Examen MULO-B 1928, meetkunde Opgave 1
AP
AQ
MP MQ
PAM
QAM
MPA
MQA
.Analoog geldt in vierhoek
ARNS
dat1
1
(180
02 ) 90
02
2
RAN
SAN
RAS
.Uit
MAQ
QAN
(90
0
) 90
0 volgt nu dat de cirkel met diameter MN door A gaat. (Stelling van Thales). A M N S P Q R Opgave 2
Het middelpunt M van de omgeschreven cirkel is het midden van zijde AC, waaruit volgt dat R = 5. Voor de straal r van de ingeschreven formule geldt
24
2
12
Opp
r
s
.De raaklijnstukken vanuit B aan de omgeschreven cirkel zijn gelijk van lengte, dus ieder 4. In de rechthoekige driehoek PMN geldt nu
MN
2
1
22
2
5
waaruit volgtMN
5
. Opm.: voor de afstand d van de punten M en N geldt in iedere driehoekd
2
R
2
2
rR
. Met de waarden R = 5 en r = 2 vinden we directd
5
.6 2 4 4 2 P N M B C A Opgave 3
Daar de lengte van AB en AD en de grootte van
A
en
C
ontbreken, volgt slechts de beschrijving. Omdat de zijden AB, AD en
A
gegeven zijn, is driehoek ABD construeerbaar.Hoekpunt C ligt volgens het gegeven op de bissectrice van
A
.C
is gegeven, dus kan met de basis-tophoekconstructie de boog geconstrueerd worden waarop C ligt. Voor de détails over de basis-tophoekconstructie: zie de algemene inleiding bij de uitwerkingen.De ligging van C is nu bepaald als het snijpunt van de genoemde bissectrice en de cirkelboog.
C A B D M