderzoeken niet gericht op kinderen en jongadolescenten. Omdat narcolepsie vaak niet herkend wordt op jonge leeftijd is onderzoek naar narcolepsie vooral gericht op adolescenten en ouderen. Verder is er in dit literatuuroverzicht geen onderscheid gemaakt in geslacht. Het ontstaan van depressie en de factoren die hier aan bijdragen zouden anders kunnen zijn voor jongens en meisjes. Ook kan het zo zijn dat er een verschil is in de manier waarop jongens en meisjes omgaan met de symptomen van narcolepsie, waardoor de gevolgen van deze

symptomen ook verschillend kunnen zijn. Daarnaast is er weinig bekend over de comorbiditeit van narcolepsie met depressie. Hoewel er gesteld kan worden dat vroege diagnose van depressie bij jongadolescenten met narcolepsie belangrijk is, is er nog weinig bekend over de behandeling van deze comorbiditeit. De implicaties die gegeven zijn voor de behandeling van de comorbiditeit van narcolepsie met depressie zijn suggesties en niet op effectiviteit voor deze comorbiditeit onderzocht. Het is dan ook belangrijk dat er meer onderzoek wordt gedaan naar de comorbiditeit van narcolepsie met depressie zodat dit niet alleen eerder herkend wordt, maar ook effectiever behandeld kan worden.

(20)

REFERENTIES

American Psychiatric Association. (2013). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (5th ed.). Washington, DC.

Baglioni, C., Battagliese, G., Feige, B., Spiegelhalder, K., Nissen, C., Voderholzer, U., … Riemann, D. (2011). Insomnia as a predictor of depression: A meta-analytic evaluation of longitudinal epidemiological studies. Journal of Affective Disorders,

135(1-3), 10-19. doi:10.1016/j.jad.2011.01.011

Beck, A.T. (1967). Depression: Causes and treatment. Philidelphia: University of Pennsylvania Press.

Boer, F. (2010). De gevolgen van slaapproblemen voor kinderen. Als je kind moeilijk slaapt, 47-55. doi:10.1007/978-90-313-7486-1_3

Cuijpers, P., & Dekker, J. J. M. (2005). Psychologische behandeling van depressie: een systematisch overzicht van meta-analyses. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde,

149, 1892-1897. Geraadpleegd van http://hdl.handle.net/1871/17373

Dauvilliers, Y., Arnulf, I., & Mignot, E. (2007). Narcolepsy with cataplexy. The Lancet,

369(9560), 499-511. doi:10.1016/S0140-6736(07)60237-2

Davidson, S. K., Dowrick, C.F., & Gunn, J.M. (2016). Impact of functional and structural social relationships on two year depression outcomes: A multivariate analysis. Journal

of Affective Disorders, 193, 274-281. doi:10.1016/j.jad.2015.12.025

Douglas, N.J.M.D. (1998). The psychosocial aspects of narcolepsy. Neurology, 50(2), 27-30, doi:10.1212/WNL.50.2_Suppl_1.S27

Droogleever Fortuyn, H. A., Mulders, P. C., Renier, W. O., Buitelaar, J. K., & Overeem, S. (2011). Narcolepsy and psychiatry: An evolving association of increasing interest.

Sleep Medicine, 15(7), 714-719. doi:10.1016/j.sleep.2011.01.013

(21)

healthy young adults: new data and psychopharmacologic implications. Journal of

Psychiatric Research, 34(6), 423-438. doi:10.1016/S0022-3956(00)00038-8

Fröjd, S. A., Nissinen, E. S., Pelkonen, M. U. I., Marttunen, M. J., Koivisto, A., &

Kaltiala-Heinoa, R. (2008). Depression and school performance in middle adolescent boys and girls. Journal of Adolescence, 31(4), 485-498.

doi:10.1016/j.adolescence.2007.08.006

Guilleminault, C., & Pelayo, R. (2000). Narcolepsy in children: A practical guide to its diagnosis, treatment and follow-up. Pediatric Drugs, 2(1), 1-9.

Hung, C., Rivera., M., Craddock, N., Owen, J., Gill, M., Korszun, A., Maier, w., …McGuffin, P. (2014). Relationship between obesity and the risk of clinically significant

depression: Mendelian randomisation study. The British Journal of Psychiatry, 205(1), 24-28. doi: 10.1192/bjp.bp.113.130419

Inocente, C. O., Gustin, M., Lavault, S., Guignard-Perret, A., Raoux, A., Christol, N., … Franco, P. (2014). Depressive feelings in children with narcolepsy. Sleep Medicine,

15(3), 309-314. doi:10.1016/j.sleep.2013.08.798

Inocente, C. O., Lavault, S., Gustin, M.-P., Castets, S., Spiegel, K., Lin, J.-S., … Franco, P. (2013). Impact of Obesity in Children with Narcolepsy. CNS Neuroscience &

Therapeutics, 19(7), 521-528. doi:10.1111/cns.12105

Jara, O., Popp, R., Zulley, J., Hajak, G., & Geisler, P. (2011). Determinants of Depressive Symptoms in Narcoleptic Patients With and Without Cataplexy. Journal of Nervous &

Mental Disease, 199(5), 329-334. doi:10.1097/NMD.0b013e3182174fd3

Karjalainen, S., Nyrhilä, A., Määttä, K., & Uusiautti, S. (2014). Going to school with narcolepsy – perceptions of families and teachers of children with narcolepsy. Early

Child Development and Care, 184(6), 869-881. doi:10.1080/03004430.2013.821984

(22)

slapeloosheid (pp. 37-57). doi:10.1007/978-90-313-7806-7_2

Klasen, F., Otto, C., Kriston, L., Patalay, P., Schlack, R., & Ravens-Sieberer, U. (2015). Risk and protective factors for the development of depressive symptoms in children and adolescents: results of the longitudinal BELLA study. European Child & Adolescent

Psychiatry, 24(6), 695-703. doi:10.1007/s00787-014-0637-5

Klomek, A. B., Marrocco, F., Kleinman, M., Schonfeld, I. S., & Gould, M. (2007). Bullying, Depression, and Suicidality in Adolescents. Journal of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 64(1), 40-49.

doi:10.1097/01.chi.0000242237.84925.18

Kotagal, S., Krah, L.E., & Slocumb, N. (2004). A putative link between childhood narcolepsy and obesity. Sleep Medicine, 4(2), 147-150. doi:10.1016/j.sleep.2003.10.006

Lammers, G. J. (2010). Slaapstoornissen. In G. J. Lammers (Ed.), Het Neurologie

Formularium (pp. 130-143). doi:10.1007/978-90-313-8508-9_21

Mathew M, Sudhir P, Mariamma P. (2014). Perfectionism, interpersonal sensitivity, dysfunctional beliefs, and automatic thoughts. International Journal Of Mental

Health, 43(1), 50-72. doi:10.2753/IMH0020-7411430103

McKenna, L., & McNicholas, F. (2003). Chilhood onset narcolepsy. European child &

adolescent psychiatry, 12(1), 43-47. doi:10.1007/s00787-003-0292-8

Mignot, E. (2001). A commentary on the neurobiology of the hypocretin/orexin

system. Neuropsychopharmacology, 25, 5-13. doi:10.1016/S0893-133X(01)00316-5 Nangle, D. W., Erdley, C. A., Newman, J. E., Mason, C. A., & Carpenter, E. M. (2003). Popularity, friendship quantity, and friendship quality: Interactive influences on children's loneliness and depression. Journal of Clinical Child & Adolescent

Psychology, 32(4), 546-555. doi:10.1207/S15374424JCCP3204_7

(23)

Sleep Research, 15(3), 329-338. doi:10.1111/j.1365-2869.2006.00533.x

Ohayon, M.M. (2000). Prevalence of hallucinations and their pathological associations in the general population. Psychiatry Research 97(1-3), 153-164.

doi:10.1016/S0165-1781(00)00227-4

Overeem, S., & Lammers, G.J. (z.j.). Medicijnen. Opgehaald van http://www.narcolepsie.nl/1/16/medicijnen.html

Peeters, E.A.J., & Kluft, C. (2009). Slaapproblemen. Somatische problemen, 384-402. doi:10.1007/978-90-313-7480-9_20

Russo, S., Boon, J., & Korf, J. (2006). Serotonine anders bekeken. Huisarts en Wetenschap,

49(1), 45-49. doi:10.1007/BF03084599

Schuld, A., Hebebrand, J., Geller, F., & Pollmächer, T. (2000). Increased body-mass index in patients with narcolepsy. The Lancet, 355(9211), 1274-1275.

doi:10.1016/S0140-6736(05)74704-8

Smink, B. E. (2005). Narcolepsie en slaperigheid overdag. Medisch-farmaceutische

Mededelingen 43(2), 36-36. doi:10.1007/BF03058537

Stores, G., Montgomery, P., Phil, D., & Wiggs, L. (2006). The psychosocial problems of children with narcolepsy and those with excessive daytime sleepiness of

uncertain origin. Pediatrics, 118(4), 1116-1123. doi:10.1542/peds.2006-0647

Thorpy, M. (2001). Current concepts in the etiology, diagnosis and treatment of narcolepsy.

Sleep Medicine, 2(1), 5-17. doi:10.1016/S1389-9457(00)00081-2

Vandeputte, M., & De Weerd, A. (2003). Sleep disorders and depressive feelings: a global survey with the Beck depression scale. Sleep Medicine, 4, 343-345.

doi:10.1016/S1389-9457(03)00059-5

Van Marwijk, H. W. J., Grundmeijer, H. G. L. M., Bijl, D., Van Gelderen, M. G., De Haan, M., Van Weel-Baumgarten, E. M., … Romeijnders, A. C. M. (2009). NHG-Standaard

(24)

Depressieve stoornis (depressie)e hand? In H. W. J. Van Marwijk, H. G. L. M. Grundmeijer, D. Bijl, M. G. Van Gelderen, M. De Haan, E. M. Van Weel-

Baumgarten, … A. C. M. Romeijnders (Eds.), NHG-Standaarden 2009 (pp. 521-537). doi:10.1007/978-90-313-6614-9_28

Yadegarfard, M., Meinhold-Bergmann, M. E., & Ho, R. (2014). Family rejection, social isolation, and loneliness as predictors of negative health outcomes (depression, suicidal ideation, and sexual risk behavior) among Thai male-to-female transgender adolescents. Journal of LGBT Youth, 11(1), 347-363.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Although there are many different types of nuclear fuels, the most common type is metal- encased uranium-dioxide as used in Light Water Reactors. A second type

Flood vulnerability level based on land map unit Classification of flood vulnerability based on the Krueng Jreue Sub-Watershed land map unit consists of four classes, namely:

Finally, to indicate that Role Assignment might remain hard on larger graph classes, we show that it is Graph Isomorphism-hard for input pairs (G, R) where G belongs to the class

This paper discusses four tools that fit in the engineers’ toolkit to approach these multidisciplinary problems: TRIZ, Systematic Inventive Thinking, Quality Function

Er zijn uitgangsvragen geformuleerd, hiervoor is gekeken naar de uitgangs- vragen die in de multidisciplinaire richtlijn behandeld zijn en patiënten, familie en behandelaars

Figuur 2.14 geeft een beschrijving van de bodemopbouw in het transect. De ondergrond bestaat overal uit veen, merendeels kleiarm onveraard veen. De bovengrond bestaat merendeels

- er is sprake van negatieve externe effecten bij de productie van goederen en diensten, als de productie nadelen voor andere partijen met zich meebrengt zonder dat deze

In de techniek zijn (opeenvolgend) de volgende reeks innovaties nodig (speerpunten): • Teeltsysteem uit de grond voor versnelling van de teeltcyclus door betere.. benutting