Uitwerkingen MULO-A Meetkunde RK 1933
Opgave 1
De gevraagde constructie van het gelijkbenig trapezium (dus ook koordenvierhoek!) kan als volgt worden uitgevoerd.
1) Teken het gegeven lijnstuk CD.
2) Construeer in de punten C en D aan dezelfde kant van CD hoeken gelijk aan het supplement van A . 3) Cirkel met centrum D het lijnstuk BD om waarbij B het snijpunt is met het tweede been van C . 4) Construeer door B een lijn evenwijdig aan CD waarbij A het snijpunt is met het tweede been van D . 5) Voltooi het trapezium.
Opgave 2 Uit het gegeven 1
2
CD AC volgt direct dat CAD300 en dus ook ACD600 CAB. Daar BCD1500, volgt dan dat ACB900 en dus ook B 300.
Uit het laatste volgt nu 6 2 3
3 3
BC
AC en AB 2 AC4 3.
Uit 1 3
2
CD AC volgt ten slotte dat AD CD 3 3 .
De oppervlakte van het trapezium is dan 1 ( ) 1 (4 3 3) 3 71 3 2 AB CD AD 2 2
Opgave 3
Trekken we door het midden R van BD een lijn evenwijdig aan AB, dan snijdt deze lijn de lijnstukken AD, AC en BC ook in het midden in de punten P, Q en S.
PS is in feite dus de middenparallel van het trapezium en volgens een bekende eigenschap geldt daarvoor
1
( ).
2
De lijnstukken PQ en RS zijn middenparallel in de driehoeken ACD resp. BCD waaruit volgt dat 1
. 2
PQ SR CD
Hieruit volgt dat 1( ) 2 1 1 1
2 2 2 2
QR PS PQ SR AB CD CD AB CD . Omdat AQ // ER en AQ = ER, is AERQ een parallellogram en dus AE = QR.
Voor BE geldt dan (1 1 ) 1( )
2 2 2
BEAB AE AB QR AB AB CD AB CD