• No results found

Een foto zegt meer dan duizend woorden, of toch niet? : een onderzoek naar het effect van afbeeldingen op sociale media van politici in Nederland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een foto zegt meer dan duizend woorden, of toch niet? : een onderzoek naar het effect van afbeeldingen op sociale media van politici in Nederland"

Copied!
37
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Een foto zegt meer dan duizend woorden,

of toch niet?

Een onderzoek naar het effect van afbeeldingen op

sociale media van politici in Nederland

Joy Schouten, 10416579

Afstudeerproject Politieke Communicatie Sanne Kruikemeier

(2)

2

Abstract

Een van de grootste sociale media-netwerken is Facebook. Dit medium wordt echter nog niet ten volle benut door politici in Nederland. In dit onderzoek wordt daarom onderzocht hoe politici het best een Facebook-post kunnen opstellen. Er wordt hier specifiek gekeken naar het effect van het wel of niet toevoegen van een afbeelding op de herinnering van het bericht. Aan de hand van het pictorial superiority effect wordt verwacht dat het toevoegen van een afbeelding een positief effect zal hebben op de herinnering. Daarnaast wordt verwacht dat de mate van politieke interesse van een respondent dit effect modereert. Door middel van een experiment worden er 110 respondenten gevraagd om een fictieve Facebook-post te lezen en daar vragen over te beantwoorden in een online survey. Uit de resultaten blijkt dat er geen bewijs wordt gevonden voor beide hypotheses. Er is geen positief van effect van het

toevoegen van een afbeelding op de herinnering van een Facebook-post. Daarbij wordt deze relatie niet gemodereerd door politieke interesse. Implicaties van deze bevindingen worden besproken.

(3)

3

Inleiding

De politieke participatie van Nederlanders lijkt de afgelopen jaren steeds meer te dalen. Dit komt onder andere naar voren in het teruglopende ledenbestand van de politieke partijen (Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen, 2016) en het dalende vertrouwen in politici (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2016). Een mogelijke uitkomst om de politieke participatie te verhogen is het gebruik van nieuwe media (Kenski & Stroud, 2006; Shah, Chow, Eveland & Kwak, 2005; Towner, 2013). Deze bieden politici de kans om het publiek makkelijk en snel te bereiken zonder inmenging van journalisten (Golbeck, Grimes, & Rogers, 2010). Ondanks de veelbelovende resultaten, is er nog weinig bekend over de optimale vorm van een bericht op sociale media van een politicus. Er is wel onderzoek gedaan naar de manier van communiceren op sociale media, waaruit bleek dat ‘two-way-communication’ de beste aanpak is en dat er vaak gebruik wordt gemaakt van personalisatie (Kruikemeier, 2014; Sundar, Kalyanaraman, & Brown, 2003) . Over de functies van het personaliseren van het bericht zelf is echter nog (bijna) geen onderzoek aanwezig.

Om een bericht te personaliseren, is onder andere Facebook een zeer geschikt medium. Zo kan men bijvoorbeeld een locatie, een video of een afbeelding toevoegen aan een bericht. Deze personalisatie biedt bij uitstek kansen voor politici om geloofwaardiger en betrouwbaarder over te komen (Housholder & LaMarre, 2014). Bovendien is Facebook in Nederland het op één na grootste sociale media-kanaal (Newcom Research & Consultancy, 2016). Hoe meer men op o.a. sociale media-pagina’s van politici kijkt, hoe hoger de politieke participatie (Holt, Shehata, Strömbäck, & Ljungberg, 2013; Towner, 2013). Het is daarom wenselijk om te achterhalen op welke wijze politici hun sociale media-berichten vorm kunnen geven.

Dit onderzoek zal derhalve betrekking hebben op de vorm van een Facebook-post van een politicus in Nederland. Er wordt specifiek gekeken naar de effecten van het toevoegen

(4)

4 van een foto aan een Facebook-post, aangezien onderzoek aantoont dat een foto bijgevoegd bij een bericht over het algemeen een positief effect zal hebben op de herinnering van dat bericht (Courbet, Fourquet-Courbet, Kazan & Intartaglia, 2014; Hartmann, Apaolaza, & Alija, 2013; Leong, Ang, & Tham, 1996). Hoe beter de herinnering van een bericht, hoe waarschijnlijker de vorming van politieke kennis en toekomstige politieke participatie. De onderzoeksvraag van deze scriptie luidt als volgt: ‘In welke mate heeft het gebruik van een foto op Facebook invloed op de herinnering van een bericht van een politicus/politieke partij?’. Daarnaast zal er gekeken worden of en op welke wijze politieke interesse dit effect versterkt of verzwakt.

Van oudsher wordt er geloofd dat het bijvoegen van afbeeldingen een positief effect heeft op herinnering. Er is dan ook veel onderzoek gedaan naar de effecten van afbeeldingen op herinnering, maar dit betreft voornamelijk onderzoek over afbeeldingen in advertenties (Courbet, Fourquet-Courbet, Kazan & Intartaglia, 2014; Hartmann, Apaolaza, & Alija, 2013; Leong, Ang, & Tham, 1996). Uit deze onderzoeken blijkt dat het gebruik van een advertentie met woorden én een afbeelding, in tegenstelling tot een advertentie met alleen woorden, een positief effect heeft op de herinnering van de boodschap (Leong, Ang, & Tham, 1996). Dit wordt ook wel het pictorial superiority effect genoemd. Verder blijkt dat de manier waarop de informatie verkregen wordt (via internet of een televisie) tekenend is voor de wijze van herinneren (Molen & Klijn, 2004; Sundar, 2000). Deze literatuur is echter niet toegespitst op Facebook óf op politieke berichtgeving. Wanneer afbeeldingen buiten beschouwing worden gehouden, is er wel onderzoek gedaan naar de potentie van Facebook om politieke informatie te verschaffen (Bode, 2016). Uit dit onderzoek blijkt dat Facebook potentie heeft om mensen over politiek te informeren, maar dat deze potentie nog niet altijd wordt gerealiseerd.

(5)

5 een combinatie biedt van visuele framing en tekstuele framing, aangezien deze combinatie op multimodale apparaten steeds vaker voorkomt (Hollander, 2014). Om te achterhalen wat de beste methode is om de maatschappij via sociale media meer te betrekken bij politiek, is er een combinatie van bovenstaande onderzoeken nodig.

Daarnaast wordt het effect van een foto bij een politieke Facebook-post gemodereerd door politieke interesse. Dit is namelijk één van de grootste voorpellers van

nieuwsconsumptie (Strömbäck, Djerf-Pierre, & Shehata, 2013; Strömbäck & Shehata, 2010). Zodoende zal politieke interesse een effect hebben op de herinnering van de Facebook-post, aangezien je deze zou kunnen beschouwen als ‘nieuws’. Om de hoofdvraag te beantwoorden, zal er een experiment worden gehouden onder Facebook-gebruikers.

Dit onderzoek draagt op drie manieren bij. Het verschaft informatie over een zeer onderbelicht kennisgebied betreft de herinnering van berichten op sociale media en het bijbehorende effect van een foto. Daarnaast biedt het inzichten in de manier waarop politieke interesse samenhangt met herinnering en her bijvoegen van een foto op sociale media. En tot slot test het de geldigheid van het pictorial superiority effect op sociale media.

Tevens biedt dit onderwerp ook inzichten in de manier waarop politici in Nederland optimaal gebruik kunnen maken van sociale media. Dit zou er uiteindelijk toe kunnen leiden dat er een meer maatschappelijk betrokken publiek is, het politieke debat wordt aangewakkerd en de politieke participatie verhoogd zal worden.

In de volgende alinea zal er een overzicht worden gegeven van de bestaande literatuur op het gebied van afbeeldingen, herinnering en politieke interesse. Vervolgens wordt er inzicht geboden in de manier waarop het onderzoek wordt uitgevoerd en wat de resultaten zijn. Daarna zal er in de conclusie en discussie worden aangekaart wat er uit de resultaten te

(6)

6 concluderen valt en wat de beperkingen van dit onderzoek zijn. Ook zal er worden ingegaan op eventueel vervolgonderzoek en wat er wellicht kan worden verbeterd. Tot slot zullen de uiteindelijke implicaties van dit onderzoek worden besproken.

Theoretisch kader

Zoals eerder genoemd is er veel onderzoek gedaan naar de effecten van afbeeldingen op geheugen, maar is er voornamelijk veel onderzoek gedaan naar afbeeldingen in advertenties, dus in de marketingsector (Hartmann, Apaolaza, & Alija, 2013; Leong, Ang, & Tham, 1996). Hieruit bleek dat het gebruik van een afbeelding én een tekst versus het gebruik van alleen tekst een positief effect had op herinnering van de boodschap. Dit effect wordt het pictorial superiority effect genoemd (Childers & Houston, 1984; Houts, Doak, Doak & Loscalzo, 2006; Park, Puglisi & Sovacool, 1983).

Er zijn echter ook enkele minpunten verbonden aan het gebruik van een afbeelding. Onderzoek wijst namelijk uit dat er snel misvattingen kunnen ontstaan rondom afbeeldingen (Henkel, 2012; Lindsay Hagen, Read, Wade & Garry, 2013; Schacter, Koutstaal, Johnson, Gross & Angell, 1997). Participanten kunnen foute conclusies trekken doordat ze denken dat ze bepaalde incidenten hebben gezien aan de hand van de afbeeldingen, terwijl dit in

werkelijkheid niet in de tekst stond vermeld. Daarnaast zijn de lange-termijn effecten van een afbeelding op geheugen zwak. Courbet et al. (2014) heeft onderzocht wat de lange-termijn effecten van een afbeelding in een advertentie zijn op het geheugen na respectievelijk 7 dagen en 3 maanden. Uit de resultaten bleek dat de attitude en koopintentie door de afbeelding werd verbeterd, maar dat de semantische effecten van alleen woorden hoger waren. De impliciete herinnering en associaties van de advertentie waren dus alleen hoger voor de advertentie met woorden.

(7)

7 Naast de effecten van afbeeldingen op herinnering in de marketingsector, is er ook gekeken naar de effecten van een afbeelding bij de verslaggeving van nieuwsberichten. Doorgaans had het gebruik van een (congruente) afbeelding bij een nieuwsbericht een positief effect op geheugen (David, 1998), maar voor een enkel onderzoek gold dat dit effect alleen geldig was wanneer het nieuwsbericht los van een krant werd bekeken (Mendelsen, 2001) en er was zelfs een onderzoek dat (deels) geen effect vond van een afbeelding op het geheugen (Mendelson & Thorson, 2004). Naast bovenstaande onderzoeken waarin alleen een tekst met afbeelding werd vergeleken aan de hand van een nieuwsbericht, is er ook onderzoek gedaan naar de combinatie van een tekst, een afbeelding, een video en audio (Molen & Klijn, 2004; Sundar, 2000). Ook uit deze onderzoeken bleek dat er een positief effect was van afbeelding op geheugen, mits de afbeelding en de tekst congruent waren.

Aangezien er niet altijd overeenstemming is over de effecten van afbeeldingen op herinnering, heeft Hans-Bernd Brosius (1993) onderzocht waar deze tegenstrijdigheden vandaan kwamen. Hij vond dat deze voornamelijk konden worden toebedeeld aan de effecten van het toegevoegde frame. Hij stelde dat wanneer er gebruik werd gemaakt van een

emotioneel frame in de vorm van een afbeelding bij een televisie-uitzending, dit een sterkere invloed had op de herinnering. Geise en Baden (2014) stellen dat in de huidige wereld van multimodale media, de theorie van framing de ontwikkelingen van de snel veranderende media bijna niet kan bijhouden. Het is daarom van belang om het frame van de afbeelding goed af te stemmen op de inhoud van het bericht.

Om de manier waarop men een afbeelding interpreteert en verwerkt te begrijpen, is de Dual-Coding Theory (DTC) ontwikkelt. Deze stelt dat men afbeeldingen en tekst

verschillend verwerkt. Deze verschillende verwerking heeft effect op de manier waarop associaties worden gedaan en hoe geheugen hier bij helpt. Vooral de verwerking van

(8)

non-8 verbale concepten is erg belangrijk bij de ontwikkeling van allerlei herinneringstechnieken (Clark & Paivio, 1991).

Al deze resultaten tonen aan dat er over het algemeen kan worden aangenomen dat een afbeelding een positief effect zal hebben op geheugen. Echter, deze effecten zijn niet toegepast op politieke berichten. Hollander (2014) stelt dat het publiek stelselmatig te weinig politieke kennis heeft. Hij onderzocht hoe dit verbeterd kon worden aan de hand van het identificeren van de grootste voorspellers voor politieke kennis. Uit zijn resultaten bleek dat politiek nieuws vergaard via de televisie een grote voorspeller was van de herkenning van politieke kennis, terwijl politiek nieuws vergaard via internet een grote voorspeller was van herinnering van politieke kennis. Hieruit kunnen we dus concluderen dat het zeer

waarschijnlijk is dat een afbeelding (net als televisie), vergaard via Facebook (dus internet) een positief effect zal hebben op de herinnering(en niet herkenning!) van het bijbehorende bericht.

Tot slot mist er nog een koppeling naar het gebruik van sociale media. Bode (2016) stelt dat, ondanks de toename van onderzoek op dit gebied, er nog steeds weinig informatie beschikbaar is over de rol van sociale media wanneer het op het vergaren van politieke kennis aankomt. De bestaande kennis op dit gebied doet vermoeden dat politieke kennis vergaren via sociale media zeker potentie heeft. De resultaten van haar onderzoek bevestigen dit idee, maar stellen dat dit in de realiteit nog weinig wordt benut. Deze uitkomst onderstreept de noodzaak om te onderzoeken hoe politici het beste sociale media posts kunnen maken om zo de maatschappij meer te betrekken, en burgers via sociale media over politiek te kunnen informeren.

Uit bovengenoemde literatuur kunnen we concluderen dat er kan worden aangenomen dat een afbeelding een positief effect zal hebben op geheugen, aangezien het overgrote deel

(9)

9 van de literatuur een positief effect voor het toevoegen van een afbeelding heeft gevonden. De volgende hypothese is daarom opgesteld:

H1: De Facebook-post van een politicus met afbeelding zal beter herinnerd worden dan de

Facebook-post van een politicus zonder afbeelding.

Het effect van een afbeelding bij een sociale media-post van een politicus op herinnering wordt waarschijnlijk gemodereerd door politieke interesse. Politieke interesse is namelijk de grootste voorspeller van nieuwsconsumptie in de constant ontwikkelende mediawereld (Strömbäck, Djerf-Pierre, & Shehata, 2013; Strömbäck & Shehata, 2010). Wanneer politici zich tot nieuwe kanalen wenden om politieke informatie te verschaffen, zal de mate van politieke interesse bepalen of het publiek dit nieuws daadwerkelijk zal (willen) lezen. Media ontwikkelen steeds sneller, wat ervoor zorgt dat het publiek steeds selectiever wordt door het ruime aanbod. Hierdoor wordt politieke interesse één van de belangrijkste voorspellers van de hoeveelheid en het type nieuws dat men consumeert. Daarnaast heeft politieke interesse een effect op politieke participatie. Wanneer men vaak online politieke bronnen raadpleegt, is men meer geneigd om te gaan stemmen (Bimber, Cunill, Copeland, & Gibson, 2015).

Deze onderzoeken benadrukken dat de mate van politieke interesse de

nieuwsconsumptie en selectie beïnvloedt, maar dat hoeft niet per se betrekking te hebben op herinnering. Lodge & Hamill (1986) daarentegen, concluderen in hun onderzoek dat mensen met een hogere politieke interesse, politieke statements beter kunnen herkennen en

herinneren. Daarnaast kan politieke interesse zorgen voor het fabriceren van

nepherinneringen (Frenda, Knowles, Saletan & Loftus, 2013). Het is dus aannemelijk dat de herinnering van een politieke statement samenhangt met politieke interesse, zowel op een positieve als negatieve manier.

(10)

10 Tot slot draagt Boulianne (2009) bij aan de kennis op het gebied van politieke

interesse. Ze stelt een model op die moet verklaren hoe burgers zich politiek betrokken voelen door middel van het internet. Ze heeft aan de hand van metadata-onderzoek uitgezocht welke factoren in het model zouden moeten worden opgenomen. Eén van de variabelen die ze opneemt is politieke interesse, wat betekent dat er dus specifiek politieke interesse nodig is om politieke betrokkenheid te voelen op het internet.

Politieke interesse heeft klaarblijkelijk in veel gevallen een effect op of samenhang met media. Het is daardoor aannemelijk dat dit ook het geval zal zijn binnen dit onderzoek. Aan de hand van de literatuur kan de volgende hypothese opgesteld worden:

H2: De positieve relatie tussen de Facebook-post met foto (vs. geen foto) en herinnering van

het bericht is sterker bij mensen met een hoge mate van politieke interesse dan bij mensen met een lage mate van politieke interesse.

Methode

Om de bovenstaande hypotheses te testen, is er gekozen voor een experiment. Hierdoor kan er voor worden gezorgd dat de onafhankelijke variabele wordt geïsoleerd, waardoor

potentiële andere verklaringen worden uitgesloten. Bovendien moet er een causale relatie worden aangetoond, waarvoor een experiment één van de beste methodes is. Aan de hand van een controlegroep kan namelijk worden gecontroleerd wat de effecten van de

onafhankelijke variabele zijn. Er is expliciet gekozen voor een online experiment, zodat participanten in hun natuurlijke omgeving aan het experiment mee zullen werken. Aangezien Facebook een online platform is, maakt deze natuurlijke omgeving de context realistisch en kunnen de antwoorden uiteindelijk beter gegeneraliseerd worden. De omgevingsfactoren kunnen niet volledig worden uitgesloten zoals in een laboratorium, maar er wordt gestreefd

(11)

11 naar een eenduidige verklaring door de condities zoveel mogelijk constant te houden.

Doordat er gebruik wordt gemaakt van randomisatie bij de toewijzing van de participanten aan de condities, betreft het een zuiver experiment.

Steekproef

De beoogde doelgroep van dit onderzoek zijn Nederlandse mensen van 18 jaar en ouder. Gezien het feit dat er onderzoek wordt gedaan naar politiek gerelateerde onderwerpen, is het noodzakelijk dat de participanten op de hoogte zijn van het politieke milieu in Nederland en daar ook invloed op kunnen uitoefenen middels het uitbrengen van een stem. Er is daarom bewust gekozen voor participanten die een Nederlandse nationaliteit hebben en 18 jaar of ouder zijn. Men is pas stemgerechtigd vanaf zijn 18de levensjaar in Nederland. Er wordt dus geen rekening gehouden met politiek gemotiveerde minderjarigen, aangezien zij geen directe invloed kunnen uitoefenen middels het uitbrengen van een stem. Er is een streven van

minimaal 200 participanten die gaan meewerken aan het onderzoek. Er is voor dit aantal gekozen om een representatieve steekproef te waarborgen. De participanten zullen middels Facebook of e-mail worden benaderd door de onderzoekers, dus is er sprake van een convenience sample.

Na het verspreiden van de survey, is deze gestart door 307 personen1. Uiteindelijk heeft 72% van die mensen de survey afgemaakt, tegenover 28% die de survey vroegtijdig heeft onderbroken. Relevant voor dit onderzoek zijn de 112 respondenten van de twee condities met en zonder afbeelding. Van deze 112 respondenten zijn er twee respondenten van 17 jaar niet meegenomen, aangezien ze niet aan de eis van minimaal 18 jaar voldoen. Dit resulteert in een totaal aantal respondenten van 110 (N=110). Door randomisatie zijn de respondenten aan een conditie toegewezen, waardoor er uiteindelijk 55 personen in elke

1 Dit onderzoek maakt deel uit van een grotere studie, bestaande uit vier condities. Voor dit onderzoek zijn

(12)

12 conditie zitten. De gemiddelde leeftijd van de respondenten is 25 jaar. De verdeling tussen mannen en vrouwen is redelijk gelijk. Er zijn namelijk 46 mannen in de totale steekproef, die goed zijn voor 41,1%. Daarnaast zijn er 66 vrouwen die samen 58,9% van het totaal

opmaken. Er zijn respondenten van elk opleidingsniveau, maar de grootste groep heeft WO-niveau en maakt 50% van alle respondenten uit. Om te inventariseren of men ervaring heeft met het lezen van berichten op een Timeline, is er de vraag gesteld of men een Facebook-account bezat. Het bleek dat bijna alle respondenten Facebook hadden (93,8%), maar dat er toch een klein percentage geen Facebook had(6,3). Er is de participanten gevraagd om zich in te beelden dat ze Facebook zouden hebben, dus de resultaten van de kleine groep zonder Facebook zijn meegenomen in de analyses.

Onderzoeksdesign

Dit onderzoek maakt deel uit van een grotere studie om zoveel mogelijk participanten te kunnen bereiken. Het totale onderzoeksdesign bestaat uit een 1x4 factorieel between-subjects design. Het deel dat relevant is voor dit onderzoek is echter een één factorieel between-subjects design, met twee levels. Er is gekozen voor een between-between-subjects design om volgorde- of testeffecten tegen te gaan en zo de interne validiteit te vergroten. De levels van de onafhankelijke variabele Vorm van de Facebook-post zijn ‘post mét foto/afbeelding’ versus ‘post zonder foto/afbeelding’. De afhankelijke variabele betreft de herinnering van het bericht en de verwachte moderator is politieke interesse.

(13)

13 Afbeelding 1. Conceptueel model

Procedure

De data is middels een online surveyprogramma (Qualtrics) verkregen. De participanten werden eerst geïnstrueerd over het onderwerp van het experiment en moesten toestemming verlenen om hun antwoorden vrij te geven voor verwerking. Vervolgens werd de politieke interesse van de participanten gevraagd, waarna ze werden blootgesteld aan het

stimulusmateriaal. Aangezien de participanten werden aangemoedigd om de Facebook-post goed te bestuderen, werd er een minimaal tijdsbestek van 10 seconden gehanteerd voor de participanten door mochten met het onderzoek. Dit werd tevens gedaan om te waarborgen dat de participanten de Facebook-post daadwerkelijk lazen. Na de blootstelling kregen de

participanten een vragenlijst met betrekking tot de afhankelijke variabelen. De vragen voor de variabele herinnering werden als laatst gevraagd, zodat de participanten de informatie van de Facebook-post even konden verwerken. Er ging een (weliswaar korte) periode van tijd overheen, die werkt als buffer. Op deze wijze wordt de interne validiteit wederom beter gewaarborgd, aangezien er echt vanuit het geheugen wordt gewerkt. Daarnaast zijn alle vragen op dezelfde wijze geformuleerd met (bijna) dezelfde antwoordmogelijkheden, om incidentele foute beantwoording tegen te gaan en zo de betrouwbaarheid te vergroten. Na de vragen over herinnering moesten de participanten aangeven of ze überhaupt bekend waren

(14)

14 met de politicus, politieke partij en bekende Nederlander die in dit onderzoek zijn gebruikt. Tevens wordt er een manipulatiecheck uitgevoerd op de Facebookpost aan de hand van een vraag in de vragenlijst. Hier wordt gecontroleerd of de manipulatie voldoende is om het experiment uit te voeren. De vragenlijst eindigt met vragen over de demografische

kenmerken van de participanten. Door deze gegevens kunnen we controleren of de groepen evenredig zijn verdeeld en of de steekproef representatief is geweest voor de populatie. Tot slot zullen de participanten worden medegedeeld wat er precies werd gemeten en zullen ze worden geïnformeerd over het feit dat het een fictief Facebook-bericht betrof.

Om de afhankelijke variabele herinnering van het bericht te meten, zijn er zes open vragen opgesteld waarin gevraagd wordt naar specifieke details van het bericht. Er werd respectievelijk gevraagd naar: het soort verkiezing, in welke maand de verkiezingen werden gehouden, wie het bericht heeft gepost, welke hashtag er werd gebruikt, of er tips werden gegeven en tot slot werd er gevraagd om één van de tips te noemen. Om uit te sluiten dat het niet om herkenning, maar om herinnering gaat, zijn de vragen open geformuleerd en is er geen gebruik gemaakt van uitsluitend meerkeuze-opties. De respondenten konden kiezen voor de antwoordopties: ‘Het antwoord werd niet weergegeven’, ‘Het antwoord werd wel weergegeven, maar ik weet het niet meer’ en ‘Het antwoord werd wel weergegeven,

namelijk: ..’. Daarnaast werden de participanten gevraagd naar hun politieke interesse aan de hand van drie stellingen, waarbij ze op een 7-punts Likertschaal aan konden geven in

hoeverre ze het er mee eens waren.

Stimulusmateriaal

De experimentele stimuli van dit onderzoek bestaat uit een Facebook-bericht met eventueel een foto of afbeelding, afhankelijk van de conditie. De conditie met foto zal bestaan uit een foto van Jesse Klaver. De achtergrond van de foto is bewerkt om zo een neutraal beeld te

(15)

15 geven en niet te veel af te leiden van de tekst. Het bericht zal in een Facebook-timeline worden weergegeven, zodat er een natuurlijke situatie wordt geschetst. De Timeline zal geen andere berichten bevatten, om zo duidelijk te maken om welk bericht het gaat.

Er is gekozen voor het medium Facebook, omdat deze veel manieren biedt om een pagina te personaliseren, wat grote kansen kan bieden voor politici (Householder & Lamarre, 2014). Ze kunnen bijvoorbeeld hun geloofwaardigheid of betrouwbaarheid vergroten via dit medium. Daarnaast kan de politieke participatie worden verhoogd wanneer men online bronnen zoals Facebook raadpleegt (Towner, 2013).

De tekst van de Facebook-post blijft in alle condities gelijk. Deze tekst zal er als volgt uit zien:

‘In maart 2017 zijn de Tweede Kamerverkiezingen. De voorbereidingen zijn in volle gang dus begin nu alvast met oriënteren! Volg bijvoorbeeld het nieuws, vul de stemwijzer in of kom langs in de Tweede Kamer! #GroenLinks’

In de totale studie zullen er vier condities zijn, maar voor dit onderzoek zijn er maar twee condities relevant. Deze twee condities zullen beiden bestaan uit bovenstaande Facebook-post, maar in één van de condities zal er een foto van Jesse Klaver worden toegevoegd. De Facebook-post zal (fictief) worden geplaatst door Jesse Klaver, wat zorgt voor congruentie tussen het profiel en de bijgevoegde foto. Dit is essentieel voor een goede herinnering van een bericht (David, 1998; Mendelsen, 2001). Op de foto na zullen de condities dus volledig hetzelfde zijn, om de interne validiteit te verhogen.

Om te controleren of de manipulatie geslaagd is, is er een vraag ingebouwd aan het einde van de vragenlijst. Deze vraag luidt: “Heeft u een afbeelding gezien die bijgevoegd zat bij het Facebook-bericht? Dus niet de profielfoto van Jesse Klaver.”. De manipulatie was succesvol, er blijkt namelijk een significant verschil te zijn tussen de twee groepen wat betreft het zien van een afbeelding (Fisher Exact p < 0,001). Het betreft een zwak negatief

(16)

16 verband (Phi = -0,55). Van de participanten in de conditie met afbeelding gaf 56,1% aan de afbeelding gezien te hebben. Daar tegenover gaf 94,5% van de participanten in de conditie zonder afbeelding aan geen afbeelding gezien te hebben.

Variabelen

De variabelen die gebruikt worden in dit onderzoek zijn Vorm van de Facebook-post, Herinnering en Politieke interesse. De variabele Vorm van de Facebook-post heeft twee niveaus, namelijk de Facebook-post mét de afbeelding en de Facebook-post zonder de afbeelding. De variabele Herinnering (M = 3,34, SD = 1,39) bestaat uit een schaalscore gebaseerd op de correctheid van het antwoord op zes open vragen. Deze vragen zijn samengevoegd tot een schaal, zodat alle respondenten een eigen score wat betreft de

herinnering van de details van de Facebook-post ontvangen. Wanneer respondenten aangaven dat ze het antwoord wel meenden te hebben gelezen, maar het zich niet exact meer konden herinneren, werd het antwoord als foutief beoordeeld.

De variabele Politieke interesse is ook een schaalvariabele. Om de schaal samen te stellen die nodig is voor de moderatie-analyse, moet er eerst een factoranalyse worden gedaan om te kijken of de verschillende items genoeg samenhangen. Voor de schaal

‘politieke interesse’ is er aan de hand van een principale-componenten-factoranalyse (PCA) nagegaan in hoeverre de drie vragen samenhangen. Hieruit bleek dat de vragen 1 factor maten en 70,05% van de variantie verklaarden. Er kan dus een eendimensionale schaal worden gevormd, aangezien er maar één component gevonden is met een eigenwaarde hoger dan 1 (eigenwaarde is 2,07) en in de screeplot is een duidelijke knik te zien na deze ene component. Alle drie de items hangen positief samen met de component, waarbij de variabele Interesse in landelijke politiek het meest samenhangt met een componentlading van 0,89. De betrouwbaarheid van de schaal is redelijk tot goed met een Cronbach’s alpha van 0,79. Deze

(17)

17 betrouwbaarheid kan verhoogd worden naar 0,81 door de variabele Interesse in regionale politiek te verwijderen. Dit gaat echter om een zo’n kleine verbetering, dat de schaal aan de hand van de drie items samengesteld kan worden. Deze schaal krijgt de naam Politieke interesse (α = 0,79, M = 11,87, SD =3,70) en is positief geformuleerd; hoe hoger de score, hoe hoger de politieke interesse van de respondent.

Data-analyse

Om de onderzoeksvraag te beantwoorden, zullen de gegevens worden geanalyseerd aan de hand van SPSS. Het betreft hier twee onafhankelijke variabelen, namelijk politieke interesse en vorm van het Facebook-bericht. Vorm van het Facebook-bericht is een dichotome

(categorische) variabele. Politieke interesse is gemeten aan de hand van een samengestelde schaal, wat betekent dat deze op interval-niveau gemeten is. De enige afhankelijke variabele, herinnering, zal moeten worden gehercodeerd, aangezien het zes open vragen betreft. Deze open vragen worden beoordeeld op correctheid van het antwoord, waarna ze zullen worden samengevoegd tot een schaal. De afhankelijke variabele is dus ook van interval niveau, wat betekent dat er een meervoudige regressie-analyse zal moeten worden gedaan om het interactie-effect te testen. Voor het hoofdeffect zal er een t-toets op twee gemiddelden worden uitgevoerd om de scores op herinnering te vergelijken tussen de twee condities.

(18)

18

Resultaten

Randomisatiecheck

De externe validiteit van de resultaten wordt gewaarborgd door de randomisatie van de participanten aan het begin van de vragenlijst. Om te toetsen of de randomisatie

daadwerkelijk gelukt is, is er een randomisatiecheck uitgevoerd voor de variabelen leeftijd, geslacht en opleidingsniveau. Op deze wijze kan er achterhaald worden of de groepen significant van elkaar verschillen en zo de resultaten kunnen vertekenen. Om te controleren of de twee groepen op basis van leeftijd van elkaar verschilden, is er gekozen voor een t-toets op twee gemiddelden. De variabele leeftijd is namelijk van interval niveau en de variabele Vorm van de Facebook-post van nominaal niveau. Aan de hand van een t-toets op twee gemiddelden is gebleken dat de leeftijd van de respondenten in de conditie met afbeelding (M = 25,07, SD = 9,52) bijna exact even hoog is als in de conditie zonder afbeelding (M = 25,55, SD = 10,44). Dit is geen significant verschil t (108) = -0,25, p = 0,804, CI = [-4,249, 3,03]. De groepen zijn dus goed gerandomiseerd op basis van leeftijd.

Vervolgens kan de verdeling van het geslacht van de respondenten aan de hand van een Fisher-exact toets worden bepaald. De variabele geslacht is uiteraard dichotoom, net als de variabele Vorm van de Facebook-post. Er is uiteindelijk geen significant verschil

aangetroffen tussen de twee condities (Fisher Exact p = 0,232). In de conditie met foto was de verdeling 45,7% man en 53,1% vrouw. In de conditie zonder foto was dit 54,3% man en 46,9% vrouw. Deze verschillen mag je op basis van toeval verwachten, dus ook deze randomisatie is geslaagd.

Tot slot kan er aan de hand van een toets op rangcorrelatie van Spearman getoetst worden of de condities verschillen wat betreft opleidingsniveau. De variabele

(19)

19 dichotoom. Er is geen significant verband gevonden tussen de variabelen opleidingsniveau en Vorm van de Facebook-post (rS = 0,08, p = 0,383). In conclusie kan er gesteld worden dat de

randomisatie van het experiment succesvol is verlopen, aangezien er geen significante verschillen zijn gevonden tussen de condities wat betreft leeftijd, geslacht en

opleidingsniveau.

Tabel 1. Randomisatiecheck voor leeftijd, geslacht en opleidingsniveau

Randomisatiecheck Verband Significantie

Leeftijd t = -0,25 p = 0,804

Geslacht Fisher Exact p = 0,232

Opleidingsniveau rS = 0,08 p = 0,383

*Notitie. t = t-waarde, p = significantie, rS = Spearman’s rangcorrelatie. Leeftijd is van

interval niveau, geslacht is dichotoom en opleidingsniveau is ordinaal verdeeld.

Effecten van een afbeelding op een post

Om de hoofdvraag te testen waarbij verwacht wordt dat een afbeelding een positief effect zal hebben op de herinnering van een Facebook-post van een politicus, is er een t-toets voor het verschil tussen twee gemiddelden gebruikt. Aan de hand van deze toets is er gekeken of de respondenten significant van elkaar verschilden wat betreft herinnering van het Facebook-bericht. Er is geen bewijs gevonden voor hypothese 1, de participanten in de conditie mét afbeelding scoorden niet hoger op herinnering van de Facebook-post (M = 3,16, SD =1,36) dan de conditie zonder afbeelding (M = 3,52, SD =1,43). Er was geen sprake van een significant verband t (108) = -1,37, p = 0,174, CI = [-0,89, 0,16].

(20)

20 Grafiek 1. Gemiddelde en Standaarddeviatie van de herinnering van de Facebook-post voor de twee condities.

Invloed van politieke interesse

Om de invloed van politieke interesse op het hoofdeffect te meten, kan er een meervoudige regressie-analyse worden gedaan. Het betreft namelijk twee onafhankelijke variabelen van (ook) interval niveau en één afhankelijke variabele van interval niveau. Na de meervoudige regressie-analyse is er wederom geen bewijs gevonden voor de gestelde hypothese 2, F (2, 110) = 0,932, p = 0,397. Het model kan dus niet gebruikt worden om herinnering te voorspellen op basis van politieke interesse en vorm van de Facebook-post (wel of geen afbeelding). Politieke interesse, b* = -0,04, t = -0,44, p = 0,659, CI [-0,27,0,17] en Vorm van de Facebook-post b* = 0,12, t = 1,23, p = 0,222, CI [-0,10, 0,42] hebben geen significante samenhang met herinnering. Er is dus geen sprake van een interactie-effect van de variabele politieke interesse op het effect van een afbeelding op de herinnering van een bericht op Facebook. 3,16 3, 52 0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5 4 4,5 5 C O N D I T I E M E T A F B E E L D I N G C O N D I T I E Z O N D E R A F B E E L D I N G

HERINNERING VAN DE FACEBOOK -POST

(21)

21 Tabel 2. Samenvattende tabel voor de regressie-resultaten voor het voorspellen van

herinnering op basis van politieke interesse en conditie.

Herinnering Voorspeller B SE B Beta t Politieke interesse -0,05 0,64 -0,05 -0,49 Vorm van de Facebook-post 0,18 0,13 0,13 1,31 Constant 3,04 0,64 4,73

*Notitie. Politieke interesse werd gemeten aan de hand van drie stellingen waarop van 1 (geen interesse) tot 7 (hoge interesse) kon worden gescoord. Vorm van de Facebook-post is een dichotome variabele, met afbeelding (2) en zonder afbeelding (4). Herinnering werd gemeten aan de hand van zes open vragen.

B = Ongestandaardiseerde regressie-coëfficiënt, SE B = Standaarddeviatie van de b-coëfficiënt, Beta = Gestandaardiseerde regressie-b-coëfficiënt, t = t-waarde

(22)

22

Conclusie en discussie

Het doel van deze studie was om te bepalen hoe een politieke Facebook-post het best kan worden gepresenteerd (wat betreft het gebruik van wel of geen afbeelding) om de herinnering van het bericht te vergroten. Het is daarin geslaagd wat betreft het bijdragen aan de kennis op dit gebied. Er is veel onderzoek gedaan naar de effecten van afbeeldingen bij berichten (David, 1988; Hartmann, Apaolaza, & Alija, 2013; Leong, Ang, & Tham, 1996), maar er ontbreekt nog veel kennis over afbeelding-gerelateerde onderwerpen. Ten eerste is het effect van een afbeelding op herinnering nog niet eerder onderzocht op sociale media. Dit is verbazingwekkend, aangezien sociale media zo’n groot aspect van ons dagelijks leven vormen, maar er toch zo weinig over bekend is.

Daarnaast is er vrijwel geen literatuur te vinden over de potentie van sociale media om ingezet te worden voor politieke doeleinden. Het enige artikel dat hier wel onderzoek naar heeft gedaan (Hollander), concludeert dat deze potentie er wel is, maar vaak niet wordt benut. Wanneer er tevens onderzoek wordt gedaan naar politiek en sociale media, wordt er vaak niet gekeken naar herinnering (Broersma & Graham, 2012). Ook worden deze

onderzoeken vooral in Amerika gedaan, waardoor het lastig is om de resultaten te generaliseren naar Nederland. Amerika heeft een ander politiek systeem en is een populistischer land, wat enorme verschillen in resultaten op kan leveren.

Kortom, er zou meer onderzoek naar de herinnering van berichten op sociale media en dan specifiek met betrekking tot de politiek kunnen worden gedaan. Uit dit onderzoek kan echter worden meegenomen dat het gebruik van een afbeelding op een sociale media post van een politicus geen positief effect heeft op de herinnering. Er werd zelfs iets hoger gescoord op herinnering door de respondenten in de conditie zonder afbeelding. Dit resultaat spreekt voorgaande onderzoeken en theorieën tegen, maar deze waren nooit specifiek voor

(23)

23 afbeeldingen op sociale media, laat staan met betrekking tot politiek. Dit kan betekenen dat het pictorial superiority effect op sociale media niet opgaat, of dat dit resultaat alleen geldt wanneer het om een politieke post en afbeelding gaat. Er valt nu alleen maar te speculeren naar het achterblijven van een positief resultaat, maar vervolgonderzoek moet dat uitsluiten.

Om de onderzoeksvraag te beantwoorden wat betreft het effect van een afbeelding op een politieke Facebook-post zijn er twee analyses uitgevoerd. De aanname die uit de literatuur volgde, was dat een Facebook-post mét een afbeelding meer effect zou hebben op de herinnering van het bericht, dan een Facebook-post zonder afbeelding. Het onderzoek heeft aangetoond dat het toevoegen van een afbeelding aan een politieke Facebook-post geen positief effect heeft op de herinnering van het bericht. Dit resultaat is in strijd met beide theorieën en het overgrote deel van de literatuur waarop de hypothese gebaseerd is.

De theorie van het pictorial superiority effect stelt dat het gebruik van een afbeelding en tekst versus het gebruik van alleen een tekst een positief effect zou moeten hebben op de herinnering van de boodschap (Houts, Doak, Doak & Loscalzo, 2006). In het geval van Houts et al. werd de theorie getest aan de hand van communicatie in de gezondheidssector, maar de theorie heeft bevestiging gekregen vanuit verschillende disciplines (Childers & Houston, 1984; Park, Puglisi & Sovacool, 1983). Naast deze theorie, werd de hypothese mede opgemaakt door de Dual-Coding Theory (DTC). Deze beweert dat afbeeldingen en tekst verschillend worden verwerkt, waarbij afbeeldingen andere associaties oproepen en anders worden herinnerd. Op basis van deze twee theorieën zou men kunnen verwachten dat een afbeelding bij een Facebook-post een positief effect zou hebben op de herinnering van het bericht. Het gebrek aan bewijs voor deze eerste hypothese valt mogelijk te verklaren door het gebruik van het medium Facebook. Het feit dat het een online platform is waarop

(24)

24 regelmatig afbeeldingen worden getoond heeft wellicht invloed op de manier waarop men de afbeeldingen verwerkt. Mogelijkerwijs is men al ‘geframed’ om minder aandacht te besteden aan de afbeelding. Daarnaast zijn er ook onderzoeken in de literatuur die niet per se een positief effect hebben gevonden voor het gebruik van een afbeelding (Mendelsen, 2001; Mendelson & Thorson, 2004). Bij het onderzoek van Mendelsen uit 2001 waren de resultaten alleen geldig wanneer het stimulusmateriaal (een nieuwsbericht) los werd gezien. Het feit dat het stimulusmateriaal in dit onderzoek als een integraal onderdeel werd gezien van Facebook, kan de resultaten mogelijk hebben beïnvloed.

Een tweede mogelijke verklaring is de manier waarop herinnering gedefinieerd is in deze studie. In eerdere studies is er niet altijd specifiek naar herinnering gekeken, maar af en toe ook naar herkenning (Hartman et al., 2013). De hypothese van de huidige studie is opgebouwd uit de veronderstelling dat er specifiek naar herinnering moet worden gekeken, aangezien het een bericht op internet betreft. Volgens Hollander is Internet is een voorspeller van herinnering en niet herkenning van politieke kennis. Echter, het internet kent vele

toepassingen, waardoor de bovenstaande veronderstelling van Hollander wellicht nog gespecificeerd zou moeten worden naar Facebook of andere sociale media. De lengte van de tekstregels op een computerscherm bijvoorbeeld, heeft invloed op het begrip en de

herinnering van een tekst (Dyson & Haselgrove, 2001). In het geval van Hollander is er wellicht naar een andere regellengte op een willekeurige website gekeken, wat andere resultaten op zou leveren dan de regellengte op Facebook.

Daarnaast is er geen rekening gehouden met het korte karakter van een tekst van een Facebook-post. Wanneer men een Facebook-post schrijft, wordt dat vaak in een beperkt aantal zinnen gedaan. Dit komt voort uit het idee dat het verstandig is om korte uitspraken te doen om de lezer geboeid te houden. En uiteindelijk wordt de herinnering door een korte tekst ook geoptimaliseerd (Glenn, 1978). Er is in dit onderzoek daarom gekozen voor een

(25)

25 gemiddelde (maar dus korte) lengte voor de Facebook-post. Dit werd tevens gedaan om de Facebook-post er zo realistisch mogelijk uit te laten zien. Door de noodzaak om een valide schaal te creëren, zijn er echter zoveel mogelijk vragen opgesteld om uiteindelijk de variabele herinnering te kunnen meten. Er is daardoor veel naar details gevraagd die wellicht als

onbelangrijk werden beschouwd, waardoor participanten deze niet hebben onthouden.

Een vierde mogelijke verklaring voor het niet vinden van significante resultaten is het feit dat er geen rekening is gehouden met emotie. Volgens Brosius wordt de herinnering van een bericht namelijk het meest beïnvloedt door de emotie van het bijbehorende frame.

Aangezien het hier om een politicus gaat, spelen er ongetwijfeld emoties mee die horen bij de politieke voorkeur van de respondenten. Er is geprobeerd om een zo neutraal mogelijke politicus te selecteren, maar aangezien er geen rekening is gehouden met dit gegeven door middel van een vraag in de vragenlijst, valt hier niet voor te controleren.

Tot slot valt het ontbreken van significante resultaten wellicht te verklaren door het gebrek aan onderzoek naar Facebook specifiek. In het theoretisch kader zijn veel

onderzoeken aan het licht gekomen, maar er waren er weinig echt toegespitst op Facebook. Vanuit common sense valt er te speculeren dat het kan hebben gelegen aan de opmaak van Facebook, waarin van nature al veel afbeeldingen voorkomen. Ook kan het hebben gelegen aan de aard van het medium wat betreft het constant leveren van nieuwe content. Wellicht worden de berichten en bijbehorende afbeeldingen daardoor überhaupt sneller vergeten, doordat gebruikers gewend zijn om op deze wijze hun Nieuwsoverzicht te scannen.

Naast het ontbreken van bewijs voor de eerste hypothese, is er ook geen bewijs gevonden voor hypothese 2. Politieke interesse heeft geen modererend effect op de relatie tussen de vorm van de post en herinnering. Dit valt ten eerste wellicht te verklaren doordat er geen

(26)

26 bewijs is gevonden voor hypothese 1. Het interactie-effect is gebaseerd op de assumptie dat er überhaupt een relatie zou bestaan tussen de variabelen vorm van de post en herinnering. Zonder deze relatie kan politieke interesse geen verzwakkend of versterkend effect hebben.

Tot slot is er nog weinig literatuur voorhanden op het gebied van afbeeldingen op sociale media en het effect hiervan op herinnering. De gevonden artikelen hebben het alleen over een verhoogde politieke interesse en gevolgen op herinnering bij nieuwsberichten in tekst. Er wordt nergens gesproken over het effect van een afbeelding, aangezien dit nog niet eerder is onderzocht. Dit beaamd bovenstaande stelling dat er meer onderzoek nodig is naar politieke berichtgeving op sociale media en dan met name omtrent het gebruik van

afbeeldingen.

Kijkend naar de niet significante resultaten van dit onderzoek, is er dringend

vervolgonderzoek nodig om te achterhalen waarom de resultaten niet significant zijn. Er zijn veel verklaringen voor te bedenken, maar echt onderzoek moet dit uitsluiten. Voor

vervolgonderzoek zou ik daarom aanbevelen om eerst onderzoek te doen naar het bijvoegen van een (neutrale) afbeelding op sociale media en het effect hiervan op de herinnering van het bericht. Zo valt eerst uit te sluiten of het pictorial superiority effect überhaupt wel geldig is voor sociale media. Daarna kan onderzocht worden in hoeverre emoties een rol spelen bij de herinnering van een politiek bericht op sociale media. Volgens Brosius kunnen de

tegenstrijdige resultaten op het gebied van afbeeldingen op herinnering namelijk verklaard worden door het gebruikte frame van emotie. Tot slot kan aan de hand van de resultaten van deze onderzoeken gesteld worden in hoeverre het bijvoegen van een afbeelding aan een politieke Facebook-post effect heeft op de herinnering van het bericht. De resultaten van dit huidige onderzoek zijn dus een eerste stap in de goede richting om te achterhalen wat de

(27)

27 juiste vorm voor een Facebook-post van een politicus is. Daarnaast staaft het met de paar onderzoeken die (bijna) geen effect vonden van een afbeelding op herinnering (Mendelson; Mendelson & Thorson).

De belangrijkste beperking van deze studie is het feit dat er alleen gekeken is naar herinnering, herkenning is niet meegenomen in de analyses. Hierdoor wordt er de indruk gewekt dat er geen verband is tussen het toevoegen van een afbeelding aan een politieke Facebook-post en de herinnering van het bericht, maar wellicht zullen er andere resultaten opduiken wanneer herkenning ook wordt meegenomen. Het is immers niet noodzakelijk om alle details van elke Faceook-post die men leest te onthouden. Wanneer er naar een

realistischere situatie wordt gekeken kan er in vervolgonderzoek ook herkenning worden meegenomen. Daarnaast zijn er participanten die de afbeelding niet als zodanig hebben beschouwd. Van de respondenten gaf 43,9% namelijk aan geen afbeelding te hebben gezien die bijgevoegd zat bij de Facebook-post, terwijl ze wel in de conditie zaten waarbij dit het geval was. Aangezien de meerderheid van de respondenten wel aangaf dat de manipulatie gelukt was, zijn de resultaten valide. Er valt echter wel een kanttekening te plaatsen bij dit gegeven, aangezien het geen grote meerderheid betreft. Toekomstig onderzoek zou wellicht overige afbeeldingen of het overgebleven deel van de Facebook-Timeline in het

stimulusmateriaal kunnen vervagen, zodat de nadruk echt ligt op de afbeelding bij de Facebook-post. Tot slot kunnen de resultaten voor dit onderzoek alleen gegeneraliseerd worden naar de Nederlandse politiek, aangezien het alleen Nederlandse respondenten betreft.

De theoretische implicaties van deze studie zijn hierboven besproken. Deze studie werpt nieuw licht op het pictorial superiority effect en de validiteit hiervan op sociale media. Verder spoort dit onderzoek aan om meer onderzoek te doen naar dit onderbelichte onderwerp, aangezien er onverwachte resultaten zijn gevonden. Het staaft met enkele

(28)

28 onderzoeken die eveneens geen bewijs vonden voor het pictorial superiority effect maar het spreekt het overgrote deel van de beschikbare literatuur op dit gebied tegen.

Naast de theoretisch implicaties, hebben de resultaten van dit onderzoek ook een zeer praktisch nut. Hoewel de resultaten niet zomaar zonder nuancering kunnen worden

overgenomen, indiceren ze wel dat het gebruik van een afbeelding geen positief effect heeft op de herinnering van een bericht. Politici in Nederland kunnen dit ter harte nemen en geen foto’s bij hun berichten plaatsen, wanneer ze graag willen dat de berichten worden

onthouden. De exacte oorzaak van het resultaat van deze studie moet nog bepaald worden, dus de resultaten zijn nog precaire, maar kunnen onder voorbehoud al het politieke sociale media klimaat beïnvloeden. Wanneer er meer bewijs voor de resultaten wordt gevonden door vervolgonderzoek, kunnen Nederlandse politieke leiders dit in de praktijk gebruiken. Zoals Hollander in zijn onderzoek stelde, is er veel potentie voor het gebruik van sociale media door politici, maar wordt dit nog niet ten volle benut. Dit onderzoek zou hier wellicht

verandering in kunnen brengen en zodoende de Nederlandse bevolking meer betrekken bij de Nederlandse politiek.

In conclusie heeft dit onderzoek dus bijgedragen aan een opstapje naar een nog zeer

onderbelicht studiegebied. Daarnaast heeft het implicaties voor het gebruik van sociale media door Nederlandse politici. Tot slot ondersteunen de resultaten de hypotheses niet, waardoor er vraagtekens kunnen worden gezet bij de validiteit van het pictorial superiority effect op sociale media. Een oude theorie wordt dus geverifieerd aan de hand van de hedendaagse media.

(29)

29

Appendix

Moderator Politieke interesse

In welke mate bent u geïnteresseerd in de regionale politiek?

Helemaal niet geïnteresseerd 1 2 3 4 5 6 7 Zeer geïnteresseerd In welke mate bent u geïnteresseerd in de landelijke politiek?

Helemaal niet geïnteresseerd 1 2 3 4 5 6 7 Zeer geïnteresseerd In welke mate bent u geïnteresseerd in de internationale politiek?

Helemaal niet geïnteresseerd 1 2 3 4 5 6 7 Zeer geïnteresseerd

- Blootstelling -

Afhankelijke variabelen Attitude jegens politicus (Luca) en source credibility (Lisa)

Geef aan in welke mate je het eens bent met de volgende stellingen: Jesse Klaver is betrouwbaar

Helemaal mee oneens 1 2 3 4 5 6 7 Helemaal mee eens Jesse Klaver is aardig

Helemaal mee oneens 1 2 3 4 5 6 7 Helemaal mee eens Jesse Klaver is aantrekkelijk

Helemaal mee oneens 1 2 3 4 5 6 7 Helemaal mee eens Jesse Klaver is verstandig

Helemaal mee oneens 1 2 3 4 5 6 7 Helemaal mee eens Jesse Klaver is oprecht

Helemaal mee oneens 1 2 3 4 5 6 7 Helemaal mee eens Jesse Klaver is bekwaam

(30)

30 Jesse Klaver is geloofwaardig

Helemaal mee oneens 1 2 3 4 5 6 7 Helemaal mee eens Jesse Klaver is integer

Helemaal mee oneens 1 2 3 4 5 6 7 Helemaal mee eens Jesse Klaver is eerlijk

Helemaal mee oneens 1 2 3 4 5 6 7 Helemaal mee eens Jesse Klaver is een krachtig persoon

Helemaal mee oneens 1 2 3 4 5 6 7 Helemaal mee eens Jesse Klaver is succesvol

Helemaal mee oneens 1 2 3 4 5 6 7 Helemaal mee eens Jesse Klaver is behulpzaam

Helemaal mee oneens 1 2 3 4 5 6 7 Helemaal mee eens Jesse Klaver is een expert in zijn vakgebied

Helemaal mee oneens 1 2 3 4 5 6 7 Helemaal mee eens

Afhankelijke variabele Attitude ten opzichte van politieke partij (Koos)

Beoordeel de politieke partij GroenLinks op basis van de volgende beschrijving: Slecht 1 2 3 4 5 6 7 Goed Onplezierig 1 2 3 4 5 6 7 Plezierig Ongunstig 1 2 3 4 5 6 7 Gunstig Negatief 1 2 3 4 5 6 7 Positief Onfatsoenlijk 1 2 3 4 5 6 7 Fatsoenlijk

Afhankelijke variabele Herinnering (Joy)

(31)

31

 Werd volgens mij niet genoemd

 Werd genoemd, maar ik weet het niet meer

 Werd wel genoemd, namelijk… [open vraag]

In welke maand werden deze verkiezingen gehouden?

 Werd volgens mij niet genoemd

 Werd genoemd, maar ik weet het niet meer

 Werd wel genoemd, namelijk… [open vraag]

Wie heeft het bericht gepost?

 Werd volgens mij niet weergegeven

 Werd weergegeven, maar ik weet het niet meer

 Werd wel weergegeven, namelijk… [open vraag]

Welke hashtag werd er in het bericht gebruikt?

 Werd volgens mij niet genoemd

 Werd genoemd, maar ik weet het niet meer

 Werd wel genoemd, namelijk… [open vraag]

Werden er tips gegeven in het Facebookbericht wat betreft oriënteren voor de verkiezingen?

 Ja

 Nee

(32)

32 Noem één tip om je te helpen met oriënteren (van de drie tips die er werden gegeven in het bericht).

 Werd volgens mij niet genoemd

 Werd genoemd, maar ik weet het niet meer

 Werd wel genoemd, namelijk… [open vraag]

Controle

Wist je voordat je aan dit onderzoek begon wie Jesse Klaver was? Ja/Nee

Wist je voordat je aan dit onderzoek begon wat Groenlinks was? Ja/Nee

Wist je voordat je aan dit onderzoek begon wie Linda de Mol was? Ja/Nee

Demografische kenmerken

Bent u een man of vrouw? Man/Vrouw

Wat is uw leeftijd in jaren? … jaar

Wat is uw hoogst genoten opleiding?

Basisschool / VMBO / HAVO / VWO / MBO / HBO / WO Heeft u bij de laatste verkiezingen gestemd?

Nee / Ja / Weet ik niet meer / Ik mocht (toen) niet stemmen

(33)

33

Referenties

Bimber, B., Cunill, M. C., Copeland, L., & Gibson, R. (2015). Digital Media and Political Participation The Moderating Role of Political Interest Over Time in the U.K. Political Interest. Social Science Computer Review, 33(1), 1-22.

doi:10.1177/0894439314526559

Bode, L. (2016). Political News in the News Feed: Learning Politics from Social Media. Mass Communication and Society, 19(1), 24-48.

doi:10.1080/15205436.2015.1045149

Boulianne, S. (2009). Does Internet Use Affect Engagement? A MetaAnalysis of Research. Political Communication, 26(2), 193-211. doi:10.1080/10584600902854363

Broersma, M., & Graham, T. (2012). Social media as beat. Journalism Practice, 6(3), 403-419. doi:10.1080/17512786.2012.663626

Brosius, H.-B. (1993). The Effects of Emotional Pictures in Television News.

Communication research, 20(1), 105-124. doi:10.1177/009365093020001005 Centraal Bureau voor de Statistiek. (2016, Juni 5). Vertrouwen in mensen en in organisaties;

persoonskenmerken. Den Haag, Zuid-Holland, Nederland.

Childers, T. L., & Houston, M. J. (1984). Conditions for a Picture-Superiority Effect on Consumer Memory. Journal of Consumer Research, 11(2), 643-654. Retrieved from http://www.jstor.org/stable/2488971

Clark, J. M., & Paivio, A. (1991). Dual coding theory and education. Educational Psychology Review, 3(3), 149-210. doi:10.1007/BF01320076

Courbet, D., Fourquet-Courbet, M.-P., Kazan, R., & Intartaglia, J. (2014). The Long-Term Effects of E-Advertising: The Influence of Internet Pop-ups Viewed at a Low Level of Attention in Implicit Memory. Journal of Computer-Mediated Communication, 19(2), 274–293. doi:10.1111/jcc4.12035

(34)

34 David, P. (1998). News concreteness and visual-verbal association - do news pictures narrow

the recall gap between concrete and abstract news? Human Communication Research, 25(2), 180–201. doi:10.1111/j.1468-2958.1998.tb00442.x

Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen. (2016, Februari 10). Ledentallen Nederlandse politieke partijen per 1 januari 2014, 2015 en 2016. Groningen, Groningen, Nederland.

Dyson, M., & Haselgrove, M. (2001). The invluence of reading speed and line length on the effectiveness of reading from screen. International Journal of Human-Computer Studies, 54(4), 585-612. doi:10.1006/ijhc.2001.0458

Frenda, S. J., Knowles, E. D., Saletan, W., & Loftus, E. F. (2013). False memories of

fabricated political events. OURNAL OF EXPERIMENTAL SOCIAL PSYCHOLOGY, 49(2), 280-286. doi:10.1016/j.jesp.2012.10.013

Geise, S., & Baden, C. (2014). Putting the Image Back Into the Frame: Modeling the Linkage Between Visual Communication and Frame-Processing Theory. Communication Theory, 25(1), 46-69. doi:10.1111/comt.12048

Glenn, C. (1978). The role of episodic structure and of story length in children's recall of simple stories. The Journal of Verbal Learning and Verbal Behavior, 17(2), 229-247. doi:10.1016/S0022-5371(78)90164-0

Golbeck, J., Grimes, J. M., & Rogers, A. (2010). Twitter use by the U.S. Congress. Journal of the American Society for Information Science and Technology, 61(8), 1612–1621. doi:10.1002/asi.21344

Hartmann, P., Apaolaza, V., & Alija, P. (2013). Nature imagery in advertising. International Journal of Advertising., 32(2), 183-210. doi:10.2501/IJA-32-2-183-210

(35)

35 Henkel, L. A. (2012). Seeing photos makes us read between the lines: The influence of

photos on memory for inferences. The Quarterly Journal of Experimental Psychology, 65(4), 773-795. doi:10.1080/17470218.2011.628400

Hollander, B. A. (2014). The Role of Media Use in the Recall Versus Recognition of Political Knowledge. Journal of Broadcasting & Electronic Media, 58(1), 97-113.

doi:10.1080/08838151.2013.875019

Holt, K., Shehata, A., Strömbäck, J., & Ljungberg, E. (2013). Age and the effects of news media attention and social media use on political interest and participation: Do social media function as leveller? European Journal of Communication, 28(1), 19–34. doi:10.1177/0267323112465369

Housholder, E., & LaMarre, H. (2014). Facebook Politics: Toward a Process Model for Achieving Political Source Credibility Through Social Media. Journal of Information Technology & Politics, 11(4), 368-382. doi:10.1080/19331681.2014.951753

Houtsa, P. S., Doak, C. C., Doak, L. G., & Loscalzo, M. J. (2006). The role of pictures in improving health communication: A review of research on attention, comprehension, recall, and adherence. Patient Education and Counseling, 61(2), 173–190.

doi:10.1016/j.pec.2005.05.004

Kenski, K., & Stroud, N. J. (2006). Connections between Internet use and political efficacy, knowledge, and participation. Journal of Broadcasting and Electronic Media, 50(2), 173-192. doi:10.1207/s15506878jobem5002_1

Kruikemeier, S. (2014). How political candidates use Twitter and the impact on votes. Computers in Human Behavior, 34, 131–139. doi:10.1016/j.chb.2014.01.025 Leong, S. M., Ang, S. H., & Tham, L. L. (1996). Increasing brand name recall in print

advertising among Asian consumers. Journal of Advertising, 25(2), 65-81. Retrieved from http://www.jstor.org/stable/4189003

(36)

36 Lindsay, D. S., Hagen, L., Read, J. D., Wade, K. A., & Garry, M. (2012). True photographs

and false memories. Psychological Science, 15(3), 149-154. doi:10.1111/j.0956-7976.2004.01503002.x

Lodge, M., & Hamill, R. (1986). A Partisan Schema for Political Information Processing. The American Political Science Review, 80(2), 505-520. doi:10.2307/1958271

Mebius, D. (2016, februari 6). Asscher nagelt zijn belagers aan schandpaal op Facebook. Retrieved from Volkskrant: http://www.volkskrant.nl/politiek/asscher-nagelt-zijn-belagers-aan-schandpaal-op-facebook~a4241311/

Mendelsen, A. (2001). Effects of novelty in news photographs on attention and memory. Media Psychology, 3(2), 119-157. doi:10.1207/S1532785XMEP0302_02

Mendelson, A. L., & Thorson, E. (2004). How verbalizers and visualizers process the newspaper environment. Journal of Communication, 54(3), 474–491.

doi:10.1111/j.1460-2466.2004.tb02640

Molen, J. H., & Klijn, M. E. (2004). Recall of television versus print news: Retesting the semantic overlap hypothesis. Journal of Broadcasting & Electronic Media, 48(1), 89-107. doi:10.1207/s15506878jobem4801_5

Newcom Research & Consultancy. (2016). Nationale Social Media Onderzoek. Amsterdam: Newcom Research & Consultancy Onderzoeksbureau Amsterdam & Enschede. Park, D. C., Puglisi, J. T., & Sovacool, M. (582-588). Memory for Pictures, Words, and

Spatial Location in Older Adults: Evidence for Pictorial Superiority. Journal of Gerontology, 38(5), 1983. doi:10.1093/geronj/38.5.582

Schacter, D., Koutstaal, W., Johnson, M., Gross, M., & Angell, K. (1997). False recollection induced by photographs: A comparison of older and younger adults. Psychology and Aging, 203-215. doi:10.1037/0882-7974.12.2.203

(37)

37 Shah, D. V., Cho, J., Eveland, W. P., & Kwak, N. (2005). Information and Expression in a

Digital Age. Modeling Internet Effects on Civic Participation. Communication Research, 5, 531-565. doi:10.1177/0093650205279209

Strömbäck, J., & Shehata, A. (2010). Media malaise or a virtuous circle? Exploring the causal relationships between news media exposure, political news attention and political interest. European Journal of Political Research, 49(5), 575–597. doi:10.1111/j.1475-6765.2009.01913.x

Strömbäck, J., Djerf-Pierre, M., & Shehata, A. (2013). The Dynamics of Political Interest and News Media Consumption: A Longitudinal Perspective. International Journal of Public Opinion Research, 25(4), 1-22. doi:10.1093/ijpor/eds018

Sundar, S. (2000). Multimedia effects on processing and perception of online news: A study of picture, audio, and video downloads. Journalism and Mass Communication, 77(3), 480-499. doi:10.1177/107769900007700302

Sundar, S. S., Kalyanaraman, S., & Brown, J. (2003). Explicating Web Site Interactivity. Impression Formation Effects in Political Campaign Sites. Communication Research, 30(1), 30-59. doi:10.1177/0093650202239025

Towner, T. L. (2013). All Political Participation Is Socially Networked? New Media and the 2012 Election. Social Science Computer Review, 31(5), 527-541.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een klein deel van de groep respondenten die informatie en contacten beschikbaar hadden via internet (informatiebron 3), bestaat uit respondenten die uitsluitend gebruik hebben

Slechts een kleine groep baseert de keuze voor Nederland louter op basis van informatie en contacten die ze via sociale media hebben verkregen omdat zij deze informatie niet in

social media and other online sources, asylum migrants gather information on various routes, life in the Netherlands as a destination country and the duration of the

Opmerkelijk is tot slot dat uit het onderzoek is gebleken dat een aantal ondernemingen de aard van het geschil be- spreekt bij de voorwaardelijke verplichtingen terwijl er ook

Maatregel Om de aanvoercapaciteit van zoetwater voor West-Nederland te vergroten wordt gefaseerd de capaciteit van de KWA via zowel Gouda als Bodegraven uitgebreid.. Dit

In order to reduce the risks associated with climate change, a continuous cycle of policy measures, observations, further studies and societal changes is required.. The reason

The owner of the vital-sign monitoring (VsM) application service has designed an architecture of independent service providers, and translated requirement R1 into a set of assump-

In Chapter 2 a literature overview is presented focusing on advanced biodegradable nanocarriers based on designed functional cyclic carbonate monomers for controlled drug and